10 mrt 2013 ds. A. J. Wouda 4 e van 40 dagen; rose; Laetare 2 Sam. 14: 1-24 en Lucas 15: 11-32 Geliefden van God, Verheugt u! op deze zondag Laetare. Want: Wie niet blij is, wordt vermist. Dat zet dr. Jacob van Bruggen, emeritus professor van de Theologische Universiteit in Kampen, boven het Bijbelgedeelte uit Lucas. Jezus vertelt de gelijkenis van de vader en de twee zonen aan Farizeeërs en wetgeleerden. Die staan te morren, omdat Jezus met tollenaars en zondaars omgaat en aan tafel zit. Jezus vertelt drie gelijkenissen aan de Farizeeërs en wetgeleerden. Alle drie gaan ze over iets of iemand die verloren was en weer gevonden wordt. Dood was en weer tot leven komt. - De eerste gelijkenis gaat over het schaap dat verloren was en weer gevonden wordt. Bij thuiskomst roept de vinder: deel in mijn vreugde, wees blij met mij, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was! - De 2 e is de gelijkenis van de vrouw met 10 drachmen, waarvan er één verloren was. Ze zet haar hele huis op de kop om het verloren muntstuk te vinden. Ook zij roept alle buren en vriendinnen bij elkaar: deel in mijn vreugde, want ik heb gevonden wat ik kwijt was. Bij de gelijkenis van het verloren schaap wordt verteld dat in de hemel de vreugde groter is over één zondaar die tot inkeer komt, dan over 99 rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben. -De 3 e gelijkenis is van de vader met twee zonen.
De jongste zoon vraagt zijn deel van zijn vaders bezit. Er zijn boeken vol geschreven over de vraag of het ongepast is, dat deze zoon zijn deel vraagt terwijl vader in leven is. En op welk deel van het bezit een jongste zoon recht heeft; of hij het bedrijf van vader in gevaar bracht door zijn deel te verzilveren. Maar daar gaat het niet om. Laten we het erop houden dat hij zich uit liet kopen uit het bedrijf. Met zijn beurs vol geld trekt de jongen erop uit, naar een ver land. Hij neemt in alle opzichten afstand van zijn ouderlijk huis en van zijn familie. In het begin was het leuk. Hij ontdekt de wereld en alles wat er in de wereld te koop is. Vandaag zouden we zeggen hij leefde van het ene feest naar het andere; en was niet vies van seks, bier, rum en rock hij doet denken aan de mensen waarmee Jezus aan tafel zit! Maar het tij keert. De economie zakt in en van een rijke boerenzoon die de bloemetjes buiten zet wordt de jongen een dakloze bedelaar. Hij heeft honger, maar niemand kijkt nog naar hem om. Hij is immers maar een vreemdeling Zelfs de -in zijn ogen onreine - varkens zij meer waard dan hij Dat zet hem aan het denken. Hij herinnert zich de dagen van vroeger thuis. Nu hij ver weg en los van allesis beziet hij de dingen van een andere kant. Ik lees s avonds, na het werk, de roman Harlekino van Tessa de Loo. Het gaat over twee jongens van 20, vrienden, van Marokkaanse en half-marokkaanse afkomst.
Ze gaan samen op zoek naar de in Marokko wonende vader die zijn zoon nog nooit heeft ontmoet. Deze zoon realiseert zich, tijdens een wandeling in het hoge Atlas gebergte in Marokko, dat je geluk altijd pas achteraf opmerkt. Als het er niet meer is, dan mis je het opeens, dan ga je ernaar op zoek, wil je het terug. Op het moment zelf heb je niet in de gaten dat je een geluksmoment of -periode beleeft. Ver weg, in het vreemde land, ontdekt de jongste zoon hoe gelukkig zijn jeugd was. Hij realiseert zich dat de knechten van zijn vader stukken beter af zijn dan hij op dit moment. En dat je met geld alleen maar schijngeluk koopt Schuldbewust realiseert hij zich ook dat hij zijn erfdeel, zijn rechten als zoon en opvolger in het bedrijf, letterlijk heeft verspeeld. Maar zelfs zonder rechten is zijn vaders huis beter dan dit leven hier. Hij ziet in dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt en op een doodlopende weg is beland. In Bijbelse taal: ik heb gezondigd, tegen de hemel en tegen mijn ouders. Dat zal ik tegen mijn vader zeggen als ik vraag om weer een plek onder zijn dak. Een plek waar ik strikt genomen geen recht meer op heb. Wat een moedig besluit. Wat een wijsheid: schuldbesef en de moed om vergeving te vragen maakt de weg open voor een nieuw begin
Nu staat niets meer in de weg. Hij springt op en gaat meteen op weg, naar huis; al was het als dagloner. Vader ziet de jongen in de verte aankomen en kan niet wachten. Hij rent hem tegemoet, sluit hem in zijn armen en kust hem, nog voordat de jongen een woord uit kan brengen. Vader lijkt zijn schuldbekentenis niet te horen. Hij geeft links en rechts opdracht om zijn zoon in eer te herstellen en richt een feest aan. Mijn zoon. Hij was dood onbereikbaar voor zijn ouders. Het zou absoluut verkeerd met hem afgelopen zijn. Maar hij is weer tot leven gekomen; hij ís er weer. Tussen haakjes: valt het u ook op, hoe met deze uitspraak van de vader het Bijbelse dood en leven wordt genuanceerd? Terwijl het feest in volle gang is komt grote broer thuis. Wat is hier aan de hand? Je broer is thuisgekomen! Kom, doe mee! Hij wordt woedend en valt neerbuigend tegen vader uit: die zoon van u Vader corrigeert: jou broer is thuisgekomen. Jongen, alles wat van mij is, is toch van jou. Wij zijn er altijd voor elkaar geweest. Maar je broer: hij was verloren, dood en is gevonden,
en hij is weer tot leven gekomen. Het lukt de oudste zoon niet zijn broer weer als broer in de armen te sluiten. Meestal wordt de vader uit de gelijkenis gelijkgesteld met God de Vader. Maar het is Jezus die deze gelijkenis vertelt; Jezus vierde feest met tollenaars en zondaars: verlorenen die weer gevonden zijn waarover de hemel zich verheugt. De jongste zoon, dat zijn de mensen die van ver komen, de mensen waarmee Jezus maaltijden houdt: oplichters, prostitués, verslaafden, daklozen. Mensen die verloren waren, dood. Zij krijgen nieuw leven door hun contact met Jezus. Ze gaan er weer in geloven, in God, in de mensen om hen heen; ze zien weer toekomst. Hun afgeschreven leven krijgt een 2 e kans, krijgt weer zin. Maar wie is dan de oudste zoon? Jezus vertelt de gelijkenis aan tollenaars en wetgeleerden. Via deze gelijkenis laat Jezus hen 3 belangrijke dingen zien: 1 e Jullie horen bij mij. Zien jullie het niet? Jullie zijn de rechtvaardigen; de 99 schapen. Jullie kennen de Bijbel en God de Vader al. Wij hebben hetzelfde doel: mensen die verloren zijn nieuwe hoop, een nieuwe toekomst bieden, door hen het goede Nieuws te vertellen, hen bekend te maken met God-die-met-je gaat.
2 e Jezus houdt hen de spiegel voor: De mensen die jullie afschrijven, dood verklaren, zijn jullie broers en zussen. Kijk naar mij, zegt Jezus, schrijf ze niet af, maar ontvang ze met open armen. Houdt op met hen dood te verklaren, hen de dood in te duwen, hou op met veroordelen en ontferm je over hen. Zorg ervoor dat ze zich even waardevol voelen als jij, geef je mooiste kleren en geef een groot feest. Het is je broer, je zus. Kinderen van dezelfde Vader. Het 3 e punt is het punt van dr. Van Bruggen: wie niet blij is als wat verloren is teruggevonden wordt, wordt zelf een vermiste. Je zet jezelf buitenspel je sluit jezelf buiten door net als de oudste zoon niet mee te feesten. Door je broer of zus niet te erkennen als broer. In de gemeente zijn we elkaars broeders en zusters, als gemeenteleden geldt hetzelfde! Het lijkt op wat koning David overkomt. Ook David wordt geconfronteerd met een gelijkenis over hemzelf en twee zonen. David heeft zijn zoon Absalom verbannen nadat die zijn halfbroer Amnon heeft vermoord uit eerwraak. Amnon had zijn halfzus Tamar verkracht. David rouwt om Amnon en is woedend op Absalom, die voor zijn zus opkwam. Er is naar aanleiding van deze geschiedenis
veel te zeggen over familierelaties en seksualiteit, over al dan niet gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, een nog altijd actueel thema, maar deze preek zou te lang worden als ik er nu op inga. Joab en een wijze vrouw laten David inzien dat hij door zijn gedrag twee zonen kwijt is, in plaats van de ene die gestorven is. Ik moet denken aan de moord op Marianne Vaatstra. De moordenaar is door aanhouden van vader Vaatstra Na meer dan 10 jaar eindelijk gevonden maar nu zijn er wel twee gezinnen kapot. Wat is hiermee gewonnen? Zijn dochter krijgt hij niet terug David staat toe dat Absalom weer naar huis gaat. Maar, hoe anders dan Jezus in de gelijkenis van de vader met de twee zonen, gaat David Absalom niet tegemoet. David helpt Absalom niet bij zijn terugkeer. Integendeel: laat hem naar zijn huis gaan, ik wil hem niet ontmoeten, zegt David. Zo moeilijk is het in het leven van alledag: onze schuldenaars vergeven. We bidden het in elk Onze Vader. Maar Koning David lukt het niet. Vader Vaatstra ook niet; Lukt het ons? Of lijken we op de oudste zoon en zetten we onszelf buiten spel? Wie niet blij is, wordt vermiste. Amen