STEUNPUNT BELEIDSRELEVAN T ONDERZOEK SPORT

Vergelijkbare documenten
Zeeuwse NOC*NSF Talentdagen 2017

Jo Stubbe IT Project & Support. Bruno D Hulster Algemene Coördinatie. Debbie Mejor Administratie en coördinatie

De Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 /

Herkennen en Ontwikkelen van Sportief Talent

Selectiecriteria Tafeltennis. augustus 2017

Bestemd voor de sportmedische keuring en begeleiding van topatleten, topsportbeloften en leerlingen van een topsportschool

TOPSPORTERS EN EETSTOORNISSEN?

Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met

1. Analyse van snelheid en paskarakteristieken bij Vlaamse elitesprinters in verschillende leeftijdscategorieën 21

5/18/2011. Inhoud. Nationale sportfederaties. Bepalen van prestatiebepalende beleidsfactoren op sporttakspecifiek niveau, met atletiek als case study

Topsporttakkenlijst

Het effect van leeftijd en rijping op de selectie van jeugdtennissers en de ontwikkeling op de vijf-meter sprinttest

Selectiecriteria & Selectieprocedures. Vlaamse Volleybalschool. Schooljaar

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Topsportschool

Longitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal: het jeugdvoetbal project KAA Gent en SV Zulte Waregem.

Topsportactieplan 2016 Hfdst. 8 Begeleiding en ondersteuning van de topsportfederaties

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend ( )

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Het mentale aspect voor optimale prestaties

Preventie en jeugd (top)sport. SpartaNova

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Vlaamse Taekwondo Bond v.z.w. H. Van Veldekesingel 150/73 B-3500 Hasselt [M] +32 (0) [F] +32 (0)

De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd

uitdagingen in talentherkenning & -ontwikkeling platform AV 9 juni 2017

1 ONTWIKKELINGSTESTEN

Het relatieve leeftijdseffect in voetbal: een cross-sectionele studie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

Selectiecriteria & Selectieprocedures. Vlaamse Volleybalschool. Schooljaar

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beleid Talentontwikkeling

Topsporter bij Defensie

Selectiecriteria & Selectieprocedures. Vlaamse Volleybalschool. Schooljaar

Vlaamse Taekwondo Bond v.z.w. H. Van Veldekesingel 150/73 B-3500 Hasselt [M] +32 (0) [F] +32 (0)

Alle federaties 6,78 6,29. Opleiding - bijscholing - begeleiding 6,55% 12,71% Man 14,53% 24,25% 19,04%

Positief na dopingcontrole door Vlaamse overheid: buiten verband buiten i jken i jken % Stimulantia Narcotica Cannabis Atletiek 64 Badminton 5

Reglement Special Olympics Belgium. Unified sport. Februari Belgium

Nederlandse samenvatting

DOPINGBESTRIJDING IN VLAANDEREN: de plichten van de elitesporters binnen het nieuwe antidopingdecreet van 25 mei Brussel 30 november 2012

Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen

1 ONTWIKKELINGSTESTEN

G-sp rt. Sport voor personen met een handicap: gewoon doen!

Topsport & studeren....aan de UGent te combineren. Jolien D Hoore

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Regionale trainingen

Wat is Topsport Golf?

Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top

Selectiecriteria & Selectieprocedures. Topsportschool Volleybal. Schooljaar

REGLEMENT Dd 7/3/2018

Trainingsanalysetool Testen en meten. Daniël van Leeuwen, PhD

JEUGDPLAN NEDERLAND JONGENS

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Het Vlaams Sportkompas: een generieke testbatterij voor talentdetectie, -identificatie en -oriëntatie

Deel 2: Jeugdatletiek = basis van topsport. VLAB Algemene vergadering 15 maart 2008 Provinciehuis Leuven

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Sport en de persoonlijke ontwikkeling van kwetsbare jongeren

LTAD model als kapstok voor talentbegeleiding. Trainerscongres NLcoach, NSTV en KNSB Epe, 14 april 2012 Jeroen van der Lee

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Richtlijn Signalering en verwijscriteria bij kleine lichaamslengte (2010)

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

HOCKEY TALENTEN? Jos Geijsel, Topsportfysioloog Ajax en KNHB.

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Competitie als ondersteuning in de opleiding van een sporter in plaats van een slechte leermeester.

Meten van explosiviteit bij top indoor balteamsporters. H.T.D. van der Does, MSc. Dr. M.S. Brink S.H. Doeven, MSc. Dr. K.A.P.M.

but no statistically significant differences

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Samenvatting Nederlands

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Vlaamse Karate Federatie

Chris Visscher en Marije Elferink-Gemser Wie heeft er oog voor talenten in ontwikkeling?

VTDL. Selectiecriteria F-statuut

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

VTDL. Selectiecriteria F- statuut

SYMPOSIUM VVG TOPSPORTWERKING. Winge G&C.C. 11 maart 2017

Inleiding. Bespreking pagina 1

1 ONTWIKKELINGSTESTEN

Klimproject. Erwin Koninckx. Erwin Koninckx Erwin Borgonjon. Cycling Vlaanderen Belgian Cycling

Dutch Summary. (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken

VBL GIVE & GO FACULTATIEVE OPDRACHT JEUGDSPORT

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

SCHOLEN DIE VERBINDEN Naar een beter begrip van de impact van binding en een autoritatief schoolklimaat op spijbelen

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

De krachtlijnen en beoordelingscriteria voor. toekenning van een topsportstatuut. BASKETBAL voor het schooljaar :

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

De opleiding tot topsporter en het waterpolo opleidingscentrum

De Vlaamse groeistudie 2004

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Hoe ziek word je van zitten?

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

VVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Bijlage - Selectiecriteria Golf schooljaar

Een multidisciplinair identificatiemodel voor jeugdhandbal

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

NPSO Studie namiddag paradata

Resultaten barometer 2009

Coach Profession Profile

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Transcriptie:

STEUNPUNT BELEIDSRELEVAN T ONDERZOEK SPORT De rol van de volwassen status in het talent identificatieproces in sport Martine Thomis, Matthieu Lenoir & Renaat Philippaerts 2016

Deze publicatie is beschikbaar via www.steunpuntsport.be. Voor meer informatie over deze publicatie kan u contact opnemen met martine.thomis@faber.kuleuven.be Betrokken onderzoeksgroepen Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid KU Leuven Tervuursevest 101 - bus 1500 3001 Leuven Biomechanica en Motorische Controle van de Menselijke Beweging Universiteit Gent Watersportlaan 2 9000 Gent Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport 2012-2015 Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport (samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit Brussel, de KU Leuven en de Universiteit Gent) met steun van de Vlaamse overheid. In de teksten komt de mening van de auteurs naar voor en niet die van de Vlaamse overheid. Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport Pa. Onderzoeksgroep SASO Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan, 2 1050 Brussel helena.wittock@vub.ac.be

INHOUDSOPGAVE 1 Management- samenvatting... 3 2 Engelstalige samenvatting... 4 3 Inleiding... 5 4 Literatuurstudie... 7 4.1 Invasieve en non- invasieve methoden voor bepaling van maturiteit... 7 4.2 Impact van maturiteit op antropometrie en fysiek prestatievermogen... 7 4.3 Impact van maturiteit bij selectiemomenten op het carrièreverloop... 8 5 Methodiekomschrijving... 9 5.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties... 9 5.2 Relatie tussen invasieve en non- invasieve indicatoren voor maturiteit... 10 5.2.1 Deelstudie zwemmers... 10 5.2.2 Deelstudie voetballers... 10 5.3 Relatie tussen maturiteit en fysiek prestatievermogen... 10 5.3.1 Deelstudie zwemmers... 12 5.3.2 Deelstudie volleybal... 12 5.4 Impact van maturiteit bij een selectiemoment op het carrièreverloop... 12 5.4.1 Deelstudie zwemmers... 12 5.4.2 Deelstudie gymnastiek... 13 5.4.3 Deelstudie voetballers... 13 6 Beschrijving van data en analyse... 14 6.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties... 14 6.1.1 Sportfederaties die een gestandaardiseerde maturiteitsbepaling gebruiken en hiermee rekening houden bij de interpretatie van testresultaten... 14 6.1.2 Federaties die gebruik maken van een gestandaardiseerde methode voor maturiteitsbepaling... 15 6.1.3 Federaties die zich bewust zijn van de impact van maturiteit op testresultaten... 15 6.1.4 Federaties waar de maturiteit niet is opgenomen in het TID model... 15 6.2 Relatie tussen invasieve en niet- invasieve indicatoren van maturiteit... 17 6.2.1 Deelstudie zwemmers.... 17 6.2.2 Deelstudie voetballers.... 17 6.2.3 Vergelijken van de eindgestalte via invasieve en non- invasieve predicitemethoden... 17 6.3 Impact van maturiteit op het fysieke prestatievermogen... 20 6.3.1 Deelstudie zwemmers.... 20 6.3.2 Deelstudie volleyballers.... 21 6.4 Invloed van maturiteitsstatus op de prestatie- ontwikkeling... 22 6.4.1 Deelstudie zwemmers... 22 6.4.2 Deelstudie gymnastiek... 22 1

6.4.3 Deelstudie voetballers... 22 7 Beleidsaanbevelingen en - relevantie... 23 7.1 Bewustmaking van het effect van maturiteitsstatus op het actuele prestatievermogen van jonge sporters.... 23 7.2 Bewust omgaan met de groeispurtproblematiek in de topsportscholen... 23 7.3 Opmaak van een duidelijke strategie over hoe om te gaan met deze problematiek.... 23 7.4 Bepaling van maturiteit en eindlengte... 24 7.5 Overwegen om ruwe testresultaten te corrigeren... 24 7.6 Focus op cruciale eigenschappen die minder door maturiteit worden beïnvloed... 24 8 Slot... 26 9 Literatuurlijst... 27 10 Bijlage 1: SWOT analyses van de bestudeerde (top- )sportfederaties... 29 2

1 Management- samenvatting Dit deelproject werd aangevraagd door Prof. R. Philippaerts (UGent), Prof. M. Lenoir (UGent) en Prof. M. Thomis (KU Leuven). Wegens buitenlands verblijf werd de supervisie door Prof. Philippaerts overgenomen door Prof. R. Vaeyens (UGent). In eerste instantie werd ervoor geopteerd om dit WP, dat een geplande duurtijd had van 12 maanden, in 2012 door te laten gaan. Naar aanleiding van interne verschuivingen binnen UGent werd dit project verplaatst naar 2015. Achtereenvolgens namen dr. Dieter Deprez en dr. Johan Pion de onderzoekstaken op zich. De klankbordgroep bestond uit: Paul Corteyn (Vlaamse Schermbond), Jan Vancompernolle (Vlaamse Wielerbond), Owen Malone (Vlaamse Atletiekliga), Koenraad Hoeyberghs (Vlaamse Volleybalbond), Johan Vandamme (Badminton Vlaanderen) en Paul Rowe (Bloso). 3

2 Engelstalige samenvatting Young athletes develop at different rates, resulting in differences in the age at which maturity occurs. Indeed, the growth spurt of an individual can take place several months earlier or later than his peers. The extent to which account is taken of the maturity status at the time of the selection, and the impact of it on the physical performance and the performance development of young athletes is the general aim of this study. First, this project indicated a large variation in how Flemish sports federations deal with the effect of the maturity offset on performance in young athletes. While some federations systematically reckon with maturity (estimated with a standardized method), others do not take this factor into account at all. Second, several invasive and non- invasive techniques that are used for the estimation of the age at peak height velocity (APHV) and the final height were compared. The degree of agreement between APHV and skeletal maturity was relatively low (71%) in swimmers, while the agreement between the different methods for estimating the final height high to very high (70 to 90%) in soccer. It was concluded that although a large degree of agreement was found, one has to bear in mind that each of these techniques remains an estimation of the maturity status rather than an exact mathematical determination. Third, we evaluated pre- elite athletes from the elite sports schools competing in 18 different sports by means of the non- invasive assessment of the APHV introduced by Mirwald et al (2002). The analyses clearly supported the notion that maturity status significantly affects anthropometry and physical performance of young athletes. Finally, the impact of maturity status at the time of selection on the future performance of swimmers and soccer players was studied. No clear evidence of a clear (dis- )advantage of being early/late mature at the time of selection was found. 4

3 Inleiding In elk land met sport- en topsportambities wereldwijd wordt het belang van een goed talentidentificatiesysteem ingezien (De Bosscher et al., 2008). Talentidentificatie (TID) is het proces waarbij in een populatie van jonge sporters de individuen met het grootste potentieel worden geïdentificeerd. Dit proces volgt op de fase van talentdetectie (TD), waarbij uit een groep die nog niet voor een specifieke sport heeft gekozen, de meest begaafde elementen voor een specifieke sport worden gekozen. Deze begaafdheid kan zich tot een talent ontwikkelen (TO) indien de juiste stimulansen worden aangeboden, zowel op vlak van trainingsplanning als op vlak van algemene omkadering (ouders, peers, mede- atleten, ; Buekers et al., 2014). Over het algemeen worden binnen een TID systeem potentiële topsporters op relatief jonge leeftijd geëvalueerd op hun antropometrische, fysieke, en motorisch- technische eigenschappen. De bedoeling van een dergelijk systeem is vroeg in te kunnen schatten welke atleten het meest potentieel hebben om succesvol door te kunnen groeien naar een hoger of zelfs topniveau. Vaak komen daar ook evaluaties bij van hun psychologische kenmerken, tactisch inzicht, en omgevingsfactoren die mogelijks van belang zijn in hun verdere ontwikkeling (Vaeyens et al., 2008). Deze laatste groep eigenschappen zijn moeilijker objectief te meten, en zijn daarom ook niet in elke sporttak in Vlaanderen even sterk uitgebouwd. Antropometrische en fysieke metingen zijn echter onderhevig aan schommelingen onder invloed van de biologische leeftijd van de atleten, zowel bij jongens als bij meisjes. Er is een grote interindividuele variatie in het tijdstip waarop de puberteit haar intrede doet, en de daarmee gepaard gaande hormonale schommelingen kunnen leiden tot zeer grote verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen bij atleten met eenzelfde kalenderleeftijd. Het meten van prestatiekenmerken op een moment dat er grote verschillen in ontwikkeling vastgesteld worden, kan verregaande gevolgen hebben voor atleten met een groot potentieel, maar die benadeeld zijn door hun maturiteitsstatus. Figuur 3: Piekgroeispurt bij vroeg, gemiddeld en laat- mature jongens (Sherar et al 2005). Verticale as: groeisnelheid; Horizontale as: leeftijd in jaar. Het globale voorwerp van deze studie is dan ook de mogelijke interferentie van biologische leeftijd op het moment van een selectiemoment op de slaagkansen voor die selectie enerzijds en op de latere carrièreontwikkeling anderzijds. De bepaling van deze biologische leeftijd kan zowel op een invasieve als een non- invasieve manier gebeuren. Beide methodes hebben hun voordelen en hun beperkingen. De accuraatheid van deze bepaling is van cruciaal belang om op basis van een bepaalde prestatie bij een jonge sporter zijn of haar echte potentieel in te kunnen schatten. 5

Deze problematiek vertaalt zich in de volgende onderzoeksvragen voor dit project: Op welke manier gaan de Vlaamse (Top- )sportfederaties om met het aspect maturiteit in hun TD en TID proces? Welke is de relatie tussen invasieve en non- invasieve methodes voor de bepaling van maturiteit bij jonge geïdentificeerde topsporters (JITs) of potentials? Welke invloed heeft de maturiteitsstatus op de antropometrische eigenschappen en fysieke prestatievermogen van JITs? Welke invloed heeft de maturiteitsstatus op de prestatie- ontwikkeling van deze JITs? 6

4 Literatuurstudie 4.1 Invasieve en non- invasieve methoden voor bepaling van maturiteit Radiografie van de linker pols is de meest courante invasieve techniek om biologische maturiteit te evalueren. Bij deze techniek wordt de status van de sluiting van de groeischijven door een expert geëvalueerd. Deze radiografie van de linker pols wordt gekenmerkt door een goede betrouwbaarheid (Malina et al., 2012; Malina et al., 2013). De toepasbaarheid van deze techniek op grote aantallen zoals bij TD programma s is echter beperkt wegens de kostprijs, de tijdsduur en de noodzaak van complexe apparatuur en expertise van de evaluator. Het klinisch bepalen van de maturiteit aan de hand van de secundaire geslachtskenmerken wordt als een invasieve methode beschouwd omwille van de invloed van de metingen op de persoonlijke levenssfeer. Recentere, niet- invasieve methodes laten echter een snelle en eenvoudige inschatting van de maturiteitsgraad toe. Een eerste methode is het gebruik van het percentage van de voorspelde volwassen leeftijd op basis van de kalenderleeftijd, actuele lengte en gewicht, en lengte van de biologische ouders (Malina et al., 2005). Een tweede methode die courant wordt gebruikt in het kader van talentprogramma s is de predictie van het tijdstip van de groeispurt (Age at Peak Height Velocity of APHV) op basis van antropometrische metingen lengte, gewicht, zithoogte, beenlengte en kalenderleeftijd volgens de formule van Mirwald et al. (2002). De APHV staat centraal in verschillende wetenschappelijke modellen van talentontwikkeling waar de identificatie van een vroege, gemiddelde of een late maturiteit ook noodzakelijk is om geschikte trainings- en wedstrijdprogramma s uit te werken. Het zo nauwkeurig mogelijk bepalen van het begin en de piek van de groeispurt wordt steeds meer gebruikt in de sport (Malina et al. 2005). 4.2 Impact van maturiteit op antropometrie en fysiek prestatievermogen Het verband tussen de biologische leeftijd, antropometrische kenmerken en scores op fysieke prestatietests werd reeds bij verschillende jonge atletenpopulaties aangetoond. Vooral in teamsporten maar ook in zwemmen en atletiek zullen er meer atleten geselecteerd worden die voordelen halen uit hun maturiteitsstatus (Malina et al, 2012). In het vorig Steunpunt onderzoek werd de link tussen kalenderleeftijd, antropometrie, fysiek prestatievermogen bij jonge Belgische handbalspelers (N = 168; Matthys et al., 2012) onderzocht. Hieruit bleek dat vroegmature atleten een gunstiger handbalprofiel vertonen op vlak van lengte en gewicht, maar daarnaast ook sneller, sterker en explosiever zijn. Dit impliceert dat zij hun vroegmaturiteit omzetten in een (tijdelijk) gunstiger profiel om succesvol te zijn in handbal. In dezelfde lijn werd jonge voetballers vastgesteld dat vroegmaturiteit een positieve impact heeft op de meeste prestatiebepalende factoren. Jonge voetballers met een voorsprong in biologische ontwikkeling zijn sneller, krachtiger, en vertonen een beter uithoudingsvermogen dan hun later mature leeftijdsgenoten (Deprez, 2015; Fragoso et al., 2015). De impact van maturiteit werkt echter niet altijd in het voordeel van vroegmature sporters. Onderzoek bij 330 jonge gymnastes tussen 5 en 12 jaar oud toonde aan dat zowel elite als sub- elite gymnasten een groeipatroon gelijkaardig aan dat van kleine, normaal traag ontwikkelende meisjes vertonen (Vandorpe et al, 2011). Zowel voor wat betreft de chronologische leeftijd als voor de APHV werden verschillen gevonden tussen de elite en sub- elite gymnasten. De elite gymnasten hadden een significant kleinere gestalte en zithoogte en tevens een lager lichaamsgewicht en een kortere beenlengte dan de sub- elite gymnasten. Een antropometrisch profiel dat de kenmerken vertoont van een (relatief) laatmature atlete is bijgevolg gunstig om als jonge gymnaste meer kans te maken op een selectie. De fysieke prestaties van deze elitegroep waren eveneens beter dan de sub- elites, hoewel in deze studie niet uitgemaakt kon worden in welke mate de trainingshistoriek deze verschillen veroorzaakte. 7

4.3 Impact van maturiteit bij selectiemomenten op het carrièreverloop Het staat vast dat een voorsprong in biologische ontwikkeling een tijdelijke voorsprong op vlak van antropometrie en fysiek prestatievermogen met zich meebrengt (Vaeyens et al., 2008). Vroegmaturiteit resulteert in de meeste sporttakken maar niet alle, zie 4.2.- tot een grotere kans op een mogelijke selectie tijdens de TID fase. Trainers zoeken in veel sporten naar grotere, sterkere en snellere atleten, eigenschappen die sterk gerelateerd zijn aan vroegmaturiteit. Een selectie gaat gepaard met toegang tot betere ontwikkelingsmogelijkheden: beter opleidingsprogramma met betere trainers, betere accommodaties, professionelere omkadering op paramedisch gebied, een financiële ondersteuning, het samen trainen met andere JITs, etc. Theoretisch zou dit moeten leiden tot een context waarin potentieel zich tot op een hoger niveau kan ontwikkelen in vergelijking met peers die omwille van hun laatmaturiteit de selectie niet haalden. Er is echter weinig onderzoek dat ook eenduidig aantoont in welke mate deze voorsprong in de latere carrière ontwikkeling behouden blijft dan wel teniet wordt gedaan, hetzij door trainingsarbeid, hetzij door een natuurlijke inhaalbeweging. 8

5 Methodiekomschrijving 5.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties In 2015 werden 24 Vlaamse (Top- )sportfederaties doorgelicht betreffende hun globale TID werking en de rol van maturiteit in dit proces (Tabel 5.1.). Daartoe werd in een eerste fase de beschikbare documentatie op de respectievelijke websites geraadpleegd en afgetoetst aan een vooraf opgemaakte checklist. Indien deze informatie ontoereikend was om de checklist af te werken, volgde een interview met de topsportcoördinator of een verantwoordelijke TID van de federatie. Op basis van deze informatie werd voor elke federatie een SWOT- analyse opgemaakt (samenvatting van SWOT- analyses als bijlage). Tabel 5.1. Overzicht van de (top- )sportfederaties in het onderzoek. Sport Federatie Afkorting Website Atletiek Vlaamse Atletiekliga VAL www.val.be Badminton Badminton Vlaanderen - - - - www.badmintonvlaanderen.be Basketbal Vlaamse Basketballiga VBL www.vlaamsebasketballiga.be Golf Vlaamse Vereniging voor Golf VVG www.golfvlaanderen.be Gymnastiek Gymnastiekfederatie Vlaanderen GymFed www.gymfed.be Hockey Vlaamse Hockey Liga VHL www.hockeyvl.be Judo Vlaamse Judofederatie VJF www.vjf.be Ju- Jitsu Vlaamse Ju- jitsufederatie VJJF www.vjjf.be Kano/kajak Vlaamse Kano & Kajak Federatie VKKF www.nkv.be Korfbal Koninklijke Belgische Korfbalbond Vlaamse Liga KBKB www.korfbal.be Paardensport Vlaamse Liga Paardensport VLP www.vlp.be Parantee Parantee - - - - www.parantee.be Roeien Vlaamse Roeiliga VRL www.vlaamse- roeiliga.be Rollen/skeeleren Vlaamse Rollerbond - - - - www.rollerbond.be Schermen Vlaamse Schermbond VSB www.vlaamseschermbond.be Sneeuwsport Sneeuwsport Vlaanderen - - - - www.sneeuwsportvlaanderen.be Tafeltennis Vlaamse Tafeltennisliga VTTL www.vttl.be Tennis Tennis Vlaanderen - - - - www.tennisvlaanderen.be Triatlon/duatlon Vlaamse Triatlon & Duatlon Liga VTDL www.vtdl.triathlon.be Voetbal Voetbalfederatie Vlaanderen VFV www.voetbalfederatievlaanderen.be Volleybal Vlaamse Volleybalbond VVB www.topvolleybelgium.be Wielrennen Wielerbond Vlaanderen WBV www.competitie.dewielerbond.be Yachting Vlaamse Yachting Federatie VYF www.vyf.be Zwemmen Vlaamse Zwemfederatie ZwemFed www.zwemfed.be Op basis van de verkregen informatie werden de federaties gegroepeerd in functie van de mate waarin tijdens het TID proces rekening wordt gehouden met maturiteit. Dit resulteert in vier categorieën: a) de federatie gebruikt een gestandaardiseerde methode voor maturiteitsbepaling en houdt hiermee rekening bij de interpretatie van testwaarden, b) de federatie gebruikt een gestandaardiseerde methode voor de bepaling van maturiteit, c) de federatie is zich bewust van de mogelijke impact van maturiteit, en d) de federatie houdt geen rekening met maturiteit. 9

5.2 Relatie tussen invasieve en non- invasieve indicatoren voor maturiteit 5.2.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS Deze onderzoeksvraag werd bestudeerd binnen een groep van 49 zwemmers uit de Vlaamse Topsportschool (16 jongens, 12.7 +/- 1.1 jaar; 33 meisjes, 12.3 +/- 0.7 jaar). Bij elk van deze atleten werden drie indicatoren voor biologische maturiteit geëvalueerd. Skeletale maturiteit werd bepaald door de RX- beelden van de linkerpols te beoordelen met de Tanner- Whitehouse II- methode (Tanner & Healy, 2001; invasieve methode). Als tweede bepaling werd de geschatte APHV (Mirwald et al., 2002), waarbij op basis van kalenderleeftijd, lengte, zithoogte, en gewicht de afstand tot de groeispurt wordt ingeschat. Tenslotte werd ook het percentage van de bereikte volwassen lengte bepaald op basis van de Khamis & Roche formule (1994) als indicator voor maturiteit. Voor elk van de drie bepalingen werden de atleten gecategoriseerd als vroeg-, gemiddeld-, of laatmatuur. 5.2.2 DEELSTUDIE VOETBALLERS In een gemengde groep van 160 Belgische en Braziliaanse elite voetballers werd de volwassen gestalte voorspeld voor drie leeftijdsgroepen, namelijk U12, U14 en U16. De overeenstemming tussen drie meetmethoden werd nagegaan door middel van de TWII- methode (Tanner et al., 1983), TWIII- methode (Tanner et al., 2001) en een niet invasieve manier, waarbij de maturatiestatus van jeugdspelers nagegaan werd aan de hand van het algoritme om de tijdsspanne voor of na de groeispurt te bepalen. Deze laatste methode werd afgeleid uit twee longitudinale studies bij Canadese jongeren en Belgische tweelingen (Mirwald et al, 2002). Deze valideringsstudie laat toe de nauwkeurigheid van het ijkpunt, namelijk de voorspelde eindlengte, na te gaan door een vergelijking met de reële eindlengte. Op die manier kan het percentage van de te bereiken eindlengte gebruikt worden als objectieve inschatting van de biologische leeftijd. Tenslotte werd van een beperkte sample jonge voetballers die tussen 1995 en 1999 werd gescreend op antropometrische en fysieke eigenschappen, de volwassen eindlengte in 2015 en de overeenkomst met de estimatie van deze eindlengte 20 jaar eerder nagegaan. 5.3 Relatie tussen maturiteit en fysiek prestatievermogen Tabel 5.3.(a) Gemiddelde leeftijd Age at Peak Height Velocity (APHV) voor beloftevolle Vlaamse sporters in verschillende sportdisciplines Sportdiscipline Aantal meisjes APHV meisjes Aantal jongens APHV jongens Atletiek 84 12.6 ± 0.6 jaar 37 14.7 ± 0.4 jaar Badminton 18 12.6 ± 0.7 jaar 39 14.6 ± 0.3 jaar Basketbal 78 12.2 ± 0.7 jaar 119 14.2 ± 0.4 jaar Golf 10 13.2 ± 0.8 jaar 28 14.6 ± 0.3 jaar Gymnastiek 49 13.5 ± 0.6 jaar 57 15.0 ± 0.3 jaar Handbal 44 12.5 ± 0.5 jaar 107 14.4 ± 0.3 jaar 10

Judo 23 13.0 ± 0.8 jaar 40 14.7 ± 0.3 jaar Kunstschaatsen 4 12.7 ± 0.2 jaar 2 14.7 ± 0.1 jaar Ski en snowboard - - 4 14.6 ± 0.3 jaar Taekwondo 7 13.3 ± 0.5 jaar 3 14.3 ± 0.3 jaar Tafeltennis 2 12.7 ± 0.5 jaar 18 14.4 ± 0.2 jaar Tennis 18 11,9 ± 0.7 jaar 25 14.3 ± 0.3 jaar Triatlon 7 13.3 ± 0.9 jaar 29 14.7 ± 0.4 jaar Volleybal 33 12.1 ± 0.7 jaar 53 14.0 ± 0.3 jaar Wielrennen 10 12.7 ± 0.5 jaar 52 14.3 ± 0.3 jaar Zwemmen 19 12.2 ± 0.6 jaar 15 14.3 ± 0.3 jaar Voor deze onderzoeksvraag werden fysieke en antropometrische gegevens van 1056 jonge beloftevolle sporters (644 jongens en 412 meisjes) uit acht Vlaamse Topsportscholen, verzameld tussen 2009 en 2015, geanalyseerd. In bovenstaande tabel zijn de aantallen per sporttak, gemiddelde leeftijd en geslacht weergegeven. De onderstaande tabellen geven een beschrijving van de verdeling van de JITs in functie van hun APHV per sporttak. Daarin wordt meteen duidelijk in welke sporten de sportbeoefenaars (meisjes tabel 5.3(b) en jongens tabel 5.3(c)) hun piekgroeispurt eerder vroeg dan laat halen. De sporten met minder dan 10 geteste deelnemers werden niet opgenomen in de tabellen. Tabel 5.3.(b) Frequentietabel per sport voor verschillende APHV- categorieën bij de meisjes APHV (meisjes) < 11.0 j < 11.5 j < 12.0 j < 12.5 j < 13.0 j < 13.5 j < 14.0 j < 14.5 j < 15.0 j Atletiek 21,4% 29,8% 16,7% 22,6% 8,3% 1,2% Badminton 16,7% 27,8% 38,9% 11,1% 0,0% 11,1% Basketbal 3,8% 10,3% 30,8% 29,5% 11,5% 9,0% 1,3% 2,6% Golf 20,0% 20,0% 20,0% 30,0% 10,0% Gymnastiek 2,0% 6,0% 10,2% 30,6% 30,6% 12,2% 4,0% Handbal 2,2% 15,9% 29,5% 34,1% 18,2% Judo 13,0% 17,40% 30,3% 13,0% 13,0% 8,7% 4,3% Tennis 11,1% 16,7% 22,2% 38,9% 0,0% 5,6% 5,6% Volleybal 3,0% 15,2% 27,3% 27,3% 21,2% 6,1% Wielrennen 10,0% 30,0% 30,0% 20,0% 10,0% 11

Tabel 5.3.(c) Frequentietabel per sport voor verschillende APHV- categorieën bij de jongens APHV (jongens) < 14.0 j < 14.5 j < 15.0 j < 15.5 j < 16.0 j Atletiek 2,7% 32,4% 40,5% 21,6% 2,7% Badminton 5,1% 41,0% 46,2% 7,7% Basketbal 21,0% 52,1% 22,7% 1,7% Golf 3,6% 35,7% 39,3% 21,4% Gymnastiek 1,8% 43,9% 45,6% Handbal 12,1% 49,5% 33,6% 4,7% Judo 2,5% 20,0% 65,0% 12,5% Tennis 12,0% 72,0% 12,0% 4,0% Tafeltennis 50,0% 50,0% Triatlon 37,9% 27,6% 34,5% Volleybal 47,2% 43,4% 5,7% Wielrennen 15,4% 69,2% 13,5% 1,9% Zwemmen 13,3% 66,7% 20,0% 5.3.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS De maturiteitsstatus van 49 leerlingen van de topsportschool zwemmen (10.3j tot 14.4j) werd bepaald met de invasieve methode TWIII (Tanner et al., 2001), en met de niet invasieve APHV techniek (Mirwald et al., 2002) en de methode van Khamis en Roche (1994). Tegelijk werden ook de beste zwemprestaties van deze atleten uitgedrukt in een Rudolph- score, waarbij absolute zwemtijden omgezet worden naar een leeftijdsgenormeerde score. Deze Rudolph- scores werden vergeleken tussen de vroeg-, gemiddeld, en laatmature zwemmers. 5.3.2 DEELSTUDIE VOLLEYBAL Tijdens de testafnames van het VOLTIS project, het TID systeem van de Vlaamse Volleybalbond, werden antropometrische, fysieke, en coördinatieve karakteristieken gemeten bij 124 12- jarige jongens. Op basis van hun APHV werden zij opgedeeld in vier kwartielen (waarbij Q1 staat voor de 25% spelers met de meest gevorderde biologische ontwikkeling en Q4 voor de 25% meest laatmature spelers). De scores op een selectie van voor volleybal cruciale antropometrische en fysieke prestatieparameters werden vergeleken tussen de vier kwartielen. 5.4 Impact van maturiteit bij een selectiemoment op het carrièreverloop 5.4.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS Verder bouwend op de onder 5.3.1. gebruikte methodiek werden de prestaties van de zwemmers gedurende maximaal 4 jaar opgevolgd. Op basis van de evolutie in Rudolph- scores werden drie profielen bepaald: zwemmers met een positief ontwikkelingstraject (toename van Rudolph- score), een niet- succesvol traject (stagnatie en/of dips), en een negatief ontwikkelingstraject (daling van de Rudolph- score). Er werd nagegaan of de maturiteitsstatus op het moment van de selectie verschilde tussen de zwemmers die later één van de drie ontwikkelingstrajecten zouden afleggen. 12

Figuur 5.4.1. Sportloopbaantrajecten in zwemmen gebaseerd op Rudolph scores 5.4.2 DEELSTUDIE GYMNASTIEK Een survivalanalyse bij 3 cohorten meisjes die deelnamen aan de entreetests gymnastiek AGD gaf weer welke fysieke karakteristieken de overlevingskansen in de gymnastiek kunnen vergroten (Pion et al, 2015). Aan de hand van Cox regression hazard ratio s werd nagegaan in welke mate fysieke parameters, onderhevig aan leeftijd en maturiteit, de overlevingskansen in de topsport kunnen beïnvloeden. 5.4.3 DEELSTUDIE VOETBALLERS Evaluaties van antropometrie, fysiek prestatievermogen, en coördinatie werden verzameld bij 388 Belgische mannelijke voetballers tussen 8 en 16 jaar. Deze werden onderverdeeld als elite of drop- out in functie van hun speelniveau twee jaar na het eerste testmoment. Elite werd gedefinieerd als deel uitmakend van een jeugdteam in een professionele club (minimaal 5 trainingseenheden / week), terwijl drop- out afgebakend werd als gedaald in speelreeks of gestopt met voetbal twee jaar na het testmoment. Antropometrische metingen omvatten lengte, gewicht, vet%, zithoogte en APHV. Voor het fysieke prestatievermogen werden de staande vertesprong, counter movement jump, YoYo Intermittent Recovery Test 1, 5m en 30m sprint, en de Ghent University Dribble test afgenomen. Voor de grootmotorische coördinatie werden drie items van de Körperkoordinationstest für Kinder afgenomen (Kiphard & Schilling, 2007). Er werd nagegaan in welke mate de maturiteitsstatus, antropometrie, fysiek prestatievermogen, coördinatie en techniek bepalend waren voor een positieve carrièreontwikkeling. 13

6 Beschrijving van data en analyse 6.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties Zoals besproken onder het hoofdstuk methodiek werden de bestudeerde federaties onderverdeeld in vier categorieën in functie van het belang dat tijdens het TID proces aan maturiteit wordt gehecht. De rol van maturiteit wordt hieronder samengevat. De SWOT- analyses per federatie zijn in bijlage 1 weergegeven. 6.1.1 SPORTFEDERATIES DIE EEN GESTANDAARDISEERDE MATURITEITSBEPALING GEBRUIKEN EN HIERMEE REKENING HOUDEN BIJ DE INTERPRETATIE VAN TESTRESULTATEN De Vlaamse Atletiekliga schakelt ervaren trainers in op provinciale testdagen. De maturiteit wordt bepaald aan de hand van de Mirwald methode bij de talentdetectie. Bij de interpretatie van de gegevens uit de testbatterij wordt rekening gehouden met de maturiteitsgraad. In de topsportschool atletiek wordt de maturiteit, bepaald aan de hand van de RX- methode, gebruikt als deliberatiefactor. Hoewel de Badminton Vlaanderen vzw maar over een kleine talentpool beschikt, wordt er gebruik gemaakt van een uitgestippeld talent ontwikkelingstraject. De instroom en doorstroomfiches houden rekening met de maturiteit van de jonge badmintonspelers. De Vlaamse Schermbond maakt gebruik van een selectiemodel waarbij jeugdschermers doorstromen van jeugdwerking naar de topsportschool. De selectie doorloopt drie fasen. Fase één omvat de generieke tests die rekening houden met de ontwikkelingsgraad en maturiteit van de jonge schermers. In fase twee komen de schermspecifieke tests aan bod en in de laatste fase volgen medische en psychologische tests. De Vlaamse Triatlon en Duatlon Liga voorziet in een longitudinale screening en opvolging van triatleten. Talent en ontwikkeling worden via gerichte testprocedures gemeten en ingeschat. Het selectiemodel is wetenschappelijk onderbouwd en houdt rekening met maturiteit, fysieke en motorische talentkenmerken. De Voetbalfederatie Vlaanderen houdt rekening met de maturiteit van de jeugdspelers. De future- teams zijn het schoolvoorbeeld voor een gemengde werking van korte termijn resultaat nastreven met de vroegmature spelers die gekoppeld is aan de lange termijn ontwikkeling van de laat mature spelers. Aan de basis op clubniveau komen er nog steeds minder laatmature spelers aan bod ten gevolge van de eerdere selecties. De Vlaamse Volleybalbond past op ruime schaal de Voltistestbatterij toe bij 12- jarige jongeren. Binnen de selectie wordt er gefocust op gestalte, sprongkracht en motoriek. Twee niet- invasieve methoden i.e. de groeicurven en de gestaltepredictie van Sherar 2005 worden op grote schaal toegepast en bij instroom in de topsportschool worden RX metingen uitgevoerd om de volwassen gestalte te voorspellen. De Wielerbond Vlaanderen voert een generieke testbatterij uit om de kwaliteiten van alle jonge wielrenners in kaart te brengen. Bij het bespreken van de resultaten wordt rekening gehouden met de maturiteit, die aan de hand van de APHV wordt bepaald. De Vlaamse Zwemfederatie richt elk jaar talentdagen in waar naast de actuele stand van antropometrische fysieke en motorische tests eveneens een bepaling van de APHV aan de hand van de Mirwald formule gebeurt. De federatie is er zich van bewust dat de maturiteit hier in het nadeel kan spelen van een aantal zwemmers en houdt hier ook rekening mee. 14

6.1.2 FEDERATIES DIE GEBRUIK MAKEN VAN EEN GESTANDAARDISEERDE METHODE VOOR MATURITEITSBEPALING De Vlaamse Basketballiga hanteert objectieve criteria en testbatterijen om selecties door te voeren. Er wordt een eindlengte predictie gemaakt waarmee rekening wordt gehouden, maar het is niet duidelijk in welke mate maturiteit een rol speelt bij selecties. De Gymfed hanteert verschillende testprocedures voor verschillende gymnastiekdisciplines. Er is een zeer duidelijk beleid met betrekking tot TID. De APHV van de gymnasten die participeren aan de instroomtests voor de topsportschool wordt bepaald aan de hand van de formule van Mirwald. Er wordt echter niet systematisch rekening gehouden met de maturiteitsgraad, hoewel de morfologie van de gymnastes een directe impact heeft op hun testscores. 6.1.3 FEDERATIES DIE ZICH BEWUST ZIJN VAN DE IMPACT VAN MATURITEIT OP TESTRESULTATEN De Vlaamse Hockey Liga legt de nadruk op techniek en tactiek. De jeugdspelers worden via hun club doorverwezen naar provinciale selectietrainingen, die op die manier kunnen recruteren uit een brede basis. De federatie is zich bewust van het feit van er in de jeugdcategorieën grote verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen zijn, maar brengt maturiteit niet in kaart omdat selecties in eerste instantie op basis van techniek en tactiek gebeuren. In de periode 2009-2012 werd een een talentidentificatiesysteem toegepast door de Vlaamse Judo Federatie dat afgeleid was van het Vlaams Sportkompas. De resultaten werden gekoppeld aan de maturiteitsstatus van de judoka s. Door een gebrek aan budget werden de selecties in eigen beheer verdergezet met het accent op de technische kwaliteiten van de jonge sportbeoefenaars. De federatie is zich bewust van de impact van de maturiteit op de prestatie van jonge sportbeoefenaars en wil ook investeren in een wetenschappelijk onderbouwd talentidentificatiesysteem dat rekening houdt met de ontwikkeling van de jonge sportbeoefenaars. Voor Sneeuwsport Vlaanderen is er een duidelijk selectiebeleid met criteria, waarbij rekening gehouden wordt met riders die voor of achter liggen op de algemene ontwikkeling. Maturiteit wordt hierbij niet expliciet in kaart gebracht. De Vlaamse Yachting Federatie is zich bewust de verschillen in fysieke ontwikkeling van jeugdzeilers. Het detecteren van talentrijke zeilers gebeurt niet systematisch en hierdoor kunnen de vroegmature zeilers bevoordeeld worden bij selecties. Er is nood aan criteria die rekening houden met de fysieke vereisten en de ontwikkelingsstatus van de zeilers en windsurfers. 6.1.4 FEDERATIES WAAR DE MATURITEIT NIET IS OPGENOMEN IN HET TID MODEL Binnen de Koninklijke Belgische Korfbalbond en bij de Vlaamse Rollerbond wordt lichamelijke maturiteit op geen enkel niveau gemeten of in rekening gebracht. Screening en selectie gebeuren in hoofdzaak door wedstrijdobservatie. Bij de Vlaamse Vereniging voor Golf worden duidelijke normen gehanteerd voor de selecties en de instroom voor de topsportscholen. Ondanks het feit dat de fysieke parameters voordelen bieden in deze sport wordt er geen rekening gehouden met de de maturiteit van de spelers. De scouting gebeurt door erkende coaches op basis van skills en drills. De Vlaamse Ju- Jitsu federatie selecteert op basis van tornooiresultaten. Er is nood om meer ontwikkelingsgericht te werken zodat rekening kan gehouden worden met de fysieke ontwikkeling en de maturiteit van de jonge sportbeoefenaars. Er is nood aan objectieve criteria die de subjectieve beoordelingen en deliberaties kunnen tegengaan. Er is een grote pool van toptrainers aanwezig binnen de Vlaamse Kano en Kajak Federatie die zich uitspreken over de selecties van jonge atleten. Er werden voor verschillende disciplines reeds ontwikkelingslijnen uitgewerkt, maar er is geen informatie beschikbaar over maturiteit. 15

De Vlaamse Liga Paardensport hanteert strikte criteria voor selecties. Er is momenteel geen informatie beschikbaar over eventuele ontwikkelingslijnen voor jeugdtoppers of de rol van maturiteit. Gezien de specificiteit van de sport lijkt dit niet noodzakelijk een zwakte te zijn Parentee maakt gebruik van wetenschappelijk onderbouwde testbatterijen. De selecties gebeuren op basis van de verschillende classificaties. Maturiteit komt niet voor in het screeningssysteem gezien de specificiteit van deze federatie: verfijnen naar maturiteit is weinig doeltreffend aangezien alle atleten voldoende kansen krijgen om door te stoten in hun sport. Er is een nauwe samenwerking met de clubs wat de doorstroom van toppers ook bevordert. De Vlaamse Roeiliga hanteert individuele trainingsprogramma s vanaf de jeugd. Er wordt geen rekening gehouden met maturiteit bij de jongeren, onder andere omdat de talentpool al erg klein is om op basis hiervan te deselecteren. De Vlaamse Rollerbond organiseert geen testdagen waarop fysieke eigenschappen gemeten worden. Er zijn nog zeer veel groeimogelijkheden voor de talentidentificatie binnen deze federatie die nu enkel de prestaties van de jonge atleten als selectiecriterium hanteren. Het invoeren van een valide testbatterij waarbij techniek, kracht, snelheid en uithouding aan bod komen en afgetoetst worden aan de maturiteitsstatus is een noodzaak binnen deze sport, waar de laatmature atleten minder kans maken om door te stoten tot het eliteniveau. De Vlaamse Tafeltennisliga vzw. hanteert een selectiesysteem waarbij trainers de prestaties van atleten scoren. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van een testbatterij waarin fysieke prestatiekenmerken worden gemeten. Met maturiteit van de jonge spelers wordt geen rekening gehouden. Tennis Vlaanderen heeft een duidelijke en open communicatie over talentbeleid, en een zeer goed uitgewerkt jeugdbeleid. Er bestaat een eigen testbatterij voor TID, maar daarin wordt het aspect maturiteit niet opgenomen. 16

6.2 Relatie tussen invasieve en niet- invasieve indicatoren van maturiteit 6.2.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS. Hoewel er significante correlaties tussen de drie methodes werden gevonden, is de mate van overeenkomst bij een twee- aan- twee vergelijking vrij laag. Er was 71% overeenkomst tussen de APHV methode en de skeletale maturiteit. De KR methodiek kwam minder goed overeen met de skeletale maturiteit (56% overeenkomst), terwijl de laagste overeenkomst werd gevonden tussen APHV en de KR methode (36% overeenkomst). Tabel 6.1.1. Frequentie en cross- tabs van classificaties van maturiteit tussen verschillende indicatoren van maturiteit in 10-14 jaar oude zwemmers. Indicatoren en categorieën Indicatoren en categorieën V G L Totaal % overeenkomst APHV Skeletale maturiteit V 2 2 0 4 G 3 32 9 44 L 0 0 1 1 Totaal 5 34 10 49 71% %Voorspelde Lengte Skeletale maturiteit V 4 8 0 12 G 0 14 3 17 L 0 5 2 7 Totaal 4 27 5 36 56% APHV %Voorspelde Lengte V 3 1 0 4 M 9 16 6 31 L 0 0 1 1 Totaal 12 17 7 36 36% 6.2.2 DEELSTUDIE VOETBALLERS. De verschillende interpretatietechnieken van de radiografieën van de linkerpols (TWII versus TWIII) kwamen zeer goed met elkaar overeen, waarbij over de leeftijden heen alle correlatiecoëfficiënten groter dan 0.95 waren. De overeenkomst tussen de invasieve en non- invasieve technieken voor de inschatting van de volwassen eindlengte was hoog tot zeer hoog, met correlatiecoëfficiënten tussen 0.70 en 0.95. De opdeling van de spelers over de categorieën vroeg/gemiddeld/laatmatuur op basis van deze skeletale leeftijd kwam matig tot goed overeen met de inschattingen op basis van antropometrische metingen of inschatting van het percentage van de bereikte eindlengte. Deze bevindingen impliceren dat er voorzichtig dient omgegaan te worden met de inschatting van de APHV van één individuele atleet. 6.2.3 VERGELIJKEN VAN DE EINDGESTALTE VIA INVASIEVE EN NON- INVASIEVE PREDICITEMETHODEN. 17

Figuur 6.2.3a: Vergelijking van de predictie van de gestalte via de invasieve methode RX met de groeicurve van een vroeg mature voetballer waarvan de gestalte op volwassen leeftijd gekend is (Bron curves: VUB afdeling Antropogenetica ism KU Leuven Jeugdgezondheidszorg). De voorspelling van de eindgestalte is een belangrijk gegeven in verschillende sporten. De volwassen gestalte van voetballers werd vergeleken met de gestalte op jonge leeftijd uitgezet op de groeicurve en de predictie van de volwassen gestalte door middel van de invasieve RX-methode (zie figuur 6.2.3a voor een voorbeeld). Het verzamelen van gegevens op volwassen leeftijd ging echter gepaard met een zeer grote drop-out van de op jonge leeftijd gemeten sportbeoefenaars. Aangezien de betrouwbaarheid van de resultaten hierdoor in het gedrang kwam werd ervoor geopteerd deze analyses niet in detail te presenteren. Van de 10, opgemeten subjecten was er een zeer goede overeenkomst tussen de voorspelde en de eigenlijke eindlengte (afwijking minder dan 2.0 cm) voor 8 voetballers, maar erg slechte overeenkomst voor 2 spelers (afwijking > 10 cm). Door de beperkte sample size kunnen deze bevindingen niet veralgemeend worden. In volleybal is de predictie van de volwassen gestalte van zeer groot belang zoals blijkt uit figuur 6.2.3b. De aanvallers die op het hoogste internationaal niveau presteren zijn bij voorkeur groter dan 2 meter. Bij de selectie voor de topsportschool volleybal in Vlaanderen is de predictie van de volwassen lichaamslengte een belangrijke parameter. 18

Figuur 6.2.3b: Gestalte van topsportleerlingen vergeleken met de gemiddelde volwassen gestalte van volleybalspelers voor verschillende posities. Bij de VOLTIS-tests worden sinds 2013 twee niet invasieve gestalte predictie methoden toegepast. Enerzijds wordt de volwassen gestalte geëxtrapoleerd aan de hand van de groeicurven en anderzijds wordt de volwassen gestalte voorspeld via de formule van Sherar et al (2005). Deze predicties kunnen op vrij eenvoudige manier op grote schaal worden toegepast (meer dan 600 spelers per jaar). Hoewel de predicties soms meer dan 10cm uit elkaar lopen is deze eerste vorm van voorspellen van groot belang om de spelers verder uit te nodigen voor de provinciale werking. 19

Figuur 6.2.3c: Predictie van de volwassen gestalte bij jonge volleybalspelers (voorbeeld). Tot op heden is er geen patroon te herkennen waarbij een vroege of late maturiteit verantwoordelijk is voor de grote verschillen tussen de methoden. Aangezien de VOLTIStestbatterij een eerste stap is naar de instroom in de topsportschool is het belangrijk dat de resultaten van beide methoden gekend zijn om richting te geven aan het potentieel van de volleybalspelers. 6.3 Impact van maturiteit op het fysieke prestatievermogen 6.3.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS. Bij zowel de mannelijke als de vrouwelijke zwemmers was er een duidelijke tendens tot grotere en zwaardere atleten naarmate zij een hogere skeletale leeftijd (als maat voor maturiteit) vertoonden. Door de beperkte steekproefgrootte werd echter niet overal het statistische significantieniveau bereikt. De zwemprestatie (uitgedrukt als Rudolph- score) vertoonde eenzelfde tendens op het selectiemoment, namelijk een betere score voor de vroeg- mature zwemmers, hoewel ook hier het significantieniveau niet werd bereikt. 20

Tabel 6.3.1:Antropometrische verschillen tussen vroeg, gemiddeld en laatmature zwemmers (Thomis et al, 2013) 6.3.2 DEELSTUDIE VOLLEYBALLERS. Uit de resultaten van de VOLTIS- tests blijkt dat de maturiteitsstatus een grote impact kan hebben bij de selectie van 12- jarige volleybalspelers. Wanneer de 124 deelnemers gerangschikt worden volgens APHV en de groep vervolgens in 4 kwartielen wordt verdeeld, zijn er duidelijke verschillen in bijvoorbeeld de score op de spikejump (hoogtesprong na aanloop), één van de prestatiebepalende kenmerken, op te merken. Vroegmature jongens springen gemiddeld 25 cm hoger op deze test in vergelijking met jongens die laatmatuur zijn (Q4 op basis van APHV). Dit verschil wordt niet enkel door een voorsprong in sprongkracht, maar ook door een grotere lichaamslengte veroorzaakt. Onafhankelijk van het effect van biologische maturiteit treedt ook een duidelijk verschil in prestatievermogen in functie van het geboortekwartiel op. Zo springen 13- jarige jongens die in het eerste kwartiel van een selectiejaar geboren zijn springen 15 cm verder dan hun peers uit het laatste kwartiel. Een gecumuleerd effect van een voorsprong in biologische ontwikkeling en een geboortedatum in het eerste kwartiel kan bij deze prestatietest leiden tot een (tijdelijke) voorsprong van ruim 20 cm of meer dan 10% van de te behalen prestatie op 13 jarige leeftijd. Tabel 6.3.2. Gemiddelde (SD) waarden voor gestalte, staande vertesprong en spike jump bij 12- jarige jongens volgens hun maturiteitsstatus. Kwartiel APHV Q1 Gem (SD) Q2 Gem (SD) Q3 Gem (SD) Q4 Gem (SD) Gestalte (cm) 165.3 (5.4) 157.5 (4.3) 153.5 (4.4) 149.7 (3.4) Vertesprong (cm) 180.0 (20.7) 166.9 (15.8) 170.6 (20.6) 169.9 (22.1) Spike Jump (cm) 265.5 (13.5) 250.4 (11.1) 246.1 (10.0) 240.1 (8.5) 21

6.4 Invloed van maturiteitsstatus op de prestatie- ontwikkeling 6.4.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS In tegenstelling tot de tendens tot betere prestaties van vroegmature zwemmers op het moment van de testafname, werden er geen verschillen gevonden in maturiteitsstatus tussen de zwemmers met een positief, niet- succesvol of negatief ontwikkelingstraject. De respectievelijke verschillen tussen kalenderleeftijd en geschatte biologische leeftijd bedroegen 0.094 +/- 0.4 jr (positief, N = 9), 0.075 +/- 0.2jr (niet- succesvol, N = 29) en 0.029 +/- 0.3 jr (negatief, N = 11). 6.4.2 DEELSTUDIE GYMNASTIEK Uit de survivalanalyse die werd uitgevoerd bij 3 cohorten meisjes die deelnamen aan de entreetests gymnastiek (Pion et al, 2015) blijkt dat de kansen om verder door te groeien binnen het A- niveau afnemen naarmate de scores op 8 cruciale tests onder een bepaalde waarde vallen. Indien een 7- jarig meisje sneller dan 3.902 s loopt over een afstand van 20m verhoogt het haar kansen met 67,6% om vijf jaar later nog actief te zijn op het hoogste niveau in de AGD. In dezelfde studie wordt het belang van de kracht eveneens onderstreept met een grens voor de counter movement jump die op 23.8cm ligt, om de kansen met 53,4% te verhogen en de rompkracht (knee push ups) waarbij de kansen met 91.3% stijgen wanneer 7- jarige gymnastes deze test meer dan 31keer in 30 seconden kunnen uitvoeren. Voor deze drie snelheid- en krachttests geldt dat naast het voordeel van de maturiteitsstatus de beter getrainde gymnasten hier een voordeel kunnen uit halen bij de selectie. In dezelfde studie werd tevens aangetoond dat kinderen die een goede basismotoriek vertonen hun kansen met 291% verhogen om te overleven in de topsport AGD. 6.4.3 DEELSTUDIE VOETBALLERS Een eerste opmerkelijke vaststelling is dat er weinig interactie is tussen de maturiteitsstatus en de fysieke en antropometrische verschillen die bij voetballers van elite en sub- elite niveau werden gevonden. Het fysieke prestatievermogen op het testmoment bleek van weinig invloed te zijn op de kansen om op hetzelfde niveau (m.a.w. elite ) te blijven spelen, dan wel om te dalen van spelniveau of zelfs te stoppen met voetballen. In alle leeftijdscategorieën werden verschillen gevonden tussen de spelers die in de sport actief bleven (contract) en de spelers die na verloop van tijd stopten met voetbal spelen (drop- out). Contractspelers sprongen verder (p = 0.011) en zijn sneller over een afstand van 5m (p = 0.041) dan de spelers die afhaakten. Hoewel er fysieke verschillen op het testmoment aan te duiden waren tussen spelers die later wel een positief ontwikkelingstraject zouden volgen, worden deze fysieke verschillen niet verklaard door verschillen in maturiteitsstatus op het testmoment. Dit impliceert dat deze fysieke verschillen ook, en waarschijnlijk in sterkere mate, veroorzaakt kunnen worden door verschillen in trainingshistoriek of het geboortekwartiel van de spelers (spelers geboren in het eerste kwartiel van een selectiejaar hebben per definitie een grotere kans op een fysieke voorsprong op hun jaargenoten die in het laatste kwartiel zijn geboren). 22

7 Beleidsaanbevelingen en - relevantie 7.1 Bewustmaking van het effect van maturiteitsstatus op het actuele prestatievermogen van jonge sporters. Er is erg veel variatie in de mate waarin de Vlaamse (Top- )sportfederaties omgaan met de mogelijke impact van maturiteit. Dit betekent niet dat federaties per definitie anders moeten omgaan met dit aspect aangezien de maturiteitsgebonden verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen niet in elke sport even cruciaal zijn. Slechts één derde van de onderzochte Vlaamse (Top)sportfederaties houdt rekening met de maturiteit bij de interpretatie van de testresultaten. Bij de federaties die momenteel geen rekening houden met de maturiteit van de jeugdspelers zijn toch een aantal sporten terug te vinden die steunen op lichamelijke en fysieke eigenschappen die aan maturiteit gerelateerd zijn (zoals bijvoorbeeld kajak, roeien, hockey). Hierbij kan aangenomen worden dat de invloed van de maturiteit een cruciaal gegeven is bij de talentontwikkeling van jonge sportbeoefenaars. De redenen waarom maturiteit niet aan bod komt zijn zeer divers: kleine talentpool waarbij er zo weinig mogelijk de- selectie wordt nagestreefd, overwegend belang van techniek en tactiek, logistieke drempels (RX kostprijs), laatspecialisatie sport. Toch drukken een aantal federaties de wens uit om meer in te zetten op de biologische verschillen tijdens de groei, hetzij door onderzoek naar de rol van maturiteit in een specifieke sport, hetzij door het relatieve leeftijdseffect onder controle te houden door de geboortemaand (ipv enkel het geboortejaar) in rekening te brengen bij het evalueren van hun sporters. Het verdient bijgevolg aanbeveling om deze federaties bewust te maken van de mogelijke optimalisatie van hun TID model wanneer ook de biologische leeftijd en het effect ervan in kaart wordt gebracht. 7.2 Bewust omgaan met de groeispurtproblematiek in de topsportscholen Bij de geselecteerde meisjes in de topsportscholen merken we op dat de piekgroeispurt vroeg valt bij topsportleerlingen in de teamsporten. In basketbal en volleybal valt de piekgroeispurt bij ¾ van de topsportleerlingen vroeger dan in de meeste andere sporten. Bij de meisjes is dit voor ze 13 jaar en bij de jongens voor ze 14,5jaar worden. Wanneer de fysieke parameters mee bepalend zijn bij de selectie voor de topsportscholen zou hier nog meer aandacht moeten aan geschonken worden omdat het risico op het selecteren van vals positieve beloften te groot is. Beide sportfederaties zijn zich bewust van de kans op fout geselecteerde sportbeoefenaars. De bepaling van de maturiteit is hoe dan ook een belangrijk gegeven om doelgerichte trainingsprogramma s uit te schrijven op maat van elke topsport leerling. Aan de andere kant van het continuüm vinden we sporten waaronder gymnastiek, judo en triatlon waar de piekgroeispurt laat komt. Bij de meisjes ligt de piekgroeispurt zelfs voorbij de leeftijd van 14,5 jaar. De kans dat er vals positieve beloften geselecteerd worden in het judo is zeer realistisch omdat er op het moment van de instroom in de topsportscholen het grootste deel van de meisjes in hun groeispurt zitten. De fysieke voordelen in deze krachtsport zijn mogelijk ook verantwoordelijk voor de vals positief geselecteerd judoka s die na verloop van tijd niet meer aan de hoge topsportvereisten kunnen voldoen. De gymnastiek kan omschreven worden als een vroeg- specialisatie sport waarbij de piekgroeispurt bij de meisjes laat valt. In de gymnastiek worden de selecties zeer vroeg doorgevoerd en bij de entreetests in de AGD op 7- jarige leeftijd is de invloed van de maturiteit minder groot. 7.3 Opmaak van een duidelijke strategie over hoe om te gaan met deze problematiek. Het vroegtijdig afhaken in de sport omwille van de nadelen verbonden aan de maturiteitsstatus, moet de selectiecommissies aanzetten om hun selectiepolitiek bij te sturen. Een mogelijke optie is te 23

werken met schaduwteams zoals dit momenteel gebeurt in de Voetbalfederatie Vlaanderen. Een alternatief is bij deliberaties over selecties systematisch de maturiteitsstatus kwalitatief of kwantitatief in rekening te brengen. Hier is echter geen generieke oplossing voor over sporten heen, aangezien de APHV formules werden opgemaakt bij niet- atleten, en niet noodzakelijk even valide zijn in elke sporttak. Een APHV inschatting kan gebruikt worden om atleet te positioneren tegenover zijn peers in een bepaalde cohorte (dus vroeger of later matuur dan zijn collega s), eerder dan als een absoluut cijfer. 7.4 Bepaling van maturiteit en eindlengte Het voorspellen van de volwassen eindlengte op basis van invasieve of niet- invasieve methoden heeft een vrij goede nauwkeurigheid, met een foutmarge van +/- 5 cm op de volwassen eindlengte. Voor de meeste sportdisciplines is dit een voldoende grote nauwkeurigheid. In sporttakken waarin de eindlengte een sterke prestatiebepalende variabele is (zoals volleybal of gymnastiek) volstaat deze nauwkeurigheid echter niet. Bovendien zijn de formules voor de voorspelling van de volwassen eindlengte in hoofdzaak berekend op populaties met een normale eindlengte, en is de toepasbaarheid naar extreem grote (volleybal) of extreem kleine atleten (gymnastiek) nog onvoldoende aangetoond. Onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van deze formules in specifieke sportieve populaties, meer bepaald in sporten waarin gezocht wordt naar extreem grote of erg kleine atleten, is aanbevolen. 7.5 Overwegen om ruwe testresultaten te corrigeren Overwegen van objectieve correctie voor vroeg- of laatmaturiteit is het meest aan de orde in die sportdisciplines waarin de cruciale identificatiefactoren heel sterk door maturiteit worden beïnvloed (spronghoogte bij volleybal, kracht bij judo). Dit geldt echter ook, en onafhankelijk van maturiteit, voor het relatieve leeftijdseffect (RAE). De impact van de maturiteit op de selectienormen van een krachttest is van die aard dat er moet overwogen worden om de normen te corrigeren voor zowel de chronologische leeftijd door de schaal niet af te ronden per leeftijdsjaar, maar de correcte actuele leeftijd te bepalen tot op 1/10 (vb. 13,4 jaar) of te werken met geboortekwartielen. Tegelijk is ook een correctie op basis van de maturiteit aan de orde. Deze correcties, en meer bepaald de correctie in functie van het de APHV, dient echter ook met de nodige nuance bekeken te worden gezien de onvolmaakte accuraatheid van de APHV methode. 7.6 Focus op cruciale eigenschappen die minder door maturiteit worden beïnvloed De meeste sportfederaties schenken overwegend aandacht aan de fysieke prestatiefactoren. Deze worden vooral beïnvloed door training en maturiteitsstatus. Het atletisch potentieel is echter vooral te objectiveren aan de hand van generieke motoriektests die momenteel in weinig federaties worden afgenomen omwille van hun niet sport specifiek karakter. Het feit dat minder trainbare karakteristieken gemeten kunnen worden en een grotere impact hebben op de overlevingskansen zoals werd aangetoond in de gymnastiekstudie pleit voor de inclusie van motoriektests in talentidentificatie testbatterijen. De Vlaamse Volleybalbond heeft de oorspronkelijke VOLTIS- testbatterij herwerkt omdat er teveel werd gefocust op de fysieke parameters (gestalte en springen). Deze testbatterij wordt bij 12- jarige jongens en meisjes toegepast op het moment dat er grote verschillen in maturiteit zijn. Naast de fysieke parameters werden drie motorische tests toegevoegd aan de testbatterij die een aanvullend beeld geven over de motoriek van de volleybalspelers. Uit een retrospectieve studie die werd uitgevoerd bij leerlingen van de topsportschool (Pion et al, 2015) blijkt dat de generieke motoriektests minder onderhevig zijn aan de maturiteitsstatus van de sportbeoefenaars en dat ze 24