DUIZEND BOMMEN EN GRANATEN!

Vergelijkbare documenten
Hieronder is uiteengezet wat de meest relevante feiten zijn voor het onderzoeksgebied wat betreft de mogelijke aanwezigheid van CE.

Overzichtskaart onderzoeksgebied Overzicht EODD vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied. T&A Survey BV 0211GPR2431 1

Projectnummer: 1211GPR2855.1

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Cyclamenweg Bleiswijk

BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK

Briefrapportage. Saricon bv

Rapport van Vooronderzoek

2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N Algemene informatie CE n in de bodem

Historisch Vooronderzoek

DORST IN DE OORLOGSJAREN.

Bijlage 14 Quickscan naar de mogelijke aanwezigheid van Concentrionele Explosieven land de N235 en N247

Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Conventionele Explosieven (CE n) Datum 20 maart 2014

FAQ Bommenkaart. Aan Van Henriette van Hoek, Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017

Chr. Oranjevereniging Marken en Oranje Herdenking 4 mei 2017 Thema: Verhalen van de oorlog

Gemeente De Wolden (DR) Postbus AA ZUIDWOLDE.

Quickscan Conventionele Explosieven. OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839. Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

Briefrapportage. 1. Inleiding. Saricon bv

Vooronderzoek. Barneveld-Noord Station. Opsporen Conventionele Explosieven

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Polder t Hoekje

De Bayesiaanse methode toegepast op de Buiksloterham

Lijst van bijlagen Betrouwbaarheid... 11

Vooronderzoek. Opsporen Conventionele Explosieven. Papendrecht aansluiting A15-N3

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Leiden Ringweg Oost

Vooronderzoek. Opsporen Conventionele Explosieven. Risicokaart gemeente Haarlem. Rapport Probleeminventarisatie en -analyse

Foto omslag: Bevrijding op de Wilhelminabrug te Leiden op 7 mei 1945 (bron:

1 INLEIDING REEDS UITGEVOERDE ONDERZOEKEN AANVULLEND VOORONDERZOEK CONCLUSIE EN ADVIES... 19

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Soesterberg-Noord.

Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven

Vooronderzoek. Opsporen Conventionele Explosieven. Hilversum Monnikenberg

Historisch Vooronderzoek. Niet Gesprongen Explosieven. Haarlem NGE-Risicokaart

Historisch Vooronderzoek

rocetrr Op po en Conwntionele E Plo ienen Project: OCE Langeraar Oost Projec'tnummer: Kenmerk: PvO-001 Datum: 24 mei 2013

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Hoge Boezem van de Overwaard en Achterwaterschap Gemeente Molenwaard

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 oktober dhr. J. Bongers. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Europaplein Zuid

Pagina 2 van 53 12S107-VO-01

Quickscan Conventionele Explosieven. Arnhemseweg (Zevenaar) Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 22 november dhr. H. de Baaij. dhr. F.G.J. Barink

Figuur 1. Projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K, nummers 1493, 1742, 6859, 6861 en 6863

Inventarisatie Conventionele Explosieven Linkeroever De Pol Gemeente Oude IJssel

PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen

Bureaustudie niet-gesprongen explosieven gemaaluitbreiding Hoge Broekpolder Door Jan van Hal d.d

Historisch Vooronderzoek. Niet Gesprongen Explosieven. Waternet Amsteldijk

Saricon bv Safety & Risk Consultancy

PRESENTATIE RISICOKAART ALBLASSERDAM

Historisch vooronderzoek naar niet gesprongen explosieven

Notitie. Een update van het vooronderzoek was daarom niet nodig. Referentienummer Datum Kenmerk GM juni Betreft NGE-onderzoek

BIJLAGE VII EXPLOSIEVENONDERZOEK

Pagina 2 van 35 12S053-VO-01

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt

Landmijnen blijven nog lang slachtoffers maken onder de burgerbevolking nadat het oorlogsgeweld

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Lansingerland A12

Crash gaat verhuizen.. Inhoud

Verslag congres In het Land der Blindgangers d.d. dinsdag 11 mei 2010

Vooronderzoek Conventionele Explosieven N283 tracé Hank-Meeuwen

Saricon bv Safety & Risk Consultancy

CORIO GLANA HIGH LIGHT 20 VOORONDERZOEK CONVENTIONELE EXPLOSIEVEN UIT DE TWEEDE WERELDOORLOG RN DEFINITIEVE VERSIE 1.

Saricon bv Safety & Risk Consultancy

Pagina 2 van 32 12S041-VO-01

Datum: 25 september 2014 Projectnr.: Status: concept

SAMENVATTING PROJECTLEIDER SAMENVATTING PROJECTLEIDER. Datum: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider)

Rapportage. Quickscan naar de mogelijke aanwezigheid van Conventionele Explosieven ter plaatse van twee delen van een leiding tracé te Ede

3921 Opsporen van conventionele explosieven 1 INLEIDING 2 CE PROBLEMATIEK: EEN KORTE TERUGBLIK. Arjan D. Hol 1

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Molenstraat Kerkwijk

Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel

de coördinaat in oorlogscoördinaten indien aanwezig in de plaatsnaam indien aanwezig in de rapportage.

Ijmuiden LW Drie onbekende vliegtuigen op 25 mtr hoogte. Explosies op Noorderpier.

Mijn mond zat vol aarde

15966_Oorlog in foto's III - D-Day BW.indd :17

Historisch Vooronderzoek

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Parkeergarages Lammermarkt & Garenmarkt te Leiden

Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden

Onderzoekslocatie: Verbindingszone te Westerbroek, Groningen

Proces verbaal van. probleeminventarisatie naar conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog te Gameren in de gemeente Zaltbommel.

VOORONDERZOEK NHW Batterij-Poederoijen

Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal

Hier, in de haven van Rotterdam, komt ons geld binnen.

Figuur 1: Kleine Aa te Someren (bron:

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietspad & Rotonde N831 Gemeente Maasdriel

X BASISLES LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHTEN MAASVLAKTE 2

CEES VAN DEN AKKER ADVIES

Historisch Vooronderzoek

Het bombardement op Delft in

RAPPORTAGE CE ONDERZOEK OOSTELIJKE RONDWEG, SOESTERBERG

Daags nadat Momgomery's troepen over de Rijn waren, stak Church.1i de rivier over in een Amerikaanse stormboot,

Datum: 9 april 2015 Projectnr.: Kenmerk: 15p015 Status: definitief

Onderstaand overzicht behoort tot het project Waddenarchieven, dat wordt gefaciliteerd door de Waddenacademie (

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Plangebied Rhenen.

Onderzoekslocatie: Ommen Oost, Gemeente Ommen

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Ontwikkelingsgebied Banningstraat Soesterberg.

1 INLEIDING ALGEMEEN PROBLEEMSTELLING DOELSTELLING ONDERZOEKSGEBIED METHODIEK VERANTWOORDING...

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Watergangen Lichtenvoorde Gemeente Oost-Gelre

Onderwerp Onderzoek, opsporing en ruiming explosieven bij gebiedsontwikkeling

WERKBOEK. Lest we Forget

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietspad Ouwelsestraat Zaltbommel

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Spijkenisse - Simonshaven

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 21 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink

Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing. Netwerkkaart 24 Cultureel erfgoed

Plan van Aanpak. Explosievenonderzoek Stationsomgeving Winterswijk Deelproject Driemark

Transcriptie:

DUIZEND BOMMEN EN GRANATEN! OVER HISTORISCH ONDERZOEK EN ONONTPLOFTE EXPLOSIEVEN J.L. van der Pauw Zondagmiddag 27 maart 1988. In een zes meter diep gat in de achtertuin van het pand Bellevoystraat 29, in de dichtbevolkte wijk Middelland, staan enkele leden van de Explosieven Opruimingsdienst gebogen over een 1000 lb zware vliegtuigbom, die zich daar 44 jaar eerder de bodem in geboord heeft. Om kwart voor twee komt de telefonische opdracht binnen van burgemeester Peper: "Heren, u kunt de bom nu detoneren". - "Zullen we dat maar níet doen?", moeten de EOD'ers tegen elkaar gezegd hebben, "Hij bedoelt vast demonteren." En zo wordt besloten. Het liep voor de EOD'ers en de omliggende buurt gelukkig allemaal goed af. De ontdekking van de Bellebom berustte in feite op toeval. Toen indertijd delen van de Rotterdamse wijk Middelland gesaneerd werden, schreef een bewoonster van de Bellevoystraat op 1 mei 1987 een brief aan de gemeente met de mededeling dat zij zich herinnerde dat er in de oorlog ter plaatse een bom was gevallen die zonder te ontploffen diep de grond ingedrongen was. De gemeente waarschuwde de Explosieven Opruimingsdienst van Defensie en die deed er vervolgens onderzoek naar, eerst in de archieven en later ter plaatse. Na het lokaliseren van de bom volgde de bewerkelijke en riskante operatie van uitgraven en onschadelijk maken. In vrijwel geheel Nederland zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog wel bommen afgeworpen, granaten afgeschoten, mijnen gelegd, voorraden munitie opgeslagen, of op andere wijzen explosieve zaken terechtgekomen en achtergebleven. Dat gebeurde niet alleen in de gebieden waar slag geleverd werd, of waar luchtaanvallen plaatshadden, maar ook waar verdedigingswerken werden aangelegd, waar geallieerde vliegers bommen losten die ze vanwege het veiligheidsrisico liever niet mee terug naar Engeland wilden nemen, of waar oorlogsvliegtuigen neerstortten. En zo zijn er nog veel meer omstandigheden als gevolg waarvan er niet ontplofte explosieven in de bodem verdwenen kunnen zijn. Deze explosieven kunnen decennia later alsnog tot ontploffing komen als er op of dichtbij de plaats waar zich dit oorlogstuig bevindt, gegraven, gebaggerd of geheid wordt of andere verstoringen van de grond plaatshebben. Een behoorlijke vliegtuigbom - en daarvan worden er in Nederland ieder jaar nog verschillende aangetroffen - kan een ramp veroorzaken als hij bij grondwerkzaamheden per ongeluk explodeert. De Explosieven Opruimingsdienst van Defensie (EOD) ruimt in Nederland per jaar gemiddeld 25.000 explosieven. Het overgrote deel daarvan dateert uit de Tweede Wereldoorlog, van vliegtuigbommen tot losse patronen van handvuurwapens. Er is indertijd dus nogal wat in de bodem terechtgekomen. En Rotterdam is daarbij rijk bedeeld. Hier werd niet alleen strijd geleverd en gebombardeerd in de meidagen van 1940, maar omvangrijker nog was de hoeveelheid explosieven die de geallieerden tijdens de bezettingsjaren over de stad en het havengebied afwierpen, voor het merendeel in de vorm van brisantbommen. Volgens de laatste bevindingen werden hier niet minder dan ca. 200 van die luchtaanvallen door de Engelsen en Amerikanen uitgevoerd. De erfenis van de oorlog in de vorm van niet-ontplofte bommen en andere explosieven is dan ook aanzienlijk en daar betalen we nog steeds successierechten over in de vorm van het opsporen en onschadelijk maken van dergelijk oorlogstuig.

Tot medio 1999 was dit opsporen en onschadelijk maken van explosieven uitsluitend voorbehouden aan de EOD. Nadien stond de overheid ook civiele bedrijven toe om de zgn. 'conventionele explosieven' op te sporen. Deze conventionele explosieven - CE voor intimi - omvatten ruwweg al het reguliere (fabrieksmatig geproduceerde) wapentuig dat niet behoort tot de 'ABC-wapens': de atomaire, biologische en chemische wapens. Tot de CE behoren dus onder meer vliegtuigbommen, geschutsmunitie en munitie voor handvuurwapens, alsook landmijnen, zeemijnen, handgranaten en explosieve stoffen, en verder alle 'toebehoren van munitie', waaronder ook geschut en vuurwapens vallen (je weet maar nooit of er nog munitie inzit). Verder dan het opsporen, ontgraven, identificeren en tijdelijk veiligstellen van deze explosieven mogen de civiele bedrijven van de wet echter niet gaan; het opruimen ervan blijft het exclusieve domein van de EOD. Het opsporen van explosieven geschiedt in hoofdzaak in twee stappen, of zo men wil op twee plaatsen: achter het bureau en vervolgens 'in het veld'. Achter het bureau, maar vooral achter de studietafels in archieven, heeft het historisch vooronderzoek plaats. Er wordt in de literatuur en in archiefmateriaal gezocht naar de plaatsen waar ooit grondgevechten hebben plaatsgehad, naar de locaties van bunkers, munitieopslagplaatsen, loopgraven, mijnenvelden en dergelijke, naar de posities van geschut, de plaatsen waar luchtbombardementen zijn uitgevoerd, waar V-wapens terecht zijn gekomen of waar vliegtuigen zijn neergestort. Enzovoorts. Vervolgens wordt er op luchtfoto's uit de oorlogsjaren minutieus gezocht of er van deze situaties of gebeurtenissen nog sporen te vinden zijn. Als dit vooronderzoek aanwijzingen oplevert dat zich in een bepaald onderzoeksgebied explosieven zouden kunnen bevinden, dient zich de volgende stap aan: het veld in met grondradar, magnetometer en andere technische middelen, om te proberen deze explosieven te lokaliseren. Een intrigerend detail van een luchtfoto uit de Amerikaanse National Archives, genomen tijdens een luchtaanval op de werf Wilton-Fijenoord op 6 november 1942. Een roeibootje met twee mensen erin wordt op de Maas op een haar na gemist door een paar onzuiver afgeworpen bommen. Een vervolgfoto ontbreekt, waardoor niet bekend is of de bommen blindgangers zijn geweest (Bron: NARA)

Ik wil me in dit artikel beperken tot het historisch vooronderzoek, waar ik als historicus zelf regelmatig bij betrokken ben en waar ik - en dat is de aanleiding tot dit artikel - in het begin nogal door verrast werd. Of laat ik ook maar toegeven dat ik gewoon schrok. Dat schrikken betrof namelijk de enorme hoeveelheid historisch materiaal die deze opsporingsbedrijven boven water weten te krijgen als de middelen en mogelijkheden er zijn waarover een in de wetenschap opererende historicus meestal niet beschikt. De historicus moet zich binnen de beperkte duur van zijn onderzoeksproject doorgaans met een veel breder onderwerp bezighouden dan de krijgshandelingen die op slechts één beperkte locatie, bijv. een haven, een bouwterrein of een spoorwegtraject, hebben plaatsgehad. En bovendien is hij gebonden aan een budget dat in de regel veel beperkter is dat de bedragen die in het bedrijfsleven omgaan. Voor vele honderden euro's aan luchtfoto's bestellen om te kijken of er ergens misschien een paar bomkraters te zien zijn, is er voor hem als bescheiden dienaar van de wetenschap niet bij. Wanneer ik zo roekeloos mag zijn om mijn eigen kloeke standaardwerk Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog als voorbeeld te nemen, wordt dat verschil in onderzoeksmogelijkheden al snel duidelijk. De onderzoeksopdracht met betrekking tot het onderwerp 'Rotterdam in oorlogstijd' was in beginsel zo ongeveer: "doe maar alles". En dat is bij een stad waarin zich vijf jaar lang in de meest uitzonderlijke omstandigheden de meest uiteenlopende zaken hebben afgespeeld wel heel veel. Gelet op de beperkte duur van het onderzoeksproject (vijf jaar) en op de beperkte financiële mogelijkheden moest er dus al dadelijk noodgedwongen geschrapt worden - in de onderwerpen economie en kunst bijvoorbeeld. Het leverde uiteindelijk toch nog een boek op van bijna duizend pagina's, waarin van de krijgshandelingen en bombardementen weliswaar een, naar ik hoop, representatief en in grote lijnen ook vrij compleet beeld kon worden gegeven, maar waarbij deze materie toch onmogelijk uitputtend kon worden onderzocht en beschreven. Het was niet anders. Wat gunstiger lag de zaak bij een latere opdracht: het onderzoek naar de rampzalige geallieerde bombardementen op Amsterdam-Noord in juli 1943. Hoewel de beschikbare tijd (een half jaar) en het budget hier veel geringer waren, was ook het onderwerp veel beperkter. Het betrof in hoofdzaak de aanleiding, uitvoering en gevolgen van slechts drie bombardementen: één door de Amerikaanse USAAF en twee door de Britse RAF. Daardoor werd het mogelijk om met het archiefonderzoek meer 'de diepte in te gaan' en zoveel mogelijk relevant materiaal op te sporen en te verwerven. Bovendien deed zich de gelukkige omstandigheid voor dat al het materiaal betreffende de twee bombardementen door de RAF al in de loop van vele jaren in Engeland was verzameld en gekopieerd door een 'amateurhistoricus' (in de allerbeste zin van het woord), Hans Nauta. Dat bespaarde mij een hoeveelheid tijd en zoekwerk die ik binnen de beperkingen van mijn project nooit zelf had kunnen opbrengen. Ik wist toen een deal voor elkaar te krijgen tussen mijn werkgever (het NIOD) en genoemde onderzoeker, waardoor ik van al zijn materiaal gebruik kon maken. Resteerde het Amerikaanse bombardement. Het materiaal hierover bevond zich in de National Archives in Maryland (USA) en het ging mijn onderzoeksbudget ver te boven om daar persoonlijk even langs te gaan. Plan B bleek echter net zo goed te werken: via internet alle relevante mappen selecteren en de hele zaak door de Amerikanen integraal laten kopiëren en opsturen. Ook een flinke hap uit de financiën, maar niettemin mogelijk. Het resultaat was dat de bombardementen alle drie naar behoren - in dit geval dus grondig - konden worden onderzocht en in detail konden worden beschreven, zoals het beperkte onderwerp dat vereiste. Hoe zou het gegaan zijn als ik tijdens mijn veel bredere onderzoek naar Rotterdam ook over deze mogelijkheden - voldoende geld en tijd in verhouding tot de totale onderzoeksopdracht - had kunnen beschikken? Daar kwam ik achter toen in de zomer van 2013 een paar leden van twee adviesbureaus in explosieven-opsporing in gezelschap van de in de geschiedenis van de Rotterdamse havens en bombardementen doorknede onderzoeker Jac Baart gewapend met foto- en computerapparatuur naar Amerika vlogen om daar in de National Archives hun slag te slaan. Hun aandacht was daarbij gericht op de bombardementen door Amerikaanse (USAAF) Bomb Groups op Rotterdam. Als het

meest frappante voorbeeld van hun buit neem ik het materiaal dat ze daar verzamelden over het rampzalige bombardement op Rotterdam-West van 31 maart 1943. Ik had indertijd voor dat bombardement in het kader van mijn onderzoek nog relatief veel tijd uitgetrokken, vanwege de enorme impact ervan. De literatuur niet meegerekend leverde dat aan geselecteerd archiefmateriaal ongeveer tweehonderd documenten op, wat toch lang niet gering was. De heren kwamen echter uit Amerika terug met alleen al over dit bombardement anderhalfduizend gefotografeerde documenten. Dat bedoelde ik daarstraks met schrikken. De beklemmende vraag die natuurlijk meteen bij me opkwam, was: wat heb ik allemaal gemist? En klopt mijn verhaal nog wel? Dat bleek in dit geval gelukkig wonderwel mee te vallen. Ik vond in mijn reconstructie geen fouten of belangrijke hiaten, ook al was deze gebaseerd op veel minder bronnenmateriaal. Maar het verhaal had met al die extra gegevens natuurlijk wel meer solide gefundeerd kunnen worden. En had mijn onderzoek een boek of artikel over alleen dat bombardement als doel gehad, dan had die publicatie met allerlei details en enkele nog onbekende foto's aangevuld kunnen worden. Binnen de schaal van mijn veel bredere onderwerp liep het dus al met al nog goed af. Feit blijft, dat de archieven waarover de opsporingsbedrijven beschikken een ware schatkamer voor historici zijn. Behalve zeer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde luchtaanvallen en verkenningsvluchten, bevatten ze ook schitterend fotomateriaal, zoals luchtopnames van de uitvoering van bombardementen, 'strike photos' (waarop het inslaan van de bommen te zien is) en foto's van verkenningsvluchten. Natuurlijk gebruiken de genoemde bedrijven ook materiaal uit Nederlandse archieven - zowel uit nationale en provinciale collecties als uit lokale en soms ook particuliere archieven - maar het is, naast de dure luchtfoto's uit Nederlandse bron, vooral het materiaal uit de buitenlandse archieven dat soms buiten de greep van de 'vakhistoricus' blijft, omdat het verkrijgen ervan de beschikbare tijd en het budget van zijn project te boven gaat. Daar is dan meestal weinig aan te doen. Waar echter wel wat aan te doen valt, is het contact tussen 'vakhistorici' (de wetenschappelijke onderzoekers van beroep) en 'amateurhistorici', en de relatie tussen de gevestigde onderzoeksinstellingen en clubs of verenigingen van historisch geïnteresseerde 'hobbyisten'. Nu kan 'amateurhistorici' en 'hobbyisten' sommigen misschien wat geringschattend in de oren klinken, maar ik zal de laatste zijn om deze woorden in die zin te gebruiken. Ik weet uit ervaring dat deze onderzoekers wat betreft opgebouwde kennis en verzamelde gegevens vaak ver voorliggen op de beroepshistorici. Velen van hen sparen kosten nog moeite bij het bijeenzoeken van hun materiaal en het uitbreiden van hun kennis. Waar de beroepshistoricus bij zijn onderzoek in de regel gebonden is aan de beperkte duur en de begrensde middelen van zijn project, steken de ware amateurs - de historici uit liefde - soms oneindig veel tijd en moeite in hun zoektochten, helpen ze elkaar over en weer en bouwen ze zo een schat aan informatie op. Ik noem als voorbeeld de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 (SGLO), die bijzonder actief is en waar een enorme kennis aanwezig is, die voor een deel ook in boekpublicaties en door middel van databases op internet voor iedereen beschikbaar is. De kern van mijn betoog is dus, dat de mogelijkheden voor historisch onderzoek met betrekking tot onderwerpen uit de Tweede Wereldoorlog vaak veel groter zijn dan een beroepshistoricus binnen de beperkingen van zijn project kan aanboren of zelfs maar beseft. De adviesbureaus in explosievenopsporing, die deze mogelijkheden dankzij hun budget wel kunnen benutten, zullen die duur verkregen informatie begrijpelijkerwijs meestal niet zomaar met derden willen delen. Deze bedrijven moeten allemaal om hun onderlinge concurrentiepositie denken. Maar de 'amateurhistorici' zijn op basis van gelijkwaardigheid - en bij voorkeur volgens het mooie beginsel van 'wederkerig dienstbetoon' - heel vaak en graag tot samenwerking bereid. Ik spreek uit ondervinding en ik kan die samenwerking alleen maar van harte aanbevelen.

Foto's uit de Britse archieven Ter afsluiting en illustratie van dit artikel een aantal foto's uit een van de Britse archieven die door de explosieven opsporingsbedrijven en door leden van een vereniging als de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 intensief geraadpleegd worden: The National Archives in Kew, even ten westen van Londen. De foto's komen in dit geval alle uit een van de 'War Albums' van Bomber Command en zijn genomen tijdens een luchtaanval op de Rotterdamse havens op woensdag 16 juli 1941. Holland op z'n mooist, als het geen oorlog zou zijn. In de middag van woensdag 16 juli 1941 zijn 36 Bristol Blenheim bommenwerpers van de RAF op weg naar het Rotterdamse havengebied om daar bombardementen op werven, schepen en andere strategisch belangrijke objecten uit te voeren. Het betreft een low level sweep, een aanval op zeer geringe hoogte. Hier vliegen de bommenwerpers langs Rhoon, waarna ze een bocht naar het noorden zullen maken richting de havens. Zo omzeilen ze het sterke luchtafweergeschut aan weerszijden van de monding van de Nieuwe Waterweg.

Het doel in zicht: de Waalhaven, gezien vanuit het zuiden. De grasvlakte voor het havenbekken is het terrein van het Vliegveld Waalhaven. Hoe letterlijk een luchtaanval 'op masthoogte' genomen moet worden, laat deze foto zien: een snapshot vanuit een Bristol Blenheim terwijl die over de Waalhaven langs de mast van het schip Oranjefontein raast.

Een foto genomen tijdens dezelfde raid. Een Bristol Blenheim werpt zijn schaduw over de kruising van de Heemraadssingel en de Tweede Middellandstraat. Een paard-en-wagen staat stil en voorbijgangers kijken omhoog. Zo klein kan de afstand zijn tussen bezet gebied en de gevaarlijke vrijheid in de lucht.