Uitwerking Tentamen TB142Ea 2 juli uur

Vergelijkbare documenten
Tentamen TB142Ea 2 juli uur

Tentamen TB142-E 20 mei uur

Hertentamen TB142-E 3 juli uur

Uitwerking Tentamen TB142-E 20 mei uur

Uitwerking Hertentamen TB142-E 3 juli uur

Deel 2. Basiskennis chemie

Algemene en Technische Scheikunde

Energiebalans aarde: systeemgrens

Tentamen spm april uur

gelijk aan het aantal protonen in de kern. hebben allemaal hetzelfde aantal protonen in de kern.

spm _09; - Opdracht/Deeltoets II;

Let op: elke juist beantwoorde vraag levert punten op; elke onjuist beantwoorde aftrek. Per vraag is dat (punten/aftrek); blanco = 0 punten.

De verliezen van /in het systeem zijn ook het gevolg van energietransformaties!

Tentamen spm April uur

Tentamen spm April uur

Thermische Centrales voor Elektriciteit College TB142Ea, 12 mei 2014

Tentamen spm april uur

Energie en Energiebalans. Dictaat hoofdstuk 5

Tentamen spm juli uur

Energiesysteemanalyse Thermische Centrales College TB142Ea, 19 mei 2014

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Deeltoets TB151-II. Uitwerking vraagstuk 1)

Uitwerking Tentamen spm juli uur

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

oefenopgaven wb oktober 2003

TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA. Dinsdag 25 oktober

Thermische Centrales voor Elektriciteit

Tabellen. Thermodynamica voor ingenieurs, Tabellen 1

KLASTOETS GRAAD 11. FISIESE WETENSKAPPE: CHEMIE Toets 4: Materie en materiale 1

Bedreigingen. Broeikaseffect

MEERKEUZEVRAGEN. spm1520 Tentamen (Uitwerking) 7 April 2011

Tentamen ta januari :00-12:00 uur

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY, MST1211TA1, LB1541) 10 maart uur Docenten: L. de Smet, B. Dam

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

Thermodynamica - A - PROEFTOETS- AT01 - OPGAVEN.doc 1/7

VAK: Thermodynamica - A Set Proeftoets 01

HERHALINGS TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA voor S2/F2/MNW2 Woensdag 14 januari, 2009,

Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingen

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 1 maart uur Docenten: L. de Smet, B. Dam

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam

Toestandsgrootheden en energieconversie

MEERKEUZEVRAGEN. spm1520 Uitwerking tentamen 20 April 2012

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Tentamen Verbrandingstechnologie d.d. 9 maart 2009

Systeemdenken: huishoudelijk afval. Massabalansen

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

Praktische opdracht Economie Broeikaseffect

Werkstuk Aardrijkskunde Broeikaseffect

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA voor F2/MNW2. Vrijdag 23 december 2005

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

Fysische modellen De Aarde zonder en met atmosfeer

5 Formules en reactievergelijkingen

REWIC-A: Thermodynamica A : : : Opleiding Module Examenset. REWIC-A Thermodynamica A 03. Uw naam :... Begintijd :... Eindtijd :...

Alternatieve energiebronnen

natuurlijke radioactiviteit Sytze Brandenburg sb/radsaf2003_2/1

TENTAMEN THERMODYNAMICA 1 Wb april :00-12:00

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

Technische Thermodynamica 1, Deeltoets 2 Module 2, Energie en Materialen ( )

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

1 Algemene begrippen. THERMOCHEMIE p. 1

Uitwerking Tentamen spm april uur

4 Verbranding. Bij gele vlammen ontstaat roet (4.1)

Een mengsel van lucht, hete verbrandingsgassen en kleine deeltjes vaste stof In rook zitten ook soms vonken

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Eindtoets 3DEX0: Fysica van nieuwe energie van 9:00-12:00

Tentamen spm juli uur

Duurzame ontwikkeling en kringlopen (DOK) Toets 1: 30%

Kolenvergasser. Kolenvergasser hdefc.doc

IPT hertentamen , 9:00-12:00

Rekenen aan reacties (de mol)

Opgave 2. Voor vloeibaar water bij K en 1 atm zijn de volgende gegevens beschikbaar:

KNVWS Delft. Overzicht

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Fysische Chemie Oefeningenles 1 Energie en Thermochemie. Eén mol He bevindt zich bij 298 K en standaarddruk (1 bar). Achtereenvolgens wordt:

Oplossing oefeningen. Deel 1: Elektriciteit

Systeemdenken: industrie en milieu. Massabalansen

Tb151-00; - Deeltoets I; - Uitwerking Donderdag 28 Maart, 2002, 13:45-15:45

NNV-bestuursstandpunt over de samenhang tussen klimaatverandering en energiegebruik

Spm1510-'08-'09; - Tentamen; 30 juni 2009, 14:00 17:00 uur

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam

Inhoud LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN. De leerlingen kunnen

In deze eindtoets willen we met jullie samenvatten waar we het in het afgelopen kwartiel over gehad hebben:

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen

Klimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN

De aardse atmosfeer. Robert Parson Associate Professor Department of Chemistry and Biochemistry University of Colorado

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces

Aardolie is een zwart, stroperig mengsel van heel veel stoffen, wat door middel van een bepaalde scheidingsmethode in zeven fracties gescheiden wordt.

Uitwerking tentamen spm juli uur

Warmte- en stromingsleer Examennummer: Datum: 14 december 2013 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

Koolstof wordt teruggevonden in alle levende materie en in sedimenten, gesteenten, de oceanen en de lucht die we inademen.

Hoofdstuk 9: Radioactiviteit

TENTAMEN THERMODYNAMICA 1 Wb juni :00-12:00

Inhoud LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN. De leerlingen kunnen

In deze bijlage wordt de aangevraagde verandering uitgebreid beschreven. De verandering in deze aanvraag is:

Hertentamen spm augustus uur

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Oefenvragen Hoofdstuk 5 Reacties en energie antwoorden. Vraag 1 Geef bij iedere blusmethode aan, welk onderdeel van de branddriehoek wordt weggenomen.

Transcriptie:

TB142Ea Tentamen 2 juli 2014 Uitwerking Tentamen TB142Ea 2 juli 2014 9-11 uur Aanwijzingen: U mag gebruik maken van: schrijfmateriaal rekenmachine formuleblad en periodiek systeem (afgedrukt achteraan dit tentamen). Lees de vragen vooraf door en deel de beschikbare tijd in voor beantwoording van de vragen. De uitwerking van dit tentamen beslaat 18 vragen, op 14 pagina s. Daaronder zijn 15 meerkeuzevragen (30 punten) en twee open vragen (40 punten). Het totaal aantal te behalen punten was 70. Met de BONUSVRAAG kunt u 7 extra punten verdienen. Toelichting meerkeuzevragen bij elke deelvraag is slechts één antwoord juist. Aanvinken van meer dan één vakje per vraag wordt gerekend als een foute keuze

TB142Ea Tentamen 2 juli 2014 begin van de vragen 1. (2 punten) De volgende grootheden zijn toestandsgrootheden A. Enthalpie, warmte, druk, temperatuur B. Enthalpie, warmte, gasconstante, temperatuur C. Warmte, gasconstante, druk, temperatuur D. Enthalpie, volume, druk, temperatuur 2. (2 punten) Grafiet en diamant zijn beide een vorm van zuiver koolstof C. Gegeven de volgende reacties: C(grafiet) + O 2 CO 2 ; H reactie = 394 [kj] C(diamant) + O 2 CO 2 ; H reactie = 396 [kj] Dan is de reactie-enthalpie van de conversie van diamant naar grafiet A. 2 [kj] B. 0 [kj] C. -2 [kj] D. niet te bepalen, onvoldoende gegevens 3. (2 punten) de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica luidt A. Warmte kan niet voor 100% geconverteerd worden in kracht B. Kracht kan niet voor 100% geconverteerd worden in warmte C. Bij Energieconversie zijn Kracht en Warmte in evenwicht D. De entropie (wanorde) in het Universum is constant 4. (2 punten) Hieronder zijn een aantal bindingsenergieën [kj/mol] gegeven. O-H 467 C-H 413 O=O 495 H-H 432 C-O 358 C=O 745 Uitspraak (1): Met behulp van deze gegevens is een eerste schatting te berekenen voor de reactie-enthalpie voor de vorming van ethanol, H 3 C CH 2 OH uit CO 2 en H 2 O. Uitspraak (2): Met behulp van deze gegevens is een eerste schatting te berekenen van de verbrandingsenthalpie van methanol, CH3OH A. Uitspraak (1) is juist, uitspraak (2) is juist B. Uitspraak (1) is juist, uitspraak (2) is onjuist C. Uitspraak (1) is onjuist, uitspraak (2) is juist D. Uitspraak (1) is onjuist, uitspraak (2) is onjuist 5. (2 punten) Eenmaal in de atmosfeer dragen de volgende stoffen bij aan het (versterkt) broeikaseffect: A. methaan (CH 4 ), stikstof (N 2 ), CFK s en water B. lachgas (N 2 O), methaan, CFK s en water C. lachgas (N 2 O), methaan, CFK s en stikstof (N 2 ) D. lachgas (N 2 O), methaan, stikstof (N 2 ) en water.

6. (2 punten) Het GWP-100 van methaan is 25 (IPPC, 2007). Dat betekent met betrekking tot de broeikaswerking dat... A....de uitstoot van 1 kilo methaan overeenkomt met 25 kilo CO 2 B....de uitstoot van 1 mol methaan overeenkomt met 25 mol CO 2 C....de Radiative Forcing van 1 kilo methaan 25 keer zo groot is als van 1 kilo CO 2 D....de Radiative Forcing van 1 mol methaan 25 keer zo groot is als van 1 mol CO 2 7. (2 punten) Stortgas dat vrijkomt uit oude vuilstortplaatsen bestaat voor ongeveer 50 vol.% uit methaan, en 50 vol.% CO 2. De kleinste bijdrage aan het (versterkt) broeikaseffect ontstaat als: A. we het stortgas gewoon laten vrijkomen B. we het stortgas afvangen en benutten in een thermische centrale C. we het stortgas afvangen om het te kunnen affakkelen D. de bijdrage van stortgas is altijd hetzelfde omdat het broeikasgassen bevat 8. (2 punten) De volgende uitspraak is juist. Smog, een vorm van secundaire luchtverontreiniging ontstaat...: A.... altijd uit reacties die verlopen onder invloed van zonlicht (fotochemie) B.... door reactie van primaire luchtverontreiniging met andere stoffen in de atmosfeer C.... alleen in de zomer; in de winter is de temperatuur te laag D.... alleen als er op grote schaal steenkool wordt verstookt 9. (2 punten) De emissie van SO 2 uit bijvoorbeeld kolencentrales draagt bij aan: A. smog, aërosolvorming en zure regen B. smog, afbraak van de ozonlaag en zure regen C. smog, afbraak van de ozonlaag en aërosolvorming D. afbraak van de ozonlaag, aërosolvorming en zure regen 10. (2 punten) Aantasting van de ozonlaag is ernstig omdat... A. de ozonlaag een bron is van hydroxylradicalen, die zorgen dat de atmosfeer schoon blijft B. de ozonlaag het leven op aarde beschermt tegen schadelijke infrarood-straling van de zon C. de ozonlaag het leven op aarde beschermt tegen schadelijke UV-straling van de zon D. daardoor de ozonconcentratie van de lucht die wij inademen zal toenemen pag. 2 van 14

11. (2 punten) Het Ozon Depletion Potential (ODP) van een stof wordt uitgedrukt als de hoeveelheid afbraak van de ozonlaag die een kilogram van een stof veroorzaakt ten opzichte van een kilogram CFK-11, trichloor-fluormethaan. De ODP van stoffen varieert ondermeer door verschillen in... A. hoeveelheid - des te meer van de stof wordt uitgestoten, des te hoger de ODP B. stabiliteit - een stof moet voldoende stabiel zijn om de ozonlaag te kunnen bereiken C. het aandeel zuurstof in de stof - zuurstof is nodig om ozon af te breken D. het absorptiespectrum van de stof - des te meer UV-straling ze absorbeert, des te hoger het ODP 12. (2 punten) In onze zomer groeit het gat in de ozonlaag boven de Noordpool omdat... A.... daar het ijs-albedo effect momenteel in sterke mate optreedt B.... daar de opwarming van de aarde lijkt te versnellen, waardoor de aarde meer schadelijke straling uitzendt C.... er daar dan altijd teveel energierijke UV-straling is, waardoor de ozonlaag daar zomers geheel verdwijnt D....in de winter de afbraakcyclus van ozon daar maar voor de helft verloopt door gebrek aan zonlicht 13. (2 punten) Het versterkt broeikaseffect leidt niet alleen tot temperatuurstijging, maar ook tot een intensivering van de hydrologische kringloop. De belangrijkste oorzaak daarvan is... A.... dat de zeespiegel stijgt B.... dat gletschers en ijskappen kleiner worden C.... dat er grote hoeveelheden energie worden opgenomen door de oceanen D.... dat neerslagpatronen op aarde veranderen 14. (2 punten) In een kernreactor wordt kernsplijting van Uranium-235 beheerst uitgevoerd. De volgende uitspraak is juist. De functie van de moderator is... A.... het beheersen van de hoeveelheid snelle neutronen. B.... het vertragen van de juiste hoeveelheid neutronen. C.... zorgen dat de reactor kan worden stilgezet. D.... de kernsplijting op gang te brengen. 15. (2 punten) PWR s en BWR s zijn zogenaamde licht-water reactoren. De volgende uitspraak is juist: A. er circuleert alleen water door de reactoren bij normaal bedrijf B. de enige functie van het water is afvoer van de geproduceerde warmte C. als door storing het water uit de reactor loopt dreigt een kernexplosie D. als door storing het water uit de reactor loopt dreigt een meltdown pag. 3 van 14

steenkool biocoal eenheid Verbrandingswaarde (LHV) 28 14 [GJ/ton] Organische verbindingen (C x H y O z ) 90.0 75 [gew.%] De verhouding C:H:O 2:1:0 1:2:1 Watergehalte 0 20 [gew.%] Stikstofgehalte 0.5 1 [gew.%] Zwavel gehalte 2.0 0.5 [gew.%] Asrest 7.5 3.5 [gew.%] Table 1: Eigenschappen steenkool en biomassa gebruikt in de Amercentrale OPEN VRAGEN 16. (25 punten) Amercentrale In Geertruidenberg staat één van de grootste elektriciteitscentrales van Nederland. Voorheen werd deze centrale hoofdzakelijk gestookt met steenkool, maar één van de eenheden is recent aangepast zodat biomassa kan worden bijgestookt tot 30% van de benodigde brandstofinput (GJ). Het gaat om zgn. biocoal een houtachtige biomassa die is getorreficeerd (verhit tot maximaal 300 C ) zodat deze houtskool eigenschappen krijgt die met steenkool te vergelijken zijn 1. De biocoal en steenkool uit de opslag worden gemengd met lucht en gevoed aan het fornuis. Onderin het fornuis worden de bodemassen afgevoerd. Met een stoomcyclus wordt elektriciteit gemaakt. De centrale is uitgerust met directe koeling (koelwater uit het Haringvliet) en een koeltoren. De voor biocoal aangepaste eenheid van de Amercentrale kan een netto vermogen aan het elektriciteitsnet leveren van 630 [MWe] bij een temperatuur van het water (de lucht) van 10 C. Koelwaterpompen, luchtcompressie, steenkoolmalers en biocoal/steenkooltransport en -menging vragen intern elektriciteitsgebruik. De centrale wordt vrijwel continu op thermische vollast bedreven. Het bruto rendement voor elektriciteitsproductie is 44%, het netto rendement 42% betrokken op de onderste verbrandingswaarde (LHV) van de gebruikte steenkool en biocoal. De hoogst bereikte temperatuur in de stoomcyclus van de centrale (120 bar) is 1100 C. (a) (1) Hoe luidt de 1 e Hoofdwet van de Thermodynamica? De energie van het Universum is constant. Energie kan noch worden gecreëerd, noch worden vernietigd. De energie van een systeem + haar omgeving is constant. (b) (2) Geef een korte beschrijving van de stoomcyclus van de Amercentrale 1. pomp brengt water op hoge druk (120 bar). 2. warmte bron (fornuis) verwarmt water en laat het water verdampen tot stoom (120 bar). 1 www.essent.nl/content/overessent/actueel/archief/2010/amercentrale_zet_ historische_stap_richting_biomassacentrale.html accessed 19 juni 2013 pag. 4 van 14

3. hogedruk stoom drijft stoomturbine aan, die weer een generator aandrijft; een deel van de interne energie van de stoom wordt zo omgezet in arbeid; in de turbine dalen de stoomdruk en -temperatuur gedurende de expansie; 4. afgewerkte stoom die de turbine verlaat wordt verder afgekoeld en gecondenseerd tot water met koelwater (uit Haringvliet dan wel koeltoren) 5. terug naar 1 (cyclus). (c) (5) Teken een systeemdiagram van de verbouwde Amercentrale. Maak een zinvolle keuze t.a.v. weer te geven systeemelementen en massa- en energiestromen voor beantwoording van onderstaande deelvragen NB dit is een uitgebreide versie. Een schema Figure 1: Het gevraagde systeemdiagram Amercentrale met alléén weergave torrefactie-eenheid en centrale-eenheid is ook voldoende. Essentieel is correcte weergave van alle stromen, systeemgrens en systeemelementen. Zie voor verdere toelichting dictaat. (d) (6) Energie. Stel dat de inzet van biocoal in 2013 maximaal was, gelijk over het jaar verdeeld, en dat de warmte nodig voor torreficatie in de biocoalfabriek, 35 [MW], afkomstig is van het fornuis. i. Stel een energiebalans op voor de centrale ii. Bereken het intern elektriciteitsverbruik van de centrale bij vollast iii. Hoe groot is de inzet van biocoal in [MW]? 1. Energiebalans: Som van alle energiestromen (in) = Som van alle energiestromen (uit). Voor de Amercentrale (inclusief torrefactie-unit) wordt dit: φ m,steenkool LHV steenkool +φ m,biomassa LHV biomassa = E+Q koelwater +Q koelwater + Q rookgas + Q verlies. Let op: bij deze keuze van de systeemgrens is de warmte naar de torrefactieunit een interne energiestroom. Indien bij deelvraag (i) de torrefactie-unit pag. 5 van 14

buiten de systeemgrens is geplaatst, dan dient in deze energiebalans biomassa vervangen te worden door biocoal en een term Q torrefactie aan de energiestromen(uit) worden toegevoegd. 2. Het nettorendement van de voor biocoal aangepaste eenheid is 42%. Voor 630 [MWe] is dus nodig 630 = 1500 [MW] aan brandstofinput. Het bruto 0, 42 rendement is 44%. Verschil bruto netto is het intern elektriciteitsverbruik. Dat is 30 [MWe]. 3. Er wordt gevraagd naar de inzet van biocoal, dus systeemgrens exclusief torrefactie-unit gebruiken. In deelvraag (ii) is al uitgerekend dat de brandstofinput voor 630 [MWe] dan 1500 [MW] is. Het aandeel biocoal (30%) is dan 450 [MW]. Gebruik systeemgrens inclusief torrefactie-unit is ook goed gerekend. De elektriciteitsoutput van de aangepaste eenheid, intern gebruik, input en totaal warmtestromen (voor elektriciteit) zijn respectievelijk 630 [MWe], 30 [MWe], 1500 en (1500 630 30 = 840 [MW]). Daarnaast moet de warmte nodig voor torrefactie, 35 [MW], netto opgebracht worden. Stel dat dat met een rendement van 100% gebeurd (geen verliezen), dan is de totale brandstofinput 1535 [MW]. 30% biomassa in zet is dan 460.5 [MW] (e) (4) De CO 2 afkomstig van biomassastook telt niet mee voor de CO 2 -emissiehandel. i. Bereken de dagelijkse inzet van steenkool en biocoal in de centrale [ton]. Als u deelvraag d (iii) niet heeft kunnen berekenen, gebruik dan 100 [MW]. ii. Bereken een schatting van de jaarlijks door de inzet van biocoal voor de emissiehandel vermeden CO 2 -uitstoot [ton]. 1. De brandstofinzet is 1500[MW]. 1 [GJ/ton] = 1 [MJ/kg]. De inzet van biocoal is 450 [MW], oftewel 450 = 32.14 [kg/s]. De inzet van steenkool is 1150 14 [MW], dat is 1050 = 37.5 [kg/s]. De centrale draait 100% van de tijd, dus 28 vermenigvuldigen met 24 3600 en delen door 1000 geeft het aantal tonnen per jaar. Dat is respectievelijk 2777 ton biocoal en 3240 ton steenkool per dag (1 miljoen ton biocoal en 1.2 miljoen ton steenkool per jaar!). Uitgaan van 1535 [MW] is ook goed gerekend. Als u uitgegaan was van 100 [MW] biocoal inzet, dan is er 1400 [MW] steenkool inzet nodig om de centrale te laten draaien. De hoeveelheid biocoal is dan 617 ton per dag, de hoeveelheid steenkool 4320 ton per dag. 2. Bij deze deelvraag gaat het erom de hoeveelheid CO 2 te berekenen die zou zijn ontstaan als in plaats van biocoal steenkool zou zijn ingezet. Zoals aangegeven, telt de hoeveelheid CO 2 die vrijkomt uit de biocoal niet mee. Oplossing: (1) bereken de hoeveelheid steenkool i.p.v. de biocoal; dat is 450 [MW] steenkool, of te wel 450 = 16.07[kg/s] (2) bereken de hoeveelheid 28 CO 2 uit deze steenkool: deze bestaat volgens tabel voor 90 gew.% uit CH 0.5. Het quasi-molgewicht is dus 12.5 [g/mol]. Het molgewicht van CO 2 is 44 pag. 6 van 14

[g/mol], dus uit 12.5 [g] steenkool ontstaat 44 [g] CO 2. De hoeveelheid CO 2 wordt dus 44 16.07[kg/s] 0.9 12.5 = 50.9[kg/s] Dat staat gelijk aan 1.6 miljoen ton CO 2 per jaar. (f) (4) De adiabatische vlamtemperatuur van biocoal is flink lager (minstens enkele honderden graden) dan die van steenkool. Gebruik de gegevens uit tabel 1 en leg kort uit met een systeemanalyse waarom dit zo is (U hoeft de berekeningen niet uit te voeren!)( We weten dat de C p s van CO 2 en waterdamp niet veel verschillen (allebei zeg ±1,1 [kj/kg/k]). 1. De adiabatische vlamtemperatuur kan berekend worden door de vlam op een brander te beschouwen als een gesloten systeem, waar de verbranding plaatsvind 2. Daarbij stellen we ons het volgende pad voor: de brandstof wordt verbrand, stoechiometrisch, met lucht, bij standaardcondities (1 atm, 15 C ); de vrijkomende verbrandingsenthalpie wordt gebruikt om de gasvormige reactanten van de verbranding op te warmen. 3. Dan geldt de eenvoudige formule LHV brandstof = Q = n i=1 x i C p,i T Daarin zijn x i de massafracties van de stoffen 1...n in het ontstane rookgas 4. De te bereiken temperatuur T = T 0 + T hangt dan af van twee zaken: (1) de verbrandingswaarde (LHV) (2) de samenstelling van het rookgas. 5. Uit de tabel zien we dat de LHV van biocoal maar de helft van die van steenkool bedraagt. 6. Het organisch materiaal in steenkool, 90 gew% reageert volgens CH 0.5 + 1.25O 2 + 5N 2 CO 2 + 0.25H 2 O + 5N 2 De biomassa, 75% organisch materiaal reageert als volgt: CH 2 O + O 2 + 4N 2 CO 2 + 1.0H 2 O + 4N 2 We zien dus dat er in beide gevallen min of meer dezelfde hoeveelheid rookgas ontstaat (bij biomassa iets minder, omdat het molgewicht van 0.75 H 2 O kleiner is dan van 1 N 2 ). 7. Kortom, met ongeveer de helft aan warmte dient een vergelijkbare massa rookgas te worden opgewarmd (de verschillen in C p s zijn te verwaarlozen, en we beginnen steeds bij T 0 ). Daarmee zal de T ook ongeveer halveren, en er inderdaad een verschil van meerdere honderden graden bestaan tussen de adiabatische vlamtemperatuur van biocoal en steenkool. (g) (3) Leg uit waarom, ondanks Carnot, dat het rendement van de centrale nagenoeg gelijk blijft als biocoal wordt bijgestookt. pag. 7 van 14

Aangegeven is dat de maximale temperatuur in de stoomcyclus 1100 C bedraagt. De te bereiken maximale vuurhaard temperatuur bij verbranden van steenkool is veel hoger (i.v.m. de hoge adiabatische vlamtemperatuur van steenkool). Bijstoken met biocoal kan dus waarschijnlijk zo gebeuren dat nog steeds dezelfde hoogste temperatuur in de stoomcyclus wordt bereikt (aan de stoomzijde), door de verbrandingscondities (overmaat lucht) in het fornuis af te stemmen op het bijstoken van biocoal. Omdat de praktische inrichting van de centrale verder niet (veel) veranderd, zal het verschil tussen werkelijk rendement en maximaal (Carnot) rendement ook niet veel veranderen, en zal het rendement van de centrale dus nagenoeg gelijk kunnen blijven. 17. (15 punten) Klimaatsysteem. In september 2013 is het Fifth Assessment Report van het IPCC gepubliceerd. Onderstaande figuur komt uit het Fourth Assessment (2007), en geeft een samenvatting voor beleidsmakers van de toen beschikbare wetenschappelijke kennis en inzichten. Figure 2: Radiative Forcing Uit de figuur blijkt dat het versterkt broeikaseffect heeft geleid tot een onbalans ( Radiative Forcing, RF) die is opgelopen tot ± 1.6 [W/m 2 ]. In het 5 th assessment is deze waarde nauwelijks bijgesteld. pag. 8 van 14

(a) (1,5) Waardoor is de toename van de CO 2 -concentratie in de atmosfeer ontstaan? 1. op grote schaal verstoken van fossiele brandstoffen (sinds de Industriële revolutie) 2. verandering van landgebruik (ontbossing, gebruik als landbouwgrond) 3. cementproduktie (b) (2) Biomassa maakt deel uit van de snelle koolstofcyclus. Desondanks is het stoken van voor de energievoorziening geteelde biomassa niet volledig CO 2 -neutraal. Leg uit. 1. zowel kappen als het telen van biomassa is verandering van landgebruik 2. intensieve teelt van biomassa vereist kunstmest; dat wordt gemaakt met aardgas 3. gemotoriseerd transport van biomassa en gerelateerde zaken vraagt fossiele brandstoffen (c) (6) Het broeikaseffect is op hoofdlijnen te begrijpen met een energiebalans voor het systeem aarde. i. Teken een correct systeemdiagram voor de beantwoording vand de volgende subvragen. ii. Gebruik uw systeemdiagram, benoem alle energiestromen en leg uit hoe de energiebalans van het systeem aarde in elkaar zit. iii. Leg uit hoe de long-lived greenhouse gases (zie figuur 2) de energiebalans beïnvloeden. Betrek daarbij ten minste de Wet van Stefann-Boltzmann en gebruik eventueel uw diagram. 1. Zie figuur hieronder 2. De energiebalans van de aarde is een stralingsbalans (energie komt binnen, verlaat het systeem als straling) input: zonnestraling output 1: gereflecteerde zonnestraling (door albedo) output 2: warmtestraling (uitgezonden door aarde als zwart lichaam) energiebalans: input = output 1 + 2; als dit zo is is de energie-accumulatie van de aarde gelijk aan nul, en zal de temperatuur gemiddeld over een aantal jaren op aarde stabiel zijn. 3. Volgens de Wet van Stefan-Boltzmann is output 2 evenredig met de temperatuur van het oppervlak, tot de vierde macht: φ 2,uit k T 4 Door long-lived greenhouse gases wordt de warmtestraling uitgezonden door het aardoppervlak als het ware voor een deel tegengehouden - de aarde houdt netto energie vast. De energiebalans herstelt doordat daarmee ook de pag. 9 van 14

Figure 3: Het gevraagde systeemdiagram van de Aarde; zie ook dictaat temperatuur van het aardoppervlak toeneemt, en daarmee, volgens Stefan- Boltzmann, de uitgezonden hoeveelheid straling(senergie). Er zal gelden S in = S uit = γ k T 4 Waarin γ de gemiddelde transmissie van de atmosfeer is voor de warmtestraling (γ = 0...1). (d) (2,5) In figuur 2 is te zien dat halocarbons een relatief grote RF hebben, terwijl de uitstoot en concentratie van deze halocarbons (CFK s en HFK s) veel en veel kleiner is dan die van CO 2. Leg uit met behulp van het begrip atmospheric window. De Radiative Forcing is de onbalans, gemiddeld over de aarde, uitgedrukt in [W/m 2 ]. Het Atmospheric Window is het deel van het absorptiespectrum van de atmosfeer van de aarde waar de transmissie van de atmosfeer voor warmtestraling (output 2) relatief hoog is (γ = f(λ). Juist in dat gebied absorberen de al in de atmosfeer aanwezige broeikasgassen (H 2 O, CO 2, CH 4 etc.) juist een klein deel van de door het aardoppervlak uitgezonden warmtestraling. CFK s en HFK s blijken juist wél straling in dit gebied te absorberen, waardoor een relatief kleine hoeveelheid toch leidt tot een behoorlijke RF. (e) (3) Een concentratie van 450 [ppm] CO 2 in de atmosfeer wordt gezien als de zogenpag. 10 van 14

aamde 2-graden grens. Volgens klimaatwetenschappers kan het klimaat op hol slaan als we hierboven komen, onder meer door destabiliserende koppelingen in het klimaatsysteem. Er zijn echter ook stabiliserende koppelingen die wellicht helpen de aarde af te koelen. Beschrijf ten minstens twee stabiliserende en twee destabiliserende koppelingen. Beargumenteer of het waarschijnlijk is dat ze (niet) optreden. Stabiliserende koppelingen: woestijnkoppeling: positieve Radiative Forcing (RF) leidt (door opwarming en verandering hydrologische kringloop) tot extra woestijnvorming (rond de evenaar tot begin subtropen), waardoor de albedo van de aarde groter wordt, waarmee de RF zal afnemen. Waarschijnlijk: ja, maar (beperkt) effect over zeer lange tijdschaal biosfeerkoppeling: als de CO 2 -concentratie toeneemt, zal de groei van biomassa toenemen. Ook zal bij gematigde temperatuurstijging de groei van biomassa versnellen. Als de biomassa opstand vergroot, zal daardoor minder CO 2 in de atmosfeer achterblijven (zie snelle koolstofcyclus). Waarschijnlijk: onduidelijk; verandering van landgebruik (ontbossing enz.) lijkt vooralsnog de andere kant op te werken. verwering van silicaat: met dit proces verdwijnt CO 2 uit de atmosfeer. Als de temperatuur oploopt, verloopt de verwering sneller (zie langzame koolstofcyclus (geochemisch)). Waarschijnlijk: ja, echter zeer zeer lange tijdschaal. Destabliliserende koppelingen: ijs-albedo koppeling. Door opwarming smelt zeeijs (vooral Noordelijke ijszee, ook rond Antarctica). Daardoor neemt albedo ter plaatse sterk af, en daarmee lokale opwarming toe, waardoor meer ijs smelt enz. Waarschijnlijk: ja. Zee-ijs bedekking Noordpool neemt voortdurende (sterk) af. permafrost koppeling: door opwarming ontdooit permafrost, dat daardoor kan gaan rotten en oxideren, met grote emissie van broeikasgassen tot gevolg (CH 4 CO 2 etc.). Daardoor neemt broeikaseffect verder toe en daarmee opwarming en ontdooien permafrost enz. Waarschijnlijk: ja, proces is nu gaande, en op veel plekken tonen meting aan dat bovenste laag permafrost inderdaad ontdooit. 18. (7) Energievoorziening 21 ste eeuw. Naast klimaatverandering gerelateerd aan CO 2 uitstoot is security-of-supply een belangrijkste aanleiding om in te zetten op verduurzaming van de Nederlandse c.q. Europese energievoorziening. Analyseer kort hoe duurzaam de elektriciteitsvoorziening in Nederland momenteel is, hoe door aanpassing van de brandstofmix de security-of-supply van elektriciteit in de 21 ste eeuw vergroot kan worden; geef uw beargumenteerde visie op de mogelijkheden tot verduurzaming (kansen), de inzet van kernenergie, en mogelijke barriéres voor de transformatie van onze elektriciteitsvoorziening. Voor de bonusvraag is bewust geen uitwerking opgenomen. Einde van de vragen pag. 11 van 14

Deze pagina is bewust blanco pag. 12 van 14

Energie [J]: Avogadro [moleculen/mol]: Straling: Heisenberg: Ideaal gas: Formuleblad E kin = 1 2 m v2 Q = C p m T W max = Q h (T h T c ) T h Q c = Q h W max = Q h Tc T h E = 2, 31 10 19 Q1.Q 2 r N Avogadro = 6, 022 10 23 S = k T 4 [W/m 2 ]) k = 5, 67 10 8 [W/m 2 /K 4 ] λ piek = c T piek ν = c/λ[s 1 J] c = 3, 000 10 8 [m/s] E = h ν[j] h = 6, 62608 10 34 [J s] x (m v) h 4π P V = n R T R = 8, 31451[J/(K mol)] 1[atm] = 101, 235[J] pag. 13 van 14

1 18 1A 8A 1 2 H 2 13 14 15 16 17 He 1.008 2A 3A 4A 5A 6A 7A 4.003 3 4 5 6 7 8 9 10 Li Be B C N O F Ne 6.941 9.012 10.81 12.01 14.01 16.00 19.00 20.18 11 12 13 14 15 16 17 18 Na Mg Al Si P S Cl Ar 22.99 24.31 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 26.98 28.09 30.97 32.07 35.45 39.95 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr 39.10 40.08 44.96 47.88 50.94 52.00 54.94 55.85 58.93 58.69 63.55 65.38 69.72 72.59 74.92 78.96 79.90 83.80 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe 85.47 87.62 88.91 91.22 92.91 95.94 (98) 101.1 102.9 106.4 107.9 112.4 114.8 118.7 121.8 127.6 126.9 131.3 55 56 57 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 Cs Ba La Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn 132.9 137.3 138.9 178.5 180.9 183.9 186.2 190.2 192.2 195.1 197 200.6 204.4 207.2 209 (209) (210) (222) 87 88 89 104 105 106 107 108 109 110 111 112 Fr Ra Ac Unq Unp Unh Uns Uno Une Uun Uuu Uub (223) 226 (227) 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu 140.1 140.9 144.2 (145) 150.4 152.0 157.3 158.9 162.5 164.9 167.3 168.9 173.0 175.0 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr 232.0 (231) 238.0 (237) (244) (243) (247) (247) (251) (252) (257) (258) (259) (260) Figure 4: Periodiek systeem der Elementen pag. 14 van 14