Jaarverslag 2012 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector



Vergelijkbare documenten
bulletin Samenvatting jaarverslag WFZ 2013 Algemene Ontwikkelingen Waarborgfonds voor de Zorgsector Jaargang 16, nummer 1, april 2014 Special

Samenvatting jaarverslag 2012

Samenvatting jaarverslag 2011

Jaarverslag 2013 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Samenvatting jaarverslag 2010

Resultaten herbeoordeling WFZ-deelnemers 2014

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2016

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2017

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2018

Investeringskasstroom: Investeringen maatschappelijk nut -25,5 Investeringen economisch nut -83,4 Investeringen grondexploitaties (netto) -0,6

Jaarverslag 2011 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Memorandum bij reglementen Raad van Toezicht en Directie WFZ

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Grip op Financiën. 13 januari 2015 Sector Control

Jaarverslag 2016 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015

Jaarverslag 2018 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Jaarrekening Stichting Vrienden van Dôme

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

J A A R STUKKEN Energiek BV. Permar Energiek BV Ede

JAARSTUKKEN 2017 ROM-D HOLDING NV

Datum 7 januari Obligobeleid WSW. Uitwerking artikel 18 Reglement van Deelneming. Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

MPC PRIVATE EQUITYFONDS

Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie

Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel

4.4 Financiering De financiering van de gemeente Spijkenisse

Inhoud 1. INLEIDING 3 2. DOELSTELLING TREASURYFUNCTIE 3 3. INTERNE ORGANISATIE TREASURY FUNCTIE 5 4. TREASURYPARAGRAAF 5

-PERSBERICHT- Utrecht, 15 december Zorgsector negatief over verkrijgen van financiering -

Jaarverslag 2014 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Ciropack Holding B.V. gevestigd te Heiloo. Publicatiestukken Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel

SKPO: Financiën / blad 1. Treasury Statuut. De algemeen directeur van de Stichting Katholiek en Protestants-Christelijk Onderwijs Eindhoven e.o.

IBUS Fondsen Beheer B.V. Jaarverslag 2013

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Jaarverslag 2010 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Jaarverslag 2017 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Financiele gegevens Stichting Hospice Hoeksche Waard

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014

Stichting Steun Sonshine

Uitvoeringsregels Treasury 2018 Gemeente Tilburg

Stichting Steunfonds Zuster Kueter JAARREKENING

VBI WINKELFONDS NV ANNEXUM. Directie Annexum Beheer B.V. WTC, G-Toren Strawinskylaan XX Amsterdam HALFJAARBERICHT 2012

Aantal werknemers * Het resultaat na belasting en het eigen vermogen zijn gedeeld door aandelen.

Richtlijn borgingsplafond

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010

Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010).

Stichting Vrienden van Kompaan en De Bocht te Goirle. Jaarrekening 2014

Stichting Philippos Rijssen-Holten. Financieel verslag 2017

Stichting MeeleefGezin. Jaarverslag 2012

JAARREKENING 2012 ROM-D HOLDING NV

JAARREKENING Stichting Present Deventer - Jaarrekening

INHOUDSOPGAVE Pagina

Jaarverslaggeving 2014

CTOUCH Europe B.V. Het Schakelplein GR Eindhoven. Publicatierapport 2015

ABN AMRO Groenbank B.V. ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2014

STICHTING PRESENT DEVENTER

Kerngegevens 30-jun dec jun-16. Bedrijfsresultaat (x 1.000) Netto resultaat (x 1.000)

STICHTING STEUNFONDS HAAGS HISTORISCH MUSEUM DEN HAAG Rapport inzake jaarstukken 2012

Samengevoegd College Hageveld en Hageveld Beheer

Stichting Yourney te Amsterdam. Rapport inzake de jaarrekening 2012/2013

Stichting MicroHulp Helmond

Jaarverslaggeving 2013

ABN AMRO Basic Funds N.V. Jaarrekening 2013

Stichting Benedictus Labre

Willemsoord BV Rapportage aan de gemeenteraad

Jaarverslaggeving 2017

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011

Financiering op basis van Roll-Over leningen

RAPPORT 1 Opdracht 4 2 Algemeen 4 3 Resultaat 5 4 Financiële positie 6

3 december 2012 Betreft Antwoorden op Kamervragen van de leden Rog en Omtzigt (beiden CDA) van 22 november over derivaten in het onderwijs

Stichting MicroHulp Helmond

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over de gevolgen van extramuralisering voor zorgaanbieders (2013Z05339).

Stichting Vrienden Toon Hermans Huis te Amersfoort

Paragraaf Financiering

JAARREKENING thuis VASTGOED BV

Stichting Vrienden van Parc Spelderholt Spelderholt DA Beekbergen. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2014

NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR NEFROLOGIE TE UTRECHT. Rapport inzake jaarstukken maart 2019

Stichting MicroHulp Helmond

Reglement van Deelneming Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ)

Notitie Rentebeleid 2007

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Jaarverslag Stichting Optimix Beleggersgiro 2013

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven

ABN AMRO Groenbank B.V. Enkelvoudige halfjaarlijkse jaarrekening

Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk

Stichting Steunfonds Zuster Kueter JAARREKENING

STICHTING SING gevestigd te DEN HAAG. Jaarrekening 2013

ABN AMRO Groenbank B.V.

Aan de Commissie Algemeen Bestuur en Middelen

BEWAARDER RE WONINGFONDS IV BV DIRECTIEVERSLAG 2016

agendapunt 3.a.6 Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden NWB BANK: BORGTOCHTVERKLARING GELDLENING VERSTREKT AAN UNIE VAN WATERSCHAPPEN

IBUS FONDSEN BEHEER B.V. JAARVERSLAG Krijgsman 6 - Postbus LA AMSTELVEEN Telefoon Fax

Kerngegevens 30-jun dec jun-17. Bedrijfsresultaat (x 1.000) Netto resultaat (x 1.000)

ZorgRating. Financiële gezondheid ziekenhuizen

R.K. Beleggingsfonds 1 RK BELEGGINGSFONDS. Bisdom van s-hertogenbosch. Jaarvergadering 18 maart 2014

Treasury reglement. 4 juni van 5

STICHTING DUTCH DENTAL CARE FOUNDATION

ABN AMRO Investment Management B.V. Jaarrekening 2013

Transcriptie:

Jaarverslag 2012 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Waarborgfonds voor de Zorgsector Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht T 030 273 96 36 F 030 273 96 04 mail@wfz.nl www.wfz.nl Colofon Ontwerp: Avant la lettre, Utrecht Fotografie: Marieke Viergever, s-hertogenbosch

Inhoudsopgave Voorwoord 4 Verslag Raad van Toezicht 7 Directieverslag 11 Inleiding 12 Deelname 12 Garantieverlening 12 Aantal garantieverzoeken 12 Diverse typen verklaringen 12 Langlopende leningen 13 Kasgeldleningen 13 Rentevoordeel 16 Financiële positie WFZ-deelnemers 17 Weerstandsvermogen WFZ-deelnemers 17 Exploitatieresultaat 17 Risicomanagement WFZ 18 Aangrijpingspunten voor risicomanagement 18 Garantierisico op portefeuilleniveau 20 Hypothecaire zekerheden 24 Rentederivaten 24 Risicovermogen 25 Prognose risicovermogen 2013-2017 27 Organisatie 27 Personeelsformatie 27 Organisatiestructuur 27 Rating 28 Communicatie en PR 28 Contacten met VWS 28 Provincies 28 Exploitatieresultaat WFZ 29 Beleggingsbeleid 29 Begroting versus realisatie 31 Aandachtspunten 2013 32 Jaarrekening 33 Balans 34 Staat van baten en lasten 35 Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten 36 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 36 Grondslagen voor de bepaling van het exploitatieresultaat 37 Toelichting op de balans 38 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 41 Toelichting op de staat van baten en lasten 42 Overige gegevens 45 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 46

Voorwoord

De Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is het garantie-instituut van en voor zorginstellingen. WFZgarantie levert een aantal voordelen op voor de aangesloten zorginstellingen, namelijk betere toegang tot de kapitaalmarkt, continuïteit van financiering (en daarmee van de zorgverlening), en financiering tegen de laagste kosten (rentevoordeel). Dit waren in de jaren 90 de doelstellingen van de brancheverenigingen van intramurale zorginstellingen en het Ministerie van VWS achter de oprichting van het WFZ. In de verslechterde kapitaalmarktsituatie van de afgelopen jaren heeft het WFZ met betrekking tot de genoemde doelstellingen nadrukkelijk zijn toegevoegde waarde kunnen tonen. Het aantal banken dat in de zorgsector actief is, is beperkt. Bovendien hebben banken te maken met centrale regelgeving ten aanzien van vermogensopbouw en risicomanagement, die beperkend uitwerkt op de kredietverlening. In combinatie met de toenemende risico s en onzekerheden die de zorgsector kenmerken, nemen de rente-opslagen bij kredietverlening dan ook toe. WFZ-garantie is in deze context voor zorginstellingen van toenemend belang. De zorgsector is voor financiers (en garantiegevers) steeds minder de relatief veilige haven die het ooit was. Hierbij zijn meerdere factoren in onderlinge samenhang van belang. De overheid distantieert zich in woord en daad steeds nadrukkelijker van de verantwoordelijkheid voor de continu ïteit van individuele zorgaanbieders. Dreigende en manifeste faillissementen van zorginstellingen zijn, getuige ook de berichten in de media, niet meer ondenkbaar. De onderpanden bij kredietverlening (zoals hypotheken en pandrechten) bieden voor het toenemende risico weinig compensatie, vanwege de veelal lage executiewaarde (als gevolg van beperkte alternatieve aanwendbaarheid van zorgactiva). Dit weegt zwaarder nu er sprake is van sombere macro-financiële perspectieven, die zorgsector-breed zullen resulteren in toenemende financiële druk. Bovendien zijn zowel in de curatieve sector als in de care sectoren ingrijpende systeemwijzigingen gaande, die veel risico en onzekerheid met zich meebrengen. Voor zorgaanbieders in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en GGZ zal het scheiden van wonen en zorg ingrijpende gevolgen hebben, aangezien dit betrekking heeft op een relatief groot deel van de geleverde productie en de daarvoor ingezette capaciteit. Het wegvallen van nieuwe instroom heeft voor de financiële exploitatie verstrekkende gevolgen. Leegstand heeft grote consequenties voor de dekking van de huisvestingslasten, maar ook voor de aan verblijf gerelateerde diensten (zoals schoonmaak, receptie, maaltijden, logistiek) en de bezetting van zorgpersoneel (schaalnadelen). Ook in de sector ziekenhuizen is de toekomst meer onzeker geworden. Zorgverzekeraars lijken de hen toebedeelde rol van selectieve inkoper nu meer inhoud te gaan geven. De druk op de prijzen en de omzet neemt hierdoor voor ziekenhuizen toe. Contractering blijkt zelfs niet meer vanzelfsprekend. Ook de spreiding en concentratie van medisch specialistische zorg, en de substitutie naar de eerste lijn raken de positie van ziekenhuizen. 5

Bijvoorbeeld een concentratie van spoedeisende hulp-afdelingen (SEH) zal vanwege de directe en indirecte effecten een substantiële betekenis hebben voor de omzet van ziekenhuizen. De SEH speelt immers een belangrijke rol bij de instroom van patiënten voor de klinische zorg. Factoren van belang zijn ook de verdere verhoging van het eigen risico en de eigen bijdragen in de komende jaren. Dit behelst meer dan alleen een lastenverschuiving van collectief naar privaat. Er zit ook een remgeld-effect aan vast voor de ziekenhuizen. Zorginstellingen hebben de afgelopen jaren ingespeeld op de toenemende dynamiek en risico s, door hun vermogenspositie te versterken. Dit blijkt ook uit de cijfers die in dit jaarverslag zijn weergeven. De stijging van het vermogen, uitgaande boven de vermogensgroei die noodzakelijk is om het instellingsvermogen procentueel op peil te houden bij een stijgende omzet, is in de afgelopen jaren ongeveer 1%-punt per jaar geweest. In het licht van de hiervoor genoemde risico verhogende ontwikkelingen zou het zeer wenselijk zijn dat deze trend de komende jaren wordt voortgezet. Tegelijkertijd valt echter te betwijfelen of dit ook inderdaad kan worden gerealiseerd, gelet op de financiële druk waarmee zorginstellingen worden geconfronteerd. De positieve bijdrage van WFZ-garantie aan de continuïteit van financiering en zorgverlening, en het laag houden van de financieringslasten, vormen smeerolie voor het beleidsmatige transitieproces. Dit lijkt niet alleen vanuit het perspectief van de zorginstellingen, maar nadrukkelijk ook vanuit overheidsperspectief relevant. Tegelijkertijd moet echter worden geconstateerd dat de overheid zich in meer algemene zin toenemend kritisch opstelt ten opzichte van garantieregelingen. Zoals in de Miljoenen nota 2013 is vermeld, heeft het kabinet in de begrotingsregels opgenomen dat het met betrekking tot garanties en borgstellingen een strikt «nee, tenzij»- beleid hanteert. Er wordt dan ook terughoudendheid betracht bij het afgeven van nieuwe garanties en achterborgstellingen. Daarnaast zullen alle bestaande risicoregelingen getoetst worden door een speciaal hiervoor opgerichte commissie, de Commissie Risicoregelingen (CRR). In dit kader is ook van belang dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat het WFZ belastingplichtig is voor vennootschapsbelasting. Het WFZ wijst deze belastingplicht af. Herman Bellers, directeur WFZ 6

Verslag Raad van Toezicht 7

Jaarrekening Artikel 20 lid 3 van de statuten van de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) schrijft voor dat de directeur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarverslag uitbrengt over de gang van zaken binnen het WFZ en over het gevoerde beleid. Verder legt de directeur de door hem vastgestelde jaarrekening ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. Deze jaarrekening omvat de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting op deze stukken, vergezeld van de accountantsverklaring. Mede op grond van de goedkeurende controleverklaring van Pricewaterhouse Coopers Accountants, heeft de Raad van Toezicht in zijn vergadering van 22 maart 2013 de hiervoor genoemde stukken goedgekeurd. Decharge Op grond van artikel 20 lid 7 van de statuten, heeft de Raad van Toezicht na goedkeuring van de jaarrekening 2012 decharge verleend aan de directeur voor het in het boekjaar gevoerde bestuur. Werkzaamheden Raad van Toezicht De Raad van Toezicht is in het verslagjaar vijf keer bijeen geweest. Hiervan waren vier bijeenkomsten te kwalificeren als reguliere vergaderingen. Daarnaast heeft er een themabijeenkomst plaatsgevonden, geheel gewijd aan de ontwikkelingen in de zorgsector. Aan de hand van achtergrondinformatie en twee presentaties van bestuurders uit de sectoren Verpleging en Verzorg ing en GGZ is uitvoerig van gedachten gewisseld over de beleidsmatige ontwikkelingen en de praktische implicaties daarvan voor individuele zorginstellingen. Ook de (mogelijke) rol van het WFZ kwam hierbij aan de orde. Naast de voltallige vergaderingen is er sprake geweest van frequent bilateraal overleg tussen de voorzitter van de Raad en de directeur. Het reguliere functioneringsgesprek van de directeur met voorzitter en vicevoorzitter van de Raad, alsmede de reguliere interne evaluatie van de Raad en het overleg in afwezigheid van de directeur hebben plaatsgevonden in het eerste kwartaal van 2012. Een wederkerend agendapunt zijn de beleidsmatige ontwikkelingen in de deelsectoren van de zorg, waar het WFZ zijn activiteiten ontplooit. De beleidsmatige ontwikkelingen en daarmee samenhangende financiële perspectieven divergeren meer dan ooit tevoren naar instellingscategorie. In het bijzonder de ontwikkelingen in de care sector baren de Raad zorgen. Het huidige overheidsbeleid is gericht op het beperken van de AWBZ tot de zware, onverzekerbare zorg. Het gaat hierbij dan concreet om verpleeghuiszorg (vooral de zorg voor ouderen met dementie en/of met een zware somatische zorgvraag) en de zware gehandicaptenzorg. De lichte verblijfszorg in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en GGZ wordt uit het pakket gehaald. Daarvoor in de plaats komt in eerste instantie een aanspraak op extramurale zorg (begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging). Deze ingrijpende koerswijzigingen worden aangeduid als extramuralisering en scheiden van wonen en zorg. Het omzetten van aanspraken op intramurale zorg in aanspraken op extramurale zorg staat niet op zichzelf. Aansluitend worden namelijk de zorgvormen begeleiding en persoonlijke verzorging overgeheveld naar gemeenten. De verpleegkundige zorg wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Resultaat is dat de extramurale zorg volledig verdwijnt uit het AWBZ-pakket, en voor het overgrote deel wordt overgeheveld naar gemeenten (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Gelet op de relatief korte verblijfsduur in de ouderenzorg zullen de effecten hier op korte termijn merkbaar zijn. Door het wegvallen 8

van nieuwe instroom komt er verblijfscapaciteit vrij. In dit verband is van belang dat het eventueel afstoten van overtollige capaciteit in de huidige vastgoedmarkt niet eenvoudig zal zijn en al snel gepaard zal gaan met boekverliezen. De gevolgen hiervan op de financiële huishouding van de zorginstellingen kunnen ingrijpend zijn. Vanuit financieringsoogpunt ontstaat door het overheidsbeleid een meer risicovolle en onzekere situatie, die de financierbaarheid van de instellingen verder zal bemoeilijken. Ook voor het WFZ heeft dit belangwekkende consequenties. Op de eerste plaats vanuit het perspectief van risicomanagement. De meer risicovolle en onzekere toekomstperspectieven van zorginstellingen compliceren de risicoafwegingen en garantieverlening. Op de tweede plaats zal het WFZ zich opnieuw dienen te bezinnen op zijn rol en werkterrein. Thans is het WFZ immers formeel beperkt tot garantieverlening aan WTZI-toegelaten zorginstellingen die investeringen doen in het verlengde van ZVWen AWBZ-verzekerde zorg. In hoeverre investeringen onder het nieuwe regime door het WFZ kunnen worden gefaciliteerd vraagt nadere overweging alsmede overleg met de stakeholders van het WFZ. Het WFZ heeft te maken met een veranderende omgeving. In dit licht heeft de Raad het in het afgelopen jaar opportuun geacht om successievelijk het Beleggingsstatuut en het Reglement van bezwaar opnieuw tegen het licht te houden. Geconcludeerd is dat op punten een actualisering wenselijk is, om de formele basis van het WFZ in overeenstemming te brengen met de eisen des tijds. De stand van zaken rond de beleggingsportefeuille van het WFZ, evenals de in dit kader verrichte transacties, zijn een vast agendapunt geweest in de vergaderingen van de Raad. Een ander onderwerp dat in het afgelopen jaar aandacht heeft gevraagd van de Raad, is het standpunt van de Belastingdienst dat het WFZ vennootschapsbelastingplichtig zou zijn. De Raad van Toezicht deelt de zienswijze dat belastingplicht integraal afgewezen wordt. De Raad van Toezicht heeft met genoegen kennis genomen van de groei in de garantieverlening. In het verslagjaar is garantie verstrekt op 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende leningen. Met inachtneming van de contractueel vastgelegde aflossingen aan de banken bedraagt het totaalbedrag aan uitstaande garanties op lange leningen ultimo 2012 8.606 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (8.339 miljoen euro) is dit een netto toename van 267 miljoen euro (3,2%). Het totaal aan gegarandeerde kasgeldleningen ultimo 2012 bedroeg 310 miljoen euro. Het totale garantievolume aan lange en korte leningen bedroeg 8.916 miljoen euro. De Raad van Toezicht heeft waardering voor de in 2012 geleverde inspanningen van het WFZ-bureau. 9

Samenstelling Raad van Toezicht De samenstelling van de Raad van Toezicht is in het jaar 2012 niet veranderd. De Raad van Toezicht bestond in 2012 uit de volgende leden (van links naar rechts op de foto): drs. J. Hamel, voorzitter drs. V.I. Goedvolk R. de Jong RA prof. dr. W.P.M.M. van de Ven, vicevoorzitter 10

Directieverslag

Inleiding Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is het garantie-instituut van en voor zorginstellingen. In dit verslag worden eerst de ontwikkelingen beschreven die zich in 2012 hebben voorgedaan met betrekking tot de deelname en de garantieverlening. Vervolgens wordt uitvoerig ingegaan op het risicomanagement van het WFZ. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de interne en organisatorische ontwikkelingen. Deelname Het aantal WFZ-deelnemers ultimo 2012 is 328. In 2012 zijn 2 nieuwe rechtspersonen als deelnemer ingeschreven. Daarnaast was er een afname als gevolg van onderlinge fusies (3) en uitschrijving (4). Het geregistreerde aantal deelnemende rechtspersonen daalde dus per saldo met 5. De deelname aan het WFZ per instellingscategorie is weergegeven in tabel 1. Deze is berekend op basis van omzetaandelen (gegevens 2011). Hierbij wordt de som van de omzetten van de WFZ-deelnemers in een bepaalde categorie gedeeld door de totale omzet van alle instellingen in die categorie. Tabel 1 Deelname WFZ per sector Percentage Omzet 2011 Omzet 2011 WFZ-deelnemers WFZ-deelnemers sector in de sector Ziekenhuizen (alg. en cat.) 12,8 15,0 85% Gehandicaptenzorg 6,1 7,6 80% GGZ 4,0 5,6 71% Ouderenzorg 7,8 15,7 50% Omzetten in miljard euro; bron: WFZ, CBS Garantieverlening Aantal garantieverzoeken In 2012 zijn 59 garantie-aanvragen door het WFZ behandeld. Hiervan werden er 49 gehonoreerd en 10 afgewezen. Ultimo 2012 waren nog 24 dossiers in diverse stadia van behandeling. Bij 8 van deze dossiers was het WFZ op dat moment in afwachting van aanvullende informatie van de aanvragende instellingen. Diverse typen verklaringen Wordt een borgingsverzoek in behandeling genomen en gehonoreerd, dan verstrekt het WFZ een borgstellingsverklaring aan de deelnemer. Dit is een ongeclausuleerd recht om binnen een jaar de leningen volgens specificatie onder garantie af te sluiten. Bij bouwprojecten worden meestal niet meteen langlopende leningen afgesloten. Eerst vindt financiering plaats op basis van kortlopende (kasgeld-) leningen. Hierbij wordt dan vaak - om de administratieve belasting te minimaliseren - een tussenstap gemaakt door een zogenoemde WFZ-kasgeldfaciliteit af te sluiten met een bank. In deze kasgeldfaciliteit wordt een maximaal te borgen bedrag aan kasgeldleningen vastgelegd. Gedurende de looptijd van deze faciliteit (veelal meerdere jaren) kan, naargelang het bouwproject vordert, de toegezegde garantieruimte door de zorginstelling tot het plafondbedrag geleidelijk volgetrokken worden met kasgeldleningen. Deze daadwerkelijke afgesloten kasgeld- 12

leningen worden geregistreerd als toename van het totaal aan geborgde kasgeldleningen. Tegelijkertijd kunnen kasgeldleningen (als gevolg van consolidatie) verhuizen van het kasgeldtotaal naar het totaal aan langlopende leningen. Hierdoor kan de stand van de kasgeldleningen door de tijd heen sterk schommelen. Daarnaast is het gebruikelijk geworden dat het WFZ in eerste instantie een bereidstellingsverklaring afgeeft. Dit gaat vooraf aan de formele borgstellings verklaring, en houdt in dat een toezegging tot het afgeven van een borgstellingsverklaring wordt gedaan onder voorwaarden. Die voorwaarden houden doorgaans in dat eerst een hypothecaire inschrijving moet worden geregeld, of dat het totale financieringsarrangement eerst duidelijk moet zijn. Zodra aan de voorwaarden is voldaan, wordt door het WFZ per ommegaande de toegezegde borgstellingsverklaring aan de deelnemer verstuurd. Aangezien bereidstellingsverklaringen nog geen onomkeerbare verplichtingen voor het WFZ inhouden, wordt deze categorie toezeggingen hierna verder buiten beschouwing gelaten. Langlopende leningen In het verslagjaar is garantie verstrekt op 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende leningen. Met inachtneming van de contractueel vastgelegde aflossingen aan de banken bedraagt het totaalbedrag aan uitstaande garanties op lange leningen ultimo 2012 8.606 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (8.339 miljoen euro) is dit een netto toename van 267 miljoen euro (3,2%). Kasgeldleningen Het totaal aan gegarandeerde kasgeldleningen ultimo 2012 bedroeg 310 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (333 miljoen euro) is dit een afname van 23 miljoen euro (- 6,9%). De ontwikkeling van de leningen onder garantie (zowel langlopend als kasgeld) is weergegeven in grafiek 1. Grafiek 1 Totaal geborgde leningen per jaar (restschuld); in miljoen euro 9000 8000 7000 kasgeldleningen langlopende leningen 6000 miljoen euro 5000 4000 3000 2000 1000 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 De grafiek bevestigt de trend van de afgelopen jaren, namelijk dat het garantietotaal jaarlijks toeneemt, maar in afnemende mate. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat, met het stijgen van de totale garantieomvang, ook de jaarlijkse reguliere aflossingen toenemen. Het saldo van nieuwe borgingen en aflossingen (de netto groei van het garantietotaal) valt hierdoor lager uit dan in het voorgaande jaar. De garanties zijn niet evenredig verdeeld over de onderscheiden instellingscategorieën. In grafiek 2 is in beeld gebracht hoe het totaal aan garanties op langlopende leningen ultimo 2012 (8.606 miljoen euro) over de deelsectoren is verdeeld. 13

Grafiek 2 Geborgde langlopende leningen ultimo 2012 naar deelsectoren 25% Ziekenhuizen (alg. en cat.) 45% Gehandicaptenzorg GGZ 14% Ouderenzorg 16% De verdeling van de in 2012 verstrekte 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende garanties was als volgt: ziekenhuizen 34%, ouderenzorg 19%, gehandicaptenzorg 17% en GGZ 30%. De verdeling van de 310 miljoen aan geborgde kasgeldleningen was: ziekenhuizen 55%, ouderenzorg 23%, gehandicaptenzorg 15% en GGZ 7%. Het totaal van langlopende en kasgeldleningen per sector was respectievelijk: 470, 235, 194 en 283 miljoen euro. De laatstgenoemde bedragen zijn in percentages weergegeven in grafiek 3. Grafiek 3 Nieuwe geborgde langlopende en kasgeldleningen 2012 naar deelsectoren 20% 40% Ziekenhuizen (alg. en cat.) Gehandicaptenzorg GGZ Ouderenzorg 24% 16% Eind 2012 stond een bedrag open van 86 miljoen euro aan nog te benutten borgstellingsverklaringen voor langlopende leningen. Daarnaast stond een bedrag open van 88 miljoen euro aan nog te benutten borgstellingverklaringen voor kasgeldleningen. De nog niet benutte trekkingsruimte in de lopende kasgeldfaciliteiten ultimo 2012 bedroeg 571 miljoen euro. Deze trekkingsmogelijkheden kunnen in de komende jaren worden omgezet in daadwerkelijke leningen. De verdeling van het totaal aan gegarandeerde langlopende leningen (8.606 miljoen euro) naar resterende looptijd is weergegeven in grafiek 4. 14

Grafiek 4 Gegarandeerde langlopende leningen ultimo 2012 naar resterende looptijd; in miljoen euro 1600 1400 1200 miljoen euro 1000 800 600 400 200 0 0-5 jaar 5-10 jaar 10-15 jaar 15-20 jaar 20-25 jaar 25-30 jaar 30-35 jaar 35-40 jaar 40-45 jaar 45-50 jaar De grafiek laat zien dat ultimo 2012 veel leningen onder garantie van het WFZ nog een lange resterende looptijd hebben. Het zwaartepunt ligt bij de leningen met een looptijd van 10 tot 30 jaar. Leningen met een langere looptijd komen steeds minder voor. De gewogen gemiddelde resterende looptijd van het totaal aan geborgde langlopende leningen ultimo 2012 is 20,3 jaar. De gewogen gemiddelde looptijd van de leningen die in het jaar 2012 zijn geborgd, bedraagt 23,9 jaar. Dit is, zeker naar huidige maatstaven, relatief lang. Het bevorderen van langlopende leningen is bewust beleid van het WFZ. Immers, als het gaat om ongeborgde leningen worden de door banken aangeboden looptijden veelal beperkt tot 10 jaar. Geborgde leningen dragen aldus bij aan een vaste kern in de financiering van activa, en hiermee aan beperking van het herfinancieringsrisico en een toename van zekerheid voor zorginstellingen. De omvang van de lopende leningenportefeuille neemt in de tijd af door contractueel vastgelegde aflossingen op de leningen. Dit reguliere verloop is voor het totale leningenbestand ultimo 2012 weergegeven in grafiek 5. Grafiek 5 Restschuld langlopende leningen per jaar; in miljoen euro 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 miljoen euro 2026 2028 2030 2032 2034 2036 2038 2040 2042 2044 2046 2048 2050 2052 2054 2056 2058 De grafiek laat zien dat de huidige leningenportefeuille in de eerste jaren met ongeveer een half miljard per jaar terugloopt. Verder blijkt dat de laatste lening eindigt in 2058. 15

Rentevoordeel Voor de berekening van het totale rentevoordeel op de in 2012 geborgde nieuwe langlopende leningen is uitgegaan van een gemiddeld rentevoordeel van 1%. Voor borging van bestaande leningen is een gemiddeld voordeel van 0,30% aangehouden. Het voordeel op in 2012 geborgde kasgeldleningen is berekend op basis van het verschil tussen de werkelijke rente en de NZa-rentenorm 2012 voor korte kredieten (1,08%). De financiële bijdrage aan het WFZ-risicovermogen die bij borging wordt gevraagd van zorginstellingen is in de afgelopen jaren onveranderd gebleven, namelijk 0,1% per jaar gedurende de garantieperiode, berekend over het gewogen gemiddeld uitstaande leningsbedrag gedurende deze periode. Het aldus berekende bruto rentevoordeel op de langlopende leningen die in 2012 zijn geborgd, bedraagt bij benadering 9 miljoen euro. Over het totaal aan uitstaande lange leningen ultimo 2012 is het gerealiseerde rentevoordeel ongeveer 69 miljoen euro. Het bruto rentevoordeel op kasgeldleningen in 2012 bedroeg 1 miljoen euro. In grafiek 6 zijn deze rentevoordelen weergegeven. De optelsom van alle in de afgelopen jaren gerealiseerde rentevoordelen door WFZ-borging bedraagt ongeveer 522 miljoen euro. Grafiek 6 Jaarlijks bruto rentevoordeel door WFZ-borging; in miljoen euro 80 70 60 kasgeldleningen langlopende leningen miljoen euro 50 40 30 20 10 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 16

Financiële positie WFZ-deelnemers Weerstandsvermogen WFZ-deelnemers Eén van de factoren die de kredietwaardigheid van zorginstellingen bepaalt, is de omvang van de financiële reserves. In grafiek 7 is het eigen vermogen van alle WFZ-deelnemers weergegeven als percentage van de totale inkomsten, gerangschikt naar oplopende omvang. De gegevens hebben betrekking op de boekjaren 2010 en 2011. Grafiek 7 WFZ-deelnemers ingedeeld naar weerstandsvermogen (eigen vermogen als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011) Aantal wfz-deelnemers 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 2010 2011 0 < 0% 0-5% 5-10% 10-15% 15-20% 20-25% 25-30% 30-35% 35-40% 40-45% 45% weerstandsvermogen In verband met de toenemende risico s en onzekerheden is voor zorginstellingen een adequate financiële buffer om tegenvallers te kunnen opvangen belangrijker geworden. Het WFZ acht voor zorginstellingen een vermogen van 15 à 20% wenselijk. Ongeveer 82% van de WFZdeelnemers heeft eind 2011 een vermogen dat aan de ondergrens van 15% voldoet. Het gemiddelde weerstandsvermogen van WFZ-deelnemers (gewogen op basis van omzet) was ultimo 2011 19,5%. Dit betekent ten opzichte van het voorgaande jaar (2010: 17,8%) een toename van 1,7%-punt. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling per deelsector. Tabel 2 Gemiddeld weerstandsvermogen WFZ-deelnemers per deelsector (eigen vermogen als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011) Verandering in Sector 2010 2011 procentpunt Ziekenhuizen (alg. en cat.) 14,7% 16,7% 2,0% Gehandicaptenzorg 19,5% 21,0% 1,5% GGZ 17,0% 17,8% 0,8% Ouderenzorg 22,4% 23,8% 1,4% Exploitatieresultaat In grafiek 8 is het exploitatieresultaat van alle WFZ-deelnemers weergegeven als percentage van de totale inkomsten, gerangschikt naar oplopende omvang. De gegevens hebben betrekking op de jaren 2010 en 2011. 17

Grafiek 8 WFZ-deelnemers ingedeeld naar exploitatieresultaat (als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011) 180 160 140 2010 2011 Aantal wfz-deelnemers 120 100 80 60 40 20 0 < -8% -8 - -6% -6 - -4% -4 - -2% -2-0% 0-2% 2-4% 4-6% 6-8% 8-10% 10% exploitatieresultaat Het gewogen gemiddelde exploitatieresultaat in 2011 was 2,0% (2010: 1,9%). De gemiddelde exploitatieresultaten waren in alle deelsectoren positief (ziekenhuizen: 2,1%; gehandicaptenzorg: 2,2%; GGZ: 1,4%; ouderenzorg: 2,0%). De grafiek laat een relatief sterke toename zien van het aantal WFZ-deelnemers met een exploitatieresultaat tussen 2 en 4%, en (in iets mindere mate) tussen 4 en 6%. De categorie 0 tot 2% laat de sterkste daling zien, maar blijft de meest omvangrijke. De bandbreedte in de resultaten is fors: het grootste exploitatietekort was 11,5%, het grootste overschot 16,4%. 26 WFZ-deelnemers hadden een negatief exploitatieresultaat. Risicomanagement WFZ Bij de uitvoering van risicomanagement gaat het in de basis om vier benaderingen: Risicovermijding ( avoidance ). Risicoreductie ( reduction ). Risicoverplaatsing ( transfer ). Risico s zelf dragen ( retention ). Het WFZ heeft in zekere zin met elke van deze vier benaderingen te maken. Bij deelname en garantieverlening is sprake van risicovermijding en risicobeperking. Indien toch garantie schade optreedt, wordt deze in eerste instantie gedekt uit het aanwezige risicovermogen van het WFZ (zelf dragen). Voor zover de garantieschade uitstijgt boven het risicovermogen wordt deze overgedragen aan achtereenvolgens het deelnemerscollectief en het Rijk. Het WFZ heeft meerdere aangrijpingspunten om de garantierisico s te beheersen door middel van risicovermijding en risicobeperking. Deze worden hieronder toegelicht. Aangrijpingspunten voor risicomanagement Indachtig de formule risico = kans x gevolg hebben de punten 1 tot en met 5 betrekking op de kans dat het misgaat met de zorginstelling en het WFZ vervolgens door de financiers op zijn garanties wordt aangesproken, en de punten 6, 7 en 8 op het gevolg (de omvang van de financiële schade voor het WFZ). Punt 9 raakt aan zowel de kans als het gevolg. 1. Op de eerste plaats kent het WFZ selectieve toelating. Om in aanmerking te komen voor deelname aan het WFZ moet een zorginstelling huiselijk gezegd de financiële situatie voldoende op orde hebben, en goede vooruitzichten hebben. Deelname van te risicovolle organisaties 18

wordt dus vermeden. Wat de financiële indicatoren voor de kredietwaardigheid betreft is onder meer van belang dat er een redelijke financiële buffer aanwezig is om eventuele tegenvallers te kunnen incasseren. Als globale richtlijn hanteert het WFZ thans dat een eigen vermogen van 15 à 20% noodzakelijk is voor een zorginstelling. Dit is nadrukkelijk geen keihard criterium. Wel wijst de praktijk uit dat toelating of garantieverlening bij zorginstellingen met een relatief zwakke vermogenspositie onder de 10% niet of nauwelijks nog voorkomt. Verder hecht het WFZ veel belang aan positieve exploitatieresultaten. Een tekort op het huishoudboekje moet doorgaans eerst worden weggewerkt, voordat deelname en garantieverlening aan de orde kunnen zijn. De andere aspecten die in de beoordeling worden betrokken zijn in het Reglement van Deelneming vermeld. 2. Alleen toegelaten zorginstellingen kunnen garantieverzoeken indienen. Garantie wordt echter louter verstrekt voor vertrouwenwekkende investeringen. De toekomstige exploiteerbaarheid en de financierbaarheid moeten degelijk en overtuigend worden aangetoond en onderbouwd. Projecten die hier niet aan voldoen, worden niet gehonoreerd. 3. Zorginstellingen verbinden zich bij toetreding tot het WFZ aan het Reglement van Deelneming. Hierin staan kort gezegd de rechten en plichten van WFZ en deelnemer. Dit reglement kent een aantal risicoreducerende bepalingen. Een deelnemer mag bijvoorbeeld niet zonder voorafgaande goedkeuring van het WFZ fuseren, geld of garanties verstrekken aan anderen, of rentederivaten toepassen bij de financiering. Bij niet naleven van de formele verplichtingen kan door het WFZ een financiële boete worden opgelegd. Verder heeft het WFZ een aanwijzingsbevoegdheid met betrekking tot het financiële, personele en organisatorische beheer van de deelnemende zorginstelling, zodra deze niet meer aan de minimale kredietwaardigheidseisen voldoet. 4. Tenminste één keer per jaar wordt de kredietwaardigheidssituatie van alle deelnemers opnieuw beoordeeld. Op deze manier kan het WFZ eventuele financiële problemen tijdig signaleren, en zijn mogelijkheden tot beïnvloeding aanwenden om de negatieve ontwikkelingen te keren en daardoor garantieschade te voorkomen. 5. In het verlengde hiervan worden deelnemers waar sprake is van zorgwekkende situaties of ontwikkelingen onder verscherpte bewaking geplaatst. Dit impliceert doorgaans dat additionele garantieverlening wordt opgeschort en dat de instelling met verhoogde frequentie informatie aan het WFZ moet sturen. Deze instellingen worden - naargelang de ernst van de situatie - ingedeeld in risicocategorieën (rood, oranje, geel). Dit aspect wordt onder Garantierisico op portefeuilleniveau toegelicht. 6. Het WFZ stelt grenzen aan de omvang van de garanties (en dus aan de potentiële garantieschade). Indachtig het risicomanagement-principe don t risk more than you can afford to lose hanteert het WFZ tegenwoordig als uitgangspunt dat de uitstaande garanties in één rechtspersoon nooit groter mogen zijn dan het aanwezige risicovermogen van het WFZ (thans 245 miljoen euro). Deze absolute bovengrens betekent overigens niet dat garantieaanvragen dus tot dit maximum worden gehonoreerd. De omvang van de acceptabel geachte WFZ-borging wordt per situatie bepaald op basis van risico-afwegingen met betrekking tot organisatie, activiteiten palet, en investeringsproject, kortom de toekomstperspectieven van de zorginstelling in brede zin. De praktijk laat zien dat additionele garantieverlening aan deelnemers met lopende garanties boven 150 miljoen euro niet of nauwelijks voorkomt. Voor zover vanuit het verleden sprake is van garantietotalen die hier bovenuit gaan, wordt verdere garantieverlening doorgaans stilgezet totdat de lopende garantie- 19

verplichtingen (door reguliere aflossingen op de leningen) tot meer acceptabele proporties zijn teruggelopen. 7. De garantie van het WFZ houdt in dat het WFZ zonodig de rente- en aflossingsverplichtingen van de betreffende instelling overneemt. Het WFZ lost dus niet in één keer de lening af. Een claim voor een gegarandeerde lineaire lening van 20 miljoen met een looptijd van twintig jaar, betekent voor het WFZ twintig jaar achtereen een aflossing van 1 miljoen (en rente). Het aanwezige risicovermogen van 245 miljoen euro biedt in dit licht meer bescherming dan op het eerste gezicht lijkt. 8. Het WFZ vestigt zekerheden bij garantieverlening; er wordt hypotheek ingeschreven op vastgoed en in voorkomende gevallen pandrecht op inventarissen. In geval van faillissement van een zorginstelling vormt de verkoopopbrengst hiervan een gedeeltelijke dekking van de garantieschade van het WFZ. 9. Tenslotte kan nog een hybride punt worden genoemd, dat raakvlakken heeft met zowel de kans als het gevolg. Los van het garantieplafond zoals genoemd bij punt 6, wordt in veel gevallen door het WFZ doelbewust een niet-volledige garantie verstrekt, waarbij als voorwaarde geldt dat het leningenrestant zonder garantie bij een bank moet worden aangetrokken. De reden hiervoor ligt niet in de risicobeoordeling van de zorg instelling of het investeringsplan, maar in de navolgende overwegingen. Organisaties komen doorgaans in continuïteitsgevaar door een acuut liquiditeitstekort, waardoor bijvoorbeeld de betaling van een leverancier of de salarisbetalingen aan het personeel aan het eind van de maand niet meer mogelijk zijn. Het WFZ is geen bank, en verstrekt dus geen krediet. Verder kan het WFZ formeel alleen maar garanties verstrekken op leningen ten behoeve van investeringen in dingen en dus niet voor consumptieve doeleinden. Kortom: een zorginstelling in financiële problemen kan geen beroep doen op het WFZ en is voor een extra kredietfaciliteit aangewezen op een bank. Het is duidelijk dat, als er nog geen kredietrelatie bestaat, een bank terughoudend zal zijn om een zorginstelling in ernstige financiële problemen als nieuwe klant te verwelkomen. De continuïteit van de zorginstelling is dus gebaat bij een bestaande kredietrelatie met een bank. Verder zal de bereidheid van een bank tot het verstrekken van noodkrediet toenemen naarmate de betrokkenheid van die bank in de langlopende financiering van vaste activa groter is. Immers, de executiewaarde van het onderpand is doorgaans zeer beperkt, vanwege de geringe alternatieve aanwenbaarheid van zorggebouwen. Faillissement van een zorginstelling staat voor alle betrokkenen in de financiering dan ook gelijk aan een fors verlies op de uitstaande posities. Vanuit het oogpunt van risicomanagement is het dan ook van wezenlijk belang voor een zorginstelling (en in het verlengde hiervan voor het WFZ) dat een zekere spreiding aanwezig is in de financiering van activa. Indachtig het motto voorkomen is beter dan genezen dient de aandacht binnen het risicomanagement echter vooral gericht te zijn op preventie van problemen. De sleutelbegrippen zijn hierbij: adequate risicobewaking (goed de vinger aan de pols houden ) en tijdig met de instelling in contact treden over eventuele problemen. De genoemde maatregelen op het gebied van risicomanagement nemen echter niet weg dat zorginstellingen in de problemen kunnen raken en dat er vervolgens door financiers een beroep wordt gedaan op WFZ-garanties. Garantierisico op portefeuilleniveau Ultimo 2012 staan 24 deelnemers onder verhoogde bewaking van het WFZ (7,3% van het totale aantal deelnemers). Bij 22 van deze 24 deelnemers worden de financiële ontwikkelingen op basis van kwartaal- of halfjaarrapportages gevolgd. Bij 19 van deze 24 deelnemers is de mogelijkheid om nieuwe leningen te kunnen borgen voorlopig opgeschort. De totaalbedragen aan 20

verleende garanties bij de deelnemers onder verhoogde aandacht zijn 561 miljoen euro op langlopende leningen en 4 miljoen euro op kasgeldleningen. De deelnemers onder verhoogd toezicht worden onderscheiden naargelang de ernst van de situatie. De meest risicovol geachte deelnemers kenmerken zich door een negatief eigen vermogen, een eigen vermogen lager dan 5% in combinatie met meerjarig aaneengesloten negatieve exploitatieresultaten (zonder een duidelijke kentering in de negatieve ontwikkeling) of een onbalans in de exploitatie van zodanig grote omvang en/of structurele aard dat deze op afzienbare termijn een bedreiging kan vormen voor de continuïteit van de organisatie. Deze categorie (code rood ) betreft 4 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 71 miljoen euro. Voor het theoretisch meest negatieve scenario berekenen we de gevolgen, als alle code rood deelnemers in het komende boekjaar tegelijk in betalingsproblemen komen en het WFZ op de leningverplichtingen wordt aangesproken. Onder deze veronderstelling zouden de verplichtingen aan rente en aflossing op de leningen 9 miljoen euro bedragen in het eerste jaar. Hierbij is alleen gerekend met de uitstaande garanties; de schadevermindering door verkoop van de panden waarop een hypotheek rust, is buiten beschouwing gelaten. Bij garantieschade van deze omvang zou de obligoregeling niet in werking treden. Niet op de korte termijn en niet op de lange termijn. De totale garantieschade is immers kleiner dan het aanwezige risicovermogen. Het WFZ onderscheidt een tweede categorie van deelnemers die niet aan de kredietwaardigheidseisen van het WFZ voldoen, maar waar sprake is van minder urgente problematiek. Te denken is aan zorginstellingen met een zwak vermogen van 6 à 7%, die al meerdere jaren niet slagen in het realiseren van financiële verbeteringen, of waar langdurig exploitatietekorten aan de orde zijn. In deze categorie ( code oranje ) bevinden zich 15 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 387 miljoen euro. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen bedragen in het eerste jaar 44 miljoen euro. Voor de overige deelnemers onder verhoogde bewaking geldt dat de situatie minder zorgelijk is, maar er door het WFZ wel voldoende redenen aanwezig worden geacht om vooralsnog geen additionele garanties te verstrekken en goed de vinger aan de pols te houden. In deze categorie ( code geel ) bevinden zich 5 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 107 miljoen euro. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen bedragen in het eerste jaar 9 miljoen euro. Daarnaast is in deze categorie sprake van geborgde kasgeldleningen van in totaal 4 miljoen euro. Naast de omvang is vanzelfsprekend ook de tijdsduur van de langlopende garantieverplichtingen van belang. Beide aspecten worden in de navolgende grafiek 9 weergegeven voor de genoemde categorieën. Elk jaar dat het worst case -scenario voor de deelnemers met verhoogde bewaking niet optreedt (en onder de veronderstelling dat er geen nieuwe bewakingsgevallen bijkomen), wordt de maximale garantieschade voor het WFZ automatisch kleiner (als gevolg van de reguliere aflossingen op de leningen). 21

Grafiek 9 Verloop restschuld monitor-deelnemers naar risicocategorie 600 500 code geel code oranje 400 code rood miljoen euro 300 200 100 0 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030 2032 2034 2036 2038 2040 2042 2044 2046 2048 2050 2052 2054 2056 2058 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030 2032 2034 2034 2038 2040 2042 2044 2046 2048 2050 2052 2054 2056 2058 In grafiek 10 zijn op de horizontale as de deelnemers geordend naar oplopend percentage weerstandsvermogen. Bij twee deelnemers is het weerstandsvermogen negatief. Op de verticale as is de omvang van de uitstaande garanties (in miljoen euro) ultimo 2012 weergegeven. Grafiek 10 Risicoprofiel garantieportefeuille 240 220 Restschuld langlopend in miljoen euro 200 180 160 140 130 100 80 60 40 20-30% -20% -10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% weerstandsvermogen De grafiek laat zien dat er qua garantie-omvang enkele uitschieters zijn. In grafiek 11 is dit verder uitgewerkt. 22

Grafiek 11 160 WFZ-deelnemers met langlopende garanties ingedeeld naar omvang langlopende garanties 140 120 Aantal wfz-deelnemers 100 80 60 40 20 0 >0-20 20-40 40-60 60-80 80-100 100-120 120-140 140-160 160-180 180-200 200-220 garantieklasse (in miljoen euro) Ongeveer de helft van de WFZ-deelnemers heeft garanties op langlopende leningen in de orde van grootte tot 20 miljoen euro. Naarmate de garantieomvang toeneemt, neemt het aantal deelnemers af. Slechts 13 deelnemers hebben garanties boven 100 miljoen euro. De omvang van de garanties per individuele deelnemer bepaalt de maximale garantieschade voor het WFZ in geval van default, en is daarmee een belangrijk aspect in het kader van het risicomanagement. Een groot aantal garanties van beperkte omvang is vanuit dit gezichtspunt voor het WFZ te verkiezen boven een klein aantal zeer omvangrijke garanties. Zoals hiervoor is benadrukt, hanteert het WFZ in de praktijk bovengrenzen aan de te verstrekken garanties per deelnemer. De fusietendens in de sector ziekenhuizen is in dit licht van belang. Fusies tussen WFZ-geborgde ziekenhuizen kunnen immers resulteren in een zodanige cumulatie van bestaande garanties in één rechtspersoon dat het garantieplafond wordt overschreden. Bij de kredietwaardigheidsanalyse is de exploitatieontwikkeling van de instelling van groot gewicht. In grafiek 12 is daarom, naast het weerstandsvermogen, ook het exploitatieresultaat opgenomen. Punten in het kwadrant rechtsonder verdienen vanuit risico-oogpunt nadrukkelijk aandacht. Dit geldt a fortiori voor punten in het kwadrant linksonder. Grafiek 12 Exploitatieresultaat 2011 ten opzichte van het weerstandsvermogen 2011 exploitatieresultaat 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% -20% 0-10% -2% %10 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110% -4% -6% -8% -10% -12% weerstandsvermogen De grafiek laat zien dat in het jaar 2011 slechts in 2 gevallen sprake was van een negatief vermogen. Positief hierbij is dat in beide gevallen sprake was van 23

een positief exploitatieresultaat. Duidelijk is ook dat een aantal deelnemers met een relatief beperkt vermogen zorgwekkend forse exploitatietekorten hebben. Deze instellingen staan onder verscherpte bewaking van het WFZ. Hypothecaire zekerheden Het afnemen van de systeemzekerheden in de zorgsector resulteert bij financieringen logischerwijze in een groter accent op de zekerheden op het niveau van de individuele zorginstelling. Kredietverlening of garantieverlening aan zorginstellingen gaat tegenwoordig standaard gepaard gaat met het vestigen van zekerheden op de activa van de instelling. Voor het WFZ lag het accent hierbij in 2012 nog vooral op het vestigen van zekerheden gerelateerd aan nieuwe bereidstellingsverklaringen en borgstellingsverklaringen. In de komende periode zal de aandacht meer worden gericht op het vestigen van zekerheden bij reeds bestaande garanties. Vanzelfsprekend ligt de prioriteit bij de omvangrijke garanties en de zwakke instellingen; deze situaties zijn voor het WFZ immers het meest risicovol. Met betrekking tot de voortgang kan het volgende worden gemeld: Ultimo 2012 was bij 164 van de 328 WFZ-deelnemers (50%) hypotheek gevestigd; 42 dossiers waren onderhanden. Met inachtneming van de WFZdeelnemers waar momenteel geen sprake is van uitstaande garanties en hypotheekvestiging (nog) niet aan de orde is, moet bij ongeveer een kwart van het deelnemersbestand nog vestiging van zekerheden plaatsvinden. Met betrekking tot de 24 deelnemers onder verhoogde bewaking geldt dat in 14 gevallen reeds hypotheek is gevestigd, en dat 6 gevallen onderhanden zijn. Ten aanzien van de 13 deelnemers waarbij het totale garantiebedrag hoger is dan 100 miljoen euro, is in 10 gevallen reeds hypotheek gevestigd en zijn 2 gevallen onderhanden. Onder de 10 deelnemers in deze groep met gevestigde hypotheken, valt ook 1 deelnemer die onder verhoogde bewaking staat. Rentederivaten Rentederivaten kunnen worden beschouwd als elk ander gereedschap: er kunnen heel nuttige dingen mee worden gedaan, maar in verkeerde handen en bij verkeerde toepassing kan er veel schade mee worden aangericht. Voor zover dit al niet duidelijk was, hebben de vele derivatenproblemen die in 2012 in de publiciteit zijn gekomen dit nadrukkelijk zichtbaar gemaakt. Vanuit het oogpunt van risicomanagement is het dan ook van belang - ook voor het WFZ - om zicht te hebben op de risico s van rentederivaten. De in 2012 door WFZ-deelnemers verstrekt informatie bij de jaarlijkse herbeoordeling maakt duidelijk dat van de (toen nog) 330 WFZ-deelnemers in 54 gevallen (16%) sprake was van toepassing van rentederivaten. Dit is weergegeven in de onderstaande figuur. Grafiek 13 Overzicht van het gebruik van rentederivaten door WFZ-deelnemers 54 deelnemers met derivaten zonder derivaten 276 deelnemers 24

De onderverdeling van deze 54 gevallen naar instellingscategorie is als volgt: ziekenhuizen: 25, ouderenzorg: 7, gehandicaptenzorg: 15 en GGZ: 7. De aard van de toegepaste derivaten is weergegeven in tabel 3. Tabel 3 Overzicht van door WFZ-deelnemers gebruikte rentederivaten Swap 41 Swap en Cap 3 Swap en Swaption 2 Collar 1 Cap 1 Swaption 2 Swap met margin call 3 Swap met margin call en Collar 1 Dit overzicht maakt duidelijk dat, voor zover door WFZ-deelnemers rentederivaten worden toegepast, het vooral de recht-toe-recht-aan renteswap betreft waarmee renterisico s op leningen met variabele rente worden afgedekt. De potentieel risicovolle vorm waarbij sprake is van margin-call verplichtingen (mogelijk financieel bijstorten) komt slechts in vier gevallen voor. Nader onderzoek door het WFZ laat zien dat de financiële risico s in deze vier gevallen of afwezig, of zodanig beperkt van omvang zijn dat hieruit geen zorgwekkend risico voor de deelnemer voortvloeit. Risicovermogen Het WFZ stelt zich tegenover geldgevers garant voor de betaling van rente en aflossing van de geborgde leningen. Het risicovermogen van het WFZ is de eerste laag in de zekerheidsstructuur van het WFZ. Mocht dit risicovermogen in het extreme geval toch niet voldoende zijn voor het opvangen van garantieclaims, dan vraagt het WFZ de deelnemers om een financiële bijdrage van maximaal 3% van hun lopende geborgde leningen. Om deze bijdrage in perspectief te plaatsen: dit is tegenwoordig ongeveer gelijk aan het rentevoordeel van één à twee jaar borging via het WFZ. Bovendien heeft de obligobijdrage het karakter van een renteloze lening. Als het WFZ financieel weer opklimt, wordt de obligoheffing terugbetaald aan de deelnemers. Mocht ook deze obligoheffing niet voldoende soelaas bieden, dan kan het WFZ in laatste instantie beroep doen op financiële steun van de rijksoverheid (de achterborg). Vanuit de positie van de financier bezien is vooral van belang dat - linksom of rechtsom - het WFZ altijd kan voldoen aan de garantieverplichtingen. Dit zien we gereflecteerd in de AAA-rating van Standard & Poor s. Vanuit het perspectief van de risicodragende WFZ-deelnemers echter is de absolute en relatieve omvang van de eerste zekerheidslaag, het risicovermogen, van groot belang. Deze is immers van invloed op de kans dat het deelnemersobligo en vervolgens de overheids-achterborg ingeroepen worden. Ultimo 2012 bedroeg het risicovermogen 245 miljoen euro. Dit is 2,8% van de restschuld van langlopende leningen en kasgeldleningen. Het risicovermogen wordt berekend zoals in tabel 4 is weergegeven. Mocht onverhoopt vanwege garantieclaims overgegaan moeten worden tot voortijdige verkoop van delen van de beleggingsportefeuille, dan is vanzelfsprekend niet de nominale waarde van de beleggingen maar de verkoopwaarde op dat specifieke moment relevant. Dit scenario is echter niet snel aan de orde, gelet op de jaarlijkse kasstroom die in eerste instantie beschikbaar is voor garantie-uitkeringen. Het gehele risicovermogen fungeert als dekking voor de risico s van borgstellingen. Per balansdatum zijn geen formele aanspraken van financiers uit borgstellingovereenkomsten bekend. Een specifieke risicovoorziening is derhalve niet opgenomen. 25

Tabel 4 De berekening van het risicovermogen; in 1.000 euro 31-12-2012 31-12-2011 Effecten (nominale waarde) 222.775 224.409 Liquide middelen 23.614 5.793 Subtotaal 246.389 230.202 (Af): Kortlopende schulden (crediteuren en afdrachten) -1.050-106 (Af): Overlopende passiva -185-156 Subtotaal -1.235-262 Risicovermogen 245.154 229.940 Het WFZ stond ultimo 2012 garant voor 8.915 miljoen euro (ruim 8.605 miljoen euro aan langlopende leningen en 310 miljoen euro aan kasgeldleningen). Het maximaal opvraagbare obligo (3% van het restant geborgde leningen) bedroeg per 31 december 2012 in totaal 268 miljoen euro. De som van risicovermogen en oproepbare obligo s bedroeg 513 miljoen euro (5,8% van de restschuld). De ontwikkeling van het risicovermogen door de jaren heen is weergegeven in grafiek 14. De omvang in euro s is aangeduid met oranje balken; de procentuele ontwikkeling door een lijn. In de grafiek blijkt dat het risicovermogen in verhouding tot de uitstaande garanties vanaf 2006 licht stijgt. Bij de oprichting van het WFZ heeft de overheid 54,45 miljoen euro gestort als waarborgdepot. In de achterborg-overeenkomst tussen het WFZ en de overheid is vastgelegd dat, zodra het risicovermogen het bedrag van 226,89 miljoen euro overschrijdt, een terugbetalingsregeling in werking treedt. Conform de in 2011 met het Ministerie van VWS gemaakte afspraken zal het WFZ begin 2013 5,4% van het exploitatieresultaat over 2012 aan de overheid terugbetalen. Dit is becijferd op 942 duizend euro. In volgende jaren loopt het terug te betalen percentage op met telkens 5,4% (over de in die jaren behaalde exploitatieresultaten). In nominale termen zijn deze toekomstig terug te betalen bedragen vanzelfsprekend nog niet bekend. De Belastingdienst heeft zich in 2011 op het standpunt gesteld dat het WFZ belastingplichtig is voor vennootschapsbelasting. In dit kader zijn door de Belastingdienst ook aanslagen opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2009. Dit zou neer komen op een vennootschapsbelastinglast tot en met 2012 van ongeveer 33,3 miljoen euro. Het WFZ wijst belastingplicht voor de vennootschapsbelasting af. Om deze reden is ultimo 2012 geen reservering opgenomen voor een eventuele vennootschapsbelastingheffing met betrekking tot verstreken boekjaren. Grafiek 14 Risicovermogen in miljoen euro en als percentage van uitstaande langlopende garanties 300 5,0% 4,5% 250 4,0% miljoen euro 200 150 100 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% percentage van garanties 50 1,0% 0,5% 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 0,0% 26