Verdichting binnen het bestaand bebouwd gebied 1
PBL studie verdichting Planning: afronding zomer 2011 Personen: Kersten Nabielek Maarten Piek Auke Vlonk Arjan Harbers Marnix Breedijk Sanne Boschman Hans van Amsterdam Edwin Buitelaar 2
Inhoud 1. Beleidscontext: compactestadbeleid 2. Bestaand PBL onderzoek: effecten en knelpunten 3. Empirische analyse: ontwikkelingen binnen het bestaand bebouwd gebied 1996-2008 4. Aandachtspunten voor het beleid 3
1 Beleidscontext: compactestadbeleid 4
Beleidscontext: compactestadbeleid 1983: Nieuwe structuurschets stedelijke gebieden: omslagpunt van het nationale verstedelijkingsbeleid 1988: Vierde Nota en Vinex: compactestadbeleid 2006: Nota Ruimte: bundelingsgebieden en verdichtingsambities 2011: Structuurvisie van IenM: economische ontwikkeling staat voorop 5
Ambities van gemeenten en regio's Structuurvisie Amsterdam 2040 (2010): 70.000 nieuwe woningen binnen BBG tot 2040 Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 (2009): 35.800 nieuwe woningen binnen BBG tot 2030 (tegenover 17.900 buiten BBG) Structuurvisie Den Haag 2020 (2005): 30.000 nieuwe woningen, voornamelijk binnen BBG tot 2020 6
Compactestadbeleid : internationaal 1987: WCED s Brundtland report: introductie van het begrip duurzame ontwikkeling 1990: CEC s Green Paper (1990): de kwaliteit van het stadsmilieu staat onder druk. Een van de oorzaken hiervoor is de scheiding van functies en die daaraan gekoppelde toename van de automobiliteit 1993: UN s Earth Summit Aganda 21: streven naar duurzame ontwikkeling staat centraal, o.a. door afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur 7
Compactestadbeleid: doelen Milieu: verdere verstedelijking van het platteland te beperken Mobiliteit: de groei van de mobiliteit te beperken Economie: de stedelijke centra te versterken en het stedelijk draagvlak te ondersteunen 8
Compactestadbeleid: 2 lijnen 1. 2. Compacte uitleg in grootschalige nieuwbouwwijken in de directe nabijheid van bestaande kernen 9
2 Bestaand PBL onderzoek 10
Milieu: openhouden van het landschap Bundeling en verdichting van de verstedelijking heeft er aan bijgedragen dat natuur en landschap zijn gespaard (PBL - Balans van de Leefomgeving 2010). 11
Mobiliteit: compacte verstedelijking beperkt de mobiliteit Rond de grote IC-stations is het autogebruik van werknemers minder dan de helft van het gebruik op de klassieke snelweglocaties (PBL- 2009). 12
Economie: steden zijn de motor van de economie Een hogere urbanisatiegraad bevordert de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PBL 2010). 13
Economie: steden zijn de motor van de economie Quality of Living 14
Knelpunten Woonwensen/woningmarkt Ruimte: makkelijke binnenstedelijke locaties zijn al gebruikt Kosten: hogere kosten en minder winst bij binnenstedelijke bouwlocaties - Complexe eigendomsverhoudingen - Complexe regelgeving - Transformatiekosten en bodemsanering - Sociale woningbouw - Dure inpandige parkeervoorzieningen - Inrichting van de openbare ruimte 15
3 Empirische analyse 1996-2008 16
Empirische analyse Ontwikkeling van het aantal woningen, inwoners, vestigingen en banen binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG). Onderzoeksperiode: 1996-2008 17
Empirische analyse Welke ontwikkelingen hebben plaats gevonden binnen BBG? Ruimtelijke patronen: Op welke locaties heeft veel verdichting plaats gevonden? 18
3 soorten gebieden Binnen BBG Buiten BBG: stadsrandzone Buiten BBG: overig 19
20
21
Daling van de uitbreiding van de woningvoorraad 22
Veel stedelijke uitleg in de periode 2002 2008 23
24
Ontwikkeling van het aantal woningen binnen BBG 1996-2002 2002-2008 25
Ontwikkeling van het aantal inwoners binnen BBG 1996-2002 2002-2008 26
Bevindingen Woningen en banen: Significant minder verdichting binnen BBG in de tweede periode (2002-2008) Inwoners: Verdunning binnen BBG in de tweede periode (2002-2008) Uiteenlopende ontwikkelingen in verschillende gemeenten 27
Empirische analyse: ruimtelijke patronen 28
29
30
31
32
Bevindingen De ruimtelijke patronen verschillen per stad Duidelijke scheiding van verdichtingslocaties voor inwoners en banen (-> gespreide ontwikkelingen) 33
4 Aandachtspunten voor het beleid 34
Ruimte voor verdichting Ruimte voor verdichting is niet alleen te vinden in centrumgebieden van grote steden, maar ook in kleinere gemeenten en op goed bereikbare locaties buiten de binnenstad (bijvoorbeeld rond voorstadstations). 35
Afstemming infrastructuur en bebouwing Voor een optimale bereikbaarheid en een goede afstemming tussen infrastructuur en bebouwing ligt het voor de hand de (toekomstige) verdichting te meten met hulp van bereikbaarheidswaarden in plaats van binnen/buiten bestaand bebouwd gebied. 36
Bovenlokale afstemming De ruimtelijke ontwikkeling van verstedelijking en infrastructuur (bijvoorbeeld knooppuntontwikkeling) vraagt om afstemming op een hoger bestuurlijk niveau dan dat van de stad. 37
Rolverdeling (actualisatie/decentralisatie) Rol voor provincies en gemeenten: uitvoering en afstemming Regionaal gedifferentieerde verdichtingsambities. Rol voor het rijk: stimuleren In gebieden van nationaal belang (mainports en brainports) en rond grootschalige infrastructuurprojecten ligt voor het rijk een belangrijke rol om duidelijke ambities te formuleren voor en optimaal gebruik van de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. Ook met minder geld heeft het ministerie van IenM heeft de mogelijkheid om binnenstedelijk bouwen te stimuleren (bijvoorbeeld door aanpassing van de wetgeving, innovatieprogramma s en voorbeeldprojecten). 38