MEDEDELING AAN DE LEDEN

Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

*** ONTWERPAANBEVELING

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport over het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Datum: Rapportnummer: 2012/121

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 september 2010 (09.09) (OR. en) 13380/10 FRONT 125 COMIX 571

MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

MEDEDELING AAN DE LEDEN

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 juni 2008 (02.07) (OR. fr) 11253/08 FRONT 62 COMIX 533

MEDEDELING AAN DE LEDEN

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Voor de Secretaris-generaal,

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2006 (05.12) (OR. en) 13611/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0142 (COD) LIMITE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken AMENDMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT *

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

7107/15 JVS/jvc DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE)

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT. Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

Raad van de Europese Unie Brussel, 15 april 2015 (OR. en)

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Nederlandse consulaat te Barcelona (Spanje). Bestuursorgaan: de minister van Buitenlandse Zaken.

7111/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

CIRCULAIRE NOTA. (16 mei 2008)

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 maart 2008 (25.03) (OR. en) 7041/08 VISA 77 COMIX 172

Transcriptie:

Europees Parlement 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.5.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0830/2006, ingediend door Tobias King (Britse nationaliteit), over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG door het Verenigd Koninkrijk Verzoekschrift nr. 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van het recht van de echtgenote van een Brits staatsburger die rechten op grond van het Verdrag uitoefent in Italië om haar echtgenoot te vergezellen naar het Verenigd Koninkrijk Verzoekschrift nr. 1574/2010, ingediend door Mohamed Esmail Mamon (Britse nationaliteit), over Richtlijn 2004/38/EG Verzoekschrift nr. 0405/2011, ingediend door Edward Bradburn (Britse nationaliteit), over de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden Verzoekschrift nr. 1162/2011, ingediend door Ian Rogers (Britse nationaliteit) over een vermeende inbreuk door het VK op Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden Verzoekschrift nr. 1220/2012 ingediend door Borodin Dimitry (Russische nationaliteit), over de schending van Richtlijn 38/2004 over het vrije verkeer van personen, door het Verenigd Koninkrijk Verzoekschrift nr. 1333/2012 ingediend door Ian Rogers (Britse CM\1063433.doc PE390.353v05-00 In verscheidenheid verenigd

nationaliteit), over een vermeende schending van de bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG Verzoekschrift nr. 1529/2012, ingediend door Andrew Fitzgerald (Britse nationaliteit), over een vermeende inbreuk door het Verenigd Koninkrijk van de EU-wetgeving inzake het vrije verkeer van personen 1. Samenvatting van verzoekschrift nr. 0830/2006 Indiener, een Brits staatsburger die samen met zijn vrouw, een Turks staatsburger, woonachtig is in België, is van mening dat het Verenigd Koninkrijk inbreuk maakt op Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Volgens indiener heeft zijn vrouw weliswaar een geldige verblijfsvergunning in België, maar heeft ze toch een inreisvisum nodig wanneer ze naar het Verenigd Koninkrijk wil reizen. Indiener voert aan dat de immigratiewet van het Verenigd Koninkrijk op het eerste gezicht in overeenstemming lijkt te zijn met de EG-richtlijn, omdat hij voorziet in een visumvrijstelling voor houders van een EER-vergunning voor gezinshereniging of een verblijfsvergunning. Wanneer het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken deze bepaling toepast, interpreteert het de bepaling volgens hem echter als verblijfsvergunningen verstrekt door het Verenigd Koninkrijk, en schendt het zo Richtlijn 2004/38/EG. Samenvatting van verzoekschrift nr. 1307/2007 Indiener is een Brits staatsburger die in Italië woont. Hij is in het bezit van een Italiaanse verblijfskaart. Hij is getrouwd met een Russische staatsburger en zijn echtgenote heeft een verblijfskaart voor een gezinslid van een EU-burger ontvangen. Zij wilden naar het Verenigd Koninkrijk reizen om de vader van indiener te zien, die momenteel buiten de EER woont en onlangs zes weken in het Verenigd Koninkrijk verbleef. Het leek indiener duidelijk dat zijn vrouw op grond van Richtlijn 2004/38/EG het recht had hem voor maximaal drie maanden te vergezellen naar het Verenigd Koninkrijk als zij in het bezit was van haar geldige Russische paspoort en haar Italiaanse verblijfskaart of alleen hun huwelijksakte. Helaas voelt het Verenigd Koninkrijk zich niet gebonden door de richtlijn: artikel 2 van de Immigration Regulations 2006/1003 (de Britse omzetting van Richtlijn 2004/38/EG) stelt, in strijd met artikel 10 van de richtlijn, dat de enige verblijfskaart die geldig is om toegelaten te worden tot het Verenigd Koninkrijk, de verblijfskaart is die door de Britse autoriteiten is afgegeven, en dat verblijfskaarten die door andere lidstaten zijn afgegeven dus niet geldig zijn. Met het oog hierop en om problemen te voorkomen, begonnen zij, hoewel ze van tevoren beseften dat zijn vrouw geen visum of EEA Family Permit nodig had, met de aanvraag van die laatste. De Britse immigratiedienst heeft een nieuw aanvraagformulier voor de EEA Family Permit uitgegeven waarin nog uitgebreidere documentatie wordt vereist van zowel de staatsburger van de EER (zoals arbeidsovereenkomst, aantal werkuren per maand, totaal inkomen enz.) als van het gezinslid (verlopen paspoorten van de afgelopen tien jaar, strafblad, namen en geboortedata van beide ouders enz.). Er staat ook dat van het gezinslid kan worden gevraagd dat hij of zij biometrische gegevens (vingerafdrukken) afstaat. Deze eisen gaan veel verder dan wat er in de richtlijn wordt bepaald en indiener is van mening dat de enige documenten die kunnen worden vereist zijn geldige paspoort, het geldige paspoort van zijn vrouw en hun PE390.353v05-00 2/13 CM\1063433.doc

huwelijksakte zijn. (Merk op dat deze procedures zeer veel tijd in beslag namen en zijn vader het Verenigd Koninkrijk inmiddels alweer had verlaten). Uiteindelijk verklaarden de Britse autoriteiten dat zijn vrouw toch toestemming zou krijgen het Verenigd Koninkrijk in te reizen zonder de EEA Family Permit als ze kon bewijzen dat ze een gezinslid was van een staatsburger van de EER en dat de vergunning meer als garantie voor de vervoerder diende dat zijn vrouw de toegang niet geweigerd zou worden dan voor wat anders, wat een absurde reden is voor het aanvragen van een visum. Indiener heeft contact opgenomen met zowel Solvit Italië als Solvit Verenigd Koninkrijk. Solvit Italië antwoordde, na Solvit Verenigd Koninkrijk te hebben geraadpleegd, dat hij niet onder de richtlijn valt, aangezien hij een Brits staatsburger is die terugkeerde naar het Verenigd Koninkrijk voor een bezoek, terwijl Solvit Verenigd Koninkrijk volhoudt dat zijn vrouw een visum moet aanvragen op grond van de Britse nationale wet. Samenvatting van verzoekschrift nr. 1574/2010 Indiener klaagt het Verenigd Koninkrijk aan, omdat deze lidstaat volgens hem artikel 5, lid 2 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden niet naleeft. Artikel 12 van de "Immigration (EEA) Regulations 2006" staat inderdaad niet toe dat mensen die in een andere lidstaat verblijf houden een permanente verblijfsvergunning (de zogenaamde "EEA family permit") verkrijgen om zich daarmee in het Verenigd Koninkrijk te vestigen. Samenvatting van verzoekschrift nr. 0405/2011 Deze Britse staatsburger woont in Duitsland. Hij klaagt erover dat hij een visum moet aanvragen voor zijn echtgenote wanneer hij naar het Verenigd Koninkrijk wil reizen. Naar wordt aangenomen is de echtgenote uit een derde land afkomstig. Dit is een omslachtige procedure. Samenvatting van verzoekschrift nr. 1162/2011 Indiener en zijn Russische vrouw verblijven in Zweden en zijn daar ingeschreven. Zij willen naar het VK de lidstaat waarvan indiener de nationaliteit bezit zonder een EEA Family Permit, in de veronderstelling dat de Zweedse verblijfsvergunning van de Russische vrouw zou moeten volstaan. Zij hebben om bevestiging gevraagd dat deze verblijfsvergunning aanvaard zou worden en zij hadden die bevestiging eerder ook al gekregen maar ontvingen gedurende 10 weken geen antwoord. Op de luchthaven van vertrek in Zweden kregen zij te horen dat zij niet zou mogen inschepen op de vlucht zonder geldig visum. Hij is van mening dat het VK de Zweedse verblijfsvergunning van zijn echtgenote dient te aanvaarden als geldig reisdocument. Samenvatting van verzoekschrift nr. 1220/2012 Indiener, die onderdaan is van een derde land (Rusland) maar getrouwd is met een EU-burger (Litouwse nationaliteit) en in België woont en ook een verblijfsvergunning van dat land heeft, moet van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een visum aanvragen om toegang tot het VK te krijgen. Aangezien hij in het bezit is van een Belgische verblijfsvergunning meent CM\1063433.doc 3/13 PE390.353v05-00

hij dat het Verenigd Koninkrijk Richtlijn 38/2004 over het vrije verkeert schendt. Samenvatting van verzoekschrift nr. 1333/2012 Indiener, een Brits staatsburger die in Zweden verblijft, was van plan een bezoek te brengen aan zijn familie in het Verenigd Koninkrijk, samen met zijn Russische echtgenote die een verblijfsvergunning heeft zoals bepaald in artikel 10 van bovengenoemde richtlijn. Hij meldt dat hij in Göteborg, Zweden, niet aan boord van het DFDS-schip mocht gaan, ondanks het feit dat hij alle vereiste documenten voorlegde. Daarna werd hij er via e-mail van op de hoogte gebracht dat het bedrijf zijn echtgenote geen toestemming gaf om in te schepen omdat het, volgens de informatie van het UK Borders Agency (UKBA Brits grensagentschap), anders gevaar liep een hoge boete te moeten betalen. Indiener is verontwaardigd dat de Britse autoriteiten stelselmatig inbreuken plegen op de Europese wetgeving Samenvatting van verzoekschrift nr. 1529/2012 Indiener, een Britse staatsburger die met zijn Zuid-Afrikaanse echtgenote in Spanje woont, geeft aan dat hoewel zijn echtgenote een Spaanse verblijfsvergunning bezit, zij van de Britse autoriteiten een EER-familievergunning om naar het Verenigd Koninkrijk te reizen moesten overleggen. Aangezien indiener in Gibraltar werkt, werd de vergunning echter geweigerd, waarmee het stel geen andere keuze restte dan een inreisvisum aan te vragen krachtens Verordening nr. 539/2001 of overeenkomstig de nationale wetgeving. Indiener houdt vol dat dit een schending van Richtlijn 2004/38/EG, en met name van artikel 10 daarvan, vormt en verzoekt om urgente maatregelen die de Britse wetgeving in overeenstemming moeten brengen met de EU-bepalingen inzake het vrije verkeer van personen. 2. Ontvankelijkheid Verzoekschrift nr. 0830/2006 ontvankelijk verklaard op 9 maart 2007, 1307/2007 op 5 mei 2008, 1574/2010 op 25 maart 2011, 0405/2011 op 18 juli 2011, 1162/2011 op 22 februari 2012, 1220/2012 op 16 januari 2013, 1333/2012 op 26 februari 2013 en 1529/2012 op 7 mei 2013. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 216, lid 6, van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 5 mei 2007 Verzoekschrift nr. 0830/2006 "Tobias King, een Britse staatsburger die zijn recht van vrij verkeer en verblijf in België uitoefent, klaagt erover dat de Britse autoriteiten zijn Turkse echtgenote ertoe verplichtten een inreisvisum aan te schaffen, ondanks het feit dat ze in het bezit was van een geldige Belgische verblijfsvergunning die zij als familielid van een burger van de Unie had verkregen. Bovendien wordt het visum niet kosteloos verschaft wanneer de burger van de Unie en zijn echtgenote apart reizen. Artikel 18 van het EG-Verdrag bepaalt dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn PE390.353v05-00 4/13 CM\1063433.doc

vastgesteld. De beperkingen en voorwaarden zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Volgens de voorwaarden van de richtlijn hebben familieleden uit derde landen van een EUburger het recht deze EU-burger te begeleiden of zich bij hem te voegen in de ontvangende lidstaat waar de betreffende EU-burger het recht heeft op vrij verkeer en verblijf. Hoewel lidstaten die niet gebonden zijn door Verordening (EG) nr. 539/2001, zoals het Verenigd Koninkrijk, wanneer een burger van de Unie het recht van vrij verkeer en verblijf in hun grondgebied uitoefent, van de echtgeno(o)t(e) die staatsburger is van een derde land mogen verlangen dat hij/zij over een inreisvisum beschikt in overeenstemming met het nationale recht, bepaalt artikel 5, lid 2, van de richtlijn dat bezit van een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 van de richtlijn deze familieleden vrijstelling verleent van de visumplicht. Teneinde te voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, heeft het Verenigd Koninkrijk "The Immigration (European Economic Area) Regulations 2006" (de immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte 2006) in werking doen treden. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 bepaalt dat een persoon die geen EERonderdaan is, tot het Verenigd Koninkrijk moet worden toegelaten indien hij of zij een familielid is van een EER-onderdaan en bij aankomst een geldig paspoort en een EEA Family Permit, een verblijfskaart of duurzame verblijfskaart kan overleggen. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 lijkt in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van de richtlijn. Toch hebben zowel het Britse consulaat in Brussel als het Solvit-centrum in het Verenigd Koninkrijk dit voorschrift uitgelegd alsof slechts houders van verblijfskaarten die zijn uitgegeven door de relevante Britse autoriteiten zijn uitgezonderd van de inreisvisumplicht. Volgens de bepalingen van artikel 5, lid 2, van de richtlijn kan een familielid, om vrijgesteld te worden van de inreisvisumplicht, volstaan met een geldige verblijfskaart die is uitgegeven overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn. Deze bepaling stelt echter niet als eis dat deze vrijstelling enkel beperkt is tot de lidstaat die de verblijfsvergunning verstrekt. Indien de voorwaarde met betrekking tot de visumplicht op grond van Richtlijn 2004/38/EG zo geïnterpreteerd wordt dat het familielid aan wie een verblijfsvergunning is verstrekt in overeenstemming met artikel 10 van de richtlijn alleen vrijgesteld wordt van de visumplicht in de lidstaat die deze verblijfsvergunning heeft verstrekt, zou aan die voorwaarde in de richtlijn een vereiste met betrekking tot de "oorsprong" van de verblijfsvergunning worden toegevoegd. Een dergelijke vereiste gaat verder dan wat in de richtlijn wordt geregeld en is daarmee in strijd. Met betrekking tot de kosten van een inreisvisum bepaalt artikel 5, lid 2, van de richtlijn dat inreisvisa kosteloos worden afgegeven. Er zij op gewezen dat inreisvisa voor familieleden van een burger van de Unie die staatsburger zijn van een derde land alleen kosteloos worden afgegeven indien dit familielid naar het gastland reist om de burger van de Unie daar te begeleiden of zich bij hem te voegen. Wanneer het familielid alleen reist zonder de bedoeling zich in het gastland bij de burger van de Unie te voegen, dan is de richtlijn niet van toepassing en mogen er kosten aan verbonden zijn. CM\1063433.doc 5/13 PE390.353v05-00

De heer King heeft op 3 november 2006 een zelfde klacht ingediend bij de diensten van de Commissie. De klacht staat geregistreerd onder referentienummer 2006/5043. De Commissiediensten hebben op 27 maart 2007 een brief naar de overheid van het Verenigd Koninkrijk gestuurd met het vriendelijke verzoek om ons binnen twee maanden na ontvangst van de brief hun opmerkingen over de kwestie van verblijfsvergunningen met visumvrijstelling te laten toekomen. 4. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 17 juli 2007 Verzoekschrift nr. 0830/2006 Zoals de Commissie reeds aangaf in haar vorige mededeling aan het Europees Parlement over dit verzoekschrift heeft zij de kwesties die de indiener aan de orde stelt op 27 maart 2007 onder de aandacht van de overheid van het Verenigd Koninkrijk gebracht, met het verzoek om commentaar op de evaluatie van de Commissie in het licht van de toepasselijke Gemeenschapswetgeving. De overheid van het Verenigd Koninkrijk antwoordde per brief van 4 juni 2007 dat de verwijzing naar een verblijfsvergunning zoals vervat in Regulation 11(2) betrekking heeft op een verblijfsvergunning die is afgegeven door de relevante overheidsinstanties van het Verenigd Koninkrijk en dat zij de interpretatie die de Commissie aan artikel 5, lid 2, van de richtlijn geeft niet onderschrijft. Hiermee wordt duidelijk dat het niet zozeer gaat om de toepassing van de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk tot omzetting van de Gemeenschapswetgeving als wel om de omzetting van de richtlijn. Het probleem dat in het verzoekschrift wordt aangekaart, zal bestudeerd worden in het kader van een algemeen onderzoek dat ten doel heeft na te gaan in hoeverre de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk voldoet aan de richtlijn. Dit onderzoek zal vóór eind 2008 worden afgerond. 5. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 26 oktober 2008 Verzoekschrift nr. 1307/2007 Volgens indiener, een staatsburger van het Verenigd Koninkrijk die met zijn Russische echtgenote in Italië woont, heeft het Verenigd Koninkrijk in strijd met Richtlijn 2004/38/EG gehandeld door van zijn echtgenote te verlangen dat zij een inreisvisum aanvraagt en een aantal ondersteunende documenten overlegt. Voorts doet hij zijn beklag over het feit dat toen hij naar het Verenigd Koninkrijk wilde reizen met zijn echtgenote, de luchtvaartmaatschappij hem liet weten dat zij geweigerd zouden worden bij het instappen omdat de Italiaanse grenspolitie zijn vrouw niet zou toestaan naar het Verenigd Koninkrijk te reizen zonder visum. Op grond van de communautaire wetgeving hebben uit derde landen afkomstige familieleden van EU-burgers die hun recht uitoefenen om in de ontvangende lidstaat te reizen en te PE390.353v05-00 6/13 CM\1063433.doc

verblijven, het recht hen te vergezellen en voor dat doel een inreisvisum te ontvangen. Deze rechten worden uitsluitend ontleend aan de familiebetrekkingen met EU-burgers. Hoewel dergelijke uit derde landen afkomstige familieleden mogelijk een inreisvisum nodig hebben, bepaalt artikel 5, lid 2, van de richtlijn dat de lidstaat hun alle faciliteiten moet verlenen om de door hen benodigde visa te verkrijgen. Dergelijke visa dienen gratis en zo spoedig mogelijk te worden verstrekt, op basis van een versnelde procedure. Bovendien zijn dergelijke familieleden door het bezit van een geldige verblijfskaart zoals bedoeld in artikel 10 van de richtlijn, vrijgesteld van de visumplicht. Teneinde te voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, heeft het Verenigd Koninkrijk "The Immigration (European Economic Area) Regulations 2006" (de immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte 2006) in werking doen treden. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 bepaalt dat een persoon die geen EER-onderdaan is, tot het Verenigd Koninkrijk moet worden toegelaten indien hij of zij een familielid is van een EER-onderdaan en bij aankomst een geldig paspoort en een EEA Family Permit, een verblijfskaart of duurzame verblijfskaart kan overleggen. Regulation 11, lid 2, lijkt in overeenstemming te zijn met artikel 5, lid 2, van de richtlijn. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk lijken dit voorschrift echter te interpreteren alsof de vrijstelling van de visumplicht alleen geldt voor houders van verblijfskaarten die door de betreffende autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, van de richtlijn hebben familieleden om te worden vrijgesteld van de visumplicht alleen een geldige verblijfskaart nodig die in overeenstemming met artikel 10 van de richtlijn is afgegeven. Deze bepaling beperkt zich niet tot de lidstaat die de verblijfskaart heeft afgegeven. Een dergelijke vereiste gaat verder dan hetgeen in de richtlijn is bepaald. Met betrekking tot de ondersteunende documenten: aangezien het recht van uit derde landen afkomstige familieleden om een inreisvisum te verkrijgen uitsluitend is ontleend aan de familiebetrekkingen, mogen lidstaten alleen van hen verlangen dat zij documenten overleggen waarmee ze hun identiteit en familiebetrekking met de EU-burger kunnen aantonen. De Commissie heeft verscheidene identieke klachten ontvangen, waaronder die van indiener, en heeft op 27 maart 2007 contact opgenomen met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk over deze kwestie. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk informeerden ons in hun antwoord van 4 juni 2007 dat zij de door de Commissie gegeven interpretatie van artikel 5, lid 2, van de richtlijn niet deelden en dat de ondersteunende documenten ambassadepersoneel helpen om de door de aanvragers verstrekte informatie te controleren en aanvragen zo snel en doeltreffend mogelijk te verwerken. Het antwoord bevestigde dat er geen wettelijke verplichting is om deze ondersteunende documenten over te leggen, aangezien de EEA Family Permit afgegeven moet worden indien de Entry Clearance Officer er voldoende van overtuigd is dat aan de vereisten op grond van Regulation 12 van de Regulations 2006 is voldaan. Dit argument is niet helemaal overtuigend en de Commissie overweegt dit probleem aan de orde te stellen in het kader van de lopende controles waarbij wordt nagegaan of de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk in overeenstemming is met de richtlijn. CM\1063433.doc 7/13 PE390.353v05-00

De klacht van indiener is in februari 2008 officieel geregistreerd onder referentienummer 2008/4161. Wat betreft de weigering van de Italiaanse autoriteiten om de echtgenote van indiener naar het Verenigd Koninkrijk te laten reizen: artikel 4, lid 1, van de richtlijn verplicht de Italiaanse autoriteiten om uit derde landen afkomstige familieleden die samen met een EU-burger naar een ontvangende lidstaat reizen of deze op een later tijdstip willen nareizen, toestemming te geven hun grondgebied te verlaten met een geldig paspoort. In dit verband is het niet toegestaan dit recht te beperken, zelfs indien de nationale autoriteiten van mening zijn dat het betreffende familielid niet over het benodigde visum beschikt om toegang tot de ontvangende lidstaat te krijgen. 6. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 26 oktober 2009 Verzoekschrift nr. 1307/2007 Zoals de Commissie in verband met dit verzoekschrift reeds mondeling aan het Europees Parlement heeft meegedeeld, werd de klacht van de indiener ingeschreven onder referentienummer 2008/4161. Op 10 december 2008 heeft de Commissie haar verslag 1 betreffende de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG aangenomen. In het verslag wordt geconcludeerd dat het Verenigd Koninkrijk geen visumvrijstelling kent voor familieleden die houder zijn van een verblijfskaart die door een andere lidstaat is verleend. In het verslag wordt benadrukt dat familieleden die onderdaan zijn van een derde land vaak voor extra praktische problemen komen te staan omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen onderdanen van derde landen en familieleden van EU-burgers die onderdaan zijn van een derde land en die bepaalde rechten genieten op grond van de richtlijn. Laatstgenoemden moeten nog vaak allerlei documenten overleggen wanneer zij een inreisvisum aanvragen, zoals een huisvestingsverklaring, een bewijs van voldoende middelen, een uitnodiging of een retourticket. De Commissie benadrukt in het verslag dat zij meer zal doen om ervoor te zorgen dat de richtlijn in de gehele EU correct wordt omgezet en toegepast. Om dit te bereiken zal de Commissie ten volle gebruikmaken van de bevoegdheden die haar bij het Verdrag zijn toegekend en indien nodig inbreukprocedures inleiden. De recente wijziging van de Immigration (European Economic Area) Regulations 2006, die op 1 juni 2009 in werking trad, is door de Commissie geanalyseerd. De Commissie zal voor nadere toelichting contact opnemen met het Verenigd Koninkrijk. Teneinde lidstaten een leidraad te bieden betreffende inreisvisa, heeft de Commissie dit onderwerp behandeld in haar recente richtsnoeren 2 voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. 1 COM (2008) 840 definitief. 2 COM(2009)313 definitief. PE390.353v05-00 8/13 CM\1063433.doc

7. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 30 september 2011 Verzoekschrift nr. 1574/2010 In artikel 21 van het VWEU is opgenomen dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. De beperkingen en voorwaarden zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. Volgens de voorwaarden van de richtlijn hebben familieleden uit derde landen van een EUburger het recht deze EU-burger te begeleiden of zich bij hem te voegen in de ontvangende lidstaat waar de betreffende EU-burger het recht heeft op vrij verkeer en verblijf. Aangezien het Verenigd Koninkrijk niet gebonden is aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 539/2001 kan dit land, wanneer een burger van de EU het recht op vrij verkeer en verblijf uitoefent op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, voor de echtgeno(o)t(e) die de nationaliteit van een derde land heeft overeenkomstig de nationale wetgeving een inreisvisum verplicht stellen. Toch is in artikel 5, lid 2, van de richtlijn bepaald dat het bezit van een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 van de richtlijn deze familieleden vrijstelt van de visumplicht. Teneinde te voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, heeft het Verenigd Koninkrijk "The Immigration (European Economic Area) Regulations 2006" (de immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte 2006) in werking doen treden. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 bepaalt dat een persoon die geen EERonderdaan is, tot het Verenigd Koninkrijk moet worden toegelaten indien hij of zij een familielid is van een EER-onderdaan en bij aankomst een geldig paspoort en een EEA Family Permit, een verblijfskaart of duurzame verblijfskaart kan overleggen. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 lijkt in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van de richtlijn. Toch hebben zowel het Britse consulaat in Brussel als het Solvit-centrum in het Verenigd Koninkrijk dit voorschrift uitgelegd alsof slechts houders van verblijfskaarten die zijn uitgegeven door de relevante Britse autoriteiten zijn uitgezonderd van de inreisvisumplicht. Volgens de bepalingen van artikel 5, lid 2, van de richtlijn kan een familielid, om vrijgesteld te worden van de inreisvisumplicht, volstaan met een geldige verblijfskaart die is uitgegeven overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn. In deze bepaling staat niet dat de uitzondering van de inreisvisumplicht op basis van een verblijfskaart alleen geldig is in de lidstaat die de verblijfskaart uitgaf. De uitlegging van de voorwaarde met betrekking tot de inreisvisumplicht, als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG, alsof het familielid dat in het bezit is van een verblijfskaart die is uitgegeven overeenkomstig artikel 10 van de richtlijn alleen is vrijgesteld van een inreisvisumplicht in de lidstaat die deze verblijfskaart heeft verstrekt, zou aan deze voorwaarde, als geformuleerd in de richtlijn, een vereiste toevoegen met betrekking tot de CM\1063433.doc 9/13 PE390.353v05-00

"oorsprong" van de verblijfskaart. Een dergelijk vereiste lijkt niet te zijn opgenomen in de richtlijn en vormt een maatregel die in strijd is met de richtlijn. Op 23 maart 2010 heeft de Commissie een brief gestuurd naar de Britse autoriteiten waarin problemen werden vastgesteld met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 2004/38/EG in het Britse recht, inclusief het punt dat door indiener is aangedragen. Na contact met de Britse autoriteiten heeft de Commissie hen op 22 juni 2011 een aanmaningsbrief toegezonden met betrekking tot de onjuiste omzetting van een aantal bepalingen uit Richtlijn 2004/38/EG. Een van de zaken die in de aanmaningsbrief aan de orde werden gesteld, betreft de onjuiste toepassing door de Britse autoriteiten van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG, waarin is bepaald dat familieleden van EU-burgers die in het bezit zijn van een geldige verblijfskaart die is afgegeven door een andere EU-lidstaat vrij mogen reizen. Het antwoord van de Britse autoriteiten op deze aanmaningsbrief wordt eind september 2011 verwacht. Conclusie De Commissie heeft al een aanmaning gezonden aan het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot deze kwestie en ze is in afwachting van het antwoord daarop. De Commissie zal de Commissie verzoekschriften regelmatig op de hoogte stellen van de ontwikkelingen in deze zaak. 8. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 16 december 2011 Verzoekschrift nr. 0405/2011 Indiener is Brits staatsburger en woont in Duitsland met zijn echtgenote die uit een derde land afkomstig is. Hij klaagt erover dat het visumbeleid van het VK ten aanzien van echtgenoten uit derde landen strijdig is met het EU-recht. Opmerkingen van de Commissie In artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. De respectieve beperkingen en voorwaarden worden genoemd in Richtlijn 2004/38/EG 1. In artikel 5, lid 2, van deze richtlijn wordt het volgende bepaald: "Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, mogen slechts aan de inreisvisumplicht worden onderworpen [...]. Een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 verleent deze familieleden vrijstelling van de visumplicht." Uit deze bepaling van de richtlijn volgt dat de echtgenote van de indiener niet verplicht mag worden tot aanvraag van een inreisvisum, 1 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77. PE390.353v05-00 10/13 CM\1063433.doc

aangezien zij in het bezit is van een geldige Duitse verblijfskaart die op grond van artikel 10 van de richtlijn is afgegeven. Het Verenigd Koninkrijk heeft de Immigration (European Economic Area) Regulations 2006 (immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte) vastgesteld om aan de bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG te voldoen. In Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 wordt bepaald dat een uit een derde land afkomstig familielid van een EU-burger toegelaten moet worden tot het VK wanneer hij/zij bij aankomst een geldig paspoort kan overleggen, "alsmede een verblijfskaart voor familieleden van een onderdaan van een EER-land (EEA family permit), een verblijfskaart of een duurzame verblijfskaart." De Britse autoriteiten leggen artikel 5, lid 2, van de richtlijn zodanig uit dat zij niet verplicht zijn houders van door andere lidstaten afgegeven verblijfskaarten vrij te stellen van de visumplicht. Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 interpreteren zij dienovereenkomstig. Conclusie Na onderzoek van de Britse wetgeving is de Commissie tot de conclusie gekomen dat Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 een incorrecte omzetting van artikel 5, lid 2, van de richtlijn is. Op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is op 22 juni 2011 een aanmaningsbrief naar de Britse autoriteiten gestuurd. De Britse autoriteiten hebben op 22 september 2011 hun opmerkingen ingediend. Hun antwoord wordt momenteel door de Commissie bestudeerd. 9. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 30 mei 2012 Verzoekschriften nrs. 830/2006, 1307/2007, 1574/2010, 405/2011 en 1162/2011 In artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. De respectieve beperkingen en voorwaarden worden genoemd in Richtlijn 2004/38/EG 1. In artikel 5, lid 2, van de richtlijn wordt bepaald dat "Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, mogen slechts aan de inreisvisumplicht worden onderworpen [...]. Een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 verleent deze familieleden vrijstelling van de visumplicht." Het Verenigd Koninkrijk heeft de Immigration (European Economic Area) Regulations 2006 (immigratievoorschriften voor de Europese Economische Ruimte) vastgesteld om aan de bepalingen van de richtlijn te voldoen. 1 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77. CM\1063433.doc 11/13 PE390.353v05-00

In Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 wordt bepaald dat een uit een derde land afkomstig familielid van een EU-burger toegelaten moet worden tot het VK wanneer hij/zij bij aankomst een geldig paspoort kan overleggen, "alsmede een verblijfskaart voor familieleden van een onderdaan van een EER-land (EEA family permit), een verblijfskaart of een duurzame verblijfskaart." Na onderzoek van de Britse wetgeving is de Commissie tot de conclusie gekomen dat Regulation 11, lid 2, van de Regulations 2006 een incorrecte omzetting van artikel 5, lid 2, van de Europese richtlijn is. Op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is op 22 juni 2011 een schriftelijke aanmaning naar de Britse autoriteiten gestuurd. De Britse autoriteiten hebben op 22 september 2011 hun opmerkingen ingediend. Conclusie Na onderzoek van het Britse antwoord stuurde de Commissie op 26 april 2012 een met redenen omkleed advies naar de Britse autoriteiten uit hoofde van artikel 258 van het VWEU (laatste fase voordat de Commissie de zaak aanhangig kan maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie) en verzocht ze de Britse autoriteiten om de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan het met redenen omkleed advies. De Britse autoriteiten kregen twee maanden tijd om hun opmerkingen in te dienen. 10. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 28 juni 2013 Verzoekschriften nrs. 830/2006, 1307/2007, 1574/2010, 405/2011, 1162/2011, 1220/2012 en 1333/2012 Op 22 juni 2011 heeft de Commissie een inbreukprocedure opgestart tegen het VK op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) omwille van de niet-correcte omzetting van de richtlijn. De inbreukprocedure heeft eveneens betrekking op de visumvrijstelling overeenkomstig artikel 5, lid 2 De Britse autoriteiten hebben op 22 september 2011 hun opmerkingen ingediend. Aangezien het Britse antwoord niet bevredigend was, heeft de Commissie de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk op 24 april 2012 een met redenen omkleed advies overeenkomstig artikel 258 van het VWEU doen toekomen (laatste stap voordat de Commissie de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig kan maken) en heeft zij de Britse autoriteiten verzocht de nodige maatregelen te treffen om aan dit advies te voldoen. 1 De Britse autoriteiten hebben op 24 juli 2012 een antwoord gestuurd. Dat antwoord wordt momenteel door de Commissie bestudeerd. De Commissie wijst er eveneens op dat de High Court of Justice of England and Wales, Queen's Bench Division (Administrative Court) het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing in een zaak die betrekking heeft op de toepassing door het VK van artikel 5, lid 2, van de richtlijn met betrekking tot de visumvrijstelling. De zaak is thans aanhangig onder referentienummer C-202/13 McCarthy. 1 Zie persbericht http://europa.eu/rapid/pressreleasesaction.do?reference=ip/12/417&language=en. PE390.353v05-00 12/13 CM\1063433.doc

11. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV IV), ontvangen op 29 mei 2015 Verzoekschriften nrs. 830/2006, 1307/2007, 1574/2010, 405/2011, 1162/2011, 1220/2012, 1333/2012 en 1529/2012 Het Verenigd Koninkrijk heeft zijn wetgeving aangepast om zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van de richtlijn na te komen met de aanname van de Immigration (European Economic Area) (Amendment) Regulations 2015 (wetsinstrument 2015 nr. 694). Op 6 april 2015 werden nieuwe voorschriften van kracht waarmee houders van een door andere lidstaten uit hoofde van de richtlijn afgegeven verblijfskaart worden vrijgesteld van visumplicht voor het VK. Conclusie Het in de verzoekschriften aangekaarte probleem is nu opgelost. CM\1063433.doc 13/13 PE390.353v05-00