Is partneralimentatie toe aan modernisering?

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

*/530%6$5*& 5XFF DBTVT

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Gevolgen herziening partneralimentatie voor financiële situatie van ouders met (jonge) kinderen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geschiedenis partneralimentatie vanaf 1830

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De duur van partneralimentatie: wijzigen of niet?

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Afdeling Samenleving Richtlijn 730 Ingangsdatum:

12 JAAR WET LIMITERING ALIMENTATIE (EchtscheidingBulletin augustus 2006) Nieuwe gevallen eindelijk duidelijkheid?

De bewijslast in artikel 1:160 BW procedures

Echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, kunnen om een ontbinding van het huwelijk verzoeken.

Partneralimentatie, levensverzekering of toch niet?

De grondslag van de partneralimentatie

BELEIDSREGELS VERHAAL

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet herziening partneralimentatie: voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst wordt geldig

Initiatiefnota Partneralimentatie

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

Hoofdstuk 1 - Algemeen

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2748 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 316/2007

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010 Nr. 23

Het wetsvoorstel limitering partneralimentatie: meerwaarde of overbodig?

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

De herziening van de partneralimentatie Een game changer of een wensdenken?


Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

INHOUD. Voorwoord... v Dankwoord... ix Lijst van afkortingen... xiii Lijst van verkort aangehaalde literatuur... xv

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Het wetsvoorstel in het kort

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lijst met veel gebruikte afkortingen. Introductie 1. Deel I Grondslagen van partneralimentatie in het Nederlandse recht 9

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

Reactie (op het advies van de Raad van State) van de initiatiefnemers op 8 sept 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

MASTERSCRIPTIE Is Nederland klaar voor partneralimentatie voor ex-samenlevers?

..., de man, ..., de vrouw, Partijen zijn op..., te..., gehuwd;

Aan de lidorganisaties van de Nederlandse VrouwenRaad. Betreft: Voortgang Wet herziening partneralimentatie, nr Datum: 1 december 2016

Artikelen. Bijna 33 duizend echtscheidingszaken afgehandeld in Arno Sprangers en Nic Steenbrink

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Naar een onderhoudsrecht voor exsamenwonenden

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Het wetsvoorstel in het kort

Scheiden en Alimentatie

Scriptie Master Privaatrecht Partneralimentatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU9743

ECLI:NL:RBALK:2010:BR3795

Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de partneralimentatieduur

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag Zaanstad 2015

Alimentatie. In dit informatieblad. Inleiding

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari Rapportnummer: 2012/005

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

Door: Rik Smit FFP RFEA. Alimentatieadvies; een verkenning van reikwijdte en zorgplicht

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

Ontslagzaken na de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:CRVB:2017:172

OUDERSCHAPSPLAN II. juli 2011

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015

Verslag VVR-Seminar Is partneralimentatie aan vernieuwing toe? 18 september 2015, De Pont, Amsterdam

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

ALIMENTATIE, DE STAND VAN ZAKEN

Voorlopig verslag van de schriftelijke vragen van de Eerste Kamerfracties over wetsvoorstel , partneralimentatie, 11 februari 2019

Handleiding bij scheiding

Partneralimentatie nieuwe stijl: korter, eenvoudiger, beter?

CVDR. Nr. CVDR326941_1. Beleidsregels verhaal WWB Hoofdstuk 1 - Algemeen. 9 januari Officiële uitgave van Venlo.

Kinder- en partneralimentatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

De partner-alimentatieverplichting van een directeur-grootaandeelhouder

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Scriptie. Thema: Partneralimentatie

Transcriptie:

Is partneralimentatie toe aan modernisering? Rechtvaardig partneralimentatie in een moderne samenleving Student: Sevgi Akpinar Administratienummer: 118889 Instelling: Opleiding: Scriptiebegeleider: Tweede beoordelaar: Tilburg University Rechtsgeleerdheid accent privaatrecht Prof. mr. P. Vlaardingerbroek mr. Y. Bogaers Afstudeer datum: 27 januari 2016 Plaats: Tilburg

Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerscriptie welke ik in het kader van mijn Master Rechtsgeleerdheid heb geschreven. Al vrij vroeg in mijn jeugd wist ik dat ik iets met rechten wilde gaan doen. Hier heb ik dan ook mijn keuzes op afgestemd. Zo heb ik voor mijn universitaire opleiding, de opleiding HBO-Rechten afgerond. Tijdens mijn HBO opleiding kwam ik erachter dat mijn interesse met name lag op het gebied van privaatrecht en niet bij strafrecht, zoals ik altijd had gedacht! Tijdens mijn stage bij een advocatenkantoor kwam ik in contact met het personen- en familierecht en huwelijksvermogensrecht. Dit vond ik bijzonder interessant. Om deze reden was het voor mij makkelijk om keuzes te maken voor mijn Mastervakken en de keuze dat er een scriptie geschreven moest worden die raakvlakken zou hebben met een van de twee rechtsgebieden. Het schrijven van deze scriptie is niet altijd even makkelijk geweest voor me. Daarom wil ik in het bijzonder de heer Vlaardingerbroek bedanken voor zijn begeleiding en tijd. Daarnaast wil ik iedereen bedanken die met me mee heeft gelezen, mee heeft gedacht en gesteund hebben tijdens het schrijven van dit onderzoek. Sevgi Akpinar 2

Inhoudsopgave Voorwoord...2 Hoofdstuk 1 1.1 Inleiding....5 1.2 Politieke ontwikkelingen 5 1.3 Het onderzoek.. 6 1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie..6 1.5 Methoden...7 1.6 Onderzoeksopzet...7 Hoofdstuk 2 2.1 Inleiding. 8 2.2 Historie en ontwikkelingen..8 2.3 Maatstaven partneralimentatie 9 2.4 Grondslagen partneralimentatie....9 2.5. Wettelijke grondslag.11 2.5.1 Behoefte..12 2.5.2 Draagkracht..14 2.5.3 Niet-financiële factoren...15 2.6 Termijn partneralimentatie..16 2.7 Einde partneralimentatie 17 2.8 Conclusie...17 Hoofdstuk 3 3.1 Inleiding..19 3.2 Kritiek vanuit de politiek. 21 3.2.1 Wetsvoorstel Wet herziening partneralimentatie. 21 3.3 Kritiek vanuit literatuur...24 3.3.1 Grondslagen debat..24 3.3.2 Het belang van onderscheid tussen de twee grondslagen.. 25 3.4 Duur van Partneralimentatie 27 3.4.1. Huidige partneralimentatie met betrekking tot de duur voldoende benut?...29 3.5 Conclusie.30 Hoofdstuk 4 4.1 België.32 4.2 Toekennen partneralimentatie.. 33 4.2.1 Zware fout..34 4.2.2 Partnergeweld...34 4.2.3 Behoeftigheid door eigen toedoen..34 4.3 Duur van partneralimentatie...35 4.4 Einde partneralimentatie 35 4.5 Tussenconclusie. 36 4.6 Duitsland.36 3

4.7 Toekennen partneralimentatie..37 4.8 Duur partneralimentatie.38 4.8.1 Partneralimentatie voor de zorgende ouder.38 4.8.2 Partneralimentatie bij ziekte.39 4.8.3 Partneralimentatie wegens werkeloosheid of niet volledig in eigen levensonderhoud kunnen voorzien.39 4.9 Einde partneralimentatie 40 4.10 Conclusie.40 Hoofdstuk 5 5.1 Conclusie.42 5.2 Aanbevelingen...44 Literatuurlijst 46 4

Hoofdstuk 1 1.1 Inleiding Het aantal echtscheidingen is sinds 2009 weer aan het stijgen. Gemiddeld strandt één op de drie huwelijken. 1 Een gevolg van de echtscheiding 2 kan zijn dat er alimentatie betaald moet worden. Alimentatie is te verdelen in twee onderdelen, te weten partneralimentatie en kinderalimentatie. In dit onderzoek zal gekeken worden naar partneralimentatie. Over dit onderwerp is de afgelopen jaren veel geschreven en gediscussieerd. In het bijzonder over de vraag of het nog wel van deze tijd is en of het alimentatierecht aan vernieuwing toe is. In de politiek en literatuur is regelmatig kritiek geuit op het huidige alimentatierecht. Het zou niet bij de behoeften van de huidige samenleving passen en een te lange termijn hebben. In de huidige wetgeving is de maximale termijn voor partneralimentatie twaalf jaar, met de mogelijkheid van verlenging. In het onderzoek zal alleen gekeken worden naar partneralimentatie na een echtscheiding of verbreking van een geregistreerd partnerschap. Samenwoners komen niet aan bod, omdat er voor deze groep geen wettelijke onderhoudsplicht bestaat. Het staat de samenwoners vrij om zelf iets te regelen over partneralimentatie in het alimentatierecht tussen ex-partners, bijvoorbeeld een samenlevingscontract. 1.2 Politieke ontwikkelingen In de politiek is al eerder geprobeerd verandering te brengen in het alimentatierecht tussen ex-partners. Op 22 april 2014 is een wetsvoorstel van Bontes (PVV) om de maximale duur van partneralimentatie, van twaalf naar vijf jaar, te verlagen verworpen door de Tweede Kamer. Bontes voerde in zijn wetsvoorstel onder andere aan dat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen de afgelopen jaren veranderd zijn en dat er vrijwel geen sprake meer is van een klassiek rollenpatroon. Vrouwen begeven zich vaker op de arbeidsmarkt dan vroeger, wat voor financiële onafhankelijkheid zorgt. Tevens voerde hij aan dat de huidige wetgeving niet meer op voldoende draagvlak binnen de samenleving kan rekenen. Uit onderzoek zou gebleken zijn dat de meerderheid van de bevolking een termijn van vijf jaar meer gerechtvaardigd acht dan een termijn van twaalf jaar. 3 Ondanks dat veel Kamerleden zich wel konden vinden in de verkorting van de alimentatieduur, waren zij het niet helemaal eens met de uitwerking van Bontes wetsvoorstel. In het verslag van de bespreking van het wetsvoorstel is te lezen dat de andere partijen van mening zijn dat in het voorstel niet helemaal duidelijk is uitgewerkt hoe de wijziging in zijn werk zou gaan. Of de duur van 5 jaar in alle gevallen van toepassing is? Of er een nuancering is? De VVD is van mening dat ook de grondslag van partneralimentatie aan herziening toe is. Het wetsvoorstel gaat hier echter niet op in. Verder geeft de PvdA fractie aan dat zij bang zijn dat het een zware belasting gaat zijn voor de WWB (nu Participatiewet). Ook de situatie dat alleenstaande moeders op bijstandsniveau komen, met grote gevolgen voor de kinderen, is niet wenselijk. Het feit dat er in het wetsvoorstel weinig aandacht is voor uitkeringsgerechtigden, die belast zijn met de zorg voor een of meerdere jonge kinderen, stuitte op kritiek. 4 1 http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/bevolking/faq/specifiek/faq-huwelijksontbindingen.htm 2 Waar in dit onderzoek over echtscheiding en huwelijk wordt gesproken wordt mede bedoeld verbreking van geregistreerd partnerschap en het geregistreerd partnerschap. 3 Kamerstukken II 2011/12 33 331 nr. 3 (Memorie van Toelichting) 4 Kamerstukken II 2012/13 33 331 nr. 7 (verslag) 5

Op 19 juni 2015 hebben de Kamerleden Van Oosten (VVD), Recourt (PVDA) en Berndsen (D66) een nieuw wetsvoorstel ingediend. 5 Voorafgaand aan het wetsvoorstel hebben zij in juni 2012 al een initiatiefnota 6 ingediend, waarin zij pleitten voor een limitering van partneralimentatie. Zij zijn van mening dat het huidige wettelijke stelsel en de berekeningssystematiek toe is aan herziening. In dit wetsvoorstel geven de initiatiefnemers aan dat zij de partneralimentatie korter 7, eerlijker en simpeler willen maken. De Kamerleden nemen de arbeidskansen van de uitkeringsgerechtigden als uitgangspunt. Ook zou de nieuwe alimentatieregeling voorzien zijn van een prikkel om op eigen benen te staan. Verder zouden partijen bij huwelijkse voorwaarden of bij een geregistreerd partnerschapovereenkomst kunnen afwijken van de wettelijke minimumregeling. Contractsvrijheid is hierbij het uitgangspunt. Tevens wordt er een andere grondslag van partneralimentatie voorgesteld. Deze zou verschuiven van een nahuwelijkse solidariteit naar een compensatie van misgelopen inkomen door het huwelijk. 8 1.3 Het onderzoek Gebleken is dat er onvrede heerst over het huidige partneralimentatierecht. Tevens wordt er ook veel geprocedeerd over partneralimentatie wat wellicht samenhangt met het maatschappelijke draagvlak voor partneralimentatie. Hierdoor ben ik tot de volgende centrale onderzoeksvraag gekomen: Op welke wijze dient het alimentatierecht voor de ex-partner op een rechtvaardige manier te worden geregeld? Het doel van het onderzoek is om te kijken op welke wijze er tot een meer rechtvaardige regeling van de partneralimentatie gekomen kan worden. De vraag of de huidige wettelijke regeling nog aansluit bij de hedendaagse behoefte is dan ook de grondslag van de discussie. Als er tot een meer rechtvaardig partneralimentatierecht gekomen kan worden, kan dat ook leiden tot een breder maatschappelijk draagvlak. Door de knelpunten van het huidige alimentatierecht te onderzoeken wordt een duidelijker beeld geschapen van wat er eventueel nodig is om tot een meer rechtvaardige regeling te komen. Tevens zal er gekeken worden of het wetsvoorstel, zoals dat er nu ligt, tot verbeteringen zal leiden. 1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Zoals al eerder is aangehaald is de partneralimentatie al meerdere keren onderwerp van discussie geweest in de politiek en literatuur. De vraag of de huidige wettelijke regelingen nog aansluiten bij de hedendaagse behoefte is dan ook de grondslag van deze discussie. Ook het feit dat er regelmatig wordt geprocedeerd over partneralimentatie geeft aan dat een herziening wellicht zou kunnen leiden tot een beter rechtvaardigheidsgevoel bij de ex-partners. Zou de doorvoering van de nieuwe wet kunnen leiden tot een beter rechtvaardigheidsgevoel en minder procedures? Met de contractsvrijheid, die wordt voorgesteld, kunnen partijen vooraf (bij huwelijkse voorwaarden) al afspraken maken over partneralimentatie. Dit zou ook weer kunnen leiden tot een beter rechtvaardigheidsgevoel en minder procedures. Dit kan dan weer leiden tot verlichting van de werkdruk van de rechters. 5 Kamerstukken II2014/15 34 231 nr.2 (Wet herziening partneralimentatie) 6 Kamerstukken II 2011/12 33 312 nr.2 (initiatiefnota) 7 Ook in dit wetsvoorstel willen ze naar een termijn van vijf jaar als uitgangspunt. 8 Kamerstukken II 2014/15 34 231 nr.3 (Memorie van Toelichting) 6

1.5 Methoden In dit onderzoek is voornamelijk gebruik gemaakt van studie van wettelijke regelingen, die op dit moment gelden met betrekking tot partneralimentatie alsmede het wetsvoorstel, 9 zoals dat er nu ligt. Het is een actueel onderwerp waar veel over gediscussieerd en geschreven is en ook uit de jurisprudentie blijkt dat het een levendig onderwerp is. Tevens zal gekeken worden naar de literatuur, jurisprudentie en artikelen uit tijdschriften die gespecialiseerd zijn in het huwelijksvermogensrecht. Ook onderzoeken van andere instanties zullen bekeken worden, bijvoorbeeld onderzoeken die in het wetsvoorstel worden aangedragen, een onderzoek dat in opdracht van de vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingmediators (vfas) en een empirisch onderzoek uitgevoerd door mr. Spalter. 1.6 Onderzoeksopzet Voor het onderzoek zal voornamelijk gebruik gemaakt gaan worden van studie van de wettelijke regelingen en jurisprudentie die op dit moment gelden met betrekking tot partneralimentatie alsmede het wetsvoorstel, 10 zoals dat er nu ligt. Ook zal de literatuur hierover aan bod komen met de meningen van de auteurs. Het onderzoek is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 en 3 zal het huidige alimentatierecht behandeld worden. Er wordt hier gekeken naar de wettelijke regelingen, de rechtvaardiging en de achtergrond hiervan. Vervolgens zullen de knelpunten behandeld gaan worden, maar ook hoe in de literatuur gedacht wordt over partneralimentatie. Tevens zal ook het eerder besproken wetsvoorstel tegen het licht gehouden worden. Is de beoogde situatie een wenselijke verandering in het partneralimentatierecht? In hoofdstuk 4 zal gekeken worden naar het alimentatierecht van België en Duitsland. Met een rechtsvergelijkend onderzoek kan gekeken worden hoe andere landen omgaan met partneralimentatie. Wellicht biedt het oplossingen voor de knelpunten waar het huidige Nederlandse alimentatierecht mee kampt. Tot slot wordt er in hoofdstuk 5 een conclusie getrokken en worden er aanbevelingen geschreven die zouden kunnen leiden tot een meer rechtvaardig partneralimentatierecht met meer maatschappelijk draagvlak. Dit zou namelijk tot gevolg kunnen hebben dat er meer gevoel van rechtvaardigheid is en acceptatie bij de ex-echtgenoten. Dit zou dan weer kunnen leiden tot minder procedures over het alimentatierecht en uiteindelijk een verlichting van werk voor de rechtspraak. 9 Wet herziening partneralimentatie 10 Wet herziening partneralimentatie 7

Hoofdstuk 2 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal het huidige Nederlandse partneralimentatierecht uiteengezet worden. Er wordt kort gekeken naar de historie en de ontwikkelingen. Verder worden de maatstaven van partneralimentatie en de alimentatieduur behandeld. 2.2 Historie en ontwikkelingen Het huidige partneralimentatie heeft sinds de invoering hiervan op 1 oktober 1971 11 veel ontwikkelingen meegemaakt. Vóór de invoering van die wet golden als gronden voor echtscheiding ernstige misdragingen van de ene echtgenoot tegenover de ander. In de conservatieve familie-ideologie, die destijds in Nederland heerste, werd een schuldloze echtscheidingsgrond uitdrukkelijk verworpen door de wetgever. Een echtscheiding in onderlinge overeenstemming werd expliciet verboden. 12 Deze scheidingsmogelijkheid werd in strijd geacht met de zedelijke beginselen. In het oude BW kon het huwelijk in principe op vier echtscheidingsgronden worden ontbonden: - overspel; - kwaadwillige verlating (van minstens 5 jaar); - veroordeling wegens een misdrijf tot een vrijheidsstraf van 4 jaar of langer; - zware verwondingen of mishandelingen door de ene echtgenoot gepleegd jegens de andere. 13 Alleen de onschuldige echtgenoot kon de echtscheiding vorderen. De scheiding van tafel en bed kon op dezelfde gronden worden verzocht. Daarnaast waren er nog extra gronden als buitensporigheden, mishandeling en belediging. 14 De scheiding van tafel en bed kon echter wel op gemeenschappelijk verzoek worden verkregen. Hierdoor hadden echtgenoten wel impliciet de mogelijkheid om op gemeenschappelijk verzoek te scheiden, namelijk door het huwelijk te laten ontbinden na (een vijf jaar durende) scheiding van tafel en bed. 15 De echtscheidingsgronden moesten bewezen worden door de eiser als de gedaagde ontkende. Mochten de echtgenoten nu willen scheiden zonder dat er was voldaan aan de strenge wettelijke eisen, dan konden zij afspreken dat de gestelde echtscheidingsgrond niet zou worden weersproken (ook al was hier geen sprake van). Dit werd de grote leugen genoemd. De echtscheiding werd dan bij gebrek aan verweer toegewezen. Volgens het oude BW kon het recht van alimentatie slechts toekomen aan degene op wiens verzoek de echtscheiding was uitgesproken. Dit had tot gevolg dat de gedaagde partij geen aanspraak kon maken op partneralimentatie. Sinds 1 oktober 1971 zijn de strenge eisen voor een echtscheiding komen te vervallen. Als grond voor echtscheiding is het voldoende als het huwelijk duurzaam is ontwricht. Door het vervallen van de band tussen een recht op alimentatie en de schuld voor de ontwrichting van het huwelijk is het aantal procedures over alimentatie toegenomen. Hierdoor 11 Wet van 6 mei 1971, Stb 290 12 Artikel 263 oud BW 13 Gronden volgens art. 264 oud BW 14 Artikel 288 oud BW 15 Spalter 2013 p. 28-29 8

ontstond er ook de behoefte om de alimentatieberekeningen te standaardiseren. Dit was ook nodig om grote verschillen tussen de gerechten tegen te gaan. 16 2.3 Maatstaven partneralimentatie Sinds de invoering van de Wet van 6 mei 1971, Stb. 290, is voor het vaststellen van partneralimentatie de schuldvraag niet meer van belang. Het gaat dan ook niet meer over de vraag wat iemands rol is geweest in het ontstaan van de situatie van duurzame ontwrichting. Deze rol is over het algemeen moeilijk vast te stellen en is daarom al niet meer bepalend voor het al dan niet vaststellen van partneralimentatie. De Hoge Raad ziet de rechtsgrond voor het vaststellen van een bijdrage in het levensonderhoud van een vroegere echtgenoot als een verplichting welke berust op de levensverhouding zoals die door het huwelijk is geschapen en die haar werking (zij het in beperkte omvang) behoudt, ook al wordt het huwelijk ontbonden. De Hoge Raad is van mening dat afhankelijk van de concrete omstandigheden, waarin echtelieden na ontbinding van het huwelijk zijn komen te verkeren, of ten laste van de ene echtgenoot aan de andere daadwerkelijk een onderhoudsbijdrage moet worden toegekend. Hierbij moet ook gekeken worden naar de behoefte, draagkracht en de omstandigheden tijdens het huwelijk. Deze maatstaven zullen verderop aan bod komen. 17 In vele huwelijken is met name te zien dat vrouwen niet of moeilijk in staat zijn hun vroegere beroep te blijven uitoefenen en hun ervaring daarin op peil te houden, zeker wanneer zij de opvoeding en verzorging van nog jonge kinderen op zich nemen. De mogelijkheid om bij het einde van het huwelijk (weer voldoende) eigen inkomsten te (kunnen) verwerven is afhankelijk van een aantal factoren. Haar leeftijd, de eventueel nog op haar rustende verzorgende taak, haar gezondheidstoestand en haar werkervaring kunnen factoren zijn die meewegen. Het komt dus vaker voor dat de vrouw een achterstand heeft opgelopen in de mogelijkheid te voorzien in de kosten van haar levensonderhoud. Zij is dan voor levensonderhoud mede afhankelijk van de door de man te betalen bijdrage. Een omgekeerde situatie doet zich wel voor, maar veel minder vaak. 18 2.4 Grondslagen partneralimentatie In het oude recht was met name de schuldvraag van belang bij het bekijken of iemand in aanmerking zou komen voor partneralimentatie. Alleen de onschuldige echtgenoot kon de echtscheiding vorderen. Alleen voor de eisende, dus onschuldige, partij kon partneralimentatie toegekend worden als deze onvoldoende inkomsten tot levensonderhoud had (280 oud BW). In de doctrine over het oude recht van vóór 1971 werd niet echt diep ingegaan op de vraag waarom ex-echtgenoten na een scheiding financieel verantwoordelijk zouden moeten blijven voor elkaar. Uit de discussie van destijds kan opgemaakt worden dat de opvattingen over de legitimatie van partneralimentatie grofweg is in te delen in twee categorieën. Enerzijds werd partneralimentatie gezien als schade vergoedend, anderzijds als alimentair. In de eerstgenoemde opvatting werd partneralimentatie gezien als een schadevergoeding voor een wanprestatie of onrechtmatige daad. Dit werd gelinkt met het verlies van de huwelijkse levensstandaard waar de onschuldige echtgenoot levenslang recht op zou hebben vanwege de wettelijke huwelijkse onderhoudsplicht (tot de dood ons scheidt). De opvatting dat partneralimentatie zuiver als schadevergoeding gezien moest worden werd echter destijds al in de jurisprudentie afgezwakt. 16 De Bruijn-Lückers 2015 p. 17-19 17 HR 9 februari 2001, NJ 2001, 216. m.nt. S.Worthmann 18 De Bruijn-Lückers 2015 p. 21-22 9

Een belangrijk arrest stamt uit 1883 19. In dit arrest bepaalde de Hoge Raad voor het eerst dat ook voor het echtscheidingsrecht gold dat een bekentenis een volledig bewijsmiddel was. Dit betekende feitelijk dat de echtgenoten de mogelijkheid kregen hun huwelijk te ontbinden op grond van wederzijds goedvinden. Dit was in die tijd uitdrukkelijk verboden door de wet. Dit werd de grote leugen genoemd zoals al eerder aangehaald is. De grote leugen had tot gevolg dat het aantal onschuldige onderhoudsplichtigen toenam. Een tweede en derde arrest dat de betekenis van schuld nog verder beperkte zijn door de Hoge Raad in 1913 en 1975 gewezen. 20 Doordat er door de bovengenoemde arresten onschuldige ex-echtgenoten eveneens onderhoudsplichtig konden zijn, werd de opvatting dat partneralimentatie zuiver schadevergoedend was afgezwakt. Hierdoor won de opvatting dat partneralimentatie een meer alimentair karakter had meer terrein, maar rees echter wel de vraag wat de achterliggende gedachte en rechtvaardiging is van partneralimentatie als deze als alimentair werd gekwalificeerd. Waarom zou een onschuldige gescheiden echtgenoot financieel verantwoordelijk blijven voor zijn ex-echtgenoot? Deze vraag werd beantwoord door de Hoge Raad in 1919. 21 In dit arrest achtte de Hoge Raad het een verplichting dat de echtgenoot op wiens verzoek de echtscheiding werd uitgesproken, gesteund diende te worden. Deze verplichting berust op de levensverhouding zoals die uit het huwelijk is geschapen. Deze verplichting behoudt haar werking, ook al wordt de huwelijksband geheel of ten dele gestaakt. In een later arrest, dat in 1930 22 werd gewezen, oordeelde de Hoge Raad dat de rechten en verplichtingen die aan het huwelijk verbonden zijn, met de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding een einde nemen. Dit geldt echter niet voor de verplichting tot onderhoud voortvloeiende uit de artikelen 158 en 162 oud BW (de huwelijkse onderhoudsplicht). Hieruit kan opgemaakt worden dat de partneralimentatie een meer alimentair karakter heeft. De achterliggende rechtvaardiging kan gevonden worden in de levensverhouding tussen de echtgenoten die door het huwelijk is ontstaan en die na een echtscheiding niet altijd op financieel gebied eindigt. Het lijkt hier dat de Hoge Raad oordeelt dat de grondslag voor partneralimentatie op een na-huwelijkse solidariteit tussen ex-echtgenoten berust. 23 Er was dus niet een eenduidige rechtsgrond voor partneralimentatie. Door verschillende arresten is deze duidelijker geworden. Bij de wetsherziening van 1971 werd niet echt ingegaan op de grondslag van partneralimentatie, ook al was deze niet geheel duidelijk. De in 1919 door de Hoge Raad geformuleerde grondslag bleef na de wetshervorming gelden. Het grondslagendebat werd echter wel weer aangewakkerd doordat de grondslag voortdurende solidariteit na 1971 leek in te boeten. De opvatting won terrein dat de vrouw na een echtscheiding niet meer het recht had (levenslang) te worden onderhouden. Het huwelijk, en de daarop volgende alimentatie, was geen levensverzekering meer. Iedere volwassene zou in beginsel in zijn eigen levensonderhoud moeten voorzien, dus ook vrouwen. Na de invoering van de nieuwe wetgeving werd dit ook het uitgangspunt. Het partneralimentatierecht werd aangemerkt als uitzonderingsrecht. Ook vrouwen werden dus geacht in eigen levensonderhoud te voorzien. Het uitgangspunt dat iedere volwassene werd geacht in eigen levensonderhoud te voorzien botste met het nieuwe alimentatierecht. In het nieuwe alimentatierecht, op basis van voortdurende 19 HR 22 juni 1883, W 4924 20 Spalter 2013 p. 29-31 21 HR 11 april 1919, NJ 1919, 574 22 HR 26 maart 1930, NJ 1930, 1250 23 Spalter 2013 p. 31-34 10

solidariteit, was het immers eenvoudiger dan voorheen om partneralimentatie toe te kennen nu de processuele positie van een partij geen rol meer speelde. 2.5 Wettelijke grondslag De huidige onderhoudsplicht tussen ex-echtgenoten is geregeld in titels 9 en 17 van Boek 1 BW. De alimentatieverplichting is opgenomen in artikel 1:157 BW. De rechter kan bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak, aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten voor zijn levensonderhoud heeft (op diens verzoek) ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid. Hij is dus niet verplicht alimentatie vast te stellen en kan zich in hoge mate laten leiden door billijkheid en andere omstandigheden van het geval. 24 Bij de vaststelling van de uitkering kan de rechter rekening houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud in geval van overlijden van degene die tot de uitkering is gehouden. In lid 3 van dit artikel is opgenomen dat de rechter op verzoek van één van de echtgenoten de uitkering kan toekennen onder vaststelling van voorwaarden en een termijn. Bij de vaststelling van een termijn kan de uitkering niet later eindigen dan twaalf jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking bij de burgerlijke stand. Als de rechter geen termijn vaststelt, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na twaalf jaar (1:157 lid 4 BW). Mocht het geval zich voordoen dat bij de beëindiging van de uitkering (na twaalf jaar), de gevolgen zodanig ingrijpend zijn voor de uitkeringsgerechtigde, dan kan de rechter op diens verzoek bekijken of verlenging van de termijn al dan niet mogelijk is. Dit is op basis van redelijkheid en billijkheid (1:157 lid 5). Indien het huwelijk niet langer dan vijf jaar heeft geduurd en er zijn geen kinderen uit het huwelijk geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk, dus maximaal vijf jaar. Als de rechter een termijn vaststelt, kan deze vaststelling niet tot gevolg hebben dat de uitkering op een later tijdstip eindigt dan de termijn van de totale duur van het huwelijk. Ook hierbij kan de rechter op verzoek van de uitkeringsgerechtigde bepalen of verlenging mogelijk is op grond van redelijkheid en billijkheid. Als het huwelijk korter dan vijf jaar heeft geduurd, maar er zijn wel één of meer kinderen geboren uit het huwelijk geldt (in beginsel) de termijn van twaalf jaar. De wettelijke maatstaven voor de toekenning van partneralimentatie liggen vast in art 1:397 lid 1 BW. Hierin is opgenomen dat bij het bepalen van het verschuldigde bedrag rekening gehouden dient te worden met de behoefte van de verzoekende echtgenoot en de draagkracht van de gewezen echtgenoot. Wat in de wettelijke regelingen geldt voor echtscheidingen geldt in gelijke mate voor de situatie na scheiding van tafel en bed, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Hierbij maakt het ook niet uit of de partners van hetzelfde geslacht zijn. Bepalingen over de onderhoudsverplichting na echtscheidingen worden met geringe beperkingen van overeenkomstige toepassing verklaard voor scheidingen van tafel en bed en voor de ontbinding van geregistreerd partnerschap. In artikel 1: 80d BW is opgenomen dat, in de overeenkomst tot beëindiging van een geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden iets opgenomen moet zijn over partneralimentatie, dit is op straffe van nietigheid. Sinds 1 maart 2009 zijn de artikelen 1:157 lid 4, 6 en 24 Spalter 2013 p. 29-30 11

artikel 1:158 BW ook van toepassing verklaard op de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden. 25 2.5.1 Behoefte Iedereen heeft behoefte aan financiële middelen om te kunnen voorzien in zijn eigen levensonderhoud. Een voorwaarde om recht te hebben op partneralimentatie is dat de ex-echtgenoot niet voldoende inkomsten heeft om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien (art 1:157 lid 1). Alleen als hier sprake van is, kan aanspraak worden gemaakt op partneralimentatie. Behoeftigheid moet in dit verband worden gezien als de toestand waarin een persoon verkeert, die redelijkerwijze niet in eigen behoefte kan voorzien en daarin hulp nodig heeft. 26 Artikel 1:392 lid 2 stelt dat er sprake moet zijn van behoeftigheid als men aanspraak wil maken op partneralimentatie. 27 Niet voldoende inkomsten hebben, noch in redelijkheid kunnen verwerven Voor de ex-echtgenoot geldt als voorwaarde dat hij of zij die inkomsten ook niet redelijkerwijs kan verwerven. Het is dus belangrijk te bepalen wat de omvang van de behoefte is. Vervolgens moet gekeken worden of in die behoefte kan worden voorzien uit eigen inkomsten of uit inkomsten die in redelijkheid kunnen worden verworven. Op grond daarvan kan worden bepaald of aanvulling op die inkomsten nodig is, of er behoeftigheid bestaat. Wat de alimentatiegerechtigde in redelijkheid aan inkomsten kan verwerven wordt bepaald door de feitelijke omstandigheden. De omstandigheden die het verwerven van (voldoende) eigen inkomen in de weg staan, kunnen onder meer zijn: de noodzaak tot verzorging van de kinderen; de leeftijd en de gezondheidstoestand van de alimentatiegerechtigde; de situatie op de arbeidsmarkt; de achterstand in scholing en vakopleiding; 28 (mantel)zorg voor een familielid. Als de alimentatiegerechtigde de bron van inkomsten die tot beperking van de behoefte leidde verliest, dan herleeft (in beginsel) de huwelijksgerelateerde behoefte, tenzij het aan de gedragingen van de alimentatiegerechtigde is te wijten dat die tot inkomensvermindering hebben geleid. 29 Omvang van de behoefte De rechter kan kijken naar de mate van welstand tijdens het huwelijk van de gewezen echtgenoten. Dit kan hij in aanmerking nemen als omstandigheid die van invloed kan zijn op de behoefte van de alimentatiegerechtigde. 30 De aard en omvang van de bestedingen kunnen een indicatie geven van het welstandsniveau van partijen en moeten worden betrokken bij de vraag naar de hoogte en de behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde. 31 Dat wil (volgens Hof Amsterdam) niet zeggen naar huidige maatschappelijke opvattingen, dat de man gehouden is zijn ex-echtgenote in staat te stellen 25 De Bruijn-Lückers 2015 p. 23-24 26 De Bruijn-Lückers 2015 p. 35 27 Deze voorwaarden geldt niet voor kinderalimentatie. 28 De Bruijn-Lückers 2015 p. 51 29 HR 24 april 1998, NJ 1998, 889 30 HR 12 februari 1988, NJ 1988, 945 31 HR 19 december 2003, NJ 2003, 140, FJR 2004, 105 12

voort te leven op de wijze als zij tijdens het huwelijk gewend waren. Het hof overwoog daarbij dat de vrouw in een soortgelijke situatie verkeerde als waarin ze zou verkeren, mocht ze niet getrouwd zijn geweest. 32 Van de man kan niet worden verlangd dat hij de vrouw in staat stelt een levensstandaard te handhaven welke hij zelf niet kan genieten. Het hof overwoog daarbij dat partijen tijdens hun huwelijk betrekkelijk eenvoudig hadden geleefd en mocht het huwelijk voort hebben geduurd, zij waarschijnlijk geen hogere levensstandaard zouden hebben bereikt. 33 Een korte duur van een huwelijk en eventuele behoeftigheid voor het huwelijk zijn geen factoren die de behoefte kunnen bepalen. 34 Hof-norm Voor de vaststelling van de behoefte is door de hoven de 60% norm ontwikkeld. De 60% norm houdt in dat er wordt gekeken naar het gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan. Van dit gezinsinkomen worden de kosten van de kinderen afgetrokken. Van het bedrag wat dan overblijft wordt 60% berekend en dit wordt gezien als het bedrag van behoefte. Als het bedrag wordt betwist, kan niet worden volstaan met de toepassing van de 60% norm. In een uitspraak van de Hoge Raad 3 september 2010 35 werd bepaald dat deze norm niet voldoende is als deze wordt betwist en dat er dan gekeken moet worden naar de concrete uitgaven tijdens het huwelijk. 36 Zo is er een uitspraak van het Hof s-gravenhage 37 waarin een eerdere uitspraak werd vernietigd, omdat het hof van mening was dat voor de berekening van de behoefte van de vrouw niet kon worden voldaan met de Hof-norm nu de man deze uitdrukkelijk had betwist. De man was van mening dat de vrouw een behoefteberekening had moeten overleggen, zodat de behoefte kon worden vastgesteld aan de hand van concrete gegevens en kosten van haar levensonderhoud. De man stelt voorts, dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien nu ze haar opleiding tot schoonheidsspecialiste heeft afgerond. Het hof overweegt als volgt. Nu door de man de behoefte van de vrouw uitdrukkelijk is bestreden, had het op de weg van de vrouw gelegen haar behoefte nader te specificeren en met bescheiden te onderbouwen. De behoefte aan partneralimentatie dient immers in redelijkheid te worden bepaald met inachtneming van alle door partijen aangevoerde relevante omstandigheden, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden moet worden met concrete gegevens. Nu de vrouw haar behoefte op geen enkele wijze heeft onderbouwd, kan het hof haar behoefte niet vaststellen. De vrouw ontving een WWB-uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Het hof stelt haar behoefte vast gelijk aan het bedrag van de uitkering. Het hof kwam zo uit op een bedrag van 1.146,-. Dit in tegenstelling tot het bedrag waar de vrouw om verzocht had aan de hand van de Hof-norm van 1.860,-. Het hof bepaalde voorts, dat de vrouw in staat werd geacht om in haar eigen behoefte te kunnen voorzien, omdat ze niet had aangetoond dat ze niet in staat zou zijn om te werken. Het hof is van oordeel dat de vrouw in staat moet worden geacht een inkomen van ten minste 75% van het minimumloon te kunnen genereren, wat neerkomt op een bedrag van 1.150,- per maand. De verdiencapaciteit van de vrouw overstijgt de behoefte. Het hof acht de vrouw niet behoeftig, derhalve is de man niet gehouden tot het betalen van partneralimentatie. 32 Hof Amsterdam 5 december 1972, NJ 1973, 471 33 Hof Amsterdam 19 november 1974, NJ 1975, 311 34 De Bruijn-Lückers 2015 p. 39 35 HR 3 september 2010, LJN BM7050, NJ 2010/473 36 Mr. P. Dorhout en mr.c. de Bie-Koopmans, Emancipatie in het alimentatierecht, zegen of zorg? FJR 2011/52 37 ECLI:NL:GHSGR:2011:BP6082 13

In een uitspraak van de Rechtbank s-gravenhage 38 bepaalde de rechtbank, dat de Hof-norm als uitgangspunt moet worden genomen voor de berekening van de behoefte van de vrouw. Zij overweegt dat het juist is dat de behoefte aan de hand van concrete gegevens dient te worden berekend. Desondanks overweegt ze dat de Hof-norm een goede maatstaaf kan zijn bij de bepaling van de huwelijkse welstand van partijen en daarmee de te verwachten levenskosten van de vrouw. Het inkomen van de man is bepalend geweest voor de huwelijkse welstand. Dat de man gedurende een groot gedeelte van het huwelijk afwisselend vier weken in het buitenland, vier weken in Nederland verbleef was voor de rechtbank geen reden om de Hof-norm buiten beschouwing te laten. Voort is de rechtbank van mening, dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de behoefte van de vrouw aanzienlijk lager zou uitvallen dan op basis van Hof-norm berekening. De man was naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte uitgegaan van een minimumbehoefte van de vrouw in plaats van de huwelijksgerelateerde behoefte. De man had gedurende de eerste periode na feitelijk uiteengaan maandelijks een hoge, voorlopige bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw gedaan. 2.5.2 Draagkracht De financiële draagkracht van de alimentatieplichtige wordt enerzijds bepaald door de financiële middelen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, anderzijds de lasten die hij heeft. De Werkgroep Alimentatienormen heeft richtlijnen opgesteld voor de berekening van de inkomens en lasten. De rechter is niet gebonden aan de richtlijnen, maar deze worden over het algemeen wel overgenomen. Het is dus aan de rechter, die over de feiten oordeelt om te beslissen in hoeverre een geval zich leent voor een berekening van behoefte en draagkracht aan de hand van de alimentatienormen. Als een bron van inkomen vrijwillig wordt opgezegd door de onderhoudsplichtige, kan de rechter de vermindering van draagkracht buiten beschouwing laten. Zo is er een arrest waar in casu een vader zonder noodzaak een betaalde baan had opgegeven en daardoor afhankelijk was geworden van een rijksstudietoelage. Dit vond de rechter echter geen grond voor verlaging van de bestaande toelage. 39 Er is echter wel een nuancering op dit oude arrest. Bij de bepaling van de draagkracht komt het niet alleen aan op het inkomen dat hij verwerft, maar ook het inkomen dat hij redelijkerwijs kan verwerven in de naaste toekomst. Of een vermindering van inkomen, door zijn gedraging zelf teweeggebracht, bij het bepalen van zijn draagkracht buiten beschouwing moet blijven, hangt af van een aantal factoren. Als eerste moet gekeken worden of hij redelijkerwijs in staat is om opnieuw het oorspronkelijke inkomen te kunnen gaan verdienen en of de onderhoudsgerechtigde dit ook van hem kan vergen. Als aan die voorwaarden niet kan worden voldaan hangt het van de omstandigheden van het geval af of de inkomensvermindering geheel of ten dele buiten beschouwing behoort te blijven. Enkel het feit dat de onderhoudsplichtige zelf de inkomensvermindering teweeg heeft gebracht, sluit niet uit dat bij het bepalen van zijn draagkracht hier rekening mee gehouden wordt. Het is ook van belang om te beoordelen of de onderhoudsplichtige, met het oog op de onderhoudsgerechtigde en diens belangen, zich had moeten onthouden van de gedragingen die tot inkomensvermindering hebben geleid. Verder is van belang dat het buiten beschouwing laten van de inkomensvermindering niet mag leiden tot een daling van zijn inkomen tot een niveau van 90% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, bij voldoening van zijn alimentatieverplichting. De beslissing van een alimentatieplichtige om een bron van inkomen op te zeggen kan dus door omstandigheden gerechtvaardigd worden. 40 38 ECLI:NL:RBSGR:2011:BS8942 39 HR 24 december 1976, NJ 1977, 385 m.nt. WHH 40 De Bruijn-Lückers 2015 p. 53-56 14

Als de rechter van oordeel is dat de alimentatieplichtige slechts een beperkte bijdrage kan leveren aan de alimentatiegerechtigde (beperkte draagkracht) is hij in beginsel niet vrij om geheel af te zien van het opleggen van partneralimentatie. De alimentatiegerechtigde is in de regel ook al gebaat bij een geringe bijdrage. 41 2.5.3 Niet-financiële factoren Bij niet-financiële factoren kan onder meer gedacht worden aan bijvoorbeeld de duur van het huwelijk en het gedrag van de onderhoudsgerechtigde. Het gedrag kan zo grievend zijn dat van de alimentatieplichtige doorbetaling niet verwacht kan worden. Bijvoorbeeld als de vrouw heeft getracht haar echtgenoot (alimentatieplichtige) om het leven te (laten) brengen. De vrouw kan dan na de echtscheiding en ontslag uit de gevangenis geen aanspraak maken op partneralimentatie. 42 Maar er zijn ook voorbeelden te vinden die minder ernstig van aard zijn en een matiging van de onderhoudsverplichting kunnen opleveren. Zo is er een uitspraak van de Rechtbank Almelo waarin de alimentatie was gematigd tot twee-derde deel van de draagkracht van de man op grond van niet weersproken misdragingen van de vrouw. De misdragingen bestonden uit bedreigingen met geweld en de dood, achtervolgingen, vernielingen van eigendommen van de man, beschuldigingen van incest en het lastigvallen van (oud) personeelsleden van de man. De rechtbank achtte het redelijk te veronderstellen dat de man door die gedragingen zich niet verplicht voelde volledig bij te dragen aan het levensonderhoud van de vrouw. De rechtbank is van mening, dat voor de lotsverbondenheid die het huwelijk met zich meebrengt, de echtgenoten een zekere verantwoordelijkheid tegenover elkaar moeten voelen en dat zij vertrouwen in elkaar dienen te hebben. Dit vertrouwen is door de vrouw zodanig aangetast dat van de man nog steeds niet kan worden verlangd dat hij zijn volledige draagkracht benut voor het betalen van partneralimentatie. Dat de vrouw inmiddels geen wangedrag tegenover de man meer vertoont doet hier niets aan af. 43 Bij een uitspraak van het hof in Amsterdam acht het hof wel bewezen dat er sprake is van wangedrag door de vrouw, maar dat deze niet dermate grievend is dat het zou moeten leiden tot een matiging van de onderhoudsverplichting jegens de vrouw. De vrouw in casu had een brief geschreven naar de werkgever van de man. De man was gezagvoerder van een passagiersvliegtuig. De brief was bedoeld om twijfels te zaaien over de betrouwbaarheid en deskundigheid van de man. De brief van de vrouw is voor de werkgever de aanleiding geweest om een intern onderzoek te starten naar de man. Uit het onderzoek is niet gebleken, dat de man in verband kan worden gebracht met onregelmatige gedragingen. 44 Bij een ander arrest van het Hof Den Bosch werd de gedraging van de man (onderhoudsgerechtigde) jegens de vrouw (onderhoudsplichtige) zodanig ernstig gevonden, dat het voor de vrouw niet redelijk was om nog langer bij te dragen in het levensonderhoud van de man. De vrouw was werkzaam bij de afdeling Fraude en Opsporing van het UWV. De man had tot twee keer toe een officiële klacht tegen de vrouw ingediend, waardoor er een onderzoek naar de vrouw was gestart. De klacht hield in dat de privacy van de man geschonden zou zijn, omdat de vrouw (vertrouwelijke) informatie uit zijn dossier van het UWV zou gebruiken. Het UWV is hierop een onderzoek gestart naar het handelen van de vrouw. Hieruit bleek dat er geen sprake was van schending van de privacy van de man. Het hof was van oordeel, dat de man bewust het risico heeft genomen dat met zijn tweede klacht de reputatie, geloofwaardigheid en integriteit van de vrouw zouden worden 41 De Bruijn-Lückers 2015 p. 64 42 Van Mourik en Nuytinck 2015 p. 152 43 Rechtbank Almelo 11 november 2009, LJN: BK5651 44 Hof Amsterdam 9 november 2006, LJN: AZ9605 rov.4.9 15

aangetast en dat hij daarmee haar baan en inkomen in gevaar heeft gebracht. Op basis hiervan achtte het hof het niet redelijk dat de vrouw nog een bijdrage in het levensonderhoud van de man moest betalen. 45 2.6 Termijn partneralimentatie Zoals al eerder aangegeven is de maximale termijn voor partneralimentatie in beginsel 12 jaar. De termijnen, die in de wet zijn opgenomen, zijn van toepassing als de man en vrouw zelf geen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de termijn. Uitgangspunt is dat de rechter de vastgestelde alimentatie niet later dan 12 jaar na de echtscheidingsdatum eindigt. In de overeenkomst tussen partijen kan gekozen worden voor een langere termijn. 46 Hierna zullen verschillende situaties met de gevolgen voor partneralimentatie uiteengezet worden: Huwelijken langer dan 5 jaar met kinderen Huwelijken korter dan 5 jaar met kinderen Huwelijken korter dan 5 jaar zonder kinderen Huwelijken langer dan 5 jaar zonder kinderen Maximaal 12 jaar art. 1:157 lid 3 en 4 Maximaal 12 jaar art. 1:157 lid 3 en 4 Maximaal termijn die gelijk is art. 1:157 lid 6 aan de duur van het huwelijk Maximaal 12 jaar art. 1:157 lid 3 en 4 Als de rechter een termijn heeft vastgesteld kan deze alleen binnen de grenzen van art. 1:401 lid 2 gewijzigd worden. Dit lid spreekt van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de uitspraak in het kader van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd. Enkel wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in 1:401 lid 1 BW, is niet voldoende. 47 In 1994 48 zijn de twee maximumtermijnen in de wet opgenomen. De wetgever destijds had gekozen voor een periode van 12 jaar, omdat dit in verband lag met de zorg voor jonge kinderen. Hierbij is hij van het meest ongunstige geval uitgegaan; dat de ouders zouden scheiden vlak na de geboorte. Na 12 jaar gaat het kind naar de middelbare school en heeft minder intensive zorg nodig. De gescheiden ouder kan zich dan ook voorbereiden om in eigen levensonderhoud te kunnen gaan voorzien. De termijn van 5 jaar is opgenomen in de wet, omdat de wetgever vond dat naarmate het huwelijk korter stand had gehouden dit ook in mindere mate nadelige (financiële) gevolgen kon hebben, die door het huwelijk zouden kunnen ontstaan. De grens van 5 jaar is een willekeurige keuze geweest. 49 Het is voor te stellen dat bij een korter huwelijk sprake is van minder financiële afhankelijkheid. Als er al een keuze is gemaakt om te stoppen of minder te werken is het makkelijker om weer werk te vinden als er niet een al te lange tijd is verstreken. Dit geldt alleen als er geen jongere kinderen in het spel zijn, anders geldt de termijn van 12 jaar weer. 45 Hof s-hertogenbosch 9 juni 2009, LJN: BI8683 46 1:158 BW 47 Van Mourik en Nuyting 2015 p. 157 48 Wet Limitering Alimentatie 49 Spalter 2013 p. 17-18 16

2.7 Einde partneralimentatie Partneralimentatie eindigt altijd bij de dood van een van de partijen of als de afgesproken duur ten einde is gekomen. Art. 1:160 BW bepaalt dat de verplichting van de gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij eindigt wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven. Met samenleven wordt bedoeld alsof ze waren gehuwd of een geregistreerd partnerschap hadden. Er moet dus voldaan worden aan de kenmerken van het als een normaal te beschouwen huwelijk. Hierbij kan gedacht worden aan de tot lotsverbondenheid leidende levensgemeenschap, welke het kenmerk is van een normaal huwelijk. Naast een duurzame en affectieve relatie dient er ook sprake te zijn van een gemeenschappelijke huishouding. Als er sprake is van (slechts) een LAT-relatie 50 van de alimentatiegerechtigde met een nieuwe partner, kan dit niet leiden tot het vervallen van de alimentatieverplichting. 51 Bij hertrouwen ontstaat er een onderhoudsplicht tussen de nieuwe echtgenoten. De eerdere alimentatie eindigt dan en is definitief. Herleving van de alimentatieverplichting, na verbreking van de nieuwe relatie of ontbinding van het nieuwe huwelijk is doorgaans niet mogelijk. Partijen kunnen hier wel afwijkende afspraken over maken. Op die manier is herleving van partneralimentatie wel mogelijk. Als hier geen afspraken over zijn gemaakt, ligt de onderhoudsplicht bij de nieuwe ex-echtgenoot. Bij samenwoners bestaat er geen wettelijke onderhoudsplicht. Als de nieuwe samenwoonrelatie wordt verbroken, herleeft de oude alimentatieverplichting niet. De Hoge Raad in meerdere arresten heeft bepaald dat samenleven als waren zij gehuwd restrictief moest worden uitgelegd. Uit de praktijk blijkt, dat de wederzijdse verzorging en de financiële verwevenheid moeilijk te bewijzen zijn. Uit de feitenrechtspraak is gebleken, dat het de onderhoudsplichtige makkelijker gemaakt wordt door bijvoorbeeld de zogenaamde voorhandsconstructie. Dit wil zeggen dat de rechter voorlopig aanneemt (op voorhand) wat door de onderhoudsplichtige gesteld wordt, is bewezen. Vervolgens ligt een bewijsopdracht op de alimentatiegerechtigde die tegen het voorlopige bewijsoordeel tegenbewijs kan leveren. Als achteraf blijkt dat er te lang partneralimentatie is betaald, moet dit in principe worden terugbetaald. 52 2.8 Conclusie Gebleken is dat het partneralimentatierecht door de jaren heen veel ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Van een levenslange alimentatieverplichting is in 1994 met de invoering van de Wet Limitering Partneralimentatie een einde gekomen. Bij de vraag of er sprake is van recht op partneralimentatie moet de rechter naar verschillende maatstaven kijken. Er moet gekeken worden naar behoefte, draagkracht en naar niet-financiële factoren. Pas als er sprake is van behoefte kan er aanspraak gemaakt worden op partneralimentatie. De behoefte van de onderhoudsgerechtigde wordt doorgaans berekend aan de hand van de Hof-norm ofwel de 60%-norm. Als deze betwist wordt, is het aan de rechter om een berekening te maken aan de hand van concrete omstandigheden. Op de termijnen die aan het huidige alimentatierecht zijn gekoppeld, maxima van 12 jaar of bij een huwelijk korter dan 5 jaren zolang als het huwelijk heeft geduurd, is veel kritiek geuit. Vanuit de politiek is er al langere tijd een discussie of 12 jaar niet te lang is. Er zou geen maatschappelijk draagvlak zijn, wat betekent dat er weinig acceptatie is 50 Living Apart Together 51 De Bruijn-Lückers 2015 p. 133-136 52 Spalter 2013 p. 21-22 17

onder de mensen. Eerder bleek al, dat de 5 jaar een willekeurige keuze van de wetgever is geweest. Bij mij rijst de vraag of het rechtvaardig is, dat ex-echtgenoten die 6 jaar een huwelijk hebben gehad evenveel recht hebben op 12 jaar alimentatie als ex-echtgenoten die misschien wel 20 jaar een huwelijk hebben gehad. Zou hier een nuancering op zijn plek zijn? In een arrest uit 1919 is vast komen te staan, dat de grondslag of rechtvaardiging van partneralimentatie is te vinden in voortdurende solidariteit tussen ex-echtgenoten. Geeft de na-huwelijkse solidariteit nog wel voldoende rechtvaardiging? Er is ook een verschuiving waar te nemen naar een compensatie voor tijdens het huwelijk verloren gegane verdiencapaciteit. Er is echter niet een eenduidige grondslag waar de alimentatie op gebaseerd is. Ook in de rechtspraak is niet een duidelijk onderscheid te vinden. Naar mijn mening is compensatie als partneralimentatie een sterkere rechtsgrond dan de voortdurende solidariteit. Nu de ene echtgenoot vaak moet inleveren op arbeid en inkomen, kan de ander wel verder ontwikkelen en groeien. De ontwikkeling en groei van de ene is dus eigenlijk ten koste van de ander. Waar de een verrijkt, verarmt de ander als het ware. Wellicht wordt er bewuster omgegaan met de keuze om wel of niet minder te gaan werken als er sprake is van compensatie, in plaats van partneralimentatie op grond van voortdurende solidariteit. 18

Hoofdstuk 3 3.1 Inleiding Om een antwoord te krijgen op de centrale vraag hoe we tot een meer rechtvaardige partneralimentatie kunnen komen, is het belangrijk om te kijken wat nu precies de knelpunten zijn van het huidige recht. In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar de kritiek vanuit de politiek en vanuit de literatuur. Ook de voorgestelde verbeterpunten om tot een rechtvaardiger partneralimentatie te komen zullen aan bod komen. Om een compleet beeld te krijgen zullen er ook wat cijfers voorbij komen met betrekking tot echtscheiding en partneralimentatie. Er zal gekeken worden naar het aantal echtscheidingen en in hoeveel gevallen er partneralimentatie wordt toegekend door de rechter. Hiermee wordt een duidelijker beeld geschetst van partneralimentatie. In onderstaand grafiek is duidelijk dat het aantal echtscheidingen de afgelopen 5 jaar is gestegen. Flitsscheidingen zijn sinds 2009 niet meer mogelijk. De in 2014 ontbonden huwelijken hebben gemiddeld een duur van bijna 15 jaar. Dat is een langere duur dan 10 jaar geleden. In 2014 vond 30% van de echtscheidingen plaats na een huwelijk van meer dan 20 jaar, 10 jaar geleden was dit nog een kwart. 53 Bron: CBS 53 http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2015/meer-echtscheidingen- 2014.htm (geraadpleegd op 2-10-2015) 19

In 2011 werd bij bijna één op de zes echtscheidingen partneralimentatie toegewezen door de rechter. Dit is minder vaak dan 10 jaar geleden, maar de bedragen zijn wel hoger geworden. In 2011 heeft de rechter 5.200 keer alimentatie toegewezen aan de vrouw; dat is bijna 16% van de echtscheidingen die dat jaar door de rechter werden afgedaan. In 2001 was dit percentage 18%. Toen ging het in de helft van de gevallen om een bedrag van meer dan 450 per maand. In 2011 is dat bedrag toegenomen tot 650 per maand. Deze stijging van 44% is twee keer zo groot als de inflatie over deze periode. De toename van het bedrag komt mede doordat de gemiddelde leeftijd bij scheiding hoger is geworden. Hier horen veelal ook hogere inkomens bij; dit leidt weer tot een hoger alimentatiebedrag. 54 In 2012 is een onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO namens de vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingmediators (vfas). 55 In dit onderzoek stonden de echtscheiding en alimentatie centraal.bij dit onderzoek is een aantal stellingen voorgelegd aan gescheiden en niet-gescheiden mensen. Hieruit is een aantal interessante cijfers naar voren gekomen. Bij de stelling of de duur van de huidige partneralimentatie moet worden ingekort zijn de meningen verdeeld. Tweederde van de gescheiden Nederlanders vindt dat de ex-partner na maximaal 5 jaar in zijn of haar eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien. 17% vindt dat er geen maximum aan gesteld moet worden. Mannen vinden vaker dan vrouwen dat de duur omlaag zou moeten naar maximaal 5 jaar (83% versus 54%). De gemiddelde Nederlander is, vaker dan de groep gescheiden Nederlanders, van mening dat de duur van partneralimentatie tussen de 1 en de 3 jaar zou moeten liggen. Driekwart vindt dat de huidige duur van partneralimentatie te lang is. Mannen vinden dit vaker dan vrouwen (90% versus 62%). De ondervraagden die het te lang vinden duren geven aan dat de periode 3,5 jaar (gemiddeld) zou moeten zijn. De groep ondervraagden die het te kort vinden duren geven aan dat een periode van 21(!) jaar (gemiddeld) wenselijk zou zijn. 56 54 Kamerstukken II 2014/15 34 231 nr.3 (Memorie van Toelichting) 55 Het onderzoek is uitgevoerd onder 1.024 gescheiden Nederlanders, daarnaast is nog een groep van 987 Nederlanders ondervraagd die representatief is voor de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. 56 Rapport Scheiden in Nederland 2012 te raadplegen via <http://www.verderonline.nl/sites/default/files/tns%20nipo_vfas-scheiden%20in%20nederland%202012.pdf> 20