ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:CRVB:2014:3436

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak)

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBNHO:2016:6839

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5213

ECLI:NL:CRVB:2016:4664

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBBRE:2010:BP1128

ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2015:4862

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2019 in de zaak tussen

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBZWB:2015:1110

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:CRVB:2014:819

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

ECLI:NL:CRVB:2015:4913

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2017:1803

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBNHO:2016:4509

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011, 11/512 (aangevallen uitspraak)

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:CRVB:2013:CA0958

ECLI:NL:RBNHO:2013:11535

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RVS:2014:1169

EelI: Nl: RBOVE:2016: 2665

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RBDHA:2018:8904

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2013:1059

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ1540

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:CRVB:2016:3051

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:CRVB:2014:2895

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 30-09-2008 Datum publicatie 07-10-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 07/1288 WMO Bestuursrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Besparingsbijdrage scootmobiel Bij de toekenning van een scootmobiel in bruikleen heeft de gemeente een besparingsbijdrage opgelegd van 270,05. De gemeente heeft zich er daarbij op beroepen dat de compensatieplicht, neergelegd in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, minder verstrekkend is dan de zorgplicht op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten. De rechtbank acht deze interpretatie van de compensatieplicht onjuist en is ook overigens van oordeel dat de Wet maatschappelijke ondersteuning geen grondslag biedt om naast de in artikel 15 en artikel 19 opgenomen mogelijkheden, een besparingsbijdrage op te leggen. Artikel 8.4 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning Gemeente Elburg is onverbindend. Vindplaatsen Rechtspraak.nl JWWB 2008, 338 Uitspraak RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: 07/1288 WMO Uitspraak in het geding tussen: [eiser] te [plaats], eiser, en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 3 juli 2007. 2. Feiten Aan eiser is bij besluit van 1 mei 2007 een vervoersvoorziening op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) toegekend in de vorm van een scootmobiel, waarbij een besparingsbedrag van 270,05 in rekening is gebracht. Tegen het opleggen van dit besparingsbedrag heeft eiser een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 3 juli 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het besparingsbedrag gehandhaafd. 3. Procesverloop Bij schrijven van 2 augustus 2007 heeft de gemachtigde van eiser, M.J.M. Gorter-Hogenbirk, werkzaam bij de Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie (Ango) te Amersfoort, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Vervolgens heeft M.J.G. Lammers, als sociaal raadsvrouw werkzaam bij Ango te Tilburg, zich als gemachtigde voor eiser gesteld. Het beroep is behandeld ter zitting van 21 augustus 2008, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Hofstede en M. Rennen. 4. Motivering De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht een besparingsbijdrage van 270,05 in rekening heeft gebracht bij de verstrekking (in bruikleen) van een scootmobiel aan eiser. Dienaangaande overweegt zij als volgt. In artikel 4, eerste lid, onder c, van de WMO is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning treft die hem in staat stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel. Ingevolge het tweede lid houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Artikel 5, eerste lid, van de WMO bepaalt dat de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vaststelt over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die

aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. In artikel 15, eerste lid, van de WMO is verder bepaald dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd. In het derde lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de eigen bijdrage. Artikel 19, eerste lid, van de WMO bepaalt dat de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend kan worden vastgesteld en mede afhankelijk kan worden gesteld van het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot. In het tweede lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de financiële tegemoetkomingen. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning (2 oktober 2006, Stb. 2006, 450) zijn nadere regels gesteld. In artikel 4, eerste lid, van dit Besluit maatschappelijke ondersteuning is, voor het geval dat de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 15, eerste lid, een maximum gesteld aan de per kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en, in geval dat de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 19, eerste lid, het maximum dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, en aan de wijze waarop deze eigen bedragen moeten worden berekend. Ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de WMO heeft de raad van de gemeente Elburg de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg 2007 vastgesteld. In artikel 1, aanhef en onder p, van deze verordening is het begrip besparingsbedrag omschreven als een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard, omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen. In de toelichting bij de verordening wordt aangegeven dat wanneer een voorziening wordt verstrekt waar een algemeen gebruikelijk deel onderdeel van uitmaakt (er wordt een scootmobiel of driewielfiets verstrekt, de fiets is algemeen gebruikelijk en maakt daar onderdeel van uit: men hoeft zelf geen fiets meer te kopen) kan sprake zijn van besparing: er hoeft immers geen algemeen gebruikelijke voorziening meer aangeschaft te worden. Aangezien verstrekking binnen de wet zich beperkt tot de meerkosten, kan in die situatie van de aanvrager het bedrag dat bespaard wordt, gevraagd worden als besparingsbijdrage. Dit is géén vorm van eigen bijdrage of eigen aandeel, zodat de regels daarover niet van toepassing zijn. In artikel 8, vierde lid, van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Elburg is bepaald dat indien een elektrische fiets, scootmobiel, tandem of driewielfiets of vergelijkbare voorziening wordt verstrekt, rekening wordt gehouden met een besparingsbedrag. In het vijfde lid is bepaald dat voor het bepalen van de hoogte van het besparingsbedrag, zo mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de prijslijst duurzame gebruiksgoederen in het kader van het gemeentelijke bijzondere bijstandsbeleid. Indien dit niet mogelijk is, wordt het besparingsbedrag individueel bepaald. Verweerder heeft met gebruikmaking van laatstgenoemd artikel onder toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel aan eiser een besparingsbedrag van 270,05 opgelegd. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat een scootmobiel geacht wordt de fiets te vervangen dan wel daarvoor in de plaats te komen, zodat er voor de kortere afstanden geen andere vervoersvoorziening noodzakelijk is. Nu een fiets volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) als een algemeen gebruikelijke voorziening moet worden beschouwd, geldt dat ook voor de kosten van een fiets. Gelet op het aan de WMO ten grondslag gelegde compensatiebeginsel, kunnen de verstrekkingen beperkt blijven tot de meerkosten die een persoon ondervindt als gevolg van zijn beperking.

Ter zitting is namens verweerder nader toegelicht dat de thans voor gemeenten geldende compensatieplicht het mogelijk maakt om deze besparingsbijdrage op te leggen omdat de compensatieplicht minder ver strekt dan de zorgverplichting die gold op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Ook heeft de gemachtigde van verweerder verwezen naar de modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), waaraan verweerder de besparingsbijdrage en toelichting heeft ontleend. Onder de gelding van de Wvg heeft de CRvB in zijn uitspraak van 6 juni 2006 (LJN: BA8228) over de besparingsbijdrage bij het verstrekken van een driewielfiets in bruikleen het volgende overwogen: Uit het besluit ( ) blijkt dat geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Wvg is opgelegd, maar een soort besparingsbijdrage, op de grond dat appellante een driewielfiets verstrekt heeft gekregen waardoor zij zich de kosten van de aanschaf van een gewone fiets, die zij (wellicht) zou hebben aangeschaft indien zij niet gehandicapt was geweest, heeft kunnen besparen. ( ) Nadat de CRvB had vastgesteld dat deze besparingsbijdrage evenmin kon worden gezien als toepassing van de in de betreffende Verordening neergelegde regeling ten aanzien van een financiële tegemoetkoming en ook verder niet was gebleken van een deugdelijke grondslag in het bepaalde bij of krachtens de Wvg, vernietigde de Raad de beslissing op bezwaar en herriep het primaire besluit met betrekking tot deze bijdrage. Bij uitspraak van 4 juni 2008 (LNJ: BD4172) heeft de CRvB hetzelfde geoordeeld over de besparingsbijdrage die werd berekend bij het verstrekken van een scootmobiel. De Raad overwoog: Voor het heffen van een andere (besparings)bijdrage voor het verstrekken van een voorziening in natura in plaats van een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Wvg biedt de Wvg evenwel ( ) geen grondslag. en verklaarde het betreffende artikellid van de Verordening onverbindend wegens strijd met de wet. De rechtbank deelt niet het standpunt van verweerder (en de VNG) dat de huidige compensatieplicht in artikel 4 van de WMO minder ver strekt dan de in de Wvg opgenomen zorgplicht en dat de besparingsbijdrage daarom thans wel zou mogen worden berekend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. De compensatieplicht is naar aanleiding van het aangenomen amendement van Van Miltenburg e.a. (Kamerstukken II, 2005-2006, 30131, nr. 65) in artikel 4 van de WMO opgenomen. In het verslag van een mondeling overleg tussen de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Eerste Kamer en de staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vastgesteld op 10 oktober 2006 (Kamerstukken I, 2006-2007, 30131, I, blz. 18) heeft de staatssecretaris hierover gezegd: Er is inderdaad sprake van een compensatieplicht. Er werd ook weer gevraagd naar de resultaatsverplichting. ( ) De resultaatsverplichting is eigenlijk het recht op compensatie. De gemeente heeft een plicht tot compensatie; dus is er een resultaatsverplichting. Veel simpeler kan ik het niet uitleggen.( ) Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 27 juni 2006 (Hand. I, 2005-2006, 34-1597) is de staatssecretaris nader op de strekking van de compensatieplicht van artikel 4 WMO ingegaan: ( ) het is een artikel dat de kern van de wet voor een aantal prestatievelden uitlicht. De werkwijze is: eerst letten op wat bij de burger leeft, en vervolgens maatwerk leveren. Als je dit principe van anders werken toepast op de dingen die je nu al moet doen, zoals bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten, dan wordt er met dit artikel benadrukt dat het niet alleen gaat om het aanbieden van producten. Het gaat om maatwerk, de WVG-producten zijn vertaald in functies: je moet je in en om de woning kunnen bewegen en je hebt sociale contacten nodig. Daarvoor moet een maatwerkoplossing gevonden worden. Het gaat dus meer om het uitlichten van de bedoeling van de wet, maar dan specifiek gericht op een aantal prestatievelden. ( ) Naar het oordeel van de rechtbank is de bedoeling van de wetgever dan ook niet geweest om de zorgplicht uit de Wvg af te zwakken en een minder ver gaande verplichting voor de gemeenten op te nemen. Aan de thans geldende compensatieplicht kan op zich niet de bevoegdheid worden ontleend voor de gemeenteraad om naast de in de artikelen 15 en 19 van de WMO geboden mogelijkheden om financiële voorwaarden te stellen, bij verordening het begrip besparingsbijdrage te introduceren en

voor verweerder om bij besluit te bepalen in welke gevallen een dergelijke besparingsbijdrage wordt opgelegd zonder dat hiervoor bij of krachtens de WMO een wettelijke grondslag bestaat. Nu de WMO alleen de mogelijkheid aan gemeenten biedt om bij verordening regels vast te stellen omtrent de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 15 en het zelf te dragen aandeel van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 19, kan ook op grond van hetgeen bij en krachtens deze wet is geregeld, geen grondslag worden gevonden voor het berekenen van een besparingsbijdrage. Artikel 8.4 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning Gemeente Elburg is op dit punt dan ook onverbindend wegens strijd met de wet. Dit betekent dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zal de rechtbank het besluit van 1 mei 2007 herroepen, voor zover dat ziet op de oplegging van de besparingsbijdrage van 270,05. Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd. Tevens wordt ter zake van reiskosten een bedrag van 21,56 toegekend. 5. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - herroept het besluit van 1 mei 2007 voor zover dit besluit ziet op de oplegging van de eigen bijdrage; - bepaalt dat de gemeente Elburg het betaalde griffierecht van 39,-- aan eiser vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 665,56, te betalen door de gemeente Elburg, waarvan 644,-- ter zake van verleende rechtsbijstand en 21,56 ter zake van reiskosten. Aldus gegeven door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2008 in tegenwoordigheid van mr. A.E. Hens als griffier.