UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

Vergelijkbare documenten
Heup- en kniepathologie: 1ste lijnsaanpak. Dr Mike Tengrootenhuysen

Aanpak van acute knieletsels in de eerste lijn. Dr. Bex Steven Huisarts/sportarts KSTVV Lotto-Belisol

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

CHAPTER 8. Samenvatting

Kruisbandherstel d.m.v.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar

Samenvatting. Samenvatting

De Meniscus. Pagina 1 van 7

Klinisch uur orthopedie: de knie

KNIE OKTOBER Kliniek Zestienhoven

Vooraanzicht van de knie:

Prijslijst Indien uw hond niet in de prijslijst staat kan u ons steeds contacteren voor een richtprijs.

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in

vachtsoort Ras Prijs

Diagnose gescheurde voorste kruisband. Wat staat u te wachten?

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE

ARTHROSCOPIE VAN DE KNIE. Dr. Ameloot Ivan - Dr. Kegels Lore Dr. Van Asch Yves - Dr. Veldeman Guy

Patellaluxatie. De mate van patellaluxatie wordt in verschillende graden van ernst uitgedrukt:

De Knie Sport- en peesletsels Aad Dhollander

Posterolaterale hoek letsels

PATIËNTENFOLDER Orthopedie Meniscusletsel

Samenvatting. Samenvatting

De combinatie van radiografie en echografie voor het onderzoek van de knie in de praktijk (15-Nov-2003)

Beeldvorming bij acute knieletsels

De Knie en de Meniscus

Artrose bij hond en kat Wat is artrose en hoe ontstaat het?

Voorste kruisbandreconstructie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

Dier van de maand Juli 2015

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

Voorste kruisband problemen bij de hond

Arthroscopie van de knie

Orthopedie VOORSTE KRUISBAND RECONSTRUCTIE

Voorste kruisband reconstructie Het plaatsen van een nieuwe kruisband (donorpees)

De Voorste Kruisband problematiek

De knie van diagnostiek naar behandeling

Richtprijzen. v.a. prijzen; A: Akita 75,- Alaska malamute 75,- Amerikaanse cocker spaniël 75,- Australiën shepherd 60,- Amerikaanse stafford 45,-

Voorste kruisband reconstructie

Reconstructie van de voorste kruisband

Reumatoïde artritis van de hand

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Arthroscopie van de knie

De casus is bedoeld voor medisch studenten in de doctoraalfase van de opleiding.

Sport Trauma Voorste Kruisband Knie. Rob Janssen Orthopedisch Centrum Máxima

Kijk eens even verder in het gewricht

Inleiding. Anatomie. Humerus

Beeldvorming bij sportletsels van de knie

ARTHROSCOPIE VAN DE KNIE

Voorste kruisband reconstructie. Orthopedie

De kijkoperatie. (Artroscopie)

Maatschap Orthopedie. Voorste kruisband reconstructie

STABILISERENDE OPERATIE VAN DE KNIESCHIJF BIJ VOORSTE KNIE PIJN EN INSTABILITEIT

Rapid TTA, een nieuwe techniek voor de voorste kruisband operaties

De Knie. diagnostische testen. Mark Vongehr Fysiotherapeut/manueeltherapeut. presentatie knie medisch centrum aarveld

Artroscopie, diagnose en behandeling van knieproblemen

Kijkoperatie van de knie

Voorste kruisband reconstructie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar OSTEOCHONDRITIS DISSECANS VAN DE KNIE BIJ EEN DUITSE HERDER.

John Hermans. Imaging of the distal tibiofibular syndesmosis: anatomy in relation to radiological diagnosis

Patienten informatieavond artrose

212

Orthopedie. Voorste kruisband

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Osteochondritis dissecans van de knie bij een Duitse herder. Osteochondritis dissecans of the knee in a German shepherd dog

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

Vervangen buiten- of binnenband of achterste kruisband van de knie. Laterale/ mediale bandreconstructie of achterste kruisbandreconstructie

Enkelinstabiliteit. Wat is de oorzaak van enkelinstabiliteit? Wat zijn de klachten? Hoe stelt de arts de diagnose?

Vervangen buiten- of binnenband van de knie. Laterale of mediale bandreconstructie

Een 68-jarige vrouw meldt zich met een recidief van hevige, rechtszijdige kniepijn

De NHG-Standaard Traumatische knieproblemen (eerste herziening): samenvatting

Achtergrond. capitatum lunatum. trapezoideum. duim scafoïd. pink. trapezium

Arthroscopie van de knie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Voorste kruisbandreconstructie

GEZONDHEIDSONDERZOEK VAN DE

Signature Oxford. Gepersonaliseerde patiëntenzorg voor uni knieprotheses Patiëntenvoorlichting

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

Enkel artrose (bovenste spronggewricht)

Heup, knie en schouder : wat als alles begint te kraken? Bie Velghe Medische Beeldvorming Zaterdag 21 september 2013

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar NIEUW! DE KNIEPROTHESE BIJ DE HOND. door. Heleen IMSCHOOT

2

Nog vragen? Artrose van de knie De knie Wat is een artrotische knie?

Controverses rond knie-pathologiën. Pascal Wernaers Orthopedie rztienen

Tips na een arthroscopie van de knie bij meniscusletsel

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Acute Knie en Enkel in de huisartsenprak3jk. Huisartsendag LangeLand ziekenhuis 19 april 2011

Verdraaiing (distorsie) van de knie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Welk letsel kunt u opgelopen hebben?

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Instabiliteit van de schouder

Gescheurde voorste kruisband

Alle prijzen zijn VANAF prijzen. Bij erg vervilte vachten, castraten, antiparasitaire behandelingen en agressieve honden worden extra's aangerekend.

KIJKOPERATIE VAN DE KNIE

ARTHROSCOPIE VAN DE KNIE. Dr. Ameloot Ivan - Dr. Kegels Lore Dr. Van Asch Yves - Dr. Veldeman Guy

Slijtage aan de knie - Artrose

Kijkoperatie van de knie

Afdeling Handchirurgie

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015-2016 HET VERBAND TUSSEN MORBIDITEIT EN MENISCUSLETSELS BIJ HONDEN MET RUPTUUR VAN DE VOORSTE GEKRUISTE BAND door Carlien ROOTHANS Promotoren: Prof. Dr. Geert Verhoeven Dr. Yves Samoy Onderzoek in het kader van de Masterproef 2016 Carlien Roothans

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015-2016 HET VERBAND TUSSEN MORBIDITEIT EN MENISCUSLETSELS BIJ HONDEN MET RUPTUUR VAN DE VOORSTE GEKRUISTE BAND door Carlien ROOTHANS Promotoren: Prof. Dr. Geert Verhoeven Dr. Yves Samoy Onderzoek in het kader van de Masterproef 2016 Carlien Roothans

VOORWOORD Als eerste zou ik graag mijn promotor, Prof. Dr. Verhoeven, bedanken voor de goede hulp en begeleiding bij het maken van deze masterproef. Dankzij de snelle feedback en de goede ondersteuning was het mogelijk om dit onderzoek goed tot zijn einde te brengen. Ook wil ik graag mijn copromotor Dr. Samoy bedanken voor het nalezen van mijn werk. Ik wil ook Prof. Coopman graag bedanken voor het uitwerken van alle statistiek in dit onderzoek en om dit steeds zeer snel en goed te doen. Voor de verbetering en het nalezen van dit werk wil ik ook graag mijn mama bedanken. Ook een klein dankwoordje aan al mijn vrienden voor de steun gedurende de volledige studie. En als laatste een speciaal dankwoord voor mijn vriend om steeds begrip te tonen voor alle tijd en moeite die ik in dit werk en in mijn studie heb gestoken en eveneens voor het nalezen en verbeteren van mijn werk.

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 1 INLEIDING... 2 LITERATUURSTUDIE 1. ANATOMIE... 3 1.1. Anatomie van de knie...3 1.3. Opbouw en functie van de meniscus...4 1.4. Ligamenten van de meniscus...4 2. PATHOLOGIE...4 3. DIAGNOSE VAN MENISCUSLETSELS...5 3.1. Klinisch onderzoek...5 3.2. Orthopedisch onderzoek...5 3.3. Medische beeldvorming...5 3.4. Chirurgische inspectie...6 4. BEHANDELING VAN MENISCUSLETSELS...6 5. VOORKOMEN VAN MENISCUSLETSELS...7 ONDERZOEK 1. MATERIAAL EN METHODE...8 1.1. Data verzameling...8 1.2. Dataverwerking...9 2. RESULTATEN...10 2.1. Signalement...10 2.1.1. Rassen...10 2.1.2. Leeftijd bij de diagnose...11 2.1.3. Geslacht...11 2.1.4. Gewicht bij diagnose...11 2.2. Orthopedisch onderzoek...12 2.2.1. Mankheidsscores...12 2.2.1.1. Grafische weergave...12 2.2.1.2. Statistiek...13 2.2.2. Atrofie van de achterpoot...13 2.2.2.1. Grafische weergave...13 2.2.2.2. Statistiek...14 2.2.3. Opzetting van het kniegewricht...15 2.2.3.1. Grafische weergave...15 2.2.3.2. Statistiek...16 2.2.4. Pijn bij flexie van het kniegewricht...17 2.2.4.1. Grafische weergave...17 2.2.4.2. Statistiek...17 2.2.5. Pijn bij extensie van het kniegewricht...18 2.2.5.1. Grafische weergave...18 2.2.5.2. Statistiek...19 2.3. Correlatie tussen de verschillende klinische variabelen...20 3. DISCUSSIE...21 3.1. Signalement...21 3.1.1 Ras...21 3.1.2 Leeftijd...21 3.1.3 Gewicht...21 3.2.1 Variatie in beoordeling...22 3.2.2. Variatie in graad van degeneratieve effecten...23 4. BESLUIT...25 REFERENTIES... 26 BIJLAGEN... 29

SAMENVATTING In deze retrospectieve studie werd getracht na te gaan of het mogelijk is om dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur op basis van de graad van mankheid onderscheiden van dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band zonder meniscusscheur. Hiervoor werd gebruik gemaakt van 50 honden die tussen 2009 en 2015 aangeboden waren aan de dienst Orthopedie van de Universiteit Gent. 25 dieren waren chirurgisch gediagnosticeerd met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een scheur van de meniscus. De 25 andere honden hadden eveneens een volledige ruptuur van de kruisband, maar dit in combinatie met een intacte meniscus. Aan de hand van de toegewezen mankheidsscores werden de dieren onderverdeeld in zes verschillende categorieën. Naast de mankheidsscore werd eveneens gekeken naar de opzetting van het gewricht, de atrofie van het lidmaat en eventuele pijn die uitgelokt kon worden bij flexie of extensie van het kniegewricht. De gegevens in verband met de atrofie en de opzetting van het lidmaat werden ingedeeld in 5 groepen, de gegevens in verband met pijn bij flexie of extensie van het gewricht werden in 4 categorieën onderverdeeld. Al deze klinische parameters werden dan gebruikt voor de evaluatie van de ernst van de symptomen. Als laatste werd er ook rekening gehouden met het ras, de leeftijd, het gewicht en het geslacht van de dieren. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat de American Staffordshire Terrier, de Beagle, de Bordeaux Dog, de Duitse Staander, de Newfoundlander en de Rottweiler de meest voorkomende rassen waren die in de studie werden opgenomen, met telkens 3 dieren die per ras gebruikt waren. Uit de leeftijdsverdeling kon opgemaakt worden dat voornamelijk honden van middelbare leeftijd, namelijk met een leeftijd tussen 5 en 11 jaar, in de studie voorkwamen. Het gemiddeld gewicht van de dieren in de studie was 32,17 kg, maar er kon statistisch geen correlatie aangetoond worden tussen het gewicht en het al dan niet voorkomen van een meniscusscheur. Er kon eveneens geen specifieke geslachtsverdeling opgemerkt worden. Algemeen kon worden besloten dat dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur geen significant ergere mankheid vertonen dan dieren zonder ruptuur van de meniscus. Daarnaast werd eveneens gezien dat er geen significante correlatie kon worden aangetoond tussen de graad van mankheid bij de dieren en de andere klinische parameters die werden nagegaan. Sleutelwoorden: hond kruisbandscheur mankheid meniscusscheur orthopedie 1

INLEIDING Ruptuur van de meniscus is een aandoening die regelmatig wordt gezien bij honden, waarbij in het grootste deel van de gevallen de mediale meniscus is aangetast. Meestal komt deze aandoening voor in combinatie met een ruptuur van de voorste gekruiste band, slechts in enkele gevallen zal een ruptuur van de meniscus als alleenstaand probleem optreden (Ralph en Whitney, 2002). Doordat er instabiliteit in het kniegewricht is ten gevolge van de ruptuur van de voorste gekruiste band zal er een verhoogde druk op de caudale pool van de meniscus terecht komen met ruptuur van de caudale hoorn als gevolg. Dit proces veroorzaakt de uiteindelijke schade aan de meniscus (Vasseur, 2003). Dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur vertonen vaak ernstige mankheid, dewelke voornamelijk veroorzaakt wordt door ontsteking in het kniegewricht (Harasen, 2002; Carobbi en Ness, 2009). Aangezien erge pijn en mankheid zeer belangrijke symptomen zijn van de aandoening, is diagnose en behandeling essentieel. Indien een ruptuur van de meniscus onbehandeld wordt gelaten, zal dit vaak leiden tot persisterende mankheid of degeneratieve schade aan het gewricht (Cox en Cordell, 1976; Case et al., 2008). Diagnose van een meniscusscheur wordt momenteel vaak gesteld met behulp van medische beeldvorming of tijdens chirurgische ingrepen ter correctie van de kruisbandruptuur. Bij het uitvoeren van het klinisch en orthopedisch onderzoek is het mogelijk om reeds een ruptuur van de meniscus te vermoeden door het horen van een klik tijdens beweging. Er is echter aangetoond dat deze klik slechts bij een klein percentage van de dieren met een ruptuur van de meniscus hoorbaar is, waardoor het niet mogelijk is om de aandoening enkel op basis hiervan te diagnosticeren (Case et al., 2008). Het doel van deze studie was om na te gaan of het mogelijk is om aan de hand van de graad van mankheid die tijdens het klinisch en orthopedisch onderzoek aan de dieren werd toegekend, dieren met en zonder meniscusscheur te onderscheiden van elkaar. Hiervoor werd de graad van mankheid van dieren die gediagnosticeerd waren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur en zonder meniscusscheur met elkaar vergeleken. Daarnaast werd er eveneens gekeken naar de graad van pijn bij extensie en flexie van het kniegewricht, de graad van atrofie van de achterpoot en de opzetting van het kniegewricht om de ernst van de klinische problemen te kunnen inschatten en vergelijken. 2

LITERATUURSTUDIE 1. ANATOMIE 1.1. Anatomie van de knie Het kniegewricht is een gewricht dat samengesteld is uit twee delen, namelijk het femorotibiaal en het femoropatellaire gewricht. De condylen van de femur en het tibiaal plateau vormen samen het femorotibiaal gewricht, terwijl het femoropatellaire gewricht gevormd wordt tussen de patella en de trochlea ossis femoris van de femur. De axiale zijden van de condylen van de femur articuleren met het tibiaal plateau en aan de abaxiale zijden van de femurcondylen articuleren de menisci met de femur. De laterale en de mediale meniscus zijn zeer belangrijk voor de stabilisatie van het kniegewricht, aangezien het femorotibiaal gewricht incongruent is. Aangezien het kniegewricht een scharniergewricht is, zijn buigen en strekken de belangrijkste functies. Binnen in de knie is een graad van rotatie mogelijk, wat voornamelijk te wijten is aan de mobiliteit van de menisci (König en Liebich, 2008). 1.2. Anatomie van de kruisbanden De functie van de voorste gekruiste band bestaat er voornamelijk in om rotatie binnenin het kniegewricht te verhinderen, alsook om te verhinderen dat de tibia craniaal verplaatst ten opzichte van de femur. Daarnaast voorkomt de voorste gekruiste band eveneens dat er hyperextensie van het kniegewricht kan optreden. De voorste gekruiste band hecht vast aan het caudomediaal deel van de laterale femurcondyl en loopt naar distaal, waar hij zal aanhechten aan het craniomediale deel van de tibia. De achterste gekruiste band heeft zijn aanhechting ter hoogte van mediale femurcondyl en loopt naar de fossula intercondylaris caudalis van de tibia en de incisura poplitea van de tibia (König en Liebich, 2008). Afbeelding 1: Ligamenten van het kniegewricht. Uit Miller s Anatomy of the Dog, 2013 3

1.3. Opbouw en functie van de meniscus De menisci, welke 2 C-vormige fibrocartilageneuze structuren zijn, vormen een zeer belangrijk onderdeel binnenin het kniegewricht (Bennett en May, 1991). Door hun samenstelling en vorm zorgen ze voor een verminderde incongruentie tussen de femurcondylen en het tibiaal plateau. Daarnaast zorgen ze eveneens voor een verdeling van de krachten die inwerken op het femorotibiaal plateau over een groter oppervlak en verzorgen ze de smering van het kniegewricht, waardoor het kraakbeen in het kniegewricht beschermd wordt tegen schade (Krause et al., 1976; Clark et al., 1999). 1.4. Ligamenten van de meniscus De menisci zijn vastgehecht aan het kniegewricht via verschillende ligamenten, waarbij er verbinding is met de tibia, met de femur en met elkaar (König en Liebich, 2008). Daarnaast is de mediale meniscus nog verankerd aan het mediale gewrichtskapsel en de mediale collateraalband. De laterale meniscus is voornamelijk vastgehecht aan het caudale deel van de femur en minder aan het gewrichtskapsel, waardoor deze meer vrijheid heeft voor beweging (afbeelding 2). Bij femorotibiale subluxatie, welke kan ontstaan na ruptuur van de voorste gekruiste band, zal de mediale meniscus vaak naar craniaal van de femurcondyl verplaatsen, in tegenstelling tot de laterale meniscus die in een neutrale positie blijft vanwege de grotere beweeglijkheid. De femurcondyl kan hierdoor druk uitoefenen op de caudale pool van de mediale meniscus met schade tot gevolg (Vasseur, 2003). 2. PATHOLOGIE Afbeelding 2: Dwarsdoorsnede doorheen het kniegewricht. Uit Vasseur, 2003. Beschadiging van de voorste gekruiste band is een veel voorkomend orthopedisch probleem in de knie bij honden. Schade aan de meniscus komt bijna uitsluitend voor in samenhang met een scheur of degeneratie van de voorste gekruiste band. Bij honden met een natuurlijk gescheurde kruisband zal, afhankelijk van de studie, 5 tot 80% van de dieren een gescheurde mediale meniscus vertonen (Metelman et al., 1995; Scavelli et al., 1990, Ralphs en Whitney, 2002). Bij honden waarbij de kruisband artificieel werd gescheurd, ligt dit percentage tussen 80 en 100%. Een scheur van de meniscus kan zowel partieel als volledig zijn en kan longitudinaal, transvers of radiaal voorkomen. Voornamelijk de caudale pool van de meniscus raakt beschadigd door herhaald trauma dat hierop uitgeoefend wordt door de femurcondyl (Martig et al., 2006; Smith et al., 2002). 4

Doordat de laterale meniscus minder stevig is vastgehecht aan het gewrichtskapsel en caudaal aan de femur is vastgehecht, zal deze minder vaak beschadigd raken. De laterale meniscus zal naar caudaal verplaatsen bij craniale verplaatsing van de tibia, waardoor de femurcondyl geen druk zal uitoefenen op de caudale pool. Schade aan de laterale meniscus is dus eerder zeldzaam en het percentage van voorkomen wordt geschat op 7,5% bij het artificieel doorsnijden van de voorste kruisband (Smith et al., 2002). Daarnaast worden scheuren van de laterale meniscus ook vaak gezien zonder instabiliteit van het kniegewricht (Ralph en Wayne, 2002). Ten gevolge van de instabiliteit in het kniegewricht na ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met schade aan de meniscus ontstaan vaak degeneratieve effecten zoals osteoarthrose en kraakbeenschade. Deze effecten kunnen klinisch gecorreleerd worden met gewrichtspijn en stijfheid van het gewricht, wat symptomen zijn die vaak gezien worden bij meniscusschade (Frost-Christensen et al., 2008). 3. DIAGNOSE VAN MENISCUSLETSELS 3.1. Klinisch onderzoek Tijdens het uitvoeren van het klinisch onderzoek wordt regelmatig als eerste opgemerkt dat dieren met een gescheurde voorste kruisband, gecombineerd met een scheur in de meniscus, vaak zeer mank zijn. Gedurende de eerste twee weken zullen de honden ernstige mankheid vertonen, maar ten gevolge van afname van de ontsteking in het kniegewricht, zal de graad van mankheid vaak afnemen na een periode van twee tot drie weken. De honden zullen op dit moment vaak een intermitterende mankheid vertonen die erger wordt in de tijd. Door instabiliteit in het kniegewricht zal de ontstekingsreactie onderhouden blijven, waardoor de mankheid nooit volledig zal verdwijnen (Harasen, 2002; Carobbi en Ness, 2009). 3.2. Orthopedisch onderzoek Tijdens het orthopedisch onderzoek is het mogelijk letsels aan de meniscus te herkennen met behulp van een klik die zowel gevoeld als gehoord kan worden. Wanneer de meniscus heen en weer verplaatst onder de femurcondyl, kan de wrijving die veroorzaakt wordt gepalpeerd worden, voornamelijk wanneer de poot van de hond in verschillende richtingen wordt bewogen. Soms is het eveneens mogelijk deze klik op te merken of te horen wanneer de patiënt loopt (Slocum en Slocum, 1993). 3.3. Medische beeldvorming Naast het horen van de klik is beeldvorming eveneens zeer belangrijk voor het evalueren van het gewricht en de menisci, aangezien uit studie is gebleken dat bij slechts 28% van de dieren met meniscusschade eveneens een klik te horen was (Case et al., 2008). Het is mogelijk om gebruik te maken van echografie (afbeelding 3), CT en MRI voor het diagnosticeren van meniscusletsels, maar deze technieken worden echter slechts zelden toegepast in de diergeneeskunde (Mahn et al., 2005; Tivers et al., 2008). 5

3.4. Chirurgische inspectie Voor het beoordelen van de caudale pool van de meniscus wordt er regelmatig gebruik gemaakt van een laterale of mediale arthrotomie. Daarnaast kan eveneens arthroscopie toegepast worden voor zowel het behandelen van de gescheurde kruisband als voor het inschatten van de schade aan de meniscus (afbeelding 3). Met behulp van arthroscopie is het mogelijk om via een minimaal invasieve weg intra-articulaire inspectie uit te voeren van zowel het synovium, de ligamenteuze structuren, het kraakbeen en de menisci. Er is ook aangetoond dat het percentage geïdentificeerde beschadigde menisci verhoogd kan worden met behulp van arthroscopie. Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan het feit dat het gewricht opgevuld wordt met vloeistof tijdens deze procedure, waardoor de zichtbaarheid van de structuren zal toenemen (Ralphs en Whitney, 2002). Afbeelding 3: Links: echobeelden van pathologie van de mediale meniscus van het rechter kniegewricht. Op de beelden is er een verdenking van perimeniscale effusie in combinatie met hyperechogeen en hypoechogeen meniscusweefsel, een onregelmatig gevormde meniscus (m) en verplaatsing van de meniscus. Rechts: Op de arthroscopische inspectie kan een bucket-handle tear (t) aan de caudale pool van de meniscus waargenomen worden. Femur (F) en tibia (T). Uit Mahn et al., 2005. 4. BEHANDELING VAN MENISCUSLETSELS Beschadigingen van het perifere gedeelte van de meniscus zullen gemakkelijk helen, aangezien dit deel voornamelijk bedekt wordt door het synovium, wat sterk doorbloed weefsel is. Het centrale gedeelte van de meniscus bevat slechts weinig bloedvaten en heelt daardoor minder snel (Forriol, 2009). Ondanks het feit dat behandeling van perifere meniscusscheuren een goed resultaat oplevert, wordt dit slechts in zeldzame gevallen toegepast in de diergeneeskunde. Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat er bij meniscusletsels bij honden vaak een grote zone van maceratie aanwezig is in de meniscus en de visualisatie minder goed is dan in de humane geneeskunde (Ralphs en Whitney, 2002). 6

Onafhankelijk van de plaats waar de beschadiging zich bevindt, wordt voornamelijk partiële meniscectomie of hemimeniscectomie uitgevoerd, waarbij het beschadigde deel van de meniscus wordt verwijderd. Het is eveneens mogelijk een complete meniscectomie uit te voeren, waarbij de volledige meniscus wordt weggenomen, maar door de grote hoeveelheid osteoarthrose die vaak ontstaat in het kniegewricht ten opzichte van een partiële meniscectomie wordt er vaker voorkeur gegeven aan de laatste techniek. Bijkomend wordt ook aangeraden een zo minimaal mogelijke hoeveelheid meniscusweefsel te verwijderen om de vorming van osteoarthrose tegen te gaan (Smith et al., 2002). 5. VOORKOMEN VAN MENISCUSLETSELS Het optreden van meniscusletsels secundair aan een gescheurde voorste kruisband wordt meestal gewijd aan het feit dat abnormale krachten in het kniegewricht niet meer gecorrigeerd kunnen worden na scheuren van de voorste gekruiste band. Om deze meniscusschade te voorkomen wordt vaak in combinatie met behandeling van een gescheurde voorste kruisband de meniscal release techniek toegepast, waarbij een complete radiale transectie van ofwel het lichaam van de mediale meniscus wordt uitgevoerd, ofwel van de caudale hoorn dicht bij de aanhechting met het caudale meniscotibiale ligament. Hierdoor wordt getracht de mediale meniscus te laten verplaatsen in het kniegewricht om zo schade aan de caudale pool te voorkomen (Thieman et al., 2006). Afbeelding 4: Arthroscopische meniscal release van de mediale meniscus met een complete radiale transectie van de meniscus in de caudale hoorn dicht bij de aanhechting met het caudale meniscotibiale ligament. Uit Luther et al., 2009. 7

ONDERZOEK 1. MATERIAAL EN METHODE 1.1. Data verzameling Voor het retrospectief onderzoek naar het verband tussen morbiditeit en meniscusletsels bij honden met een gescheurde voorste gekruiste band, werd er gebruik gemaakt van gegevens van honden die aangeboden waren aan de dienst Orthopedie van de Universiteit Gent. Tijdens het klinisch en orthopedisch onderzoek van de aangeboden dieren werd er door de verantwoordelijke dierenarts een mankheidsscore toegediend. Het doel was om een vergelijking te maken tussen de scores van honden die een gescheurde voorste kruisband hadden in combinatie met een meniscusletsel, ten opzichte van honden met een gescheurde kruisband zonder meniscusletsel, om na te gaan of er, afgaand op inspectie van de mankheid van een dier, besloten kan worden of het dier al dan niet een meniscusletsel zal hebben. Daarnaast werden eveneens de scores vergeleken in verband met de opzetting van het gewricht, de atrofie van de achterpoot en pijn bij flexie of extensie die waren toegekend aan de dieren tijdens het orthopedisch onderzoek, om na te gaan of er hierbij een verband kon gevonden worden. De gebruikte hondenpopulatie bestond uit 50 dieren die aangeboden werden tussen 2009 en 2015. Alle dieren waren gediagnosticeerd met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band. Bij 25 dieren was er chirurgisch eveneens een scheur van de mediale meniscus vastgesteld, bij de andere 25 dieren was er geen mensicusscheur gediagnosticeerd. Bij beide groepen werden de diagnoses gesteld met behulp van arthrotomie. Voor het onderzoek werd enkel gebruik gemaakt van dieren met een volledig gescheurde kruisband, dieren met enkel een partiële ruptuur van de kruisband werden niet in het onderzoek opgenomen. Daarnaast werden ook honden met andere bijkomende orthopedische aandoeningen zoals patellaluxatie of heupdysplasie uitgesloten voor de studie, aangezien deze aandoeningen de mankheidsscore van het dier zouden kunnen beïnvloeden. Op basis van de mankheidsscore die toegediend was tijdens het orthopedisch onderzoek, werd een indeling gemaakt in 6 mogelijke categorieën: licht mank, licht tot matig mank, matig mank, matig tot erg mank, erg mank en geen steunname. Aangezien de mankheidsscores bij de honden niet allemaal op eenzelfde schaal waren toegediend, werd er een gestandaardiseerde schaal ontwikkeld, zodat de scores op een betrouwbare manier vergeleken konden worden. Dieren met een mankheidsscore van 0-2/10 werden in de categorie licht mank geplaatst, 3-4/10 in de categorie licht tot matig mank, 5-6/10 in de categorie matig mank, 7-8/10 in de categorie matig tot erg mank, 9/10 in de categorie erg mank en dieren met een score 10/10 kwamen in de categorie geen steunname. Dieren die verschillende graden van mankheid vertoonden werden opgenomen in de categorie van de ergste graad van mankheid die geregistreerd werd. 8

Naast de mankheidsscores werden er eveneens gegevens verzameld in verband met het ras, de leeftijd, het geslacht en het gewicht van de dieren. Van deze gegevens werd de verdeling nagegaan en werd er gekeken of er een bepaalde variatie opgemerkt kon worden. Daarnaast werd er ook gekeken naar de opzetting van het gewricht, de atrofie van het lidmaat en eventuele pijn die uitgelokt kon worden bij flexie of extensie van het kniegewricht. De gegevens in verband met de atrofie en de opzetting van het lidmaat werden ingedeeld in 5 groepen, namelijk geen atrofie of opzetting, lichte tot matige atrofie of opzetting, matige atrofie of opzetting, matige tot erge atrofie of opzetting en erge atrofie of opzetting. De gegevens in verband met pijn bij flexie of extensie van het gewricht werden in 4 categorieën onderverdeeld, namelijk afwezig, lichte, matige of erge pijn. Alle gegevens die verzameld werden per dier werden in een tabel geplaatst zodat verwerking van de gegevens mogelijk was. Deze tabel met het overzicht van de gegevens is toegevoegd als bijlage 1. 1.2. Dataverwerking Voor de statistische verwerking en vergelijking van de data werd er gebruik gemaakt van de Mann- Whitney U test en Kruskal-Wallis test. Beide testen zijn niet-parametrische t-testen die toegepast kunnen worden om een vergelijking te maken tussen twee onafhankelijke groepen van dieren in een steekproef. Als nulhypothese werd er aangenomen dat er geen significante correlatie was tussen de morbiditeit en meniscusletsels bij honden met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band. De resultaten konden als significant beschouwd worden indien er een p-waarde <0,05 werd bekomen en de nulhypothese dus verworpen kon worden. Bij beide testen werd er een betrouwbaarheidsinterval van 95% toegepast. Er werd eveneens nagegaan of er een significant verband kon worden aangetoond tussen de mankheidsscore van een dier en de andere klinische parameters. Voor deze vergelijking werd gebruik gemaakt van een variatieanalyse, namelijk de Kendall s Tau test, waarbij werd nagegaan of de variatie tussen de verschillende parameters significant verschillend was. Deze variatie werd weergegeven aan de hand van de Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt. De waarde van de coëfficiënt kan variëren tussen -1 en 1 en geeft de graad van overeenstemming tussen beide parameters weer. Ook bij de Kendall s Tau test werd een betrouwbaarheidsinterval van 95% toegepast. Als laatste werd het gewicht mee in rekening genomen en werd er gekeken of er een correlatie kon gemaakt worden tussen het gewicht van de dieren en de graad van mankheid die ze vertoonden. Daarnaast werd er eveneens nagegaan of het voorkomen van een meniscusscheur gecorreleerd kon worden aan een bepaald gewicht. Hiervoor werd er gebruik gemaakt van de independent samples t-test, wat eveneens een niet-parametrische t-test is. 9

2. RESULTATEN 2.1. Signalement 2.1.1. Rassen In de studie zijn verschillende soorten hondenrassen opgenomen, zowel grote als kleine rassen. Deze keuze is ad random gemaakt bij het verzamelen van de data. In de onderstaande tabel is een overzicht terug te vinden van alle rassen die opgenomen zijn in de studie en de frequentie van voorkomen van het ras. De variatie in grootte en ras is duidelijk op te merken in de tabel. Tabel 1: Lijst met verschillende rassen, opgenomen in de studie en hun frequentie van voorkomen Ras Frequentie van voorkomen American Staffordshire Terrier 3 Beagle 3 Berner Sennenhond 3 Bordeaux Dog 3 Duitse Staander 3 Maltezer 3 Newfoundlander 3 Rottweiler 3 Border Collie 2 Canis vulgaris <15kg 2 Canis vulgaris >15kg 2 Golden Retriever 2 Jack Russel Terrier 2 Labrador Retriever 2 Spaanse Waterhond 2 Boerboel 1 Dobermann 1 Duitse Dog 1 Engelse Springer Spaniel 1 Foxterrier 1 Hovawart 1 Mastino Napolitano 1 Mechelse Herder 1 Poedel Middenslag 1 Schotse Herdershond 1 Shar-Pei 1 West Highland White Terrier 1 Totaal 50 10

Zowel grote als kleine hondenrassen werden aan de universiteit aangeboden met problemen van een gescheurde voorste gekruiste band, al dan niet in combinatie met een beschadigde meniscus. De belangrijkste rassen in de studie zijn de American Staffordshire Terrier, de Beagle, de Bordeaux Dog, de Duitse Staander, de Newfoundlander en de Rottweiler, waarvan er telkens van 3 dieren gegevens gebruikt zijn in de studie. 2.1.2. Leeftijd bij de diagnose De leeftijd van de honden in deze studie varieert tussen 4 en 15 jaar oud. In grafiek 1 is op te merken dat vooral honden van middelbare leeftijd, namelijk met een leeftijd tussen 5 en 11 jaar, voorkomen in de studie. Leeftijdsverdeling Aantal dieren 12 10 8 6 4 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Leeftijd Grafiek 1: Leeftijdsverdeling van alle honden opgenomen in de studie 2.1.3. Geslacht Er is tijdens de verzameling van gegevens voor de studie geen rekening gehouden met het geslacht van de dieren. Van de 50 honden in de studie zijn er 13 dieren vrouwelijk intact (26%), 10 vrouwelijk gesteriliseerd (20%), 19 mannelijk intact (38%) en 8 mannelijk gecastreerd (16%). 2.1.4. Gewicht bij diagnose Het gewicht van de dieren die opgenomen zijn in de studie varieert zeer sterk, aangezien er gegevens van zowel grote als kleine hondenrassen werden gebruikt. Het gewicht van de dieren varieerde tussen 6,2 kg en 74,5 kg, met een gemiddelde gewicht van 32,17 kg. Uit de statistische testen blijkt dat er geen correlatie kon aangetoond worden tussen het gewicht van de honden en de graad van mankheid die ze vertonen. Daarnaast kon er eveneens niet aangetoond worden of dieren met een bepaald gewicht gepredisponeerd zijn voor het ontwikkelen van een meniscusscheur. 11

2.2. Orthopedisch onderzoek 2.2.1. Mankheidsscores 2.2.1.1. Grafische weergave In grafiek 2 zijn de gegevens weergegeven van de mankheidsscore van dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder een bijkomende meniscusscheur. Er is op te merken dat de honden die in de studie zijn opgenomen met een meniscusscheur voornamelijk een mankheidsscore hebben toegewezen gekregen die tussen matig mank en geen steunname ligt. Één hond (4%) was gediagnosticeerd als licht mank en ook één dier (4%) als licht tot matig mank. Zes dieren (24%) werden beoordeeld als matig mank en eveneens zes dieren (24%) vertoonden geen steunname meer. Vier dieren (16%) waren matig tot erg mank en zeven dieren (28%) waren erg mank. Daarnaast geeft de grafiek eveneens weer dat de meeste dieren zonder meniscusscheur een mankheidsscore hadden die gecategoriseerd kon worden als matig mank. Van de 25 honden opgenomen in de studie werden negen honden (36%) matig mank beoordeeld. Vijf dieren (20%) waren erg mank en zes dieren (30%) vertoonden geen steunname. Twee dieren (8%) kregen een mankheidsscore van licht tot matig mank. Van alle honden opgenomen in de studie werd bij geen enkel dier lichte mankheid gediagnosticeerd. Mankheidsscore Aantal dieren 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Licht mank Licht-matig mank Matig mank Matig-erg mank Graad van mankheid Erg mank Geen steunname Meniscusscheur Geen meniscusscheur Grafiek 2: Weergave van de verdeling van de graad van mankheid bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder meniscusscheur 12

2.2.1.2. Statistiek Na het toepassen van de Mann-Whitney U test voor de statistische vergelijking van de mankheidsscores van dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met en zonder een meniscusscheur, werd een p-waarde bekomen van 0,6197. Deze waarde geeft aan dat er geen significant verschil aangetoond kan worden tussen de mankheidsscores van beide groepen. Bij het toepassen van de Kruskal-Wallis test werd een p-waarde bekomen van 0,6173, dewelke eveneens geen significant verschil aangeeft. In grafiek 3 en 4 is de verdeling van deze statistische gegevens weergegeven. Grafiek 3: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de mankheid uit de Mann- Whitney U test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. Grafiek 4: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de mankheid uit de Kruskal- Wallis test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. 2.2.2. Atrofie van de achterpoot 2.2.2.1. Grafische weergave Grafiek 5 geeft de gegevens weer in verband met de atrofie van de achterpoot die tijdens het orthopedisch onderzoek werd waargenomen. Er kan worden opgemerkt dat van alle dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur dertien dieren (52%) matige atrofie van de achterpoot vertoonden. De rest van de dieren vertonen een graad van atrofie van de achterpoot die varieert tussen geen atrofie en erge atrofie. Drie honden (12%) hadden geen atrofie en eveneens drie dieren (12%) werden gediagnosticeerd met lichte atrofie van het achterste lidmaat. Één hond (4%) vertoonde lichte tot matige atrofie en eveneens één dier (4%) had matige tot erge atrofie. Bij twee dieren (8%) was erge atrofie gediagnosticeerd en van twee dieren (8%) waren geen gegevens bekend in verband met de graad van atrofie van het achterste lidmaat. 13

Uit de grafiek is eveneens op te maken dat bij de honden die in de studie opgenomen zijn met een ruptuur van de voorste gekruiste band zonder een meniscusscheur, eveneens voornamelijk matige atrofie van de achterpoot was opgemerkt tijdens het orthopedisch onderzoek. Negen honden (36%) vertoonden matige atrofie van het achterste lidmaat. Vijf dieren (20%) vertoonden geen atrofie, zes dieren (24%) hadden matige atrofie en twee dieren (8%) vertoonden lichte tot matige atrofie. Slechts één hond (4%) was gediagnosticeerd met matige tot erge atrofie en één hond (4%) vertoonde erge atrofie van de achterpoot. Van één dier (4%) waren geen gegevens gekend. 14 12 Atrofie van de achterpoot Aantal dieren 10 8 6 4 2 Meniscusscheur Geen meniscusscheur 0 Geen atrofie Lichte atrofie Lichte-matige atrofie Graad van atrofie Matige atrofie Matige-erge atrofie Erge atrofie Grafiek 5: Weergave van de verdeling van de graad van atrofie van de achterpoot bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder meniscusscheur 2.2.2.2. Statistiek Uit de statistische vergelijking van de graad van atrofie tussen dieren met en zonder meniscusscheur, uitgevoerd met behulp van de Mann-Whitney U test, werd een p-waarde bekomen van 0,1485. Deze waarde toont aan dat er geen significant verschil aangetoond kan worden tussen de graad van atrofie tussen beide groepen. Daarnaast werd eveneens een Kruskal-Wallis test uitgevoerd, dewelke met een p-waarde van 0,1446 eveneens geen significant verschil aangeeft. In grafiek 6 en 7 is de verdeling van de statistische gegevens weergegeven, bekomen uit de Mann-Whitney U test en de Kruskal-Wallis test. 14

Grafiek 6: Weergave van de statistische verdeling van de gegevens in verband met de atrofie van de achterpoot uit de Mann-Whitney U test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. Grafiek 7: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de atrofie van de achterpoot uit de Kruskal-Wallis test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. 2.2.3. Opzetting van het kniegewricht 2.2.3.1. Grafische weergave In grafiek 8 zijn de gegevens weergegeven in verband met de opzetting van het kniegewricht. Hieruit is op te maken dat bij de honden die in de studie opgenomen zijn met een ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur, voornamelijk een matige opzetting van het gewricht is opgemerkt bij orthopedisch onderzoek. Één hond (4%) vertoonde geen opzetting van het gewricht, twee dieren (8%) vertoonden lichte opzetting en geen enkel dier was gediagnosticeerd met lichte tot matige opzetting. Twee dieren (8%) vertoonden matige tot erge opzetting en drie dieren (12%) hadden erge opzetting van het gewricht. Van één dier (4%) waren geen gegevens bekend. Daarnaast is op te merken dat er bij de honden in de studie zonder meniscusscheur eveneens hoofdzakelijk matige opzetting werd opgemerkt. Vijftien dieren (60%) vertoonden bij het orthopedisch onderzoek matige opzetting van het kniegewricht. Zeven honden (32%) vertoonden lichte opzetting, één hond (4%) vertoonde lichte tot matige opzetting en geen enkel dier vertoonde matige tot erge of erge opzetting van het gewricht. Van twee dieren (8%) waren de gegevens in verband met de opzetting van het gewricht afwezig. 15

Opzetting van het kniegewricht Aantal dieren 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Meniscusscheur Geen meniscusscheur Geen opzetting Lichte opzetting Lichte-matige opzetting Matige opzetting Matige-erge opzetting Erge opzetting Graad van opzetting Grafiek 8: Weergave van de verdeling van de graad van opzetting van het kniegewricht bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder meniscusscheur 2.2.3.2. Statistiek De Mann-Whitney U test die werd uitgevoerd ter vergelijking van de graad van opzetting van het kniegewricht van dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met en zonder een meniscusscheur, gaf een p-waarde van 0,2760. Deze geeft aan dat er geen significant verschil aangetoond kan worden tussen de graad van opzetting van beide groepen. Bij het toepassen van de Kruskal-Wallis test werd een p-waarde bekomen van 0,2713, dewelke eveneens geen significant verschil aangeeft. Grafiek 9 en 10 geven de verdeling van de statistische gegevens weer. Grafiek 9: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de opzetting van het kniegewricht uit de Mann-Whitney U test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. De rode vierkanten geven weer dat er enkele afwijkende waarden aanwezig waren bij dieren zonder mensicusscheur, dewelke wel verwerkt werden in de statistische proeven. Grafiek 10: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de opzetting van het kniegewricht uit de Kruskal-Wallis test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. 16

2.2.4. Pijn bij flexie van het kniegewricht 2.2.4.1. Grafische weergave Uit grafiek 11 is op te merken dat acht honden (32%) met een gescheurde kruisband met een meniscusscheur tijdens het orthopedisch onderzoek geen pijn vertoonden bij flexie van het kniegewricht. Vijf dieren (20%) vertoonden lichte pijn, acht dieren (32%) vertoonden matige pijn en slechts één dier (4%) had symptomen van erge pijn bij flexie van de achterpoot. Van drie honden (12%) waren er geen gegevens aanwezig over de pijn die bij flexie tijdens het orthopedisch onderzoek. Bij dieren die een ruptuur hadden van de voorste gekruiste band zonder een meniscusscheur is er op te merken dat bij zes honden (24%) op het orthopedisch onderzoek geen pijn uit te lokken was bij flexie. Zes honden (24%) vertoonden lichte pijn, acht honden (32%) matige pijn en bij één hond (4%) waren symptomen van erge pijn bij flexie van de achterpoot uit te lokken. Van vier honden (16%) waren er geen gegevens aanwezig over de pijn die bij flexie tijdens het orthopedisch onderzoek. Pijn bij flexie 9 8 Aantal dieren 7 6 5 4 3 2 1 0 Afwezig Licht Matig Erg Meniscusscheur Geen meniscusscheur Graad van pijn bij flexie Grafiek 11: Weergave van de verdeling van de graad van pijn bij flexie van het kniegewricht bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder meniscusscheur 2.2.4.2. Statistiek De statistische vergelijking van de graad van pijn bij flexie van het kniegewricht tussen dieren met en zonder meniscusscheur, uitgevoerd met behulp van de Mann-Whitney U test, gaf een p-waarde van 0,7321. Deze waarde geeft weer dat er geen significant verschil aangetoond kan worden tussen de graad van pijn bij flexie tussen beide groepen. Bij het uitvoeren van de Kruskal-Wallis test werd een p- waarde van 0,7292 bekomen, welke eveneens geen significant verschil aangeeft. In grafiek 12 en 13 is de verdeling van de statistische gegevens weergegeven, bekomen uit de Mann-Whitney U test en de Kruskal-Wallis test. 17

Grafiek 12: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de pijn bij flexie van het kniegewricht uit de Mann-Whitney U test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. Grafiek 13: Weergave van de statistische verdeling van de gegevens in verband met de pijn bij flexie van het kniegewricht uit de Kruskal-Wallis test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. 2.2.5. Pijn bij extensie van het kniegewricht 2.2.5.1. Grafische weergave Grafiek 14 toont de gegevens in verband met pijn die uitgelokt kon worden door extensie van het kniegewricht. Er is op te merken dat de meeste dieren met meniscusscheur geen of slechts lichte pijn vertonen bij extensie van het gewricht. Bij elf honden (44%) was geen pijn uit te lokken bij extensie van het gewricht, negen honden (36%) vertoonden lichte pijn, twee honden (8%) vertoonden matige pijn en geen enkel dier vertoonde symptomen van erge pijn bij extensie van het kniegewricht. Van drie honden (12%) waren er geen gegevens aanwezig over de pijn bij extensie. Er is eveneens waar te nemen dat de meeste dieren zonder meniscusscheur geen of slechts lichte pijn hadden bij extensie van het kniegewricht. Bij zeven dieren (32%) kon geen pijn worden uitgelokt indien de knie in extensie werd gebracht. Elf dieren (44%) vertoonden lichte pijn, drie dieren (12%) matige pijn en geen enkel dier vertoonde erge pijn bij extensie van het gewricht. Van vier dieren (16%) waren geen gegevens aanwezig. 18

Pijn bij extensie Aantal dieren 12 10 8 6 4 2 Meniscusscheur Geen meniscusscheur 0 Afwezig Licht Matig Erg Graad van pijn bij extensie Grafiek 14: Weergave van de verdeling van de graad van pijn bij extensie van het kniegewricht bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band met en zonder meniscusscheur 2.2.5.2. Statistiek Na het uitvoeren van de statistische vergelijking van de graad van pijn bij extensie van het kniegewricht, uitgevoerd met behulp van de Mann-Whitney U test, werd een p-waarde bekomen van 0,2804. Deze waarde toont geen significant verschil aan tussen de graad van pijn bij extensie van het kniegewricht van beide groepen. Daarnaast werd eveneens een Kruskal-Wallis test uitgevoerd, dewelke met een p-waarde van 0,2727 eveneens geen significant verschil aangeeft. In grafiek 15 en 16 is de verdeling van de statistische gegevens weergegeven, bekomen uit de Mann-Whitney U test en de Kruskal-Wallis test. Grafiek 15: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de graad van pijn bij extensie van het kniegewricht uit de Mann-Whitney U test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. Grafiek 16: Weergave van de verdeling van de statistische gegevens in verband met de graad van pijn bij extensie van het kniegewricht uit de Kruskal-Wallis test. Links zijn de gegevens weergegeven van de dieren met een kruisbandruptuur in combinatie met een meniscusscheur, rechts van de dieren zonder meniscusscheur. 19

2.3. Correlatie tussen de verschillende klinische variabelen Met behulp van de Kendall s Tau test en de Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt werd nagegaan of er bij de individuele dieren een verband aangetoond kon worden tussen de verschillende klinische parameters die werden onderzocht tijdens het orthopedisch onderzoek. Hiervoor werden alle parameters onderling met elkaar vergeleken en werd een mogelijke correlatie tussen beide nagegaan. Uit het statistisch onderzoek blijkt dat er geen correlatie aangetoond kon worden bij bijna alle onderzochte parameters. Bij het correlatieonderzoek tussen opzetting van het kniegewricht en graad van pijn bij extensie werd echter een p-waarde van 0,0310 bekomen en een rangcorrelatiecoëfficiënt van -0,232. Dieren met een hogere graad van opzetting van het kniegewricht zouden dus een ernstigere graad van pijn bij extensie van het gewricht vertonen. 20

3. DISCUSSIE Het doel van deze retrospectieve studie was om na te gaan of het mogelijk is om dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur te onderscheiden van dieren zonder meniscusscheur op basis van de mankheid die opgemerkt kan worden tijdens het klinisch en orthopedisch onderzoek. Er werd eveneens nagegaan of de graad van pijn bij flexie en extensie, de graad van atrofie van de achterpoot en de opzetting van het gewricht significant afwijkend was tussen beide groepen en of er een correlatie aan te tonen was tussen de graad van mankheid van de dieren en de andere klinische symptomen die tijdens het orthopedisch onderzoek gediagnosticeerd konden worden. 3.1. Signalement 3.1.1 Ras In deze studie zijn zowel grote als kleine hondenrassen opgenomen, maar uit de verdeling van de rassen is op te merken dat een overwegend grote hondenrassen voorkwamen in de studie. Vaak wordt aangenomen dat grote hondenrassen gevoeliger zijn voor het ontwikkelen van een kruisbandruptuur, aangezien ze een hoger gewicht hebben en bijgevolg ook meer belasting van het kniegewricht. Dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band zijn dan weer gevoeliger voor het ontwikkelen van een meniscusscheur, wat zou kunnen verklaren waarom meer grote hondenrassen voorkomen in de studie (Whitehair et al., 1993, Witsberger et al., 2008). Witsberger et al. (2008) toonden in hun studie aan dat Newfoundlanders, Rottweilers, Labrador Retrievers, Bulldogs en Boxers de meest voorkomende rassen zijn voor het ontwikkelen van een ruptuur van de voorste gekruiste band. In deze studie kwamen zowel de Newfoundlander als de Rottweilers met telkens drie dieren eveneens vaak voor. 3.1.2 Leeftijd Aan de hand van de leeftijdsverdeling van de dieren die opgenomen zijn in het onderzoek kan opgemerkt worden dat voornamelijk honden van middelbare leeftijd in de studie voorkwamen. Dit fenomeen kan verklaard worden doordat ruptuur van de voorste gekruiste band vaak een degeneratieve aandoening is, die meestal gezien wordt bij honden van middelbare tot oude leeftijd (Witsberger et al., 2008). Ook hier is de hogere gevoeligheid voor het ontwikkelen van een meniscusscheur bij dieren met een ruptuur van de voorste gekruiste band een mogelijke verklaring voor de leeftijdsverdeling van de honden in deze studie. 3.1.3 Gewicht Het gemiddelde gewicht van de dieren opgenomen in deze studie lag op 31,17 kg, met een variatie tussen 6,2 kg en 74,5 kg. Deze grote variatie aan gewicht is eveneens te wijten aan de grote variatie in hondenrassen die opgenomen is in het onderzoek. 21

Uit het statistisch onderzoek dat bij deze studie werd uitgevoerd kon geen correlatie worden aangetoond tussen het gewicht van de dieren en de kans op het ontwikkelen van een meniscusscheur. Daarnaast kon er eveneens geen verband worden aangetoond tussen de graad van mankheid die werd geobserveerd en het gewicht. In de studie van Whitehair et al. (1993) werd echter wel gezien dat dieren met een gewicht hoger dan 22 kg een hogere prevalentie hadden van kruisbandruptuur dan dieren met een gewicht lager dan 22 kg. Het rechtstreekse effect van het gewicht van het dier op het scheuren van de meniscus is tot op heden nog niet vaak onderzocht. 3.2 Mankheidsscore Uit de resultaten van de studie blijkt dat dieren met een volledige ruptuur van de voorste gekruiste band in combinatie met een meniscusscheur geen significant ergere mankheid vertonen dan dieren zonder ruptuur van de meniscus. Aangezien zowel een ruptuur van de voorste gekruiste band als een scheur van de meniscus met ernstige pijn wordt geassocieerd, werd verwacht dat er wel een significant verschil aangetoond zou kunnen worden tussen beide zaken. Er zijn echter verschillende verklaringen mogelijk voor de afwezigheid van een verband tussen beiden. 3.2.1 Variatie in beoordeling Eerst en vooral is het belangrijk om in acht te nemen dat de beoordeling van de mankheidsscores niet bij alle dieren door eenzelfde persoon is uitgevoerd. Hierdoor kan er variatie ontstaan door een verschil in inschatting in verband met de graad van mankheid. De invloed van deze variabele zou ongedaan gemaakt kunnen worden door enkel dieren te gebruiken die door eenzelfde persoon zijn beoordeeld. Daarnaast is het eveneens mogelijk om met behulp van een krachtplaat de kracht te meten die dieren uitoefenen op het achterste lidmaat en aan de hand van deze metingen een graad van mankheid toe te kennen. In het onderzoek van Trumble et al. (2005) werd er gebruik gemaakt van een krachtplaat om het verband te onderzoeken tussen de peak vertical force (PVF) die op het lidmaat wordt uitgeoefend en de diagnose van meniscusletsels. Hierbij werd gemerkt dat een daling van meer dan 10% in de peak vertical force over een periode van 2 weken in 72% van de gevallen gecorreleerd kon worden met een matige tot erge meniscusscheur. Er werd echter in deze studie geen vergelijking gemaakt tussen dieren met en zonder meniscusscheur (Trumble et al., 2005). Wustefeld-Janssens et al. (2015) maakten in hun studie wel een vergelijking tussen honden met en zonder meniscusscheur in combinatie met een natuurlijk opgetreden ruptuur van de voorste gekruiste band en vergeleken bij beide groepen de peak vertical force en vertical impulse (VI). Hieruit bleek dat dieren met een meniscusscheur een significant lagere PVF en VI vertoonden dan dieren zonder meniscusscheur (Wustefeld-Janssens et al., 2015). Uit deze studies kan dus aangenomen worden dat het gebruik van een krachtplaat een positief effect kan hebben op de diagnose van meniscusscheuren. 22

De strenge selectie die is uitgevoerd voor het verzamelen van de gegevens van de dieren kan eveneens een oorzaak zijn voor de afwezigheid van een correlatie tussen de mankheidsscore en het al dan niet aanwezig zijn van een meniscusscheur bij de dieren. In de studie is enkel gebruik gemaakt van dieren met een volledige kruisbandruptuur, waardoor honden met een partiële scheur van de voorste gekruiste band zijn uitgesloten. Daarnaast werden dieren met andere bijkomende aandoeningen zoals heupdysplasie of patellaluxatie eveneens uitgesloten voor de studie. Deze strenge selectie kan uiteindelijk leiden tot een graad van bias. Om na te gaan of deze zaken een effect hebben op de uitkomst van het onderzoek is het mogelijk om met een groter aantal dieren te werken en om eveneens dieren met een partiële ruptuur van de voorste gekruiste band op te nemen in de studie. 3.2.2. Variatie in graad van degeneratieve effecten Naast de variatie in beoordeling van de dieren spelen de degeneratieve effecten in het kniegewricht eveneens een zeer belangrijke rol in verband met de diversiteit van mankheidsgraad bij de honden in deze studie. Ten gevolge van de instabiliteit die ontstaat in de knie na ruptuur van de voorste gekruiste band zullen verschillende degeneratieve effecten ontstaan, zoals synovitis, kraakbeenschade en osteoarthrose (Frost-Christensen et al., 2008). De meeste dieren zullen voornamelijk de eerste twee weken na het ontstaan van het kruisbandletsel en meniscusletsel een ernstige graad van mankheid vertonen, dewelke zal afnemen over een periode van enkele weken. Ten gevolge van de blijvende instabiliteit in het kniegewricht zal er steeds een bepaalde graad van synovitis aanwezig blijven, waardoor de honden nooit volledig mankvrij zijn (Harasen, 2002; Carobbi en Ness, 2009). Vaak vertonen dieren een individueel verschil in de graad van deze degeneratieve effecten, wat zou kunnen verklaren waarom er geen significante correlaties aangetoond konden worden tussen de graad van mankheid en de verschillende klinische parameters zoals pijn bij flexie en extensie en opzetting van het kniegewricht. Voor de behandeling van deze degeneratieve effecten kan gebruik gemaakt worden van verschillende soorten therapieën. Vaak wordt er een conventionele therapie toegepast, bestaande uit pijnstillende medicatie al dan niet in combinatie met fysiotherapie. Daarnaast worden er momenteel eveneens andere experimentele therapieën onderzocht voor behandeling van de degeneratieve effecten. Heikkilä et al. (2014) toonden aan dat intra-articulaire injectie van botulinum toxine A bevorderend zou zijn bij de behandeling van osteoarthrose in verschillende gewrichten. De graad van mankheid werd in deze studie eveneens beoordeeld aan de hand van de peak vertical force en de vertical impulse en er werd een significante stijging opgemerkt van beide parameters bij dieren die behandeld waren met deze therapie (Heikkilä et al., 2014). 23