ADVIES van de ADVIESCOMMISSIE A

Vergelijkbare documenten
ADVIES ADVIESCOMMISSIE A

DE KONINKLIJKE NEDERLANDSNEESKUNST IS DE ORGANISATIE VAN EN VOOR ARTSEN IN NEDERLAND

ADVIES ADVIESCOMMISSIE A

ADVIES ADVIESCOMMISSIE A

Beleidsregels herregistratie RGS. Geconsolideerde versie

Beleidsregels herregistratie RGS Geconsolideerde versie juni 2016

Reglement Herregistratie Klinisch Fysici

College Tandheelkundige Specialismen Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde

Herregistratie: De actualiteiten. Mr. Vivienne Schelfhout-van Deventer KNMG

CENTRAAL COLLEGE VOOR DE FARMACIE BESLUIT NO REGISTRATIE EN HERREGISTRATIE OPENBARE FARMACIE

CENTRAAL COLLEGE VOOR DE FARMACIE BESLUIT NO. 11 BESLUIT REGISTRATIE EN HERREGISTRATIE ZIEKENHUISFARMACIE

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb JAARVERSLAG 2017

Besluit Herregistratie specialisten 15 Meest gestelde vragen door medisch specialisten

Commissie van Bezwaar en Beroep

College Geneeskundig Specialismen

College Geneeskundige Specialismen

gezien het daartegen op 24 september 2012 ingediende pro forma bezwaarschrift, aangevuld bij brief van 11 september 2013,

Mogelijkheid tot indienen zienswijze is geen rechtsbescherming

CBE-1142 (030)

College Geneeskundige Specialismen

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen. Stand van zake herregistratie. Voorjaarsvergadering NVMKA 31 mei 2013 Amsterdam

College Geneeskundige Specialismen

ANONIEM BINDEND ADVIES

Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst.

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

Wijziging Kaderbesluit CSG

Rapport. Datum: 28 november 2003 Rapportnummer: 2003/440

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb. JAARVERSLAG 2015 en 2016

Goedgekeurd door de Minister van VWS op 25 juni 2012, besluit MEVA/BOA In werking per 1 juni 2012.

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

ANONIEM BINDEND ADVIES

Regeling Kwaliteitsregister Psychotherapie

Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat),

ECLI:NL:RBDHA:2016:5688

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid OUD

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

Eisen en voorwaarden herregistratie huisartsen

NOTITIE REGISTRATIE VOOR ANESTHESIOLOOG-PIJNSPECIALISTEN EN INSTELLINGEN VOOR PIJNGENEESKUNDE

MEDISCH SPECIALISTEN REGISTRATIE COMMISSIE (BELEIDSREGELS HERREGISTRATIE)

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid 1

vast te stellen de Interne klachtenregeling gemeente het Bildt:

1. Het verloop van de procedure

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt)

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders

Het College van Beroep voor de Examens van de Radboud Universiteit Nijmegen doet hierbij uitspraak inzake het beroep van:

ECLI:NL:RBZWB:2016:6366

Selectielijst vereniging FGzP (Federatie van gezondheidszorgpsychologen)

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

Centraal College Medische Specialismen

Reglement Bezwaar en Beroep Inschrijving Register GBL

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

Beslissing op bezwaar

Besluit Herregistratie specialisten 16 Meest gestelde vragen door medisch specialisten

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

PROCES HERREGISTRATIE PHYSICIAN ASSISTANTS

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

OORDEEL. Het verzoek tot onderzoek betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, hierna (ook) te noemen: de gemeente.

het Reglement NVLF-Registers

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft,

Beslissing op bezwaar

tegen een besluit Adressen en telefoonnummers Bezoekadres Gemeentekantoor Oranjeplein 1, Pijnacker Postadres Postbus 1, 2640 AA Pijnacker

ECLI:NL:RVS:2015:1768

Beslissing op bezwaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Herregistratie BIG-register Terugblik en cijfers. Februari Postbus DR Heerlen

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

College Geneeskundige Specialismen

U I T S P R A A K en

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

d. Secretaris: de medewerker van het LUMC die door de raad van Bestuur is aangesteld als ambtelijk secretaris klachtenadviescommissie;

OVERGANGSREGELING M&G

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

Proces behandeling bezwaarschriften

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet.

Gelet op artikel 9 van het Bestuursreglement College gerechtelijk deskundigen en de bepalingen van de Algemene Wet bestuursrecht;

B.2. Eisen herregistratie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Reglement van Orde Adviescommissie Regeling Specialismen Farmacie

ECLI:NL:CRVB:2017:570

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Transcriptie:

ADVIES van de ADVIESCOMMISSIE A Referentie Utrecht, 9 januari 2017 ACO 17-61204 Van Adviescommissie voor behandeling van bezwaren ex artikel 42 Regeling specialismen en profielen geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) Aan Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) Onderwerp Advies inzake het bezwaar van A, verder te noemen de arts, gericht tegen de beslissing van de RGS d.d. 8 juni 2016, waarbij is besloten om zijn aanvraag tot hernieuwde inschrijving in het register van artsen voor maatschappij en gezondheid, arts indicatie en advies KNMG en arts beleid en advies KNMG af te wijzen. ADVIES De adviescommissie acht het bezwaar van de arts ongegrond en adviseert de RGS om het bestreden besluit in stand te laten. Feiten en verloop van de procedure o De arts is per 7 oktober 1999 ingeschreven in het register van artsen voor maatschappij en gezondheid. o Op 29 maart 2014 verzocht de arts aan de RGS om hem de formulieren voor vervroegde herregistratie toe te zenden. Omdat de arts de door de RGS tweemaal aan hem toegezonden herregistratieformulieren niet retourneerde, expireerde de laatste inschrijving van de arts op 7 oktober 2014. De RGS heeft de arts op 15 juni 2015 meegedeeld dat zijn inschrijving per 7 oktober 2014 van rechtswege is vervallen. Met een op 3 juli 2015 ontvangen brief d.d. 30 juni 2015, aangevuld op 24 juli 2015 heeft de arts hiertegen bezwaar gemaakt. Nadat de adviescommissie op 31 augustus 2015 hierover advies had gegeven, heeft de RGS de arts bij besluit van 21 september 2015 niet-ontvankelijk verklaard in dit bezwaar. o Op 20 augustus 2015 heeft de arts een aanvraag tot herregistratie ingediend. De RGS heeft deze aangemerkt als aanvraag tot herintreding. De RGS heeft de arts gevraagd om vóór 29 oktober 2015 zijn aanvraag aan te vullen. Na daarvoor uitstel te hebben gekregen, heeft de arts op 13 november 2015 gereageerd. o De RGS de arts bij brief van 17 december 2015 op de hoogte gesteld van het voornemen om de aanvraag tot herintreding af te wijzen. Daarbij is hij in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze hierop kenbaar te maken. Per email van 30 december 2015 vraagt de arts om een zienswijzegesprek. Bij brief van 10 januari geeft de arts een schriftelijke zienswijze. Op 8 maart 2016 heeft de arts zijn zienswijze mondeling kenbaar gemaakt. Daarbij heeft de RGS hem in de gelegenheid gesteld om nadere stukken over te leggen. Nadat hij om uitstel hiervoor had verzocht en gekregen, heeft de RGS op 26 april 2016 een reactie van de arts ontvangen. o Op 8 juni 2016 heeft de RGS besloten om de aanvraag van de arts tot herregistratie, aangemerkt als aanvraag tot herintreding, af te wijzen. 1/7

o Met een op 12 juli 2016 per email omdat volgens de arts de gewone post onbetrouwbaar is en op 13 juli 2016 per post ontvangen brief d.d. 11 juli 2016, maakt de arts pro forma bezwaar tegen dit besluit, en geeft hij aan dat de motivering van het bezwaar zal volgen. De adviescommissie heeft hem hiervoor bij brieven van respectievelijk 14 juli 2016 en 10 augustus 2016 de gelegenheid gegeven tot 29 juli 2016 en, vanwege het uitblijven van een reactie hierop, vervolgens tot uiterlijk 16 augustus 2016. De arts heeft met een op 16 augustus 2016 ontvangen brief d.d. 12 augustus 2016 gereageerd en verwezen naar het door hem ingediende verzoek om voorlopige voorziening. In zijn email van 16 augustus 2016 vraagt de arts om de stukken per post toe te sturen en zo weinig mogelijk per email. o Op 15 juli 2016 heeft de arts een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, dat hij heeft aangevuld op 23 juli 2016 en 19 augustus 2016. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2016 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen omdat er geen sprake is van spoedeisend belang. o De RGS heeft desgevraagd een schriftelijke toelichting d.d. 8 september 2016 met bijlagen ingediend, waarin een reactie is gegeven op hetgeen door de arts in het bezwaarschrift is gesteld. Per email van 12 september 2016 en brief van 14 september 2016 reageert de arts hierop. o Op 22 september 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Na afloop daarvan heeft de adviescommissie besloten om de advisering over het bezwaar aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het gesprek dat de RGS, naar aanleiding van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening, op 28 september 2016 had gepland met de B, voormalig afdelingshoofd van de arts. Bij brieven van 29 september 2016 heeft de adviescommissie de arts en de RGS hierover geïnformeerd. o Op 28 september 2016 heeft het gesprek van de RGS met B plaatsgevonden. Bij brief van 14 oktober heeft de RGS haar standpunt naar aanleiding van dit gesprek kenbaar gemaakt. De arts heeft bij brief van 19 oktober 2016 gereageerd en heeft daarbij de adviescommissie gevraagd om hem een termijn te stellen voor het indienen van een reactie. De adviescommissie heeft de arts bij brief van 25 oktober 2016 gevraagd om uiterlijk 8 november 2016 te reageren op het nadere standpunt van de RGS. o Bij email van 8 november 2016, 12.47 uur, geeft de arts aan dat de gegeven termijn voor hem te kort was en dat zijn reactie binnen 72 uur wordt toegezonden. De adviescommissie heeft hem vervolgens uitstel gegeven voor het indienen van zijn reactie, in te dienen per email, tot 11 november, 9.00 uur. Bij brief van 10 november 2016 deelt de RGS de arts mee dat de beslistermijn wordt verlengd. Op 11 november 2016, om 16.57 uur deelt de arts per email, gezonden aan het bureau herregistratie van de RGS, mee dat hij zijn reactie op deze dag ter post bezorgt. Deze reactie is op 14 november 2016 per gewone post ontvangen. o Op 17 november 2016 worden de arts en de RGS uitgenodigd voor een nieuwe hoorzitting op 1 december 2016, waarbij wordt aangegeven dat stukken tot 10 dagen voor de hoorzitting, dus 21 november 2016, kunnen worden toegezonden. De arts geeft per email van 18 november 2016 aan dat hij deze indieningstermijn tekort vindt en zendt daarbij één van de stukken die hij wenst over te leggen toe. Ook geeft hij aan in tegenstelling tot de gewone post zijn email onregelmatig te lezen. Bij brief van 21 november 2016 wordt aan de arts en de RGS meegedeeld dat de hoorzitting is verzet naar 15 december 2016, met de mogelijkheid om tot 5 december 2016 stukken toe te zenden. Met een email van 22 november 2016 bericht de arts dat hij nadere stukken zal toezenden, dan wel deze ter hoorzitting over zal leggen, en geeft hij aan dat hij het vanwege de mogelijkheid tot beïnvloeding aan de commissie laat om getuigen of deskundigen op te roepen. Met een email van 3 december 2016 reageert de arts en zendt nadere stukken. o Op 15 december 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Ontvankelijkheid Het bezwaarschrift is ingediend binnen zes weken en voldoet ook overigens aan de eisen van ontvankelijkheid. 2/7

Besluit RGS De RGS heeft op 8 juni 2016 besloten om de aanvraag van de arts tot hernieuwde inschrijving in het register van artsen voor maatschappij en gezondheid, arts indicatie en advies KNMG en arts beleid en advies KNMG af te wijzen. Op grond van de beschikbare stukken kan de RGS niet anders dan concluderen dat de arts gedurende de referteperiode van 7 oktober 2009 tot 20 augustus 2015 niet in voldoende mate werkzaam is geweest als arts voor maatschappij en gezondheid, arts indicatie en advies KNMG en arts beleid en advies KNMG om voor herintreding in aanmerking te komen. Bezwaar van de arts De arts heeft samengevat en voor zover hier van belang het volgende aangevoerd. Met de door hem overgelegde stukken, of stukken die door hem kunnen worden overgelegd (verklaringen, dagindelingen, agenda, uitgebrachte medische adviezen), is aangetoond dat hij in de periode tot 1 september 2013 feitelijk 24 uur per week, zelfs meer, werkzaamheden in het specialisme heeft verricht. De RGS moet hem tegemoet komen in de wijze van bewijsvoering. De RGS heeft onvoldoende acht geslagen op de door hem overgelegde bewijsstukken. De kosten van over te leggen verklaringen van een accountant of belastingconsulent over de periode ná 1 september 2013 zijn niet in verhouding tot de in deze periode gegenereerde inkomsten en zijn ook niet objectief. Hij heeft ook werkzaamheden voor weinig of voor niets verricht. Overwegingen Op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is een register ingesteld waarin degene die aan de gestelde voorwaarden voldoet als arts kan worden ingeschreven. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst van de KNMG een regeling op grond van artikel 14 van de Wet BIG, hierna: de Regeling heeft het College Geneeskundige Specialismen (CGS) tot taak het vaststellen van criteria op grond waarvan deelgebieden van de geneeskunde als specialisme kunnen worden aangewezen. Ook heeft het CGS tot taak om te besluiten tot het instellen van het daarbij behorende register en het vaststellen van de titel die een in dat register ingeschreven specialist mag voeren. Verder heeft het CGS tot taak het vaststellen van de eisen die worden gesteld aan de inschrijving in een specialistenregister en het vaststellen van de eisen die worden gesteld aan het opnieuw, al dan niet aansluitend, al dan niet op grond van gelijkgestelde werkzaamheden, inschrijven in het specialistenregister. Volgens artikel 27 van de Regeling heeft de RGS tot taak onder meer het (opnieuw, al dan niet aansluitend, al dan niet op grond van gelijkgestelde werkzaamheden,) inschrijven van een arts in een specialistenregister. Artikel 32, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de RGS de persoon die daarom verzoekt en die voldoet aan de door het College Geneeskundige Specialismen (CGS) en de RGS vastgestelde eisen inschrijft in een specialistenregister voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Het CGS heeft de regels neergelegd in het Kaderbesluit CSG, het Kaderbesluit profielen, het besluit herregistratie specialisten en het Besluit profielen maatschappij en gezondheid. o Toetsingskader, toepassing oude of nieuwe regelgeving Allereerst constateert de adviescommissie dat tot 1 januari 2016 de bepalingen over herregistratie waren opgenomen in het Kaderbesluit CSG (Titel III, artikelen D.14.a. tot en met D.23.). Met ingang van 1 januari 2016 is het Besluit herregistratie specialisten van kracht. Daarmee zijn de genoemde artikelen (grotendeels) komen te vervallen. Het nieuwe Besluit herregistratie bevat geen overgangsregeling voor het geval van een de ingangsdatum overschrijdende aanvraag- (of bezwaar-) procedure. 3/7

Volgens vaste jurisprudentie van de bestuursrechter is bij het ontbreken van een overgangsregeling het uitgangspunt dat bij de beslissing rekening wordt gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen en dat het recht wordt toegepast zoals dat op dat moment geldt. Een bezwaarschrift mag er echter, behoudens uitzonderingen, niet toe leiden dat de beslissing hierop wordt gebruikt om een verslechtering van de positie van de indiener te bereiken die zonder de bezwaarprocedure niet mogelijk zou zijn Verder merkt de adviescommissie op dat de RGS bij het Besluit herregistratie beleidsregels heeft vastgesteld die in werking treden per 1 januari 2017. Daarbij is bepaald dat op aanvragen die zijn ingediend vóór deze datum de beleidsregels worden gehanteerd zoals deze vóór die datum van toepassing waren. Ditzelfde is bepaald voor bezwaar en beroep tegen de beslissing op deze aanvragen. Bij dit advies worden daarom voor zover mogelijk de beleidsregels betrokken, zoals deze zijn vastgesteld voor de vergelijkbare bepalingen onder het Kaderbesluit CSG. Uit het bovenstaande volgt dat de aanvraag van de arts moet worden getoetst aan het Besluit herregistratie. o Besluit herregistratie specialisten In artikel B.1. van het Besluit herregistratie is opgenomen dat het stelsel van herregistratie en herintreding als doel heeft: a. te borgen dat hernieuwing of opnieuw inschrijving van de bevoegdheid van de specialist tot het voeren van zijn specialistentitel plaatsvindt op voorwaarde dat deze beschikt over voldoende deskundigheid binnen het eigen werkgebied; b. de kwaliteit van de zorg te bevorderen, voor zover deze beïnvloed wordt door de deskundigheid en het (individueel en in groepsverband) functioneren van de specialist. Volgens artikel B.2., eerste lid, herregistreert de RGS een specialist als de specialist in de vijf jaar direct voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan voor zover hier van belang de eis dat deze het specialisme in voldoende mate en regelmatig heeft uitgeoefend (a.). Onvoorziene omstandigheden of verplichtingen, al dan niet vrijwillig aangegaan, waardoor de specialist niet voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, worden bij de beoordeling van de aanvraag tot herregistratie niet in aanmerking genomen, aldus het tweede lid. Op grond van het derde lid kan de RGS in bijzondere gevallen en met redenen omkleed afwijken van de in dit besluit gestelde eisen. Blijkens de bij dit artikellid behorende toelichting is de hier bedoelde discretionaire bevoegdheid voor de RGS om onderbouwd van de eisen af te wijken onder andere bedoeld voor de specialist die door verblijf in het buitenland feitelijk niet aan een of meer van de eisen kan voldoen. Hetzelfde geldt voor schrijnende gevallen waarbij het vasthouden aan de eisen strijdigheid met de redelijkheid en proportionaliteit zou opleveren. De eisen voor herregistratie zullen in dat geval in onderlinge samenhang, mede in het licht van de Wet BIG moeten worden bezien. Artikel B.3. bepaalt in het eerste lid dat een specialist zijn specialisme in voldoende mate en regelmatig heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel B.2., eerste lid, onder a., indien deze gemiddeld over vijf jaar ten minste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaamheden heeft verricht. Van regelmatige uitoefening van het specialisme is geen sprake indien de werkzaamheden langer dan twee jaar aaneengesloten zijn onderbroken, aldus het tweede lid. Volgens het vierde lid heeft een arts maatschappij en gezondheid, in afwijking van het eerste lid, zijn specialisme in voldoende mate uitgeoefend indien hij gemiddeld over vijf jaar ten minste acht uur per week in het betreffende specialisme werkzaam is geweest en ten minste acht uur per week gelijkgestelde werkzaamheden, als bedoeld in artikel B.12., heeft verricht. In de toelichting hierop is opgenomen dat in dit artikel de eis van voldoende en regelmatige uitoefening nader wordt gekwantificeerd en geborgd dat het vak bekwaam en bevoegd wordt uitgeoefend, ook als 4/7

die uitoefening niet het volledige spectrum van het specialisme bestrijkt. Volgens de regels voor het aanwijzen van het specialisme betreffen de specialismen het gebied van de individuele gezondheidszorg en is een extra verwijzing naar de Wet BIG overbodig. Het vierde lid is overgenomen uit het Kaderbesluit CSG. Reguliere herregistratie vindt plaats op grond van gemiddeld ten minste 16 uur per week relevante werkzaamheden gedurende vijf jaar. De helft daarvan kan worden gecompenseerd door een aantal uren gelijkgestelde werkzaamheden. Het gaat hierbij dus om een combinatie van reguliere werkzaamheden in het eigen specialisme en gelijkgestelde werkzaamheden. Herregistratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden als bedoeld in artikel B.12. vindt plaats op grond van ten minste 16 uur per week gelijkgestelde werkzaamheden. De specialist verzamelt bewijsstukken van de onderdelen genoemd in artikel B.2., eerste lid, en legt deze bewijsstukken desgevraagd aan de RGS over, aldus artikel B.7. Als beleidsregel bij artikel B.7. wordt betrokken de beleidsregel bij artikel D.21 van het Kaderbesluit CGS (artikel 58a van de Beleidsregels RGS). Deze luidt dat bij een aanvraag tot herintreding verklaringen dienen te worden overgelegd van de werkzaamheden. De verklaring wordt schriftelijk vastgelegd op een door de RGS vastgesteld formulier. Op het aanvraagformulier is opgenomen dat de arts bewijsstukken bijsluit, waaruit blijkt dat hij aan de minimumeis van gemiddeld ten minste zestien uur per week patiëntgebonden zorgverlening is voldaan. Uit de verklaring dient de aard, de duur en de omvang van de werkzaamheden te blijken. De verklaring verschilt afhankelijk van de omgeving waar de werkzaamheden worden verricht. Artikel B.11, eerste lid. bepaalt dat een arts die in één van de registers van de RGS ingeschreven is geweest, maar van wie de inschrijving is doorgehaald, bij de RGS een aanvraag kan indienen om opnieuw te worden ingeschreven. De RGS beoordeelt op grond van de door de arts overgelegde bewijsstukken of de arts in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de doorhaling tot het tijdstip van de aanvraag om opnieuw te worden ingeschreven, aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan, aldus het tweede lid. Indien de RGS vaststelt dat de arts volledig aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan kan, hij opnieuw worden ingeschreven. (derde lid) Volgens het vierde lid kan de arts, indien de RGS vaststelt dat de arts niet aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan, opnieuw worden ingeschreven nadat hij met goed gevolg een individueel scholingsprogramma heeft voltooid, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in het Kaderbesluit CSG. o Toetsing aan Besluit herregistratie specialisten De adviescommissie overweegt allereerst dat de RGS de aanvraag van de arts terecht heeft behandeld als een aanvraag tot herintreding. Immers, alle stukken voor deze aanvraag (20 augustus 2015), waaronder de betaling (28 januari 2015) van het verschuldigde tarief, zijn nà de expiratiedatum 7 oktober 2014 van zijn vorige inschrijving ingekomen. Dat de RGS de arts eerst op15 juni 2015 heeft geïnformeerd over deze doorhaling van rechtswege, doet hieraan niets af. De adviescommissie constateert dat de regelgeving criteria stelt voor de herintreding. Om voor herintreding in aanmerking te komen moet de arts in de referteperiode van 7 oktober 2009 tot 20 augustus 2015 aan de herregistratie-eisen hebben voldaan. De voor de arts gehanteerde referteperiode is gebaseerd op hetgeen hierover in de regelgeving is bepaald de: periode van vijf jaar voorafgaand aan de doorhaling tot het tijdstip van de aanvraag om opnieuw te worden ingeschreven. Verder constateert de adviescommissie dat de referteperiode voor de werkzaamheden is te splitsen in twee perioden: o van 7 oktober 2009 tot 1 september 2013, in loondienst, en o van 1 september 2013 tot 20 augustus 2015, als zelfstandige. 5/7

Naar het oordeel van de adviescommissie is het aantal uren dat de arts werkzaamheden in het specialisme heeft verricht onvoldoende om in aanmerking te komen voor herintreding. Gelet op de stukken van het bezwaar en het verhandelde ter hoorzitting acht de adviescommissie het aannemelijk dat de arts in een week gemiddeld meer uren werkzaamheden in het specialisme heeft verricht dan de18 uur die in de overgelegde werkgeversverklaring is opgenomen. Echter, hoewel het daadwerkelijke aantal gewerkte uren niet concreet is vast te stellen, concludeert de adviescommissie dat dit aantal in ieder geval minder is dan hetgeen voor herintreding is vereist. De adviescommissie overweegt hierover het volgende. Bij een aanvraag (in dit geval om herintreding) is het in beginsel aan de arts om bewijsstukken over te leggen over de door hem verrichte werkzaamheden. Indien deze beschikbaar is, zoals in dit geval voor de periode dat de arts in loondienst werkte, stelt de RGS het gemiddeld aantal uren dat per week in het specialisme aan werkzaamheden is verricht, terecht in beginsel vast aan de hand van de door de werkgever hierover afgegeven verklaring. Dit neemt niet weg dat het aantal uren op andere wijze kan worden aangetoond. De aard, duur en omvang van de werkzaamheden dienen echter ook uit die stukken voldoende concreet en objectief te kunnen worden vastgesteld. De arts heeft de overgelegde werkgeversverklaring bestreden. Ter adstructie van het door hem, in afwijking van de werkgeversverklaring, gestelde gemiddeld aantal uren per werkweek (minimaal) 24 uur heeft de arts meerdere (en uiteenlopende) verklaringen afgelegd dan wel overgelegd. De adviescommissie is van oordeel dat de eigen verklaringen en verklaringen van oud-collega s, secretaresses, agenda s, dagindelingen en dergelijke niet kunnen worden aangemerkt als bewijs op grond waarvan concreet en objectief het aantal uren werkzaamheid kan worden vastgesteld. Dit geldt ook voor informatie op een USB-stick over tijdstippen waarop adviezen werden verzonden. Bij de overgelegde stukken bevindt zich ook een verklaring d.d. 7 oktober 2015 van de voormalig leidinggevende van de arts. Hierin is opgenomen dat de arts per week drie dagen werkte, dus 24 uur. Meestal betrof het echter meer uren, omdat hij een deel thuis moest afwerken. De verklaring van de voormalig leidinggevende wijkt af van de formele werkgeversverklaring. Daarom heeft de RGS, met het oog op een zorgvuldige besluitvorming, onderzoek verricht naar deze verklaring en heeft met deze voormalig leidinggevende op 28 september 2016 een gesprek gehad, waarbij hij is bevraagd op het aantal uren dat de arts werkzaamheden verrichtte. De adviescommissie is met de RGS van oordeel dat uit de verklaring en het daaraan gerelateerde gesprek weliswaar aannemelijk is geworden dat de arts gemiddeld meer dan 18 uren per week heeft gewerkt, maar dat onvoldoende duidelijk is geworden wat dan wel als gemiddeld aantal uren per week moet worden aangenomen. Daarbij komt dat deze voormalig leidinggevende, vanwege de beëindiging van zijn eigen dienstverband, geen verklaring kan afleggen over de gehele periode dat de arts in loondienst was. Voorts is de adviescommissie gebleken dat, zou al (over 40 maanden) een 24-urige werkweek in loondienst moeten worden aangenomen, dit nog niet voldoende zou zijn om aan de urennorm voor herintreding te voldoen. Immers, zoals ter hoorzitting van 15 december 2017 door de RGS uiteen is gezet moeten, bij gemiddeld 16 uur per week, in vijf jaar 4884 uur werkzaamheden zijn verricht. De werkgeversverklaring vermeldt dat gedurende 48 maanden 18 uur per week is gewerkt. Zelfs als de verklaring van de voormalig leidinggevende zo zou worden geïnterpreteerd dat daaruit blijkt dat de arts over 40 maanden per week 24 uur heeft gewerkt, resteert nog steeds een tekort van 104 uren. Om te voldoen aan de ureneis zou dus ook nog een aantal uren, dat de arts als zelfstandige heeft gewerkt, in aanmerking moeten worden genomen. De arts heeft over deze periode echter geen objectieve verklaringen overgelegd. Dat hij om hem moverende (financiële) redenen geen verklaring wenst op te laten stellen over deze werkzaamheden, dient voor zijn eigen rekening en risico te komen. Het is niet aan de RGS om de arts zonder meer en geheel tegemoet te komen in de leemte in de bewijsstukken. 6/7

De adviescommissie is van oordeel dat aan de hand van de beschikbare stukken onvoldoende vast is komen te staan dat de arts in de gehele referteperiode gemiddeld meer dan 16 uur per week werkzaamheden in zijn specialisme heeft verricht. Verder heeft de adviescommissie beoordeeld of er sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel B.2., derde lid, van het Besluit herregistratie dat aanleiding is om af te wijken van de in dit besluit gestelde eisen. Zoals ook uit de toelichting op dit artikel blijkt, is afwijking slechts bedoeld voor schrijnende gevallen. Een dergelijke afwijkingsbevoegdheid zal naar haar aard slechts zelden en uitsluitend onder zeer bijzondere omstandigheden kunnen worden toegepast. De arts heeft geen argumenten aangevoerd en de adviescommissie is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die afwijking op grond van dit artikel rechtvaardigen. Ten slotte overweegt de commissie dat de RGS terecht het algemene belang bij het toepassen van de regelgeving heeft laten prevaleren boven het belang van de arts bij ongeclausuleerde herregistratie. De RGS is door de KNMG op grond van de Wet BIG ingesteld om het publieke belang te dienen. Het is haar taak om de gezondheid en veiligheid van het publiek te bewaken, beschermen en te bevorderen. Dat doet zij door het uitvoeren van de regels van het College Geneeskundige Specialismen (CGS) over de kwaliteitseisen aan medisch specialisten/profielartsen, zoals opgesteld door het CGS. Het betekent dat de RGS bij het nemen van besluiten het belang van de samenleving en de patiënt boven het belang van de specialist/profielarts dient te stellen, zonder het belang van de arts uit het oog te verliezen. Het komt erop neer dat de samenleving erop moet kunnen vertrouwen dat een in Nederland erkende geregistreerde geneeskundig specialist/profielarts altijd aan de wettelijke eisen voldoet. De adviescommissie is niet gebleken van belangen van de arts die opwegen tegen het genoemde publieke belang. Dat de arts problemen heeft bij het leveren van bewijs is in ieder geval niet een dergelijk belang. Verder heeft de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 1 september 2016 reeds geconstateerd dat het ontbreken van de specialistentitel voor de arts geen belemmering is voor het uitvoeren van zijn huidige werkzaamheden. Ook hierin is dus geen belang van de arts gelegen. Conclusie Op grond van het voorgaande is de adviescommissie van oordeel dat de RGS terecht heeft besloten om de aanvraag van de arts tot herintreding af te wijzen. Aldus uitgebracht door: mr. T. Vroon (voorzitter), mr. K.H. Sanders (jurist), drs. J. dos Santos (specialist maatschappij en gezondheid), in tegenwoordigheid van mevrouw mr. I. van Zon-Roobol, secretaris. Namens de adviescommissie Utrecht, 9 januari 2017 mr. T. Vroon, voorzitter mevrouw mr. I. van Zon-Roobol, secretaris 7/7