code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 1 van 5 Versie datum toelichting 09 08-01-2016 Bremen, Hessen en Nedersaksen zijn art 10 geworden 10 26-02-2016 Toevoeging over IBR verklaring herkomstbedrijf en aanpassing onder 5.1 11 24-03-2016 Correctie bij vorige wijziging onder 5.1 12 20-10-2016 Art. 10 regio s aangepast 13 22-03-2017 Art 10 regio s aangepast, verduidelijking testmethode en aanpassing verklaring voor slachtrunderen 14 29-08-2017 Art 10 regio s aangepast - heel Duitsland is art 10 1 Onderwerp Deze instructie beschrijft de aanvullende voorwaarden die gesteld worden bij de uitvoer naar Lidstaten of regio s die met betrekking tot infectieuze boviene rhinotracheïtis over de artikel 10 status beschikken. Op dit moment beschikken over de status artikel 10: Denemarken; Duitsland; Italië - regio Valle d'aosta en de autonome Provincie Bolzano ; Jersey (UK); Oostenrijk; Finland; Zweden. 2 Wettelijke basis 2.1 Regelgeving EU Richtlijn 64/432/EEG Beschikking 2004/558/EG 2.2 Regelgeving Nationaal Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren Regeling handel levende dieren en levende producten 3 Begrippen Artikel 10-status: De EU-diergezondheidsstatus van een regio of lidstaat die officieel vrij isvan een bepaalde ziekte. In deze instructie betreft dit infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR). 4 Benodigdheden
code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 2 van 5 5 Werkwijze 5.1 Fok- en gebruiksrunderen In het beslag van oorsprong mogen in de 12 maanden voorafgaand aan de export geen klinische of pathologische verschijnselen zijn geconstateerd die in verband kunnen worden gebracht met IBR. Dit kan bij certificering aangetoond worden aan de hand van een schriftelijke verklaring van de practicus (zie bijlage 1) of van een IBR-vrij certificaat afkomstig van de GD (Gezondheidsdienst voor Dieren). Dit IBR-vrij certificaat dient minstens 12 maanden in het bezit van de veehouder te zijn. Bij export vanaf een zogenaamde satellietstal (min. 30 dgn verzamelen op een bedrijf) waar ook andere runderen verblijven, moet er, naast de verklaringen van alle herkomstbedrijven, ook een verklaring zijn van het bedrijf vanwaar de dieren vertrekken. De te exporteren runderen mogen niet tegen IBR zijn ingeënt. De runderen moeten vóór de verzending gedurende 30 dagen zijn geïsoleerd. De criteria waaronder deze isolatie moet plaatsvinden zijn opgenomen in de NVWA werkinstructie HORQU-001. Ook kan het volledige bedrijf 30 dagen in isolatie gaan. Gedurende deze tijd kan dan geen enkele aan- of afvoer plaatsvinden. Alle runderen welke zich binnen de isolatievoorzieningen bevinden moeten tenminste 21 dagen ná aankomst in de isolatieruimte een serologische test met negatief resultaat op IBR antistoffen hebben ondergaan. Deze IgB (Elisa) test moet worden uitgevoerd bij het WBVR te Lelystad of de GD te Deventer te betreffen. De IBR test is maximaal 21 dgn geldig na de datum van bloedafname. Indien blijkt dat één of meerdere runderen positief op de test hebben gereageerd dan moeten alle positieve dieren uit de isolatie worden verwijderd. Tenminste 21 dagen na deze verwijdering moeten alle zich binnen de isolatie bevindende runderen opnieuw, met negatief resultaat, worden getest. NB : bij iedere verlenging isolatie moet door de houder hiervan melding gedaan worden bij de NVWA (zie instructie HORQU-01) en zijn extra tussentijdse controles van de isolatie noodzakelijk! NB2 : de zogenaamde Deense test is niet erkend voor exportonderzoek op IBR Indien aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, wordt op het Tracescertificaat, onder afdeling C, toegevoegd dat de dieren voldoen aan artikel 3, lid 1 van Beschikking 2004/558/EG van de Commissie 5.2 Slachtrunderen De afvoer van slachtrunderen naar een Lidstaat of een regio daarvan met de artikel 10 status is toegestaan indien de dieren vanaf de plaats van exportcertificering (een
code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 3 van 5 veehouderij óf een VC in Nederland) rechtstreeks worden geëxporteerd naar een slachthuis in de lidstaat van bestemming. Op het Tracescertificaat, onder afdeling C, wordt in geval van slachtrunderen geen IBR verklaring toegevoegd. 6 Registratie en archivering 7 Interventie 7.1 verantwoordelijkheden De officiële dierenarts die certificering verricht is verantwoordelijk voor de gecertificeerde vrijwaring ten aanzien van de ontvangende Lidstaat of een regio daarvan. Het CVI te Lelystad is verantwoordelijk voor het serologische onderzoek van de aangeboden bloedmonsters. De GD te Deventer is verantwoordelijk voor de afgifte van het IBR-vrij certificaat betreffende het bedrijf van herkomst en het serologische onderzoek van de aangeboden bloedmonsters. De practicus die verbonden is aan het bedrijf van herkomst is verantwoordelijk voor de afgifte van de verklaring betreffende de status van het bedrijf van herkomst. De exporteur is verantwoordelijk voor het aanleveren van informatie omtrent de status van het bestemmingsadres zoals dit in de regelgeving staat vermeld. 7.2 Interventie Bij omissies kan er niet gecertificeerd worden naar lidstaten met een IBR status Indien een eventueel herstel van verzuim meer tijd in beslag neemt dan de officiële dierenarts ter beschikking heeft, worden de werkzaamheden gestaakt. Verder wordt IB01-SPEC20 voor preventie en IB01-SPEC24 voor regeling handel gevolgd : link intranet: home> onderwerpen> regels voor ondernemers > dier > dierenwelzijn. formulieren dierenwelzijn > melden overtredingen Regeling preventie dierziekten 8 Arbo, milieu en veiligheid
code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 4 van 5 9 10 Divers 10.1 Bijlage 10.1.1 Bijlage 1 dierenartsverklaring fok- en gebruiksrunderen
code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 5 van 5 Bijlage 1 DIERENARTSVERKLARING voor te exporteren fok- en gebruiksrunderen Ondergetekende,..., practicus op het bedrijf met UBN:... verklaart dat op bovenstaand UBN geen klinische en/of pathologische verschijnselen zijn geconstateerd die in verband kunnen worden gebracht met IBR in de 12 maanden voorafgaand aan de export. Aldus naar waarheid ingevuld en ondertekend te... op... Handtekening: