P O L I T I E K P R O G R A M M A



Vergelijkbare documenten
Een betrouwbare overheid. Gemeentelijke samenwerking en financiën

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Referendum. Het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of gebied. Gert Beijer 09/11/2016

In gesprek over de inhoud van het onderwijs van de toekomst

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Maatschappijleer par. 1!

Dwarsdwarsdwars hhhhhhhhhhhhhhh

Wie bestuurt de provincie?

Verdieping: welke staat past bij jou?

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer voor jou Hoofdstuk 3 Politiek

Democratiequiz met achtergrondinformatie over democratie en rechtstaat

Quiz: welke staat past bij jou?

Verkiezingsprogramma

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

6,6. Samenvatting door een scholier 1139 woorden 2 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer POLITIEK

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

e Kamer Derde Kamer Handboek Politiek 2 der Staten-Generaal

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

Inhoud. Voorwoord 03. Missie en kernwaarden 07. Nieuwe perspectieven voor de toekomst 13. Beloften 23. Merkbaar en herkenbaar 37

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

VOORWOORD SAMEN SAMEN SAMEN

VERANDERING. GroenLinks Bergen op Zoom staat voor fundamentele keuzes bij de

Verslag college 4: De staat van burgerschapsonderwijs en een blik op de toekomst

Wij geloven dat je leven leuker is als je je eigen keuzes maakt.

Visie Missie. De missie van onze stichting is de volgende: wie je morgen bent creëer je vandaag met de som van gisteren

PvdA Amsterdam, 7 mei 2012

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

Hoofdlijn advies. Wat vind jij? Laat het ons weten op: Persoonlijke ontwikkeling. Basiskennis en -vaardigheden. Vakoverstijgend leren

5,8. Par 1: Staat! Par 2: Rechtstaat! Stelling door een scholier 1818 woorden 3 november keer beoordeeld.

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht Samen Sterker

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

rv 321 RIS 79718_ Initiatief-raadsvoorstel 12 oktober 2000 Verzelfstandiging openbaar onderwijs Inleiding

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Identiteitsdocument van Jenaplanschool de Sterrenwachter

Leerrechten: een werkbaar begrip? Paul Zoontjens Den Haag, VARO\/NVOR, 29 maart 2018

Loopbaan & Burgerschap VERANTWOORDINGSDOCUMENT

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Politieke beluistvorming

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren.

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Handboek Politiek deel 2

BEGINSELVERKLARING. Vastgesteld door de 125 e algemene vergadering op 15 november 2008 te Rotterdam

Surf ook naar

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming, paragraaf 1 t/m 6

Puzzel Historische ontwikkelingen parlementair stelsel

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Studenten lerarenopleiding. In gesprek over de inhoud van het onderwijs

Scholing als splijtzwam in de politiek

Wie bestuurt de provincie?

Lesmateriaal voor het (V)MBO

Inhoudsopgave Politiek en politieke wetenschap Staat en macht Breuklijnen en ideologieën

LANDSEXAMEN VWO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Figuur 1: Leerlingen in basisonderwijs ( )

Wat is een constitutie?

De maatschappelijke stage als onderdeel van burgerschapsvorming

Presentatie VTOI 8 april Paul Schnabel

Ik ben trots op Nederland. Met elkaar. hebben we veel bereikt. Ik zie kansen om. Nederland nog mooier te maken voor de

Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?

Cynisme over de politiek

Samenvatting Resolutie. Democratie van Nu. D66 krijgt het voor elkaar

Handboek Politiek 2. Derde Kamer der Staten-Generaal

KEUZEBEGELEIDING & PROFIELKEUZE KLAS 3

Morele Ontwikkeling van Jongeren. Hanze Jeugdlezing 2012

Een Lokaal Referendum of niet?

Verklarende woordenlijst

Werkgevers Ondernemers. In gesprek over de inhoud van het onderwijs

Wij geloven dat je leven leuker is als je je eigen keuzes maakt.

' Zijn wie je bent. Dat is geluk.'

' Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in toekomst om.' M. Vasalis

Wie beslist wat? Duur: minuten. Wat doet u?

We staan voor fundamentele keuzes bij deze verkiezingen. Kiezen we ervoor om de kloof

Derde Kamer Handboek Politiek 2

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Nieuwe koers brede school

Samen voor een sociale stad

Maatschappelijke. participatie en vertrouwen

Datum 8 februari 2016 Antwoord op schriftelijke vragen van het lid Mohandis (PvdA) over het bericht dat selectie aan de poort allochtonen dupeert

Voor het Huis voor democratie en rechtsstaat wordt geëxperimenteerd met proeftuinen

Informatiekaart VN-verdrag Handicap voor gemeenten

Handboek Politiek. Derde Kamer der Staten-Generaal

Eindexamen vmbo gl/tl geschiedenis en staatsinrichting II

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

LSVb visie op Decentrale Toelating

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

Van gunsten naar rechten voor leerlingen met beperkingen. Het VN-Verdrag over de rechten van personen met een handicap en onderwijs

Transcriptie:

1 P O L I T I E K P R O G R A M M A J o n g e D e m o c r a t e n M a a s t r i c h t A L V 6 0 2 0 1 1

2 Beginselverklaring De vereniging Jonge Democraten stelt zich als vrijzinnig-democratische jongerenorganisatie ten doel bij te dragen tot de individuele ontplooiing van alle mensen. Zij richt zich hierbij vooral op jongeren. Deze ontplooiing moet geschieden in vrijheid en verantwoordelijkheid, naar eigen inzicht en overtuiging, in solidariteit met de medemens en zonder politieke, sociale en economische discriminatie van anderen. De verscheidenheid van mensen en opvattingen is een positief te waarderen goed. De ontvankelijkheid voor deze verscheidenheid vormt de bron van het maatschappelijk denken van de Jonge Democraten. De JD kiest voor een open, pragmatische en duurzame aanpak van problemen. De JD streeft naar een radicale democratisering van de maatschappij opdat de principiële gelijkwaardigheid van alle mensen, individuele vrijheid, onderlinge solidariteit en rechtszekerheid zo goed mogelijk gegarandeerd worden.

3 Uitgebreide inhoudsopgave 1 Beginselen der Jonge Democraten 5 1.1 Vrijheid 5 1.2 Democratie 5 1.3 Vrijzinnigheid 5 1.4 Verantwoordelijkheid 5 1.5 Solidariteit 6 1.6 Verscheidenheid 6 2 Democratie & Openbaar Bestuur 7 2.1 Grondwet 7 2.1.1 Grondwetswijzigingen 7 2.1.2 Overheid, geloof en gelovigen 7 2.2 Bestuurlijke dichtheid 8 2.2.1 Eén middenbestuurslaag 8 2.2.2 Differentiatie van provincies 8 2.2.3 Waterschappen 8 2.2.4 Schaalvergroting gemeenten 8 2.3 Directe democratie 8 2.3.1 Nationaal referendum 8 2.3.2 Lokaal en provinciaal referendum 8 2.3.3 Burgerinitiatief 9 2.3.4 Volksinitiatief 9 2.3.5 Gekozen bestuurders 9 2.3.6 Benoeming bestuurders ZBO's 9 2.3.7 Voorzitter gemeenteraad 9 2.4 Verkiezingen 10 2.4.1 Kiesstelsel 10 2.4.2 Stemgerechtigde leeftijd 10 2.4.3 Decentralisatie verkiezingen GR en PS 10 2.4.4 Stemplicht 10 2.4.5 Opkomstbevorderende maatregelen 10 2.5 Politieke Partijen 10 2.5.1 Partijen en bewegingen 10 2.5.2 Financiering lokale partijen 10 2.5.3 Donaties 11 2.6 Parlement & Regering 11 2.6.1 Parlement met één kamer 11 2.6.2 Minderheidsenquête 11 2.6.3 Ondertekening nieuwe wetten 11 2.6.4 Zakenkabinet 11 3 Onderwijs 12 3.1 Rol van de overheid 12 3.2 Peuteronderwijs 12 3.3 Basisonderwijs 13 3.3.1 Brede Scholen 13 3.4 Beroepsonderwijs: vmbo en mbo 13 3.5 Voortgezet onderwijs: havo en vwo 14 3.6 Hoger onderwijs 14 3.6.1 Optimaal gebruik van talent 14 3.6.2 Een toegankelijk hoger onderwijs 15 3.6.3 Ruim baan voor excellentie 15 3.6.4 Belonen van kwaliteit 15 3.6.5 Ruimhartige financiering 16 3.7 Bijzonder onderwijs 16 4 Economie 17 4.1 Hoe generen we welvaart? 17 4.1.1 Innovatie 17 4.1.2 Onderwijs 18 4.1.3 Ondernemerschap 18 4.1.4 Arbeidsproductiviteit 19 4.2 Hoe verdelen we welvaart? 19 4.2.1 Arbeidsmarkt 19 4.2.2 Woningmarkt 21 4.2.3 Publieke sector 21 4.3 Hoe helpt de overheid welvaart te creëren? 22 4.3.1 Financiële stabiliteit en de Euro 22 4.3.2 Begroting, belastingen, schuld, gasbaten 22 4.3.3 De markt 23 4.4 Afsluiting 23 5 Cultuur, Kunst en Media 24 5.1 Cultuurbeleid 24 5.2 Opleidingen 24 5.3 Bibliotheken 24 5.4 Kunsten 25 5.4.1 Kunst in de openbare ruimte 25 5.5 Cultureel erfgoed 25 5.6 Publieke omroep 26 5.6.1 Productie van programma s 26 5.6.2 Organisatiestructuur 26 5.6.3 Reclame 27 5.6.4 Nieuwe media 27 6 Diversiteit & Participatie 28 6.1 Emancipatie 28 6.1.1 Gender 28 6.1.2 Onderwijs 28 6.1.3 Overheidsstimulatie 28 6.1.4 Wensouders 29 6.1.5 Adoptie 29 6.2 Discriminatie 29 6.2.1 Ambtenaren van de burgerlijke stand 29 6.2.2 Samenlevingsvormen 29 6.3 Onderwijs & arbeid 30 6.3.1 Toegankelijkheid onderwijs en arbeid 30 6.3.2 Positieve discriminatie en vrouwenquota 30 6.3.3 Bevallingsverlof 30 6.3.4 Kinderopvang 30 6.3.5 Asielzoekers 31 6.4 De Samenleving 31 6.4.1 Multiculturalisme 31 6.4.2 Diversiteit 31 6.4.3 Inburgering 31 6.4.4 Nieuwe scheidslijnen en spreidingsbeleid 32 6.4.5 Optimisme, niet angst 32 7 Volksgezondheid 33 7.1 Inrichting en financiering van het zorgstelsel 33 7.1.1 Gereguleerde marktwerking 33 7.1.2 De rol van de zorgverzekeraar 34 7.1.3 Toelaten privaat kapitaal 34 7.1.4 Basispakket en Eigen bijdrage 34 7.1.5 Concentreren en zorg dichterbij 34 7.1.6 Relatie tussen eerste en tweede lijn 34 7.2 Langdurige zorg 35 7.2.1 Onafhankelijke indicatie 35 7.2.2 Scheiden zorg, wonen en service 35 7.2.3 Maatoplossingen door gemeenten 35 7.2.4 Persoonsvolgend budget 35 7.2.5 Mantelzorg 35 7.3 Professionals in de zorg 36 7.3.1 Ruimte voor de professional 36 7.3.2 Tegengaan tekorten medisch personeel 36 7.3.3 Beloning specialisten 36 7.4 Ziektepreventie en leefstijl 36 7.4.1 Voorlichting t.a.v. gezond gedrag 37

4 7.4.2 Alcohol 37 7.4.3 Roken 37 7.4.4 Softdrugs 37 7.4.5 Harddrugs 37 7.4.6 Obesitas 38 7.4.7 Sport 38 7.5 Jeugdbeleid 38 7.5.1 Bureau Jeugdzorg 38 7.5.2 Jongerenwerkers 39 7.5.3 Wachttijden 39 7.5.4 Digitaal Dossier Jeugdzorg 39 7.5.5 Ministerie voor Jeugd- en Gezin 39 7.6 Ethiek en onderzoek 39 7.6.1 Overtijdbehandeling en abortus 39 7.6.2 Embryoselectie en invriezen van eicellen 40 7.6.3 Euthanasie 40 7.6.4 Orgaandonatie 40 7.6.5 Medisch onderzoek 40 7.6.6 Elektronisch Patiënt Dossier 40 8 Milieu & Energie 42 8.1 Energietransitie 42 8.1.1 De vervuiler gaat betalen 42 8.1.2 Maak duurzaam investeren aantrekkelijk 43 8.1.3 Een duurzame energiemix 43 8.1.4 Maak de bouw energie-efficiënt 44 8.2 Een gezonde leefomgeving 44 8.2.1 Biodiversiteit 44 8.2.2 Een veilige en gezonde omgeving 44 8.2.3 Europese landbouwsubsidies inperken 45 8.3 Internationale coöperatie 45 8.3.1 Sluit bindende klimaatverdragen 45 8.3.2 Emissiehandel door veiling 45 8.4 Duurzame mobiliteit 46 8.4.1 De gebruiker betaalt 46 8.4.2 Elektrisch transport heeft de toekomst 46 8.4.3 Minder druk op de wegen 46 8.4.4 Beperk waar mogelijk zakelijk reisverkeer 47 8.5 Efficiënt omgaan met grondstoffen 47 8.5.1 Stimuleer verantwoord ketenbeheer 47 8.5.2 Sluit de materiaalcycli 47 8.6 Dierenwelzijn 47 8.6.1 Intensieve veehouderij 47 8.6.2 Visserij 48 9 Mobiliteit & Ruimtelijke Ordening 49 9.1 Mobiliteit 49 9.1.1 Richting duurzaamheid 49 9.1.2 Openbaar vervoer 49 9.1.3 Autoverkeer 49 9.1.4 Fiets 50 9.1.5 Luchtvaart 50 9.2 Ruimtelijke ordening 50 9.2.1 Volkshuisvesting 50 9.2.2 Ruimtelijke structuur 51 9.2.3 Waterhuishouding 51 9.2.4 Verdroging en ruraal waterbeheer 51 10 Justitie & Veiligheid 52 10.1 Aandachtspunten 52 10.1.1 Geweld tegen publiek functionarissen 52 10.1.2 Geweld tegen minderheden 53 10.1.3 Fraude 53 10.1.4 Computercriminaliteit 53 10.1.5 Mensenhandel 53 10.2 Drugsbeleid 53 10.3 Strafklimaat 54 10.3.1 Minimumstraffen 54 10.3.2 Toegang tot de rechter 54 10.3.3 Forensische zorg 54 10.3.4 Hervorming strafproces 54 10.4 Jeugdbeleid 55 10.5 Privacy 55 10.5.1 Basisprincipes 55 10.5.2 Privacy en overheid 56 10.5.3 Privacy en de private sector 56 10.6 Veiligheid in de private sector 56 10.6.1 Bedrijfsveiligheid 56 10.6.2 Grote evenementen en politiekosten 57 10.7 Crisismanagement en moderne communicatie 57 10.8 Inlichtingen- en veiligheidsdiensten 57 10.9 Asielbeleid 57 11 Buitenlandse Zaken 59 11.1 Vrijhandel, economie en kapitaal 59 11.2 Diplomatie 60 11.3 Subsidiariteitbeginsel 61 11.4 Sociale integratie 61 11.5 Uitbreiding van de Europese Unie 61 11.6 Bestuurlijke vernieuwing 62 11.6.1 Europese partijen en verkiezingen 62 11.6.2 Europese Staatvorming 62 11.6.3 Staatkundige inrichting van de EU+ 62 11.6.4 Europees burgerinitiatief 63 11.7 Gemeenschappelijk Buitenlands Beleid 63 11.7.1 Verenigde Naties 63 11.8 Ontwikkelingssamenwerking 64 11.8.1 Stimuleren van goed bestuur 64 11.8.2 Focus op zelfstandigheid 64 11.9 Mensenrechten 65 11.10 Kerntaken defensie 66 11.10.1 Parlementaire commissie 66 11.10.2 Nucleaire ontwapening 66 11.11 Specialisatie defensie 66 11.12 Internationale samenwerking 67 11.12.1 NAVO 67 11.12.2 Defensie samenwerking in Europa 67 11.12.3 Verenigde Naties 67

5 1 Beginselen der Jonge Democraten De Jonge Democraten hebben als ideaal een maatschappij waarin elk individu zich vrij en naar eigen inzicht ten volle ontplooit. Zoals in dit programma zal blijken spelen begrippen als vrijheid, democratie, vrijzinnigheid, verantwoordelijkheid, solidariteit, verscheidenheid en hun invulling daarin een belangrijke rol. 1.1 Vrijheid Vrijheid is een van de belangrijkste rechten van het individu. De JD vult vrijheid op twee manieren in. De eerste invulling, een positieve invulling van het begrip vrijheid; het garanderen van gelijke kansen op een vrije ontplooiing van het individu. Door een gelijke toegang te verschaffen tot ontwikkelingsmogelijkheden, door deze mogelijkheden te creëren en door het gebruik ervan te stimuleren kan en moet de overheid een situatie van grotere vrijheid voor haar burgers scheppen. Daarnaast hanteren de Jonge Democraten ook een negatieve invulling van het begrip vrijheid; het voorkomen dat het individu in zijn of haar vrijheden wordt beperkt, noemen we vrijheden in de negatieve zin. Het zijn noodzakelijke doch zeer minimale vrijheden. Hieronder vallen de bescherming van het individu tegen andere burgers, tegen een overbodige of onnodig belemmerende overheidsinvloed en invloeden van particuliere organisaties, tegen een vervuilde leefomgeving, de garantie om in een rechtstaat op basis van gelijkheid te kunnen functioneren. 1.2 Democratie De Jonge Democraten zien de democratie als de beste staatsvorm om vrijheid, welvaart en welzijn voor allen te garanderen. Zij is daarom constant op zoek naar manieren om die democratie te versterken en te verspreiden en de burger meer invloed te geven in de besluitvorming. Democratie is echter meer dan de meerderheid beslist. De JD streeft ernaar dat besluiten zo breed mogelijk gedragen worden. Dat vraagt om samenwerking, overtuiging en zoeken naar consensus. Ook wordt in een democratie het individu serieus genomen. De overheid moet luisteren naar de burger en dient zo min mogelijk dwingend op te treden. Een open en toegankelijke overheid is dus een voorwaarde voor het goed functioneren van de democratie. Democratie is echter niet slechts een staatsrechtelijke notie, het is een houding. Staatsrechtelijke democratie kan slechts bestaan bij de gratie van democratische gezindheid; het vereist betrokken burgers. Voor het individu impliceert dat gelijkwaardigheid aan anderen, het accepteren van andere manieren van leven en verantwoordelijkheid voor de eigen leefomgeving. 1.3 Vrijzinnigheid Individuen kunnen vanuit verschillende achtergronden en overtuigingen tot dezelfde ideeën en waarden komen. Het gaat er niet om wie de mooiste ideologie heeft maar hoe je met elkaar tot het beste resultaat kunt komen. Daarbij moet je niet bang zijn om je eigen normen en waarden ter discussie te stellen, ze op een open wijze te verdedigen en op pragmatische wijze tot oplossingen van politieke problemen te komen. Deze vrijzinnigheid is leidend voor het politiek handelen van de Jonge Democraten. 1.4 Verantwoordelijkheid Vrijheid kan niet bestaan zonder verantwoordelijkheid. De Jonge Democraten menen dat een individu niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen welzijn en handelen, maar ook voor dat van zijn omgeving. Dat betekent bijvoorbeeld dat de publieke ruimte niet het exclusieve domein van de overheid is. Een vrije samenleving vereist betrokken en verantwoordelijke burgers die haar vormgeven.

6 1.5 Solidariteit Elk individu heeft het recht zich in vrijheid te ontplooien en is in beginsel zelf verantwoordelijk voor zijn/haar eigen ontwikkeling. Om echter te garanderen dat eenieder daartoe de middelen heeft is solidariteit nodig. Vrijheid en solidariteit zijn voor de JD dan ook innig verbonden. Zoals individuen jegens elkaar de verantwoordelijkheid hebben elkaars vrijheden niet te beperken, zo heeft de overheid een verantwoordelijkheid in het actief bevorderen en waarborgen van de vrijheden van alle individuen. Solidariteit is voor de JD een breed begrip, op kleine schaal betekent het betrokkenheid van individuen bij anderen in hun omgeving. Op iets grotere schaal betekent het dat sterkere bevolkingsgroepen de zwakkeren moeten ondersteunen. Ook bepleit de JD solidariteit onder landen en generaties opdat eenieder, op elke plaats en in elke tijd de eerdergenoemde vrijheden kan genieten. 1.6 Verscheidenheid De JD vindt dat eenieder op eigen wijze uitdrukking moet kunnen geven aan zijn/haar morele overtuiging en levensovertuiging, slechts beperkt door de vrijheid van de ander datzelfde te doen. Respect voor elkaars opvattingen is een voorwaarde voor de vrije ontplooiing van allen. Voor zowel het individu als voor de overheid geldt dat rekening moet worden gehouden met de diversiteit in de maatschappij. Het mag niet zo zijn dat een bepaalde levenswijze wordt bevoordeeld boven een andere. De overheid mag slechts van dit principe afwijken als dit het uitdrukkelijk resultaat is van expliciete afweging met betrekking tot het welzijn van de maatschappij als geheel. De resulterende verscheidenheid aan opvattingen wordt door de JD positief gewaardeerd en gezien als een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling van de maatschappij. Een spanning tussen bepaalde waarden zal altijd blijven bestaan. Telkens zal een afweging moeten worden gemaakt tussen de verschillende belangen. Alleen door democratisch en pragmatisch handelen wordt de diversiteit aan opvattingen in de maatschappij recht gedaan.

7 2 Democratie & Openbaar Bestuur In de Nederlandse parlementaire democratie controleert een indirecte en rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging het openbaar bestuur. De rechterlijke macht vormt een afzonderlijke poot binnen de Nederlandse machtsverhoudingen. Deze staatkundige organisatievorm is gebaseerd op de scheiding der machten zoals gepropageerd door de filosoof Montesquieu. Zijn ideale systeem bestaat uit een onafhankelijke volksvertegenwoordiging, bestuur en rechterlijke macht. In Nederland is de scheiding tussen volksvertegenwoordiging en bestuur echter verstoord. Verkiezingen zijn een campagne voor de nieuwe minister-president geworden, terwijl zij zouden moeten gaan over het kiezen van een sterke volksvertegenwoordiging. Nederlandse verkiezingen voor de volksvertegenwoordiging gaan over de latere coalitievorming en daarmee het lands- of stadsbestuur. Door deze weeffout wordt de positie van de volksvertegenwoordiging verzwakt. Volksvertegenwoordigers treden op als verdedigers van de regerende coalitie zonder daarbij hun vertegenwoordigende taak voldoende te verdiepen. De oppositie op haar beurt richt zich sterk op het doorbreken van de coalitievorming uit electorale belangen. Het lands- of stadsbelang staat vaak op de tweede plaats. Deze situatie doet afbreuk aan de legitimiteit van de volksvertegenwoordiging, maar ook haar autoriteit als hoogste staatsrechtelijk orgaan van Nederland. Op lokaal niveau zien we eveneens een gebrek aan dualisme. Een groter risico voor de legitimiteit van de lokale democratie is echter de overheersing van landelijke thema's ten tijde van lokale verkiezingen. Een teken aan de wand in deze cultuur is dat de media de nadruk op het partijbelang versterkt. Kamerleden en bewindspersonen van dezelfde partij die elkaar tegenspreken zijn nieuws, terwijl deze situatie eigenlijk eerder een vanzelfsprekendheid zou moeten zijn. De Jonge Democraten pleiten daarom ook voor een meer volwassen scheiding der machten. Aan het hoofd van het bestuur moet een gekozen bestuurder staan, in de vorm van een gekozen minister-president, burgemeester of commissaris van de koningin. De politieke leiding en daarmee toetsing die ten grondslag licht aan het beleid dient terug te keren in de volksvertegenwoordiging, om garant te kunnen staan voor de beste controle op het openbaar bestuur. Naast hervormingen binnen de bestaande systemen pleiten de Jonge Democraten ook voor meer directe invloed voor burgers, complementair aan het vertegenwoordigende systeem dat ons land kent. De Nederlandse burger is steeds hoger opgeleid, goed op de hoogte van zijn omgeving, steeds mondiger en steeds sneller op de hoogte van de actualiteit. Burgers zijn dan ook prima in staat om mee te denken en in sommige gevallen mee te beslissen over wijk, dorp, stad of land. 2.1 Grondwet 2.1.1 Grondwetswijzigingen De Jonge Democraten hekelen de huidige procedure rondom Grondwetsherzieningen. Deze procedure werkt vertragend en staat vernieuwing in de weg. De Jonge Democraten zijn voorstander van een systeem waarbij een nieuwe Grondwet of een nieuw deel daarvan zowel aan parlement als bevolking worden voorgelegd. Het parlement moet daarbij in één lezing en met twee derde meerderheid met het voorstel instemmen. Het referendum over de Grondwetsherziening is bindend als te minste de helft van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel zijn. De minimale opkomst voor het bindend verklaren van dit referendum ligt op een derde van de kiesgerechtigden. Zie ook: referendum. 2.1.2 Overheid, geloof en gelovigen De kerk en staat moeten volledig gescheiden zijn, waarbij de staat niet opereert in het religieuze domein, en geloofsinstellingen niet in het publieke domein. Het laïcisme moet worden verankerd in de Nederlandse grondwet. Daarom vinden de Jonge Democraten dat overheidsdienaren met een representatieve functie zoals burgemeesters en rechters, in de uitoefening van hun functie geen zichtbare religieuze of levenbeschouwelijke symbolen mogen dragen.`

8 2.2 Bestuurlijke dichtheid 2.2.1 Eén middenbestuurslaag Nederland is een land met een zeer hoge bestuurlijke dichtheid. Dat leidt tot inefficiëntie en stroperigheid en veroorzaakt op sommige plekken een democratisch tekort. De bestuurlijke drukte kan worden aangepakt door het samenvoegen van provincies met onder andere de waterschappen en andere (semi-)publieke organen, zoals de veiligheidsregio s. Zie ook: waterschappen. 2.2.2 Differentiatie van provincies De huidige grenzen van de twaalf provincies voldoen niet aan het gewenste schaalniveau om bepaalde problematiek aan te pakken. Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld op verschillende plekken stadsregio s. Deze ontwikkeling is onwenselijk, met name omdat de stadsregio's een zeer gebrekkige democratische controle kennen. De Jonge Democraten pleiten dan ook voor een provinciale herindeling. In delen van het land is schaalvergroting wenselijk (bijvoorbeeld met een landsdeel Groningen- Drenthe) en op andere plekken is juist behoefte aan stadsprovincies (Twente, Arnhem-Nijmegen, en de metropoolregio s Amsterdam en Rotterdam). Bij de vorming van nieuwe stadsregio s en landsdelen moet niet alleen rekening gehouden worden met infrastructurele grenzen zoals wegen, spoorlijnen en bebouwing, maar ook met natuurlijke grenzen, zodat het beheer van grote natuurgebieden zoals De Veluwe of De Utrechtse Heuvelrug niet wordt versplinterd over meerdere bestuurlijke eenheden. 2.2.3 Waterschappen De Jonge Democraten willen een kleine overheid met een efficiënt bestuur dat kan bouwen op een democratische legitimiteit. Die legitimiteit is bij de waterschappen, met een extreem lage opkomst bij de verkiezingen, niet meer gewaarborgd. De taken van waterschappen moeten dan ook bij stadsregio s en landsdelen worden ondergebracht. De waterschappen zelf mogen verdwijnen. 2.2.4 Schaalvergroting gemeenten Nederland kent het subsidiariteitsbeginsel. Dat willen zeggen dat overheidstaken zo dicht bij de burger zitten als mogelijk. Het takenpakket van lokale overheden is de laatste jaren flink gegroeid, onder andere met de decentralisatie van de WMO. Veel kleine gemeentelijke organisaties beschikken niet over de kennis en faciliteiten om zulke complexe taken te behappen. De Jonge Democraten zijn daarom voorstander van een nauwere samenwerking tussen kleine gemeentes op dergelijke gebieden. Het samengaan van kleine gemeentes kan ook een mogelijkheid zijn, maar alleen wanneer daarvoor draagvlak is onder de bevolking. De Jonge Democraten benadrukken dat schaalvergroting niet ten koste moet gaan van service. Serviceloketten in kernen en stadsdelen zijn dan ook wenselijk. 2.3 Directe democratie 2.3.1 Nationaal referendum De Jonge Democraten stellen dat in beginsel de kiezers hun politicus voor een periode van vier jaar mandateren. Er zijn echter situaties waarin die regel ter discussie kan worden gesteld, zoals bij ingrijpende Grondwetswijzigingen. De toepassing van het referendum is geen uitholling van de mandaten van onze volksvertegenwoordiging, maar een welkome aanvulling in het democratische instrumentarium. Geen enkele politicus is in staat in de toekomst te kijken, en voor grote of ingrijpende beleidswijzigingen is het soms wenselijk een voorstel eerst aan de bevolking voor te leggen zonder direct genoodzaakt te zijn nieuwe verkiezingen uit te schrijven. De Jonge Democraten pleiten voor een nationaal referendum in twee gevallen: bij een grondwetswijziging of bij een soevereiniteitsoverdracht. Andere landelijke thema's zijn vaak te complex voor een referendum. 2.3.2 Lokaal en provinciaal referendum De Jonge Democraten pleiten voor twee soorten referenda op lokaal en provinciaal niveau. Lokaal niveau kan hierin ook slechts een wijk of stadsgedeelte zijn. Bij een raadgevend referendum wordt de bevolking vooraf advies gevraagd over een

9 beleidsmaatregel. Bij het correctief referendum kan de bevolking een reeds genomen besluit terugdraaien. Bij beide referenda geldt een minimale opkomst van een-derde van de kiesgerechtigden om het referendum geldig te kunnen verklaren. De uitkomst van het referendum is bindend. Een referendum kan worden aangevraagd door twee-vijfde van de volksvertegenwoordiging of door de bevolking zelf. In dat twee geval is een x aantal handtekeningen gewenst dat gelijk staat aan een kwart van de kiesdeler (een voorkeurszetel bij verkiezingen) in de desbetreffende gemeente of provincie. 2.3.3 Burgerinitiatief Het burgerinitiatief geeft burgers het recht om op lokaal of nationaal niveau een bepaald onderwerp op de politieke agenda te plaatsen. Dit recht moet op alle bestuurlijke niveaus ingevoerd worden en belemmerende eisen voor burgerinitiatieven moeten zoveel mogelijk worden afgebroken. De huidige drempels zijn te hoog. De Jonge Democraten willen dat een burgerinitiatief dat de steun krijgt van 12,5% van de kiesdrempel, een halve voorkeurszetel, wordt behandeld. In Nederland komt dit neer op iets meer dan 13.000 handtekeningen. Deze handtekeningen mogen, net als bij het referendum, online worden verzameld. 2.3.4 Volksinitiatief Het volksinitiatief gaat net een stapje verder dan het burgerinitiatief. Bij deze vorm hebben burgers niet alleen de mogelijkheid om een onderwerp op de politieke agenda te plaatsen, maar mogen zij uiteindelijk ook (mee)beslissen. Het volksinitiatief moet op alle bestuurlijke niveaus mogelijk zijn, maar is vooral geschikt voor lokale onderwerpen. Voor het volksinitiatief geldt de ondergrens voor het aantal verzamelde handtekeningen en steunverklaringen van een kwart van de kiesdeler, genoeg voor een voorkeurszetel. Dat komt neer op zo'n 26.000 handtekeningen. 2.3.5 Gekozen bestuurders De Jonge Democraten zijn voorstander van de direct gekozen burgemeester, Commissaris van de Koningin (c.q. gouverneur) en minister- president. Dit zou de kloof tussen burger en politiek verkleinen, maar ook zou de keuze van de kiezer beter zijn weerklank vinden in het beleid. Daarnaast zorgt het kiezen van de primus inter pares van de uitvoerende macht tot een duidelijker scheiding tussen het openbaar bestuur en de volksvertegenwoordiging. De gekozen vertegenwoordiger in het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zijn eigen ploeg van bestuurders om zich heen te verzamelen, die geen politieke binding hoeven te hebben. Dit versterkt de positie van de volksvertegenwoordiger als politieke belangenbehartiger van Nederland. In de gemeentepolitiek zorgt een gekozen burgemeester er bovendien voor dat de dubbelfunctie als voorzitter van het college en voorzitter van de gemeenteraad verdwijnt. De Jonge Democraten zijn zich bewust van het feit dat er voor een dergelijke bestuurlijke vernieuwing een grondwetswijziging vereist is, en pleiten daarom voor een door de volksvertegenwoordiging gekozen formateur als tussenoplossing tot de grondwetswijziging is doorgevoerd. Zie ook: zakenkabinet. 2.3.6 Benoeming bestuurders Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) Nederland kent een groot aantal organisaties met een publieke taak die niet rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van een minister vallen. De (democratische) controle op deze organisaties laat dan ook te wensen over, terwijl zij wel een groot maatschappelijk belang dienen. De Jonge Democraten willen dat de regering benoemingen van ZBO's aan het parlement ter goedkeuring voorlegt. Bovendien zou het parlement bestuurders bij meerderheid (50% + 1) kunnen aandragen voor ontslag. 2.3.7 Voorzitter gemeenteraad Gemeenteraden worden over het algemeen voorgezeten door de Burgemeester. De Jonge Democraten zijn voorstander van verder dualisme op lokaal niveau. Om dit dualisme beter vorm te geven, dient het voorzitterschap van de gemeenteraad voortaan bij een lid van de raad te liggen.

10 2.4 Verkiezingen 2.4.1 Kiesstelsel De Jonge Democraten zijn voorstander van het evenredige kiesstelsel dat Nederland nu al kent. In dit stelsel wordt het beste recht gedaan aan de wens van de kiezer en gaan er geen stemmen verloren. 2.4.2 Stemgerechtigde leeftijd Nederland dient de stemgerechtigde leeftijd in navolging van Oostenrijk te verlagen van 18 naar 16 jaar. Zo betrekken we een leeftijdscategorie die zichzelf in rap tempo ontwikkelt bij het politieke proces. Ook in Berlijn is de kiesleeftijd met succes verlaagd naar 16 jaar. 2.4.3 Decentralisatie verkiezingen gemeenteraad en de Provinciale Staten Momenteel worden alle gemeenteraden en alle provinciale staten in één keer gekozen. Dit leidt ertoe dat campagnes voor die verkiezingen gedomineerd worden door de landelijke politieke thema s. Door verkiezingen te decentraliseren komen lokale vraagstukken centraal te staan in lokale verkiezingstijd. Bovendien wordt het bestuurlijke vacuüm dat ontstaat na de val van een coalitie, waarin weer met dezelfde partijen in dezelfde verhoudingen onderhandeld moet worden voor een nieuw bestuur voorkomen. 2.4.4 Stemplicht De Jonge Democraten zijn tegenstander van de stemplicht. Keuze om al dan niet te stemmen ligt bij de kiezer, en niet bij de overheid. 2.4.5 Opkomstbevorderende maatregelen De Jonge Democraten pleiten voor slimme maatregelen die de opkomst bevorderen. Een degelijke voorlichting staat voorop, niet alleen via de post en media, maar bijvoorbeeld ook met sms-alerts. De mogelijkheid om in elk stembureau te stemmen moet worden uitgebreid. Bij provinciale verkiezingen moet het mogelijk zijn om in elk stembureau binnen je provincie te stemmen. Bij landelijke en Europese verkiezingen moet in elk stembureau in Nederland gestemd kunnen worden. Daarnaast pleiten de Jonge Democraten voor verkiezingen op zaterdag of zondag. Op die dagen zijn de meeste mensen vrij, waardoor het makkelijker is om tijd te vinden om naar de stembus te gaan. Opkomstpercentages in het buitenland waar in het weekend gestemd worden liggen gemiddeld drie procentpunt hoger. 2.5 Politieke Partijen 2.5.1 Partijen en bewegingen Het concept politieke partij is niet meer de enige manier om een politieke factor van betekenis te vormen. Politieke bewegingen zijn de laatste jaren in opmars. Zij vertolken een geluid waar behoefte aan is. De Jonge Democraten juichen deze vernieuwing toe, maar benadrukken het belang van openheid. Ten aanzien van de interne democratie en inzicht in de financiering van politieke groeperingen. Kiezers hebben het recht om te weten op wie ze stemmen. Zie ook: donaties. 2.5.2 Financiering lokale partijen Lokale politieke partijen hebben al jaren een stevige basis. Door het gehele land zijn ze goed voor honderden raadszetels en op een aantal plekken nemen lokale partijen ook bestuursverantwoordelijkheid. In tegenstelling tot lokale afdelingen van landelijke partijen, kunnen de lokale vertegenwoordigers echter niet rekenen op financiële steun vanuit hun moederpartij. Deze situatie is onwenselijk. Lokale partijen moeten per raadszetel een bepaald bedrag aan financiële steun kunnen ontvangen, ten koste van de inkomsten van landelijke partijen.

11 2.5.3 Donaties De Jonge Democraten vinden dat het eenieder vrij moet staan om een politieke partij of beweging financieel te ondersteunen. Openbaarheid is daarbij een harde voorwaarde. De Jonge Democraten stellen voor om donaties niet te maximeren. 2.6 Parlement & Regering 2.6.1 Parlement met één kamer Het huidige systeem van de Staten-Generaal stamt uit de 19e eeuw en is hard aan modernisering toe. De Eerste Kamer, ooit bedoelt als een 'chambre de réflection', is haar apolitieke karakter verloren, vertraagd veel besluitvorming en staat vernieuwende wetgeving in de weg. De Jonge Democraten zijn voorstander van een parlement met één kamer. Toetsing van nieuwe wetten aan de Grondwet en jurisprudentie en advies over nieuwe wetten gebeurt door de Raad van State. Ook wordt een grondwettelijk hof aangesteld, met de bevoegdheid al aangenomen wetten ongrondwettelijk te maken. 2.6.2 Minderheidsenquête Het recht op een enquête is een van de belangrijkste rechten van het parlement. De democratie staat buitenspel wanneer de volksvertegenwoordiging geen degelijke mogelijkheden heeft om met volledige informatie besluitvorming te controleren en evalueren. Het blijft echter een vergaand middel dat alleen bij grote vraagstukken dient te worden ingezet. Daarom vindt de JD dat voor een parlementaire enquête instemming van een enkelvoudige meerderheid van het parlement nodig is. 2.6.3 Ondertekening nieuwe wetten De wetgevende macht ligt bij het parlement. Het is dan ook vreemd dat wetgeving wordt ondertekend door de uitvoerende macht, de regering. Wetten en verdragen zouden dan ook ondertekend moeten worden door de voorzitter van het parlement en het staatshoofd. 2.6.4 Zakenkabinet De Jonge Democraten zijn voorstander van zakenkabinetten, waarbij de regering per wetsvoorstel op zoek gaat naar een meerderheid in het parlement. Op die manier hoeven geen coalitieakkoorden gesloten te worden, waardoor partijbelang weer op de tweede plaats komt te staan. Het politieke primaat ligt hiermee bij het parlement, de wetgevende macht.

12 3 Onderwijs De Jonge Democraten beschouwen de zelfontplooiing van het individu als een van de belangrijkste doelstellingen van het overheidsbeleid. Onderwijs is het breedste en diepgaandste middel om dit te kunnen bereiken. Het onderwijs kan bijdragen aan de zelfontplooiing van individuen door mensen kennis te laten maken met een keur van denkbeelden en activiteiten, om ze zo in staat te stellen te ontdekken waar zij het meest gelukkig van worden. Verder is het belangrijk om geen keuzemogelijkheden voor de inrichting van een menselijk leven af te snijden door kinderen te beperken in hun ontwikkelingsmogelijkheden of door het sturen van kinderen in een voorbestemde ontwikkelingsrichting wat betreft levensbeschouwing. Naast zelfontplooiing, is onderwijs ook een noodzakelijke voorwaarde voor een maatschappij waarin van burgers zelfredzaamheid wordt verwacht. Een liberale samenleving vereist individuen die hun eigen keuzes kunnen maken; dit vergt echter kennis over de keuzemogelijkheden en inzicht in de consequenties van de keuzes. Ten derde is het onderwijs een middel om te voorzien in economische en maatschappelijke behoeftes, onder andere op de arbeidsmarkt. 3.1 Rol van de overheid Goed onderwijs is een verantwoordelijkheid van zowel de overheid als van individuele burgers. De overheid dient zich vooral op de volgende zes terreinen te concentreren: De ontwikkeling van kinderen moet beschermd worden. Daarom is er een leerplicht, die vervuld kan worden op een door de ouders (en soms het kind) te kiezen school. Scholen hebben de vrijheid hun onderwijs naar eigen inzicht in te richten, zolang wordt voldaan aan basisnormen op het gebied van het curriculum (eindtermen) en de leeromgeving, die voor elk kind zullen moeten worden gewaarborgd. Voor deze didactische vrijheid wordt gekozen omdat dit een positieve prikkel biedt voor kwaliteitsverbetering; aan de ene kant is er concurrentie vanwege de keuzevrijheid van ouders, aan de andere kant is er ruimte voor innovatie. Onderwijs heeft belangrijke, positieve maatschappelijke effecten. Een effectief onderwijssysteem helpt criminaliteit, gedragsproblemen, gezondheidsproblemen en werkloosheid te voorkomen. Daarmee verdienen sommige investeringen in onderwijs zich terug als besparingen op andere beleidsterreinen. Financiële overwegingen mogen geen doorslaggevende barrière vormen voor mensen bij het benutten van ontwikkelingskansen. De grootste financiële verantwoordelijkheid ligt op het onderwijs aan leerplichtigen; tegenover deze plicht moet ook een absoluut recht op kwalitatief goed, door de overheid gefinancierd, onderwijs staan. De overheid moet keuzes transparant maken, en daartoe zoveel mogelijk informatie over de kwaliteit van het onderwijs van onderwijsinstellingen publiekelijk beschikbaar maken. Medezeggenschap van ouders, leerlingen en studenten dient gewaarborgd te worden. Dit is onder andere belangrijk vanwege de monopolistische relatie die een onderwijsaanbieder met een onderwijsvrager kan hebben op het moment dat eenmaal een school is gekozen, of er geen keuzemogelijkheid aanwezig was. De toegankelijkheid van het onderwijs dient verder te worden verzekerd door een acceptatieplicht in te stellen, met als enige uitzondering een selectie op basis van niveau. Hiermee wordt keuzevrijheid gegarandeerd, en het afromen van een bepaald type leerlingendoor enkele onderwijsinstellingen tegengegaan. 3.2 Peuteronderwijs De Jonge Democraten vinden dat deelname aan peuteronderwijs gestimuleerd moet worden. Dit onderwijs, dat meer biedt dan de huidige crèches, geeft een enorme impuls aan kinderen die van huis uit een achterstand hebben. De achterstand die een kind in de eerste vier schoolloze jaren kan oplopen wordt nooit, of slechts met veel moeite ingelopen. Het peuteronderwijs, dat begint bij de leeftijd van twee jaar, moet een aantal dagdelen per week verplicht zijn. Peuteronderwijs kost in eerste instantie meer geld, maar die investering betaalt zich terug doordat achterstanden in het vervolgonderwijs voorkomen worden.

13 3.3 Basisonderwijs Voor de JD staat centraal dat ieder kind zich op zijn of haar niveau optimaal kan ontwikkelen. In de huidige situatie wordt uitgegaan van gelijkheid, terwijl op jonge leeftijd vaak al verschillen in aanleg duidelijk zijn. Hierdoor krijgen achterstandsleerlingen of leerlingen met leer- en/of gedragsstoornissen te weinig aandacht, terwijl meer begaafde leerlingen zich vervelen in een voor hen weinig uitdagende leeromgeving. De JD ondersteunt de gedachte dat kinderen met een leer- of gedragsstoornis, verstandelijke of lichamelijke beperking, indien de omstandigheden dat toelaten, zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs moeten kunnen verblijven. Het stimuleringsbeleid op dit punt is echter doorgeschoten. Plaatsing van een kind in het speciaal onderwijs is zo moeilijk geworden dat sommige leerlingen ten onrechte in het reguliere onderwijs worden opgenomen. De ontwikkelingsmogelijkheden van het kind dienen centraal te staan, en de overheid dient deze te waarborgen. Dat betekent dat ieder kind recht zou moeten hebben op het soort onderwijs, speciaal of regulier, dat het beste bij hem of haar past. Bij die keuze dienen ouders een belangrijke stem te hebben, maar zij kunnen niet zover gaan dat zij een overduidelijke verbetering van de leersituatie kunnen tegenhouden. Voorts dient bij de keuze voor plaatsing in het reguliere onderwijs het effect op de leeromgeving van de overige kinderen in de klas te worden meegewogen. 3.3.1 Brede Scholen De JD juicht de ontwikkeling van Brede Scholen toe. Brede Scholen moeten zorgen voor een goede samenhang van organisaties rondom het kind. Gedacht kan hierbij worden aan kinderopvang, sportverenigingen, muziekscholen en bedrijfsleven, maar ook aan Jeugdzorg en andere organisaties voor welzijn. Door de samenwerking met andere organisaties kan de school de omgeving van het kind verbeteren, wat ten goede kan komen aan de onderwijsresultaten. Naast de zorg voor het kind kan de school ook een buurtfunctie vervullen. Schoolgebouwen moeten beschikbaar zijn als buurtcentrum en zo het middelpunt van een buurt gaan vormen. Overdag krijgen kinderen les, s avonds kunnen cursussen voor ouders of buurtbewoners worden aangeboden. Belangrijk in de ontwikkeling van Brede Scholen is wel dat de werkdruk van docenten niet wordt verhoogd. De overheid dient initiatieven tot Brede Scholen aan te moedigen en waar mogelijk dit proces te bevorderen. 3.4 Beroepsonderwijs: vmbo en mbo Het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs presteert over de hele linie genomen niet slecht. Toch zitten er een aantal structurele weeffouten in met name de aansluiting van vmbo en mbo. Deze leiden ertoe dat leerlingen op te jonge leeftijd moeten kiezen voor een opleidingssector, met als gevolg dat keuzes vaak worden herroepen. De invoering van een stelsel van centrale examinering in het vmbo heeft ertoe geleid dat een vmbo-diploma teveel als zelfstandige kwalificatie wordt beschouwd, en dat de productieve onderwijstijd is afgenomen door de voorbereiding op het examen. In de visie van de Jonge Democraten is het mbo het logische en gewenste vervolg op het vmbo, voor alle leerlingen. Om een betere aansluiting te bewerkstelligen en uitval in het beroepsonderwijstraject tegen te gaan, moet het vmbo worden omgevormd tot een brede basisopleiding. Daarin kunnen leerlingen kennismaken met alle opleidingssectoren, en zich zo gedegen oriënteren op een vervolgopleiding in het mbo. De algemene vorming vindt plaats in het vmbo, het mbo kan zich geheel richten op beroepskennis en -vaardigheden. Wel moet het mogelijk zijn in de basisopleiding al te specialiseren. Door samenwerking met MBO's kunnen modules worden aangeboden waarbij de VMBO leerling les krijgt op de MBO school. Een leerling kan zelf de vrije modules van zijn onderwijsprogramma bepalen en op deze manier kiezen voor specialisatie of verbreding in de basisopleiding. Logisch gevolg van deze ontwikkeling is dat iedere leerling een individueel programma kiest. Om te voorkomen dat leerlingen vakken dubbel volgen moeten MBO scholen rekening houden met de onderwijsgeschiedenis van de leerlingen. Om de kwaliteit van het onderwijs in deze sector te kunnen garanderen, kan niet worden ontkomen aan het structureel verhogen van de overheidsuitgaven. Juist in dit type onderwijs zijn deze uitgaven echter gerechtvaardigd, omdat zij maatschappelijke problemen kunnen helpen voorkomen. De overheid mag van scholieren zelf geen grote bijdragen verwachten, vanwege het feit dat hun ouders relatief vaker deel uit maken van een sociaal-economische groep waarin onderwijsambities niet de hoogste prioriteit hebben, waardoor eigen investeringen in onderwijs niet snel zullen worden aangemoedigd. In de afgelopen jaren zijn een aantal inhaalroutes, dat voor laatbloeiers openstond, systematisch afgebroken. Zo zijn de MAVO en het LTS vrijwel geheel afgeschaft en wordt de zogenaamde stapelroute, waarin leerlingen stap voor stap een hoger onderwijsniveau behalen, steeds moeilijker toegankelijk. Aangezien momenteel selectie naar onderwijsniveau al plaatsvindt als kinderen twaalf jaar oud zijn, is de kans groot dat er een verkeerde keuze wordt gemaakt. Daarom vinden de

14 Jonge Democraten dat de mogelijkheden om van VMBO door te stromen naar het HAVO en het VWO vergroot moeten worden. Het instellen van een middenschool wijzen zij af, omdat talent op deze manier niet maximaal gestimuleerd kan worden. 3.5 Voortgezet onderwijs: havo en vwo De Tweede Fase functioneert in essentie goed, maar heeft geen einde gemaakt aan de grote verschillen in studiebelasting en intellectuele uitdaging die worden geboden aan leerlingen met verschillende vakkenpakketten. Met name de maatschappijprofielen vragen een beduidend lagere inzet van de gemiddelde leerling dan de natuurprofielen. Als talent niet voldoende wordt uitgedaagd, gaat het verloren; reden waarom het kennisniveau van specifieke vakken mag worden verhoogd. Een andere motivatie hiervoor is dat het opheffen van de ongelijke belasting tussen maatschappij- en natuurprofielen de laatste relatief aantrekkelijker maakt, waarmee de lage belangstelling voor exacte vakken en wetenschappen kan worden bestreden. De basiskennis en -vaardigheden moeten sterker gewaarborgd worden om de kwaliteit van diploma's in het voortgezet onderwijs veilig te stellen. Om deze reden zouden leerlingen geen onvoldoendes mogen hebben voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde om in aanmerking te komen voor een diploma. Het lerarentekort neemt toe, terwijl het opleidingsniveau van onderwijzend personeel afneemt. Daarbij kunnen we in de nabije toekomst een grote uitstroom van oudere leerkrachten verwachten. De Jonge Democraten willen dit lerarentekort tegengaan en het opleidingsniveau van onderwijzend personeel verhogen. Om dit te bereiken moet het aantrekkelijker worden voor academici een eerstegraads bevoegdheid te behalen. In plaats van een tweejarige educatieve master, zou een universitaire student in de laatste fase van de reguliere opleiding in een half jaar zijn bevoegdheid moeten kunnen halen om aan de slag te kunnen als eerstegraads leraar. Op die manier zal voor veel meer studenten het bepalen van een onderwijsbevoegdheid een serieuze carrièremogelijkheid worden. 3.6 Hoger onderwijs De Jonge Democraten zijn van mening dat een kwalitatief hoogstaand, toegankelijk Hoger Onderwijs van cruciaal belang is voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse kenniseconomie. In een steeds globaliserende wereld, waarin internationale concurrentie feller wordt en de mobiliteit van bedrijven alleen maar toeneemt, is een goed opgeleide, innovatieve beroepsbevolking de enige garantie voor het behoud van onze welvaart. De Jonge Democraten denken dat alleen een ijzersterk Hoger Onderwijs hiervoor kan zorgen. Daartoe moet het Nederlands Hoger Onderwijs aan een paar basisvoorwaarden voldoen: Optimaal gebruik van talent. Voor ieder niveau student en elke gewenste oriëntatie (fundamenteel of meer toepassingsgericht) moet een bijhorend, kwalitatief hoogstaand aanbod aanwezig zijn. Dat betekent passend onderwijs voor alle studenten, zowel voor excellente studenten, als voor de gemiddelde en zwakke student. Toegankelijkheid. De mogelijkheid om aan het Hoger Onderwijs deel te nemen moet bepaald worden door intellectuele capaciteiten, niet door afkomst of leeftijd. Ruim baan voor excellentie. Voor excellente studenten en onderzoekers moet altijd plaats zijn in Nederland. Excellente wetenschappers vervullen niet alleen een cruciale rol in het onderwijs, maar zijn tevens onontbeerlijk voor de innovaties die een sterke kenniseconomie nodig heeft. Belonen van kwaliteit. Prikkels in het stelsel moeten de kwaliteit van het Hoger Onderwijs verbeteren. Het systeem moet zo ingericht zijn dat kwaliteit (financieel) beloond wordt. Ruimhartige financiering. Goed onderwijs kost veel geld, maar levert een veelvoud daarvan op. De Nederlandse samenleving moet meer investeren in Hoger Onderwijs, maar op een verstandige manier. 3.6.1 Optimaal gebruik van talent Studenten verschillen onderling sterk, zowel in niveau als in oriëntatie. Sommige studenten zijn het liefst toepassingsgericht bezig, andere houden zich graag met fundamentele wetenschap bezig. Het huidige stelsel is daarentegen te star. Er zijn twee monolithisch naast elkaar staande stromingen, HBO en WO, met daarbinnen weinig ruimte voor differentiatie tussen opleidingen. De Jonge Democraten zijn groot voorstander voor een meer gedifferentieerd Hoger Onderwijslandschap: zowel in de breedte (oriëntatie) als in de hoogte (niveau). Op die manier is er voor elke student een opleiding te vinden die goed

15 aansluit bij zijn interesses en capaciteiten en wordt het aanwezige talent optimaal gebruikt. Instellingen moeten dan ook meer de ruimte krijgen opleidingen te ontwikkelen die zich op een specifiek niveau of oriëntatie richten. De Jonge Democraten denken dat handhaving van het huidige binaire stelsel niet past bij dit streven naar een meer gedifferentieerd onderwijsaanbod en zijn dan ook voorstander van afschaffing van het onderscheid tussen HBO en WO. Bij een meer gedifferentieerd hoger onderwijsaanbod past de verantwoordelijkheid van instellingen om waar te maken wat beloofd wordt. Tegelijkertijd hebben studenten de verantwoordelijkheid om te bewijzen dat zij de capaciteiten en interesses hebben die bij die opleiding passen. Selectie aan de poort kan ervoor zorgen dat studenten daar terecht komen waar ze het meest thuishoren. De Jonge Democraten zijn dus voorstander om opleidingen de mogelijkheid te geven studenten te selecteren op criteria die zij relevant achten. Een meer gedifferentieerd onderwijsaanbod en een geselecteerde populatie zullen er tevens toe leiden dat de schrikbarend hoge uitval onder studenten verminderd wordt. Een groter deel van de studenten komt immers gelijk daar terecht, waar zij het meest thuishoren. Ook dwingt selectie aan de poort studenten zich daadwerkelijk te verdiepen in de opleiding die zij willen gaan volgen, op die manier draagt selectie eraan bij dat studenten een bewustere keuze maken dan zij dat nu doen. Tenslotte heeft het besef geselecteerd te zijn voor studenten een motiverende werking. 3.6.2 Een toegankelijk hoger onderwijs De Jonge Democraten staan pal voor toegankelijk hoger onderwijs. Je kans om deel te kunnen nemen aan het Hoger Onderwijs moet afhangen van je capaciteiten en talenten, niet van afkomst, etniciteit of inkomen. Tegelijkertijd is een universitair of HBO-diploma een investering in jezelf die het geld dubbel en dwars waard is. Er kan dan ook van de student een financiële bijdrage verwacht worden voor zijn opleiding. De Jonge Democraten menen dan ook dat een royaal sociaal leenstelsel de beste manier is om de toegankelijkheid van het Hoger Onderwijs voor iedereen te garanderen en tegelijk de verantwoordelijkheid te leggen daar waar hij hoort: bij studenten zelf. Een dergelijk sociaal leenstelsel moet een ruimhartige aflossingregeling bevatten, zodat studenten die het na hun afstuderen onverhoopt financieel minder goed gaat niet in de problemen kunnen komen. 3.6.3 Ruim baan voor excellentie Nederland moet weer ruim baan gaan bieden aan excellentie, zowel van wetenschappers als van studenten. De Jonge Democraten zijn van mening dat goed Hoger Onderwijs niet zonder toponderzoek kan. Excellente studenten en wetenschappers leveren een onontbeerlijke bijdrage aan innovaties en een sterke kenniseconomie. Excellente onderzoekers hebben een aanzuigende werking en vasthoudende werking op excellente studenten. Nederland moet dan ook alles op alles zetten om de brain drain van talentvolle wetenschappers en studenten naar buitenlandse topuniversiteiten een halt toe te roepen. Toponderzoekers moeten ruimhartige gefinancierd worden en de vrijheid krijgen hun eigen onderzoek vorm te geven. De Jonge Democraten zijn echter tegenstander van een overheid die gaat bepalen wat excellent is en wat niet. Topuniversiteiten en toponderzoek creëer je niet top-down; de wetenschap is prima in staat zelf vast stellen wat excellent is en wat niet: door een ruimhartige financiering van goed onderzoek en de mogelijkheid tot selectie van de instroom van studenten zullen topinstellingen vanzelf bovendrijven. Daarnaast zijn de Jonge Democraten voorstander van meer differentiatie binnen opleidingen in de vorm van Honoursprogramma s, en onderzoeks- en stagemogelijkheden voor excellente studenten. Op die manier kunnen studenten ook binnen een gekozen opleiding hun talent optimaal benutten en wordt ruim baan geven aan excellentie. 3.6.4 Belonen van kwaliteit De notie van kwalitatief Hoger Onderwijs is een lastige. Gaat het bij kwaliteit vooral om goed onderzoek, moet een klassieke Bildungsideaal de leidraad zijn, of is de directe toegevoegde waarde voor de kenniseconomie de belangrijkste determinant van kwalitatief Hoger Onderwijs? De Jonge Democraten zijn van mening dat hier geen eenduidig antwoord op te geven is. Al deze aspecten zijn een element van kwalitatief hoogstaand Hoger Onderwijs; het relatieve belang van deze verscheidene aspecten zal verschillen per individu. De individuele student heeft de verantwoordelijk te kiezen voor een opleiding die voldoet aan zijn ideaalbeeld van kwalitatief hoogstaand onderwijs, maar moet wel in de gelegenheid gesteld worden deze keuze te maken. De Jonge Democraten juichen de opzet in Europees verband van een multi-dimensionaal systeem van classificatie van Hoger Onderwijsinstellingen, die op dit moment plaatsvindt, dan ook toe. Wat betreft het belonen van kwaliteit rust een sterke verantwoordelijkheid bij studenten zelf. Studenten kunnen door te stemmen met de voeten aangeven wat hun wensen zijn en welke aspecten van kwaliteit zij belangrijk vinden. Echter, Nederlandse studenten worden nu in hun keuze voor een opleiding primair geleid door de locatie in plaats van door kwaliteit of inhoud. Wanneer Nederlandse studenten kritischer zouden zijn over de kwaliteit en opzet van de opleiding die zij willen gaan volgen, zou hier een sterke prikkel voor instellingen vanuit gaan om meer aandacht te besteden aan de wensen van studenten de kwaliteit van opleidingen. Het automatisme van gaan studeren in de dichtstbijzijnde stad is wat betreft de Jonge Democraten dan ook zo snel mogelijk verleden tijd. In een stelsel waarin de keuze voor een opleiding door selectie en een grotere eigen (financiële) verantwoordelijkheid minder vanzelfsprekend is, wordt een dergelijke kritische houding van studenten aangemoedigd.

16 Daarnaast bevat het huidige stelsel van onderwijsfinanciering een aantal perverse prikkels die kwaliteit niet ten goede komen. Universiteiten en Hoge Scholen ontvangen een overheidsbijdrage per student en per uitgegeven diploma. Instellingen hebben er belang bij om zo veel mogelijk studenten zo snel mogelijk met een diploma de poorten uit te laten lopen, met negatieve gevolgen voor het niveau van het onderwijs. De Jonge Democraten zijn dan ook tegenstander van diplomafinanciering en pleiten voor een herziening van de financiële prikkels in het stelsel. Instellingen moeten financieel beloond worden voor het leveren van kwalitatief hoogstaand onderzoek en onderwijs, niet voor het produceren van zo veel mogelijk diploma's. Ook hier kan het op te zetten Europese classificatiesysteem wat betreft de Jonge Democraten een belangrijke rol spelen. De prikkel om de studie enigszins snel af te ronden, daarentegen, moet niet bij de instelling liggen maar bij studenten zelf. Dit kan bereikt worden door in het sociale leenstelsel prikkels daartoe op te nemen, bijvoorbeeld een rentekorting voor studenten die sneller afstuderen. 3.6.5 Ruimhartige financiering Over de afgelopen decennia is de hoeveelheid geld die Nederland uitrekt per student in het Hoger Onderwijs alleen maar gedaald. Wat betreft de Jonge Democraten wordt deze trend zo snel mogelijk gekeerd. Waar andere Westerse landen fors investeren in Hoger Onderwijs kan Nederland niet achterblijven zonder de aansluiting met de concurrentie te verliezen. De Jonge Democraten pleiten dan ook voor een structureel hogere uitgave aan het Hoger Onderwijs: Nederland zou van de achterblijvers binnen de OESO bij de kopgroep van investeerders in het HO moeten gaan horen. Deze toename in investering in Onderwijs en Onderzoek hoeft niet alleen van de overheid te komen: ook het Nederlandse bedrijfsleven loopt hierin achter. De Jonge Democraten staan dan ook positief tegenover een intensievere samenwerking van bedrijfsleven met het Hoger Onderwijs. Academische vrijheid en objectiviteit dient daarbij natuurlijk voorop te blijven staan. Daarnaast is meer geld lang niet het enige aspect. Extra investeringen in het Hoger Onderwijs moeten altijd gedaan worden op zo n manier dat ze een prikkel vormen voor kwaliteit. 3.7 Bijzonder onderwijs Op basis van artikel 23 uit de grondwet maakt het financieringssysteem voor scholen geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Het bijzonder onderwijs zoals we dat in Nederland kennen is echter wel toe aan een aantal wijzigingen. De overheid dient zorg te dragen voor een zo volledig mogelijke ontwikkeling van kinderen. Een levensbeschouwelijke educatie, waarin aandacht voor religie vanuit een encyclopedische invalshoek gegeven wordt, is hierbij van groot belang. Pas wanneer een kind op een zo objectief mogelijke wijze kennis kan nemen van levensbeschouwelijke gedachten en religie, zal het in staat zijn om zelf een persoonlijke keuze te maken. Een levensbeschouwelijke (religieuze, antroposofische, etc.) grondslag van een school kan problemen opleveren bij een volledige levensbeschouwelijke ontwikkeling. Hoe strenger de school, hoe meer monistisch het levensbeschouwelijke klimaat. De overheid moet streng toezien op de navolging van het vastgestelde curriculum. Scholen mogen zich volgens de structuren van bijzonder onderwijs (stichtingen, verenigingen etc.) blijven organiseren, maar scholen op basis van een exclusieve levensbeschouwelijke grondslag passen volgens de Jonge Democraten niet in een pluriforme maatschappij. Ook kinderen hebben het recht te twijfelen. De Jonge Democraten pleiten dan ook voor de opname van een breed onderwijspakket dat de meest vooraanstaande religies en levensbeschouwelijke opvattingen onderbrengt in het vaste curriculum voor middelbare scholen (de eindtermen). Deze kunnen bijvoorbeeld gegeven worden in het vak levensbeschouwing. Elke school zou moeten worden aangespoord dit vak verplicht te stellen voor al haar leerlingen. De Jonge Democraten keren zich tegen onderwijs met een levensbeschouwelijke grondslag.

17 4 Economie Nederland is een rijk land. Onze welvaart financiert het collectieve welzijn van onze samenleving. Geld dat vloeit naar onderwijs, gezondheidszorg en sociaal stelsel biedt mensen ontplooiingskansen en vergroot de individuele keuzevrijheid. De Jonge Democraten staan voor een duurzame economische groei, welvaart en welzijn, nu en in de toekomst. Ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op en de overheid zal hier flexibel op in moeten spelen om onverwachte economische schokken op te vangen. De Jonge Democraten zien een toekomst waarin mensen sneller en vaker van baan veranderen. Het is een toekomst waar mensen een leven lang leren en een leven lang kansen voor zichzelf creëren. Een toekomst waar mensen langer doorwerken. Het is een toekomst waarin Europese landen elkaars groei stimuleren. Nederland heeft in die toekomst een internationaal concurrentievoordeel doordat ze in staat is keuzes te maken, zich aan veranderingen kan aanpassen en op een selectief aantal gebieden kan excelleren. Om die toekomst te kunnen garanderen moeten er vandaag duidelijke economische keuzes worden gemaakt en dient de huidige generatie verantwoordelijkheid te nemen voor de volgende. De Jonge Democraten staan voor een economisch beleid dat kansen biedt om het individuele welzijn via welvaartscreatie te vergroten en zo min mogelijk belemmeringen opwerpt voor werknemers, werkgevers en burgers. Welvaart wordt gegenereerd door sterk in te zetten op innovatie, onderwijs, ondernemerschap en arbeidsproductiviteit. De welvaart wordt vervolgens op de belangrijkste punten verdeeld in de arbeidsmarkt, de woningmarkt en enkele publieke sectoren. De rol die de overheid heeft in dit proces is die van marktmeester. 4.1 Hoe generen we welvaart? In een mondiale en concurrerende economie kan Nederland niet op ieder gebied excelleren. Welvaart genereren betekent duidelijke keuzes maken. Het economisch beleid dient een strategie te voeren die onze kennis, inspanning en geld bundelt in gebieden waarin we wereldwijd uit (kunnen) blinken. Om als open economie internationaal te kunnen concurreren, zal extra aandacht gegeven moeten worden aan: innovatie, onderwijs, ondernemerschap en arbeidsproductiviteit. 4.1.1 Innovatie De Jonge Democraten vinden dat we moeten voorkomen dat het comfort dat welvaart ons biedt ons lui maakt. Door te blijven investeren in onderzoek en het stimuleren van productontwikkeling creëren we voor Nederland kansen op snelle groei, groei die noodzakelijk is voor (het behoud van) ons welvaartsniveau. Sterker nog, cijfers wijzen uit dat innovatie leidt een significant hogere omzetgroei en een hogere werkgelegenheid. Helaas is Nederland tot nog toe niet in staat geweest innovatie in groei om te zetten, Nederland zakt op het Europese Innovation Scoreboard. Het fundament voor economische groei is in Nederland aanwezig: kennis. Kennis is onze belangrijkste grondstof maar wordt te beperkt benut. De Jonge Democraten pleiten voor meer kennisvalorisatie: vertaling van ontwikkelde kennis in economische bedrijvigheid. De capaciteit om kennis snel en effectief om te zetten in economische waarde wordt een steeds belangrijkere bron van competitief voordeel. Om op de lange termijn concurrerend te blijven moet Nederland naast deze incrementele innovatie hoog inzetten op fundamenteel onderzoek in zowel de exacte als de sociale wetenschappen. De spin-offs die dit onderzoek op zal leveren vormen het kenniskapitaal van de toekomst. Kennisvalorisatie dient daarom een kerntaak te worden binnen het hoger onderwijs. Een bewezen mechanisme is het samenbrengen van universiteiten en bedrijven in kennisparken. Een voorbeeld hiervan is brainport Eindhoven, waar meer dan 50% van de Nederlandse patenten vandaag de dag vandaan komen. De overheid dient daarom publiekprivate samenwerkingsverbanden en samenwerking tussen kennisinstituten en bedrijven te stimuleren. De knowledge spillovers die hier plaatsvinden, creëren een positieve opwaartse spiraal omdat bedrijven en onderwijsinstellingen van elkaar profiteren. Het competitieve voordeel van dit soort samenwerkingsverbanden zal binnen sectors herkent worden, waardoor kennisdeling weer verder wordt gestimuleerd. Ten tweede moet Nederland innovatie actief stimuleren. Dit doet de overheid door een generiek technologiebeleid te voeren. Het beleid wat betreft innovatie is voor de hele markt hetzelfde. Op deze manier worden tegengestelde belangen en prikkels overbrugd. Elk bedrijf, ongeacht de sector, krijgt extra belastingvoordelen over de investeringen in R&D. Dit draagt sterk bij aan incrementele innovaties en dan vooral bij grote bedrijven. Om radicale innovaties te bevorderen (die vaak vanuit het MKB komen) is het noodzakelijk om de innovatievouchers te herintroduceren. Bij een radicale innovatie kan een bedrijf dan aan het benodigde kapitaal komen om de innovatie verder te ontwikkelen en op de markt te brengen.

18 De nadruk ligt op het woord investering. Investeringen in Research and Development (R&D) bedragen in Nederland 0,8% van het BBP. In landen die hoog staan op het Innovation Scoreboard wordt significant meer geïnvesteerd. Om niet achterop te raken, maar juist te excelleren moet Nederland minimaal 2% van het BBP investeren in R&D. Innovatie moet niet gezien worden als een kostenpost waarop zomaar op korte termijn bezuinigd kan worden. Innovatie levert op de lange termijn veel meer op en draagt daarmee sterk bij aan economische en sociale welvaart. De overheid dient daarnaast zelf het goede voorbeeld te geven door innovatie een vaste overweging te maken bij overheidsaanbestedingen. Dit kan door meerdere bedrijven te laten concurreren om opdrachten van de overheid. De overheid kan hen hierbij ondersteunen door gefaseerde subsidies en zo het risico beperken. Dit leidt tot innovatieve oplossingen waar samenleving, bedrijfsleven en de overheid zelf van profiteren. Als laatste moet overheid opnieuw een Innovatie Platform opzetten. Deze dient echter niet afhankelijk te zijn van kabinetsperioden. Innovatie is immers de motor van onze economie. Het is daarom nodig dat deze motor niet steeds opnieuw gestart moet worden. De gevolgde koers dient vervolgens afgerekend te worden op indicatoren van kennisvalorisatie. Dus niet zozeer op aantal patentaanvragen maar wel het aantal patenten dat vermarkt is. Waarbij de focus ligt op opbrengsten van innovatie. Een positieve innovatieprikkel geeft bedrijven de stimulans om zelf meer te investeren in innovatief onderzoek. 4.1.2 Onderwijs Zoals Nederland zich wat betreft innovatiekracht op zijn sterke punten richt, dienen leerlingen en studenten ook de gelegenheid te krijgen hun unieke talenten maximaal te ontwikkelen. Naar advies van het Innovatie Platform: Nederland moet leren excelleren. Het onderwijs richt zich op dit moment op het afleveren van een eenzijdig product. In de toekomst moet meer maatwerk geleverd worden. Leerlingen die het gemiddelde niveau niet aankunnen zijn de dupe van lesuitval en talent van hen met bovengemiddelde aanleg wordt verspild. Met maatwerk is beter eenieders talent en kansen te verwezenlijken. Dit betekent dat scholen meer vrijheid moeten krijgen in het bepalen van hun onderwijsprogramma. Dat is nodig om leerlingen en studenten de gelegenheid te geven onderwezen te worden naar hun talenten en aandachtsgebieden. Bovendien dient de financiering van het onderwijs een prikkel tot maatwerk van maximale talentontwikkeling van leerlingen en studenten op te leveren. Om excellentie in het hoger onderwijs te bevorderen dienen hogescholen en universiteiten een duidelijk profiel kiezen en daarbij zullen ze opleidingen en vakgebieden moeten afstoten. Zo krijgen instellingen de gelegenheid zich te specialiseren in een bepaald vakgebied. Samen met een beleid dat instellingen op het hoger onderwijs de mogelijkheid geeft studenten te selecteren zal dit leiden tot een hoger onderwijsniveau. Het middelaarberoepsonderwijs dient eveneens naar een hoger plan te worden getrokken om de ambities met betrekking tot de innovatie strategie te verwezenlijken en te ondersteunen. De keuzevrijheid van de leerling en student staat centraal. Maar wanneer nodig kunnen specifieke programma's worden opgezet die aansluiten bij specifieke maatschappelijke behoeftes. Initiatieven als het bètaplatform werven studenten voor sectoren waar Nederland ze hard nodig heeft. 4.1.3 Ondernemerschap In de huidige dynamische wereld zijn creatieve mensen onmisbaar. Dat zijn degenen die durf hebben en van 'niets' iets maken. Bovendien vormen ondernemers de ontbrekende schakel in de omzetting van kennis naar economische activiteit. Internet werkt als een magneet op nieuwe ondernemers en Nederland moet zijn regelgeving aanpassen aan deze snellere digitale wereld. Regelgeving moet snel, simpel en duidelijk zijn. De overheid moet hierin vooral een faciliterende rol aannemen. De overheid kan assisteren in het overbruggen van de zogenaamde finance gap bij startende ondernemers door belastingvoordeel te leveren, alsook flexibeler om te gaan met regelgeving in de cruciale startfase van een onderneming. Flexibilisering van de arbeidsmarkt zal de aantrekkingskracht van het ondernemerschap verhogen. Een vermindering van de ontslagbescherming heeft tot gevolg dat men minder schepen achter zich verbrand wanneer hij of zij uit loondienst gaat. Te derde is er de overheid zelf. Voordat een ondernemer in Nederland echt aan de slag kan zijn er maanden voorbij. Regelgeving is funest voor de mogelijkheden en motivatie van de ondernemer. Daarom bestaat het ondernemersloket, een plek waar ondernemers een eigen contactpersoon toegewezen krijgen die een verregaande bevoegdheid krijgt procedures snel te doorlopen.

19 4.1.4 Arbeidsproductiviteit Arbeid is duur in Nederland. Zo duur zelfs, dat Nederland (haast) niet (langer) kan concurreren met traditionele concurrenten en opkomende landen. Dat is waarom de Jonge Democraten pleit voor innovatie, onderwijs en ondernemerschap. Dit is echter niet het hele verhaal. Wil Nederland toekomstige groei veilig stellen, dan zal arbeid goedkoper moeten worden. Dit kan door het aantal werkuren van de bestaande werkenden te vergroten, bijvoorbeeld een langere werkweek of door het vergroten van de beroepsbevolking. Natuurlijk moeten beide opties gestimuleerd worden, maar de Jonge democraten richt zich op het verhogen van de arbeidsproductiviteit. De Jonge Democraten vindt dus dat er langer doorgewerkt moet worden, meer mensen (parttime) aan het werk moeten zijn en de productiviteit in die uren hoger moet liggen. In het bijzonder de beloningsstructuur kan hieraan bijdragen. De Jonge Democraten vinden dat arbeidsprikkels gestimuleerd moeten worden. Deze prikkels ontstaan onder meer door het doorgroeiautomatisme uit te schakelen. Dit betekent beloning op output in plaats van gewerkte uren of anciënniteit. Dus werknemers de verantwoordelijkheid geven eigen uren in te delen en hen op resultaat af te rekenen. Daarnaast zou bijscholing (in arbeidsrelevante technieken/onderwerpen) een verplicht vast onderdeel moeten vormen van loon. Als laatste dient demotie een algemeen geaccepteerd begrip te zijn, zoals promotie. Volgens de Jonge Democraten is het idee dat naarmate je ouder je wordt meer geld nodig hebt niet de realiteit. Sterker nog, vaak is dit juist omgekeerd, want wanneer kinderen uit huis zijn en het huis zelf is afbetaald er vaak juist extra financiële ruimte ontstaat. De beloningsstructuur zal de arbeidsproductiviteit alleen vergroten als niet alleen resultaat wordt beloond, maar als er ook wordt afgerekend op slechte resultaten. Een voorwaarde hiervoor is dat demotie wordt geaccepteerd, zowel voor Jongeren als ouderen. De rol van de overheid hierin is faciliterend; simpele, flexibele ontslagregeling. Ook zal de overheid zelf een voorbeeld moeten stellen door de beloningsstructuur in de publieke sector op resultaat in te richten en door waar nodig contracten open te breken. 4.2 Hoe verdelen we welvaart? De Jonge Democraten gelooft in collectieve individuele keuzevrijheid. Om die te optimaliseren staat de Jonge Democraten voor een rationele welvaartsdeling. Jongeren, starters, gezinnen, werknemers, ondernemers en ouderen hebben de financiële kansen nodig om zelf over hun toekomst te beschikken. Het uitgangspunt is daarbij dat dit niet ten koste gaat van de (financiële) prikkels om te ondernemen, te werken of op een andere manier bij te dragen aan de economie van Nederland. 4.2.1 Arbeidsmarkt De Nederlandse arbeidsmarkt is sinds de afgelopen decennia aan drie grote ontwikkelingen onderhevig. Waar in het verleden economische veranderingen traag en geleidelijk gingen, volgen die elkaar nu in rap tempo op. Dit heeft als gevolg dat de vraag naar arbeid sneller verandert en minder voorspelbaar is geworden. Daarnaast is de Nederlandse economie steeds meer verweven met de Europa en de rest van de wereld. Hierdoor is er steeds minder sprake van een op zichzelf staande Nederlandse arbeidsmarkt. In plaats daarvan wordt de Nederlandse arbeidsmarkt in toenemende mate onderdeel van de Europese en wereldwijde arbeidsmarkt. Om de concurrentie met andere economieën aan te kunnen, moeten loonkosten beperkt blijven. De derde grote ontwikkeling betreft de vergrijzing. Het arbeidsaanbod zal door de grote groep uittredende babyboomers afnemen. De Jonge Democraten wil de arbeidsmarkt passend maken nu bovenstaande ontwikkelingen zich voordoen. Uitgangspunten daarbij is dat er voor iedereen plek is om naar vermogen bij te dragen. Enerzijds betekent dit dat iedereen de kans krijgt om volop te participeren. Anderzijds betekent het dat iedereen de verantwoordelijkheid heeft om die kans te grijpen. De huidige arbeidsmarkt voldoet niet. Zij is te star gereguleerd waardoor talent onbenut blijft om verworven rechten kosten wat kost in stand gehouden worden. Daarom bepleit de Jonge Democraten diverse hervormingen. Werken naar vermogen Door de vergrijzing zal er de komende jaren in toenemende mate het aanbod op de arbeidsmarkt afnemen. Tegelijkertijd zal de vraag naar collectieve voorzieningen toenemen, waardoor deze onder druk komen te staan. Met name pensioenregelingen en zorgkosten dreigen een groot deel van de loonkosten op te slokken. Om deze voorzieningen te behouden is het enerzijds van belang om het aanbod op de arbeidsmarkt zoveel mogelijk op peil te houden en anderzijds de kosten voor collectieve voorzieningen te beperken en eerlijk te delen over werkenden en gepensioneerden. Daarom pleit de Jonge Democraten voor de volgende maatregelen. Verleng het arbeidzame leven door aan te sturen op efficiënt gebruik van school- en studiejaren. Hierdoor kunnen jongeren eerder toetreden tot de arbeidsmarkt waardoor het arbeidspotentieel toeneemt. Verleng op korte termijn de pensioengerechtigde leeftijd naar 69 jaar, en koppel deze op lange termijn aan de gemiddelde levensverwachting van de Nederlandse bevolking.

20 Om tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt op te vullen dient gerichte immigratie voor bepaalde beroepen en sectoren gestimuleerd te worden. Verplaats zorgpremies ten dele van de loonkosten naar de gebruikers zonder dat hierdoor de toegankelijkheid van de zorg in het geding komt door de zorgkosten voor een groter deel te laten financieren uit belastinginkomsten of een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Hoewel Nederland lage werkloosheidscijfers kent staan nog altijd teveel mensen onnodig langs de kant. Om ervoor te zorgen dat ook zij participeren op de arbeidsmarkt kunnen ze een bijdrage leveren aan het algehele welzijnsniveau. Daarnaast kan het hebben van werk ook van grote waarde zijn voor het welzijn van ieder individu. Groepen die nu nog onvoldoende kunnen of willen bijdragen zijn langdurig werklozen zonder beperkingen waaronder veel 55 plussers -, deels arbeidsongeschikten, ouders met een zorgtaak voor kinderen. Om hen wel de mogelijkheid te bieden om mee te doen op de arbeidsmarkt bepleit de Jong Democraten de volgende maatregelen. Om werken aantrekkelijk te maken voor uitkeringsgerechtigden dienen fiscale stimuli te worden ingezet om er voor te zorgen dat werken meer loont. Dit kan worden bewerkstelligd door de arbeidskorting te verhogen. Actief re-integratiebeleid voor langdurig werklozen, waarbij zij onder begeleiding voltijds bezig zijn met het verkrijgen van werk door middel van solliciteren, opleidingen en korte stages. Indien niet aan deze inspanningsverplichtingen wordt voldaan, wordt er op de uitkering ter hoogte van het bestaansminimum gekort of komt deze te vervallen. Oudere werklozen verdienen een eerlijke kans op de arbeidsmarkt. Daarom kunnen werkgevers nooit wettelijk dan wel via cao s gedwongen worden om oudere werknemers meer te betalen dan jongeren. In plaats daarvan dient betaald te worden naar prestatie. Uitgangspunt bij de begeleiding van jonge en oudere deels arbeidsongeschikten behoort te zijn dat er wordt aangestuurd op het benutten van de mogelijkheden die zij wel hebben. Hierin past regelmatig herkeuren waarin niet de vraag centraal staat of zij nog geschikt zijn voor hun vorige baan, maar het moet gaan om de vraag of er banen zij waar zij geschikt voor zijn. Indien deels arbeidsongeschikten een uitkering genieten mag van hen net als bij langdurig werklozen verwacht worden dat zij actief werk maken van het verkrijgen van werk. Voor diegenen die geheel arbeidsongeschikt zijn blijft er uiteraard te allen tijde een uitkering beschikbaar. Indien niet aan deze inspanningsverplichtingen wordt voldaan, wordt er op de uitkering gekort of komt deze te vervallen. Voor alle ouders met opgroeiende kinderen behoort betaalbare kinderopvang beschikbaar te zijn, zodat geen van hen genoodzaakt is het arbeidzame leven tijdelijk geheel te verlaten. Van werk naar werk Doordat veranderingen op de arbeidsmarkt steeds vaker voorkomen en ingrijpender van aard zijn, wordt er van werknemers een steeds grotere flexibiliteit verwacht. De baan voor het leven is zo goed als verdwenen. Gemiddeld veranderen werknemers iedere vijf jaar van werk. Waar de werkgelegenheid in de ene sector toeneemt, verdwijnt deze in de andere. Werknemers zullen vaker voor kortere tijd werkloos zijn, maar dat mag niet gelijk tot grote problemen leiden. Soms zullen zij in een andere snel sector weer aan de slag moeten kunnen. En in de tussentijd moet hun inkomen zodanig zijn dat de hypotheek en andere vaste lasten wel betaalbaar blijven. Voor de toekomstige, flexibele werknemer volstaat het niet meer om rond het twintigste levensjaar het leren achter zich te laten. Ook daarna zullen werknemers zich moeten blijven scholen. Daarom bepleit de Jonge Democraten de volgende maatregelen: Indien werknemers werkloos raken behoren zij voor een korte periode afhankelijk van de duur van het arbeidsverleden van maximaal één jaar WW te krijgen ter hoogte van maximaal het oude salaris. Collectieve scholingsbudgetten moeten worden omgevormd naar individuele scholingsbudgetten, zodat iedere werknemer zonder tussenkomst van de werkgever zelf kan bepalen welke opleiding nodig is om aantrekkelijk te blijven op de arbeidsmarkt. Een werknemer kan er hierdoor ook voor kiezen zich om te laten scholen om vervolgens in een andere sector te gaan werken. Bedrijven groeien en krimpen net als sectoren sneller dan vroeger. Dit betekent dat zij op het ene moment meer werknemers nodig hebben dan op het andere. Toch zijn werkgevers terughoudend met het aannemen van werknemers, omdat zij in mindere tijden geconfronteerd worden met de zware en ingewikkelde Nederlandse ontslagbescherming met dure ontslagprocedures als gevolg. Met name kleine werkgevers zijn daardoor terughoudend met het aannemen van nieuwe werknemers. De werkgelegenheid wordt hierdoor geremd. Of deze werkgevers vinden een uitweg in allerlei tijdelijke contracten waardoor grote ongelijkheid tussen werknemers ontstaat. Bovendien beschermt het huidige ontslagrecht vooral oudere werknemers. Jongeren hebben het nakijken als er ontslagen vallen zonder dat zij per se minder goed presteerden. De werkgever kan daardoor noodgedwongen achter blijven met minder presterende ouderen die zelf terughoudend zijn met het vinden van nieuw werk, omdat ze dan hun opgebouwde rechten verkwanselen. Om er voor te zorgen dat zowel jongeren als ouderen op de plek komen die bij hen past stelt de Jonge Democraten de volgende maatregelen omtrent het ontslagrecht voor.