Lees de uitleg. Tekst lezen en letten op verbanden Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen: ze hebben iets met elkaar te maken. Er bestaan verbanden tussen de zinnen. Als je de verbanden in een tekst ziet, dan begrijp je de tekst beter. Aan signaalwoorden kun je vaak al zien om welk verband het gaat. Een verband dat vaak voorkomt is oorzaak of reden. Aan dit soort signaalwoorden kun je een oorzaak of reden herkennen: daarom, daardoor, doordat, omdat, want. Voorbeeld: Er dreigt een tekort, omdat de vraag groter is dan het aanbod. Een ander verband is de opsomming. Die kom je ook vaak tegen in een tekst. Signaalwoorden voor een opsomming zijn bijvoorbeeld: ten eerste, ten tweede, ten derde, enzovoort, ook, daarnaast, tevens. 2. Lees de tip. Als je vragen moet beantwoorden over de verbanden in een tekst, kun je het signaalwoord meestal ook in je antwoord gebruiken. Daarmee laat je zien dat je het verband begrijpt. Vragen naar een oorzaak of reden beginnen vaak met waarom of waardoor. Vraag: Waarom valt de cacao-oogst vaak tegen? Antwoord: Omdat de cacaoboeren de cacaostruiken te dicht op elkaar planten en te weinig kunstmest gebruiken. 3. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen? Gebruik dan de woordhulp. 4. Lees het stukje onder het kopje Zonder cacao geen chocola. Beantwoord de vragen. a. Waardoor dreigt er een tekort aan cacao? Maak de zin af: Er dreigt een tekort aan cacao pagina 1 van 5 pagina 1 van 5
b. In dit stukje staat nog een tweede reden waarom er meer vraag is naar cacao. Wat is die reden? c. Welk signaalwoord zie je daar staan? d. Is dat een signaalwoord voor een reden of een opsomming? 4. Lees het stukje onder het kopje Steeds duurder. a. Waardoor neemt het aanbod aan cacao af? b. Welke tweede oorzaak staat er genoemd? c. Welk signaalwoord voor een opsomming staat er? d. Er staat nog een derde oorzaak genoemd. Daar staat geen signaalwoord bij. Maak de zin af en gebruik een signaalwoord. Het aanbod van cacao Een oorzaak-gevolgschema invullen 1. Lees de uitleg. In een oorzaak-gevolgschema kun je een overzicht maken van de oorzaken van een probleem. De tekst gaat over het probleem: Te weinig cacao. In het sleutelschema zet je op een rijtje wat de oorzaken en de gevolgen van dit probleem zijn. 2. Kijk nog eens in de tekst. Onderstreep oorzaken en gevolgen, en mogelijke oplossingen. Let op: Je hebt hier ook al vragen over beantwoord bij opdracht 1. 3. Vul dan het schema verder in. Bespreek samen wat er op elke plek in het schema moet staan. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5
Oorzaak: Er komt steeds meer vraag naar cacao. Oorzaak: Er wordt steeds minder cacao geproduceerd. Probleem: Te weinig cacao Reden: Reden: Oorzaak: Tegenvallende oogsten Oorzaak: Er wordt veel cacao gegeten in Europa. Gevolg: oorzaak 1: verouderde manier van telen oorzaak 2: Oplossing 1: Oplossing 2: Je kunt oorzaak 3: pagina 3 van 5 pagina 3 van 5
Vragen beantwoorden over de tekst Beantwoord de vragen over de tekst. 1. De vraag naar cacao stijgt, maar het aanbod stagneert (r. 3). Wat betekent stagneren? A. tot stilstand komen B. minder worden C. voor te veel geld verkopen D. vermeerderen 2. Lees: Als de productie daarvan niet drastisch toeneemt een tekort (r. 17-18). Wat betekent drastisch? 3. Kijk onder het kopje Beter telen. Welk ander woord voor telen staat er in dit stukje? 4. Wat betekent fairtrade (r. 36)? Welke andere producten ken je met het fairtradelogo? 5. Wat zou jij ervan vinden als er geen chocola meer was? Zou je dan iets anders (meer) gaan eten? pagina 4 van 5 pagina 4 van 5
Hoeveel chocola eet jij? In de tekst staat dat de gemiddelde Nederlander 5 kilo chocola per jaar eet. Je gaat schatten hoeveel chocola je zelf per jaar eet. 1. Schrijf in de linkerkolom op welke producten je allemaal eet waar cacao in zit. Denk ook aan broodbeleg, snoep, koek, toetjes, enzovoort. 2. Schrijf in de tweede kolom hoeveel gram je denkt dat dat per keer is. 3. Schrijf in de derde kolom hoeveel je per jaar eet van dat chocoladeproduct. 4. Tel de hoeveelheden in de derde kolom bij elkaar op. Kom je ook aan 5 kilogram? 5. Vergelijk je schema met je groepje. Zijn jullie gemiddelde chocolade-eters? product per keer per jaar pagina 5 van 5 pagina 5 van 5