Bijlage B&W flap d.d. 15 september 2015, BD vierde technische wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

Vergelijkbare documenten
Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

Wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de gewijzigde garantieregeling(3b, 2015, 108)

Aanpassingen van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget:

Toelichting artikel 2.8 wijziging omvang aanstelling

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 5 juni 2009 registratienummer: B/

CVDR. Nr. CVDR19688_5

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

B&W. Agendapunt, dinsdag 10 februari wijziging ouderschapsverlof

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard:

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

In artikel 3:16 lid 2 worden de woorden hoofdstuk 9a, 9b, 9d of 9e vervangen door: hoofdstuk 9a, 9b, 9e of 9f.

Salaris en vergoedingsregelingen

B&W. Agendapunt, dinsdag 9 december Wijziging diverse artikelen in de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

Bijlage R Overgangsrecht Hoofdstuk 3 NRGA (artikel 3.27 NRGA)

LOGA GPD

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Toelichting artikel 1.1, onder n en p

GEMEENTEBLAD. Nr Regeling generatiepact gemeente Veere 2019

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Versie 17 mei 2016

OUDER SCH APSVERLOF Artikel 1. Begripsbepaling Artikel 2. Recht op ouderschapsverlof Artikel 3. Aanvraag van verlof

Wijzigen rechtspositieregeling in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Bijlage R Overgangsrecht Hoofdstuk 3 NRGA (artikel 3.27 NRGA)

Hoofdstuk 6 Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

Onderhandelingsakkoord CAO RDW Oktober 2007

Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2006/31

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam n.a.v. Versobering AVW 2014 (met ingang van 1 januari 2014) Versie 3 december 2013

Wijzigingen CAR UWO als gevolg van invoering IKB. Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland heeft op 29 november 2016 besloten:

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

Generatiepact voor de branche Woondiensten

IKAP-Regeling rijkspersoneel

GEMEENTE LANC5ĒDIJK ING. 2 4 JUN Z01S. ons kenmerk ECWGO/U Lbr: 15/052 CvA/LOGA 15/10

gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

LEVENSLOOPREGLEMENT Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs in de regio Steenwijk, Weststellingwerf en Westerveld ( SVO Wolvega/Steenwijk)

Beh. Ambt.: Síreefdaí.: ons kenmerk. ECWGO/U Lbr: 15/052 CvA/LOGA 15/10

CVDR. Nr. CVDR133971_1. Regeling ouderschapsverlof

Regeling Generatiepact Noord-Hollands Archief

ons kenmerk ECWGO/U Lbr: 15/052 CvA/LOGA 15/10

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 1.1 begrippen

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE PUTTEN

Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 1 CAR teksten

Gelezen de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden d.d. 22 november 2018, nr. TAZ/U

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

GEMEENTEBLAD. Nr

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

Verlof rond zwangerschap, adoptie, pleegzorg en geboorte

Bijlage bij onderhandelingsresultaat CAO-OI

Concept Regeling Generatiepact MGR

Geldend van t/m heden

Gelet op artikel C.22 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 842 LEVENSLOOPREGELING PROVINCIES. Hoofdstuk 1 Algemeen

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en diverse uitvoeringsregelingen Provincie Groningen

OVERGANGSRECHT AMBTENAREN IN EEN FUNCTIE DIE OP 31 DECEMBER 2005 RECHT GAF OP FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

OVERGANGSRECHT AMBTENAREN IN EEN FUNCTIE DIE OP 31 DECEMBER 2005 RECHT GAF OP FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG

Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Regeling Werktijden en Verlof

4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

Aanvraagformulier ouderschapsverlof

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

De wijzigingen gaan, met terugwerkende kracht, in per 1 januari Artikel 18:1:5, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Levensloopreglement Stichting OSG Hengelo

Regeling tot wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) herdruk als gevolg van de invoering van het IKB

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

Bijlage 1: Aanpassingen Arbeidsvoorwaardenregeling Hilversum (ARH) i.v.m. IKB

De zesde wijziging car-uwo 2016 gemeente Marum. gelet op de ledenbrieven van het LOGA nummer 16/083 en 16/089;

Wijziging CAR-LAR als gevolg van circulaire CVA/U en CVA/U per 1 april 2012

c. de vergoeding in geld voor wacht- en storingsdienst, gemiddeld per maand over de voorafgaande periode van 12 maanden;

Generatiepact Rijswijk

Verlof uit de Wet Arbeid en Zorg. Toelichting op verschillende vormen van verlof

Overzicht verlofvormen WAZ CvA-notitie - juni 2009

gelet op de resultaten van het overleg in de commissie voor het georganiseerd overleg;

vast te stellen de 4e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Besluiten vast te stellen de Regeling generatiepact gemeente Nijmegen. Hoofdstuk 5 a AGN: Regeling Generatiepact gemeente Nijmegen

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zesde wijziging CAR-UWO 2016 gemeente Leek. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

Zundertse Regelgeving

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

Derde wijziging 2017 CAR-UWO 2016 van de gemeente Leek. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Transcriptie:

Bijlage B&W flap d.d. 15 september 2015, BD2015-010469 vierde technische wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) De tekst van en toelichting bij de hierna volgende bepalingen te vervangen door: Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging 1.1 begrippen vv. WAZ: Wet arbeid en zorg yy. werkgever: het college dan wel de functionaris die voor de desbetreffende bevoegdheid (onder)mandaat heeft gekregen krachtens het Bevoegdhedenbesluit; 1.1 begrippen vv. Wazo: Wet arbeid en zorg yy. werkgever: de rechtspersoon gemeente Amsterdam, het college dan wel de functionaris die voor de desbetreffende bevoegdheid (onder)mandaat heeft gekregen krachtens het Bevoegdhedenbesluit; Met werkgever kan soms ook de rechtspersoon gemeente Amsterdam worden bedoeld. De afkorting van de Wet arbeid en zorg is daarom gecorrigeerd en begrip werkgever is aangepast. Artikel 1.4 bezoldigingsbestanddelen De toelagen en toeslagen, bedoeld in artikel 1.1, onder j, die naast het salaris als bezoldigingsbestanddelen worden aangewezen zijn: a. de structurele inconveniëntentoeslag, bedoeld in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantietoeslag MRI); c. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid, (salaris bij bevordering); d. de persoonlijke toelage, genoemd in artikel 3.17, eerste lid; e. de regelmatig terugkerend overwerktoeslag genoemd in artikel 3.27; f. de beschikbaarheidstoeslag, genoemd in artikel 3.29; g. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; h. de roostertoeslag, genoemd in artikel 3.34; i. de arbeidsmarkttoeslag, genoemd in artikel 3.36; j. de toeslag lager leidinggevende, genoemd in artikel 3.37; k. de afbouwtoelage, genoemd in artikel 3.40; l. de blijvende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.41 (toegekend voor 1 MEI 2015); m. de aflopende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.42 (toegekend voor 1 MEI 2015); n. de bevroren garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.43 (toegekend voor 1 MEI 2015); (omzetting aflopende garantietoeslag); o. de reorganisatietoeslag, genoemd in artikel 16.2; p. de functietoelage, genoemd in artikel 24.13. Artikel 1.4 bezoldigingsbestanddelen De toelagen en toeslagen, bedoeld in artikel 1.1, onder j, die naast het salaris als bezoldigingsbestanddelen worden aangewezen zijn: a. de structurele inconveniëntentoeslag, bedoeld in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantietoeslag MRI); c. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid, (salaris bij bevordering); d. de persoonlijke toelage, genoemd in artikel 3.17, eerste lid; e. de regelmatig terugkerend overwerktoeslag genoemd in artikel 3.27; f. de beschikbaarheidstoeslag, genoemd in artikel 3.29; g. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; h. de roostertoeslag, genoemd in artikel 3.34; i. de arbeidsmarkttoeslag, genoemd in artikel 3.36; j. de toeslag lager leidinggevende, genoemd in artikel 3.37; k. de afbouwtoelage, genoemd in artikel 3.40; l. de blijvende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.41 (toegekend voor 1 MEI 2015); m. de aflopende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.42 (toegekend voor 1 MEI 2015); n. de bevroren garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.43 (toegekend voor 1 MEI 2015); (omzetting aflopende garantietoeslag); o. de reorganisatietoeslag, genoemd in paragraaf 10 van hoofdstuk 3; p. de garantietoeslag, genoemd in artikel 3.53. Verkeerde verwijzing naar 16.2 en 24.13 en de naam functietoelage is gewijzigd in de garantietoeslag. Pagina 1 van 45

Artikel 1.7 weddebestanddelen De toelagen en toeslagen, bedoeld in artikel 1.1, onder tt, die gerekend naar een volledige aanstelling naast het salaris als weddebestanddelen worden aangewezen, zijn: a. de structurele inconveniëntentoeslag, genoemd in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantietoeslag MRI); c. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid (salaris bij bevordering); d. de persoonlijke toelage, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, voor zover toegekend voor een duur van langer dan één jaar; e. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; f. de incidentele inconveniëntentoeslag, genoemd in artikel 3.38; g. de functietoelage, genoemd in artikel 24.13, gerekend naar de maand waarin de toelage of toeslag betaalbaar wordt gesteld; h. de inkomensgarantie, genoemd in artikel 21.23. Artikel 1.7 weddebestanddelen De toelagen en toeslagen, bedoeld in artikel 1.1, onder tt, die gerekend naar een volledige aanstelling naast het salaris als weddebestanddelen worden aangewezen, zijn: a. de structurele inconveniëntentoeslag, genoemd in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantietoeslag MRI); c. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid (salaris bij bevordering); d. de persoonlijke toelage, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, voor zover toegekend voor een duur van langer dan één jaar; e. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; f. de incidentele inconveniëntentoeslag, genoemd in artikel 3.38; g. de garantietoeslag, genoemd in artikel 3.53, gerekend naar de maand waarin de toelage of toeslag betaalbaar wordt gesteld; De verwijzingen zijn gecorrigeerd. Lid h is vervallen, artikel 21.23 uit het hoofdstuk rechtspositieregeling Ambulancezorg personeel bestaat niet meer. Artikel 3.7 salaris bij bevordering De ambtenaar die niet in de salarisschaal is ingeschaald waarin zijn functie is gewaardeerd, wordt bevorderd zodra hij zijn functie volledig en naar behoren vervult. De bevordering vindt plaats met ingang van de eerste dag van de kalendermaand. Artikel 3.7 bevordering De ambtenaar die niet in de salarisschaal is ingeschaald waarin zijn functie is gewaardeerd, wordt bevorderd zodra hij zijn functie volledig en naar behoren vervult. De bevordering vindt plaats met ingang van de eerste dag van de kalendermaand. De titel is gewijzigd aangezien artikel 3.7 en 3.8 NRGA dezelfde titel hadden. Pagina 2 van 45

Toelichting artikel 3.20 ambtsjubileum Als diensttijd geldt ten eerste alle tijd die in dienst van de gemeente Amsterdam is doorgebracht. Daarnaast is diensttijd alle tijd die elders in dienst is doorgebracht, indien men daarbij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement. De dienstjaren hoeven niet aansluitend te zijn; alle jaren worden bij elkaar opgeteld. Een ander lichaam in de zin van het pensioenreglement is bijvoorbeeld een andere gemeente, provincie, de rijksdienst of een stichting met de B3-status. Als voorbeeld voor lid 2 sub h kan genoemd worden de tijd doorgebracht als vrijwilliger of stagiair bij de gemeente of een lichaam in de zin van het pensioenreglement. Deze tijd is geen diensttijd, tenzij de ambtenaar daarover pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement heeft. Als de ambtenaar in een deeltijdaanstelling werkzaam is geweest, wordt het gehele tijdvak waarover die deeltijdaanstelling zich uitstrekt, als diensttijd aangemerkt. Het derde lid bepaalt dat non-activiteitverlof niet meetelt als diensttijd tenzij, alle perioden van verlof samengeteld, het verlof niet meer dan 31 dagen heeft geduurd. Het zesde lid regelt de toekenning van de ambtsjubileumgratificatie bij een tekort aan diensttijd na ontslag. Het komt voor dat een ambtenaar bij onvrijwillig ontslag weinig diensttijd tekortkomt. Een uitloopperiode van maximaal drie maanden is dan aanvaardbaar. De tweede voorwaarde is dat de ambtenaar voor zijn ontslag een volledige bezoldiging werd toegekend. Als de ambtenaar bijvoorbeeld zo lang wegens arbeidsongeschiktheid is verhinderd zijn functie te vervullen dat hij slechts gedeeltelijk bezoldiging ontvangt, wordt de gratificatie niet toegekend. De tekst van de oorkonde is: Toelichting artikel 3.20 ambtsjubileum Als diensttijd geldt ten eerste alle tijd die in dienst van de gemeente Amsterdam is doorgebracht. Daarnaast is diensttijd alle tijd die elders in dienst is doorgebracht, indien men daarbij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement. De dienstjaren hoeven niet aansluitend te zijn; alle jaren worden bij elkaar opgeteld. Een ander lichaam in de zin van het pensioenreglement is bijvoorbeeld een andere gemeente, provincie, de rijksdienst of een stichting met de B3-status. Als voorbeeld voor lid 2 sub h kan genoemd worden de tijd doorgebracht als vrijwilliger of stagiair bij de gemeente of een lichaam in de zin van het pensioenreglement. Deze tijd is geen diensttijd, tenzij de ambtenaar daarover pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement heeft. Als de ambtenaar in een deeltijdaanstelling werkzaam is geweest, wordt het gehele tijdvak waarover die deeltijdaanstelling zich uitstrekt, als diensttijd aangemerkt. Het derde lid bepaalt dat non-activiteitverlof niet meetelt als diensttijd tenzij, alle perioden van verlof samengeteld, het verlof niet meer dan 31 dagen heeft geduurd. Het zesde lid regelt de toekenning van de ambtsjubileumgratificatie bij een tekort aan diensttijd na ontslag. Het komt voor dat een ambtenaar bij onvrijwillig ontslag weinig diensttijd tekortkomt. Een uitloopperiode van maximaal drie maanden is dan aanvaardbaar. De tweede voorwaarde is dat de ambtenaar voor zijn ontslag een volledige bezoldiging werd toegekend. Als de ambtenaar bijvoorbeeld zo lang wegens arbeidsongeschiktheid is verhinderd zijn functie te vervullen dat hij slechts gedeeltelijk bezoldiging ontvangt, wordt de gratificatie niet toegekend. De tekst van de oorkonde is: De oorkonde bestond in twee varianten. Dit wordt teruggebracht tot één versie die in beide situaties voldoet. Pagina 3 van 45

Burgemeester en wethouders verklaren dat (naam ambtenaar) gedurende (aantal jaren van het ambtsjubileum) jaren bij de gemeente Amsterdam werkzaam is geweest. Als blijk van waardering voor deze dienstvervulling en ter herinnering aan het ambtsjubileum is deze oorkonde opgemaakt. (datum van het ambtsjubileum) Burgemeester en wethouders van Amsterdam, secretaris / burgemeester. Burgemeester en wethouders verklaren dat (naam ambtenaar) gedurende (aantal jaren van het ambtsjubileum) jaren bij de gemeente Amsterdam en in daarmee gelijkgestelde functies in overheidsdienst werkzaam is geweest. Als blijk van waardering voor deze dienstvervulling en ter herinnering aan het ambtsjubileum is deze oorkonde opgemaakt. (datum van het ambtsjubileum) Burgemeester en wethouders van Amsterdam, secretaris / burgemeester. Als de diensttijd ook bestaat uit andere tijd dan diensttijd bij de gemeente, wordt de eerste volzin van de oorkonde gewijzigd door na Amsterdam, op te nemen: en in daarmee gelijkgestelde functies in overheidsdienst werkzaam is geweest. Pagina 4 van 45

Artikel 3.51 andere inkomsten De andere inkomsten, bedoeld in artikel 3.47, lid 2, zijn de som van de door ambtenaar genoten en hieronder vermelde toelagen of toeslagen: a. de structurele inconveniëntentoeslag, bedoeld in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantie toeslag MRI); c. de bevroren garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.43 (omzetting aflopende garantietoeslag), voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit hoofdstuk zijn opgenomen (toegekend voor 1 MEI 2015); ; d. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid (salaris bij bevordering); e. de persoonlijke toelage, voor zover toegekend voor een duur van langer dan één jaar, genoemd in artikel 3.17 (persoonlijke toelage); f. de LOGA- en Amsterdamse eindejaarsuitkering, genoemd in artikel 3.18 en 3.19; g. de regelmatig terugkerend overwerktoeslag, genoemd in artikel 3.27; h. de beschikbaarheidstoeslag, genoemd in artikel 3.29 voor zover vooraf door middel van een schriftelijke aanwijzing voor onbepaalde tijd is aangegeven, dat gemiddeld op 60 dagen of meer per periode van 12 maanden beschikbaarheidsdienst moet worden verricht; i. de feestdagtoeslag, genoemd in 3.32, voor zover volgens rooster dienst wordt verricht binnen de vastgestelde werktijd; j. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; k. de roostertoeslag, genoemd in artikel 3.34; l. de roosterwijzigingstoeslag, genoemd in artikel 3.35; m. de arbeidsmarkttoeslag, genoemd in artikel 3.36; n. de afbouwtoelage, genoemd in artikel 3.40 voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit artikel zijn opgenomen; Artikel 3.51 andere inkomsten De andere inkomsten, bedoeld in artikel 3.47, lid 2, zijn de som van de door ambtenaar genoten en hieronder vermelde toelagen of toeslagen: a. de structurele inconveniëntentoeslag, bedoeld in artikel 3.2 (methode rangordenen inconveniënten (MRI)); b. de verhoging van de garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.3 (bodemgarantie toeslag MRI); c. de bevroren garantietoeslag, bedoeld in artikel 3.43 (omzetting aflopende garantietoeslag), voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit hoofdstuk zijn opgenomen (toegekend voor 1 MEI 2015); ; d. de persoonlijke toeslag, genoemd in artikel 3.8, vierde lid (salaris bij bevordering); e. de persoonlijke toelage, voor zover toegekend voor een duur van langer dan één jaar, genoemd in artikel 3.17 (persoonlijke toelage); f. de LOGA- en Amsterdamse eindejaarsuitkering, genoemd in artikel 3.18 en 3.19; g. de regelmatig terugkerend overwerktoeslag, genoemd in artikel 3.27; h. de beschikbaarheidstoeslag, genoemd in artikel 3.29 voor zover vooraf door middel van een schriftelijke aanwijzing voor onbepaalde tijd is aangegeven, dat gemiddeld op 60 dagen of meer per periode van 12 maanden beschikbaarheidsdienst moet worden verricht; i. de feestdagtoeslag, genoemd in 3.32, voor zover volgens rooster dienst wordt verricht binnen de vastgestelde werktijd; j. de waarnemingstoeslag, genoemd in artikel 3.33; k. de roostertoeslag, genoemd in artikel 3.34; l. de roosterwijzigingstoeslag, genoemd in artikel 3.35; m. de arbeidsmarkttoeslag, genoemd in artikel 3.36; n. de afbouwtoelage, genoemd in artikel 3.40 voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit artikel zijn opgenomen; De verwijzing naar artikelnummer is gecorrigeerd. Pagina 5 van 45

o. de blijvende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.41, voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit artikel zijn opgenomen (toegekend voor 1 MEI 2015); p. de aflopende garantietoeslag, genoemd in artikel 42, voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit Besluit zijn opgenomen ((toegekend voor 1 MEI 2015); q. de reorganisatietoeslag, genoemd in artikel 16.2; r. de functietoelage als bedoeld in artikel 24.13. o. de blijvende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.41, voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit artikel zijn opgenomen (toegekend voor 1 MEI 2015); p. de aflopende garantietoeslag, genoemd in artikel 3.42, voor zover betrekking hebbend op toeslagen die in dit Besluit zijn opgenomen ((toegekend voor 1 MEI 2015); q. de reorganisatietoeslag, genoemd in artikel 3.48; r. de functietoelage als bedoeld in artikel 24.13. Pagina 6 van 45

Toelichting artikel 5.1 indienen verzoek Het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden, ook wel het Cafetariamodel' genoemd, biedt ambtenaren de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen hun eigen arbeidsvoorwaardenpakket samen te stellen. Alle ambtenaren kunnen op vrijwillige basis aan de regeling deelnemen. Gedurende het lopende kalenderjaar kan op elk moment een aanvraag worden ingediend voor deelname aan een van de bestedingsmogelijkheden van het Cafetariamodel. De voorwaarde daarbij is dat elke bestedingsmogelijkheid een keer per jaar mag worden aangevraagd. De bestedingsmogelijkheden kunnen afzonderlijk van elkaar aangevraagd worden. Verrekening van de bestedingsmogelijkheid vindt altijd plaats in hetzelfde kalenderjaar. Als de medewerker bijvoorbeeld in april aangeeft uren te willen verkopen dan vindt de volledige inhouding uiterlijk in december van het betreffende kalenderjaar plaats. Toelichting artikel 5.1 indienen verzoek Het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden, ook wel het Cafetariamodel' genoemd, biedt ambtenaren de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen hun eigen arbeidsvoorwaardenpakket samen te stellen. Alle ambtenaren kunnen op vrijwillige basis aan de regeling deelnemen. Gedurende het lopende kalenderjaar kan op elk moment een aanvraag worden ingediend voor deelname aan een van de bestedingsmogelijkheden van het Cafetariamodel. De voorwaarde daarbij is dat elke bestedingsmogelijkheid een keer per jaar mag worden aangevraagd. De bestedingsmogelijkheden kunnen afzonderlijk van elkaar aangevraagd worden. Verrekening van de bestedingsmogelijkheid vindt plaats in hetzelfde kalenderjaar. De verrekening van de aanvullende reiskostenvergoeding vormt hierop een uitzondering vanwege de fiscale regelgeving. De verrekening hiervan vindt plaats in de twaalf maanden na toekenning. Als de medewerker bijvoorbeeld in april aangeeft uren te willen kopen dan vindt de volledige inhouding uiterlijk in december van het betreffende kalenderjaar plaats. Vraagt hij begin april een aanvullende reiskostenvergoeding aan dan vindt de verrekening in twaalf maandelijkse termijnen plaats tot uiterlijk mei van het daaropvolgende kalenderjaar. Verrekening de aanvullende reiskostenvergoeding in hetzelfde jaar is niet conform fiscale regelgeving. De toelichting bij artikel 5.1 is hierop aangepast. Een verzoek voor deelname aan het Cafetariamodel wordt toegewezen, tenzij het dienstbelang zich ertegen verzet. Een toewijzing kan namelijk organisatorische of financiële gevolgen hebben. Zo bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de koop van vakantie-uren leidt tot een onderbezetting op de afdeling. Redenen om het verzoek af te wijzen zijn in ieder geval aanwezig als de toekenning van het verzoek leidt tot ernstige bedrijfsvoeringsproblemen. Het is aan de werkgever om bij afwijzing van een verzoek aan te tonen dat er zwaarwegende belangen zijn die boven de wens van de ambtenaar gaan. Een verzoek voor deelname aan het Cafetariamodel wordt toegewezen, tenzij het dienstbelang zich ertegen verzet. Een toewijzing kan namelijk organisatorische of financiële gevolgen hebben. Zo bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de koop van vakantie-uren leidt tot een onderbezetting op de afdeling. Redenen om het verzoek af te wijzen zijn in ieder geval aanwezig als de toekenning van het verzoek leidt tot ernstige bedrijfsvoeringsproblemen. Het is aan de werkgever om bij afwijzing van een verzoek aan te tonen dat er zwaarwegende belangen zijn die boven de wens van de ambtenaar gaan. Pagina 7 van 45

Artikel 5.2 bronnen 1. De ambtenaar geeft aan welke bronnen hij wil inzetten voor het realiseren van de door hem gekozen bestedingsmogelijkheden. 2. De ambtenaar heeft keuze uit de volgende bronnen: a. het salaris, voor zover dat uitgaat boven het wettelijke minimumloon; b. de vakantie-uitkering, voor zover die uitgaat boven 8% van het wettelijke minimumjaarloon; c. de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3.18 (LOGAeindejaarsuitkering) en 3.19 (Amsterdamse eindejaarsuitkering); d. de levensloopbijdrage als bedoeld in artikel 6.41, als de ambtenaar niet meedoet aan de levensloopregeling; e. de vergoeding voor de verkoop van vakantie-uren als bedoeld in artikel 5.4. 3. Per kalenderjaar kunnen meerdere bronnen tegelijkertijd ingezet worden. Artikel 5.2 bronnen 1. De ambtenaar geeft aan welke bronnen hij wil inzetten voor het realiseren van de door hem gekozen bestedingsmogelijkheden. 2. De ambtenaar heeft keuze uit de volgende bronnen: a. het salaris, voor zover dat uitgaat boven het wettelijke minimumloon; b. de vakantie-uitkering, voor zover die uitgaat boven 8% van het wettelijke minimumjaarloon; c. de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3.18 (LOGAeindejaarsuitkering) en 3.19 (Amsterdamse eindejaarsuitkering); d. de levensloopbijdrage als bedoeld in artikel 6.41, als de ambtenaar niet meedoet aan de levensloopregeling; e. de vergoeding voor de verkoop van vakantie-uren als bedoeld in artikel 5.4. 3. Per kalenderjaar kunnen meerdere bronnen tegelijkertijd ingezet worden. 4. Voor de bestedingsmogelijkheid reiskosten kan alleen de bron salaris, genoemd in lid 2 sub a worden ingezet. Toevoeging lid 4 aan artikel 5.2. Aangezien de reiskosten maandelijks verrekend worden is het volgens de fiscale regelgeving alleen mogelijk hiervoor de bron salaris te gebruiken. Artikel 5.3 bestedingsmogelijkheden 1. De bestedingsmogelijkheden zijn: a. koop van vakantie-uren; b. een netto vergoeding voor de voor eigen rekening blijvende reiskosten; c. een netto vergoeding voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een opleiding of studie voor een beroep; d. extra opbouw pensioen op grond van het pensioenreglement; e. contributie aan een vakbond; f. een netto vergoeding voor bedrijfsfitness op de werkplek. 2. Alle bronnen kunnen voor alle bestedingsmogelijkheden worden aangewend. 3. Alle bestedingsmogelijkheden kunnen elk jaar opnieuw worden aangevraagd, met uitzondering van de vergoedingen genoemd in het eerste lid, onder b en e. Deze kunnen tot wederopzegging worden aangevraagd. 4. De Wet op de Loonbelasting 1964 is voor de genoemde bestedingsmogelijkheden in het eerste lid, onder b, c, d, e en f van toepassing. Artikel 5.3 bestedingsmogelijkheden 1. De bestedingsmogelijkheden zijn: a. koop van vakantie-uren; b. een netto vergoeding voor de reiskosten tot aan het maximum van de daarvoor bestemde fiscale ruimte; c. een netto vergoeding voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een opleiding of studie voor een beroep; d. extra opbouw pensioen op grond van het pensioenreglement; e. contributie aan een vakbond; f. een netto vergoeding voor bedrijfsfitness op de werkplek. 2. Alle bronnen kunnen voor alle bestedingsmogelijkheden worden aangewend. 3. Alle bestedingsmogelijkheden kunnen elk jaar opnieuw worden aangevraagd, met uitzondering van de vergoedingen genoemd in het eerste lid, onder b en e. Deze kunnen tot wederopzegging worden aangevraagd. 4. De Wet op de Loonbelasting 1964 is voor de genoemde bestedingsmogelijkheden in het eerste lid, onder b, c, d, e en f van toepassing. De bestedingsmogelijkheid reiskosten was niet correct omschreven. Het gaat hierbij alleen om de binnen de fiscale ruimte blijvende reiskosten en niet om alle voor eigen rekening blijvende reiskosten. Pagina 8 van 45

Artikel 6.8 1. De ambtenaar heeft recht op een jaarlijkse vakantieuitkering. 2. De vakantie-uitkering wordt betaald over het berekeningsjaar van 1 juni tot en met 31 mei van het daaropvolgende jaar en bedraagt 8% van de berekeningsbasis. De betaling vindt plaats bij de salarisuitbetaling over de maand mei. 3. De berekeningsbasis is het totaalbedrag van de betaalde bezoldiging van de ambtenaar in het berekeningsjaar. 4. In afwijking van het tweede lid wordt: a. bij het recht op een gedeelte van de bezoldiging, anders dan in geval van artikel 7.4, eerste lid (recht op bezoldiging), het betreffende gedeelte van de bezoldiging in aanmerking genomen bij de vaststelling van de berekeningsbasis, en b. buiten beschouwing gelaten de perioden waarin artikel 1.10 (verhaal pensioen-, FPUpremies en VUT-fondsbijdrage) van toepassing is. 5. Als de ambtenaar in de loop van het berekeningsjaar wordt ontslagen, vindt betaling van de vakantieuitkering plaats bij de salarisbetaling van de maand volgend op die van het ontslag. 6. Als inkomsten na het ontslag van de ambtenaar worden betaald en daardoor niet bij de vaststelling van de berekeningsbasis werden verwerkt, wordt tegelijkertijd hierover de vakantie-uitkering betaald. 7. Het bedrag van de minimum vakantie-uitkering is opgenomen in de Bedragengids. De indexering is op basis van artikel 1.9 NRGA. Artikel 6.8 1. De ambtenaar heeft recht op een jaarlijkse vakantieuitkering. 2. De vakantie-uitkering wordt betaald over het berekeningsjaar van 1 juni tot en met 31 mei van het daaropvolgende jaar en bedraagt 8% van de berekeningsbasis. De betaling vindt plaats bij de salarisuitbetaling over de maand mei. 3. De berekeningsbasis is het totaalbedrag van de geldende bezoldiging van de ambtenaar in het berekeningsjaar. 4. In afwijking van het derde lid wordt: a. bij het recht op een gedeelte van de bezoldiging, anders dan in geval van artikel 7.4, eerste lid (recht op bezoldiging), het betreffende gedeelte van de bezoldiging in aanmerking genomen bij de vaststelling van de berekeningsbasis, en b. buiten beschouwing gelaten de perioden waarin artikel 1.10 (verhaal pensioen-, FPUpremies en VUT-fondsbijdrage) van toepassing is. 5. Als de ambtenaar in de loop van het berekeningsjaar wordt ontslagen, vindt betaling van de vakantieuitkering plaats bij de salarisbetaling van de maand volgend op die van het ontslag. 6. Als inkomsten na het ontslag van de ambtenaar worden betaald en daardoor niet bij de vaststelling van de berekeningsbasis werden verwerkt, wordt tegelijkertijd hierover de vakantie-uitkering betaald. 7. Het bedrag van de minimum vakantie-uitkering is opgenomen in de Bedragengids. De indexering is op basis van artikel 1.9 NRGA. Lid 3: bij de omzetting van de RGA teksten is de tekst van het lid 2 niet juist overgenomen, is nu gecorrigeerd. Lid 4: de verwijzing is gecorrigeerd. Pagina 9 van 45

Toelichting artikel 6.16 langdurend zorgverlof In het eerste lid is geregeld dat de ambtenaar recht heeft op doorbetaling van 50% van zijn bezoldiging over de uren dat hij langdurend zorgverlof geniet. Het inkomen gedurende het langdurend zorgverlof kan worden aangevuld met het opgebouwde spaartegoed uit de levensloopregeling. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 8. Er is recht op langdurend zorgverlof ingeval de naaste voor wie gezorgd moet worden levensbedreigend ziek is. Onder levensbedreigend wordt verstaan dat het leven van de naaste op korte termijn ernstig in gevaar is. De Wet Arbeid en Zorg (Waz) geeft aan dat de ambtenaar recht heeft op langdurend zorgverlof voor de verzorging van zijn naasten. Hieronder worden schoonouders niet begrepen. Voor het kind of stiefkind van de ambtenaar of de partner is het thuis- of uitwonend zijn niet relevant. Alleen voor een pleegkind geldt voor het recht op langdurend zorgverlof dat uit de gemeentelijke basisadministratie moet blijken dat het kind op hetzelfde adres woont als de ambtenaar en door hem in zijn gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed. Het tweede lid bepaalt dat het recht op langdurend zorgverlof in elke achtereenvolgende periode van 12 kalendermaanden maximaal zes maal de arbeidsduur per week bedraagt. De standaardvorm voor langdurend zorgverlof is dat de ambtenaar gedurende 12 weken verlof opneemt voor de helft van zijn aanstelling. De ambtenaar kan de werkgever verzoeken om meer verlof per week op te nemen gedurende minder dan 12 weken. Ook is spreiding van het verlof over meer weken mogelijk; hieraan is een maximum verbonden van 18 weken. Voorbeeld De ambtenaar heeft een aanstelling van 36 uur per week. Voor de verzorging van zijn partner die levensbedreigend ziek is, vraagt hij langdurend zorgverlof. Hij wil 24 uur per week blijven werken. Hij heeft recht op zes maal 36 uur = 216 uur langdurend zorgverlof. Hij heeft 12 uur langdurend zorgverlof per week. In totaal kan hij 216/12= 18 weken gebruikmaken van langdurend zorgverlof. Toelichting artikel 6.16 langdurend zorgverlof In het eerste lid is geregeld dat de ambtenaar recht heeft op doorbetaling van 50% van zijn bezoldiging over de uren dat hij langdurend zorgverlof geniet. Het inkomen gedurende het langdurend zorgverlof kan worden aangevuld met het opgebouwde spaartegoed uit de levensloopregeling. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 8. Er is recht op langdurend zorgverlof ingeval de naaste voor wie gezorgd moet worden levensbedreigend ziek is. Onder levensbedreigend wordt verstaan dat het leven van de naaste op korte termijn ernstig in gevaar is. De Wet Arbeid en Zorg (Wazo) geeft aan dat de ambtenaar recht heeft op langdurend zorgverlof voor de verzorging van zijn naasten. Hieronder worden schoonouders niet begrepen. Voor het kind of stiefkind van de ambtenaar of de partner is het thuis- of uitwonend zijn niet relevant. Alleen voor een pleegkind geldt voor het recht op langdurend zorgverlof dat uit de gemeentelijke basisadministratie moet blijken dat het kind op hetzelfde adres woont als de ambtenaar en door hem in zijn gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed. Het tweede lid bepaalt dat het recht op langdurend zorgverlof in elke achtereenvolgende periode van 12 kalendermaanden maximaal zes maal de arbeidsduur per week bedraagt. De standaardvorm voor langdurend zorgverlof is dat de ambtenaar gedurende 12 weken verlof opneemt voor de helft van zijn aanstelling. De ambtenaar kan de werkgever verzoeken om meer verlof per week op te nemen gedurende minder dan 12 weken. Ook is spreiding van het verlof over meer weken mogelijk; hieraan is een maximum verbonden van 18 weken. Voorbeeld De ambtenaar heeft een aanstelling van 36 uur per week. Voor de verzorging van zijn partner die levensbedreigend ziek is, vraagt hij langdurend zorgverlof. Hij wil 24 uur per week blijven werken. Hij heeft recht op zes maal 36 uur = 216 uur langdurend zorgverlof. Hij heeft 12 uur langdurend zorgverlof per week. In totaal kan hij 216/12= 18 weken gebruikmaken van langdurend zorgverlof. De afkorting Wet arbeid en zorg is gecorrigeerd. Pagina 10 van 45

De Waz bepaalt dat de aanvraag voor het verlof tenminste twee weken voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk ingediend moet worden. De ambtenaar geeft hierbij aan wat de reden van het verzoek om verlof is en voor wie gezorgd zal gaan worden. Bij de verlofaanvraag geeft de ambtenaar ook aan hoe hij het verlof wil opnemen en wat de ingangsdatum is. De werkgever moet uiterlijk een week voor de beoogde ingangsdatum van het verlof op het verzoek beslissen; laat de werkgever dit na dan gaat het verlof in op de door de ambtenaar aangevraagde wijze. De werkgever kan het langdurend zorgverlof weigeren ingeval van zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang dat het belang van de ambtenaar daarvoor op grond van redelijkheid en billijkheid moet wijken. De werkgever moet in dat geval in overleg treden met de ambtenaar om te onderzoeken of een andere invulling van het langdurend zorgverlof tot de mogelijkheden behoort. Het verlof eindigt door het verstrijken van de periode waarvoor het verlof is verleend. Als de naaste tijdens het verlof overlijdt of niet meer levensbedreigend ziek is, eindigt het verlof de dag volgend op de dag waarop deze omstandigheid zich heeft voorgedaan. Het derde tot en met het zesde lid bepaalt het volgende: Ten aanzien van de opbouw van vakantie-uren en vakantie-uitkering geldt een vergelijkbare regeling als bij het ouderschapsverlof. Arbeidsongeschiktheid schort het langdurend zorgverlof niet op. Ingeval van samenloop tussen langdurend zorgverlof en arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar na zeven kalenderdagen arbeidsongeschiktheid recht op zijn volledige bezoldiging, wordt de vermindering van de duur van de vakantie beëindigd en vindt de opbouw van de vakantie-uitkering weer plaats op basis van de volledige bezoldiging. De opname van langdurend zorgverlof heeft geen consequenties voor: a. de tegemoetkoming in de ziektekosten; b. een eventuele reiskostenvergoeding; c. de eindejaarsuitkering; d. de levensloopbijdrage; e. de periodiekdatum, en de datm van het ambtsjubileum. De pensioenaanspraken blijven ongewijzigd evenals de te betalen pensioenpremies. Ook aanspraken op een eventuele werkloosheids- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijven gehandhaafd. De daarvoor geldende premies zijn gebaseerd op het uitbetaalde sociaal verzekeringsloon. De Wazo bepaalt dat de aanvraag voor het verlof tenminste twee weken voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk ingediend moet worden. De ambtenaar geeft hierbij aan wat de reden van het verzoek om verlof is en voor wie gezorgd zal gaan worden. Bij de verlofaanvraag geeft de ambtenaar ook aan hoe hij het verlof wil opnemen en wat de ingangsdatum is. De werkgever moet uiterlijk een week voor de beoogde ingangsdatum van het verlof op het verzoek beslissen; laat de werkgever dit na dan gaat het verlof in op de door de ambtenaar aangevraagde wijze. De werkgever kan het langdurend zorgverlof weigeren ingeval van zodanig zwaarwegend bedrijfsof dienstbelang dat het belang van de ambtenaar daarvoor op grond van redelijkheid en billijkheid moet wijken. De werkgever moet in dat geval in overleg treden met de ambtenaar om te onderzoeken of een andere invulling van het langdurend zorgverlof tot de mogelijkheden behoort. Het verlof eindigt door het verstrijken van de periode waarvoor het verlof is verleend. Als de naaste tijdens het verlof overlijdt of niet meer levensbedreigend ziek is, eindigt het verlof de dag volgend op de dag waarop deze omstandigheid zich heeft voorgedaan. Het derde tot en met het zesde lid bepaalt het volgende: Ten aanzien van de opbouw van vakantie-uren en vakantie-uitkering geldt een vergelijkbare regeling als bij het ouderschapsverlof. Arbeidsongeschiktheid schort het langdurend zorgverlof niet op. Ingeval van samenloop tussen langdurend zorgverlof en arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar na zeven kalenderdagen arbeidsongeschiktheid recht op zijn volledige bezoldiging, wordt de vermindering van de duur van de vakantie beëindigd en vindt de opbouw van de vakantie-uitkering weer plaats op basis van de volledige bezoldiging. De opname van langdurend zorgverlof heeft geen consequenties voor: a. de tegemoetkoming in de ziektekosten; b. een eventuele reiskostenvergoeding; c. de eindejaarsuitkering; d. de levensloopbijdrage; e. de periodiekdatum en de datum van het ambtsjubileum. De pensioenaanspraken blijven ongewijzigd evenals de te betalen pensioenpremies. Ook aanspraken op een eventuele werkloosheids- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijven gehandhaafd. De daarvoor geldende premies zijn gebaseerd op het uitbetaalde sociaal verzekeringsloon. Pagina 11 van 45

Artikel 6.25 algemene bepalingen 1. De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op onbetaald en betaald ouderschapsverlof. 2. De ambtenaar die op grond van de Waz recht heeft op ouderschapsverlof, heeft aanspraak op betaling volgens de regels als opgenomen in artikel 6.28. 3. Op de ambtenaar die op grond van de Waz recht heeft op ouderschapsverlof is artikel 6.21 niet van toepassing. Artikel 6.25 algemene bepalingen 1. De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op onbetaald en betaald ouderschapsverlof. 2. De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof, heeft aanspraak op betaling volgens de regels als opgenomen in artikel 6.28. 3. Op de ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof is artikel 6.21 niet van toepassing. De afkorting van de Wet arbeid en zorg is gecorrigeerd. Toelichting artikel 6.25 Per 1 januari 2009 is in de Waz (Wet Arbeid en Zorg) het onbetaald ouderschapsverlof uitgebreid van 13 weken naar 26 weken. Het betaald ouderschapsverlof zoals de gemeente dat kent blijft echter beperkt tot 13 weken. Zie daarvoor artikel 6.28. Ook op het betaald ouderschapsverlof is voorzover het niet in onderstaande artikelen is opgenomen hoofdstuk 6 van de Waz van toepassing. Dit betekent dat een medewerker bij de gemeente recht heeft op 13 weken betaald en 13 weken onbetaald ouderschapsverlof. Toelichting artikel 6.25 Per 1 januari 2009 is in de Wazo (Wet Arbeid en Zorg) het onbetaald ouderschapsverlof uitgebreid van 13 weken naar 26 weken. Het betaald ouderschapsverlof zoals de gemeente dat kent blijft echter beperkt tot 13 weken. Zie daarvoor artikel 6.28. Ook op het betaald ouderschapsverlof is voorzover het niet in onderstaande artikelen is opgenomen hoofdstuk 6 van de Wazo van toepassing. Dit betekent dat een medewerker bij de gemeente recht heeft op 13 weken betaald en 13 weken onbetaald ouderschapsverlof. De afkorting van de Wet arbeid en zorg is gecorrigeerd. Pagina 12 van 45

Artikel 6.28 Toelichting De ambtenaar die ouderschapsverlof opneemt, heeft recht op doorbetaling van een percentage van zijn bezoldiging over dit verlof gedurende ten hoogste 13 maal de formele arbeidsduur per week. Bij een meerling of adoptie van meer kinderen tegelijk is er slechts éénmaal recht op deze doorbetaling (zevende lid). De doorbetaling per verlofuur bedraagt het in het tweede lid aangegeven percentage van de bezoldiging. Voorbeeld Een medewerker werkt fulltime, zit op het maximum van schaal 9 met een bezoldiging van 3.540 per maand. Deze medewerker neemt zijn volledige ouderschapsverlof op, verspreid over 1 jaar. Regulier is dit 26 volle weken betaald en onbetaald verlof. In dit geval wordt dat 52 weken 50% betaald en onbetaald verlof. Van deze periode wordt dus 26 weken doorbetaald. De doorbetaling per maand wordt dan: 18/36 x 3.540 x 50% (met = 885 verlof) 18/36 x 3.540 x 100% (aan = 1.770+ het werk) Totaal = 2.655 De daarop volgende 26 weken wordt het ouderschapsverlof niet doorbetaald. Tijdens deze periode is de doorbetaling per maand: 18/36 x 3.540 x 0% (met = 0 verlof) 18/36 x 3.540 x 100% (aan = 1.770+ het werk) Totaal = 1.770 Artikel 6.28 Toelichting De ambtenaar die ouderschapsverlof opneemt, heeft recht op doorbetaling van een percentage van zijn bezoldiging over dit verlof gedurende ten hoogste 13 maal de formele arbeidsduur per week. Bij een meerling of adoptie van meer kinderen tegelijk is er slechts éénmaal recht op deze doorbetaling (zevende lid). De doorbetaling per verlofuur bedraagt het in het tweede lid aangegeven percentage van de bezoldiging. Voorbeeld Een medewerker werkt fulltime, zit op het maximum van schaal 9 met een bezoldiging van 3.540 per maand. Deze medewerker neemt zijn volledige ouderschapsverlof op, verspreid over 1 jaar. Regulier is dit 26 volle weken betaald en onbetaald verlof. In dit geval wordt dat 52 weken 50% betaald en onbetaald verlof. Van deze periode wordt dus 26 weken doorbetaald. De doorbetaling per maand wordt dan: 18/36 x 3.540 x 50% (met = 885 verlof) 18/36 x 3.540 x 100% (aan = 1.770+ het werk) Totaal = 2.655 De daarop volgende 26 weken wordt het ouderschapsverlof niet doorbetaald. Tijdens deze periode is de doorbetaling per maand: 18/36 x 3.540 x 0% (met = 0 verlof) 18/36 x 3.540 x 100% (aan = 1.770+ het werk) Totaal = 1.770 Doorbetaling van 100% bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid: de tekst vanaf de elfde dag in voorbeeld is vervangen met de tekst vanaf de vijftiende kalenderdag. Pagina 13 van 45

Verlofgedeelten korter dan één maand worden per uur berekend. De uurbezoldiging is 1/156e deel van de maandbezoldiging. Vierde, vijfde en zesde lid Lid 4 bepaalt dat de opbouw van de vakantie-uitkering tijdens ouderschapsverlof plaatsvindt op basis van de bezoldiging, die tijdens het ouderschapsverlof wordt doorbetaald. Bij betaald ouderschapsverlof wordt dus gedeeltelijk vakantie-uitkering opgebouwd. Bij onbetaald ouderschapsverlof wordt geen vakantie-uitkering opgebouwd. Wanneer sprake is van ziekte gedurende het ouderschapsverlof en deze ziekte duurt langer dan 14 kalenderdagen, wordt de korting van de bezoldiging beëindigd. Vanaf de vijftiende kalenderdag vindt derhalve weer opbouw van de vakantieuitkering plaats over de gehele bezoldiging. Dit geldt ongeacht of er sprake is van betaald of onbetaald ouderschapsverlof. Voorbeeld Een ambtenaar in salarisschaal 2 behoudt over de uren van het ouderschapsverlof 85% van zijn bezoldiging. Als hij arbeidsongeschikt wordt, krijgt hij de eerste 14 kalenderdagen 85% van zijn bezoldiging over de uren van het ouderschapsverlof. Vanaf de elfde dag krijgt hij 100% van zijn bezoldiging betaald. Voor verdere uitwerking is de Wet arbeid en zorg van toepassing. Verlofgedeelten korter dan één maand worden per uur berekend. De uurbezoldiging is 1/156e deel van de maandbezoldiging. Vierde, vijfde en zesde lid Lid 4 bepaalt dat de opbouw van de vakantie-uitkering tijdens ouderschapsverlof plaatsvindt op basis van de bezoldiging, die tijdens het ouderschapsverlof wordt doorbetaald. Bij betaald ouderschapsverlof wordt dus gedeeltelijk vakantie-uitkering opgebouwd. Bij onbetaald ouderschapsverlof wordt geen vakantie-uitkering opgebouwd. Wanneer sprake is van ziekte gedurende het ouderschapsverlof en deze ziekte duurt langer dan 14 kalenderdagen, wordt de korting van de bezoldiging beëindigd. Vanaf de vijftiende kalenderdag vindt derhalve weer opbouw van de vakantieuitkering plaats over de gehele bezoldiging. Dit geldt ongeacht of er sprake is van betaald of onbetaald ouderschapsverlof. Voorbeeld Een ambtenaar in salarisschaal 2 behoudt over de uren van het ouderschapsverlof 85% van zijn bezoldiging. Als hij arbeidsongeschikt wordt, krijgt hij de eerste 14 kalenderdagen 85% van zijn bezoldiging over de uren van het ouderschapsverlof. Vanaf de vijftiende kalenderdag krijgt hij 100% van zijn bezoldiging betaald. Voor verdere uitwerking is de Wet arbeid en zorg van toepassing. Pagina 14 van 45

Toelichting artikel 6.29 overige aanspraken bij ouderschapsverlof Toelichting artikel 6.29 overige aanspraken bij ouderschapsverlof De afkorting van de Wet arbeid en zorg is gecorrigeerd. Derde lid Dit artikellid bepaalt dat bij arbeidsongeschiktheid geen opschorting van het ouderschapsverlof plaatsvindt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehele of gedeeltelijke ziekte. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof. Als de ambtenaar zwangerschaps-, bevallingsverlof of adoptieverlof op wil nemen en de periode van dit verlof valt samen met het ouderschapsverlof, dan kan het ouderschapsverlof wel worden opgeschort. De ambtenaar moet hiervoor een verzoek indienen. Dit verzoek kan alleen afgewezen worden als een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet (artikel 6:6 Waz). De ambtenaar mag dan het onderbroken ouderschapsverlof op een latere datum opnemen. Hij blijft dus recht houden op (het resterende) ouderschapsverlof. Als de ambtenaar het ouderschapsverlof om een andere reden dan zwangerschap, bevalling of adoptie stopzet of onderbreekt, vervalt het recht op de rest van het verlof. Derde lid Dit artikellid bepaalt dat bij arbeidsongeschiktheid geen opschorting van het ouderschapsverlof plaatsvindt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehele of gedeeltelijke ziekte. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof. Als de ambtenaar zwangerschaps-, bevallingsverlof of adoptieverlof op wil nemen en de periode van dit verlof valt samen met het ouderschapsverlof, dan kan het ouderschapsverlof wel worden opgeschort. De ambtenaar moet hiervoor een verzoek indienen. Dit verzoek kan alleen afgewezen worden als een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet (artikel 6:6 Wazo). De ambtenaar mag dan het onderbroken ouderschapsverlof op een latere datum opnemen. Hij blijft dus recht houden op (het resterende) ouderschapsverlof. Als de ambtenaar het ouderschapsverlof om een andere reden dan zwangerschap, bevalling of adoptie stopzet of onderbreekt, vervalt het recht op de rest van het verlof. Pagina 15 van 45

Artikel 7.4 recht op bezoldiging 1. De ambtenaar heeft vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende zes maanden recht op zijn volledige bezoldiging. 2. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn bezoldiging. 3. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op 75% van zijn bezoldiging. 4. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op 70% van zijn bezoldiging. 5. De ambtenaar behoudt recht op zijn volledige bezoldiging over de uren waarop hij: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht; c werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht; d. scholing volgt in het kader van zijn re-integratie. 6. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, recht op zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. 7. De ambtenaar, bedoeld in het derde en vierde lid, die minimaal 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re-integratie, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over de bezoldiging waar hij recht op heeft op grond van dit artikel. Hierbij geldt als maximum de bezoldiging bedoeld in het eerste lid. Artikel 7.4 recht op bezoldiging 1. De ambtenaar heeft vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende zes maanden recht op zijn volledige bezoldiging. 2. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn bezoldiging. 3. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op 75% van zijn bezoldiging. 4. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op 70% van zijn bezoldiging. 5. De ambtenaar behoudt recht op zijn volledige bezoldiging over de uren waarop hij: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht; c werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht; d. scholing volgt in het kader van zijn re-integratie. e. vakantieverlof geniet. 6. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, recht op zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. 7. De ambtenaar, bedoeld in het derde en vierde lid, die minimaal 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re-integratie, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over de bezoldiging waar hij recht op heeft op grond van dit artikel. Hierbij geldt als maximum de bezoldiging bedoeld in het eerste lid. Deze toevoeging houdt verband met de aanpassing van de regels over verlof en arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 januari 2015; op grond van artikel 6.1 NRGA heeft de ambtenaar recht op vakantie met behoud van zijn volledige bezoldiging. Pagina 16 van 45

8. De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, genoemd in artikel 6.33 en 6.34 arbeidsongeschikt is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, genoemd in het eerste tot en met het vierde lid, op. 9. De doorbetaling van bezoldiging wegens arbeidsongeschiktheid eindigt als de ambtenaar wordt herplaatst in een andere functie. 10. De bezoldiging wordt niet lager dan het loon zoals genoemd in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 11. In individuele gevallen van terminale ziekte zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, de volledige bezoldiging wordt doorbetaald. 8. De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, genoemd in artikel 6.33 en 6.34 arbeidsongeschikt is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, genoemd in het eerste tot en met het vierde lid, op. 9. De doorbetaling van bezoldiging wegens arbeidsongeschiktheid eindigt als de ambtenaar wordt herplaatst in een andere functie. 10. De bezoldiging wordt niet lager dan het loon zoals genoemd in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 11. In individuele gevallen van terminale ziekte zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, de volledige bezoldiging wordt doorbetaald. Toelichting artikel 7.4 recht op bezoldiging In het eerste tot en met het vierde lid worden de hoofdregels van de loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid weergegeven. Met ingang van de eerste ziektedag wordt de bezoldiging gedurende zes maanden volledig doorbetaald. Hierna heeft de ambtenaar gedurende de zevende maand tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn bezoldiging. Na twaalf maanden van arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar recht op 75% van zijn bezoldiging. Na 24 maanden van arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar recht op 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband. Uit het gelijke behandelingsrecht vloeit voort dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet mag worden aangemerkt als arbeidsongeschiktheid. Het eerste tot en met vierde lid, die de hoogte van de doorbetaling van de bezoldiging bepalen tijdens arbeidsongeschiktheid, zijn niet van toepassing bij zwangerschaps- en bevallingsverlof, zie artikel 6.33 en 6.34. Toelichting artikel 7.4 recht op bezoldiging In het eerste tot en met het vierde lid worden de hoofdregels van de loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid weergegeven. Met ingang van de eerste ziektedag wordt de bezoldiging gedurende zes maanden volledig doorbetaald. Hierna heeft de ambtenaar gedurende de zevende maand tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn bezoldiging. Na twaalf maanden van arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar recht op 75% van zijn bezoldiging. Na 24 maanden van arbeidsongeschiktheid heeft de ambtenaar recht op 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband. Tijdens zijn vakantieverlof wordt de korting op de bezoldiging tijdelijk stopgezet en ontvangt de ambtenaar zijn volledige bezoldiging overeenkomstig artikel 6.1. Uit het gelijke behandelingsrecht vloeit voort dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet mag worden aangemerkt als arbeidsongeschiktheid. Het eerste tot en met vierde lid, die de hoogte van de doorbetaling van de bezoldiging bepalen tijdens arbeidsongeschiktheid, zijn niet van toepassing bij zwangerschaps- en bevallingsverlof, zie artikel 6.33 en 6.34. Deze toevoeging houdt verband met de aanpassing van de regels over verlof en arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 januari 2015. Pagina 17 van 45