ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

Vergelijkbare documenten
Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de kinderen tot 18 jaar.

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL :00-11:15

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:146, Gevolgd

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:RBGEL:2014:1802

zaaknummer gerechtshof (zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, kantonrechter, locatie Utrecht )

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:RVS:2017:1856

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: /01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/ / FA RK (MN/WK)

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2017:2254

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:HR:2014:3462. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/04874

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:GHARL:2015:4213

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:RVS:2017:1688

Rechtbank Den Haag , ECLI:NL:RBDHA:2015:1456

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

JURISPRUDENTIE PERSONEN EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:999, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1327, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:2014:2191

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZWB:2014:9405

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2922 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

Voorstel vereenvoudiging richtlijn kinderalimentatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:HR:2010:BL7407

IN NAAM DER KONINGIN

Uitspraken familierecht week

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:CRVB:2017:2709

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:CRVB:2017:2494

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

Transcriptie:

ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487 Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:GHDHA:2017:412 Personen- en familierecht Prejudiciële beslissing Prejudiciële beslissing (art. 392 Rv). Personen- en familierecht. Invloed van kindgebonden budget op partneralimentatie (art. 1:157 BW). Vermindering van behoefte voor zover het ontvangen kindgebonden budget uitgaat boven aandeel in kosten kinderen? Vervolg op prejudiciële beslissing in HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011, NJ 2015/465 over invloed kindgebonden budget op kinderalimentatie. Vindplaatsen Rechtspraak.nl PFR-Updates.nl 2017-0212 Uitspraak 7 juli 2017 Eerste Kamer 17/00900 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Prejudiciële beslissing in de zaak van: [de man], wonende te [woonplaats], VERZOEKER in hoger beroep, niet verschenen in de prejudiciële procedure, t e g e n

[de vrouw], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in hoger beroep, advocaat in de prejudiciële procedure: mr. M.E.M.G. Peletier. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de volgende stukken: a. de beschikking in de zaak C/09/492820 FA RK 15-5622 van de rechtbank Den Haag van 5 februari 2016; b. de beschikking in de zaak 200.190.766/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 februari 2017. De beschikking van het hof is aan deze beslissing gehecht. 2 De prejudiciële procedure Bij laatstgenoemde beschikking heeft het hof op de voet van art. 392 Rv de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld: Moet in het kader van de vaststelling van de op de voet van artikel 1:157 BW door de ene aan de andere (gewezen) echtgenoot verschuldigde uitkering tot levensonderhoud rekening worden gehouden met het door de onderhoudsgerechtigde echtgenoot ontvangen kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit te beschouwen als inkomen van laatstgenoemde echtgenoot, met als gevolg dat het kindgebonden budget in mindering strekt op diens behoefte aan een uitkering tot levensonderhoud, dan wel is bij het kindgebonden budget sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage bij het vaststellen van die behoefte buiten beschouwing moet worden gelaten en enkel bij de berekening van de draagkracht van de onderhoudsgerechtigde (in het kader van de jusvergelijking) in aanmerking moet worden genomen? De vrouw heeft schriftelijke opmerkingen als bedoeld in art. 393 lid 1 Rv ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt ertoe dat de vraag wordt beantwoord als voorgesteld onder 2.36 van die conclusie. 3 Beantwoording van de prejudiciële vragen 3.1 In deze procedure heeft de vrouw verzocht de door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te verhogen. De man heeft in het kader van zijn verweer tegen dit verzoek onder meer gesteld dat de vrouw sinds 1 januari 2015 een kindgebonden budget ontvangt en dat hiermee bij de beoordeling van haar behoefte aan een bijdrage van de man rekening dient te worden gehouden.

3.2 Het hof heeft overwogen dat na de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011, NJ 2015/465) zowel in de rechtspraak als in de literatuur, verschil van opvatting is ontstaan over het antwoord op de vraag of en in hoeverre met de ontvangst van een kindgebonden budget door de alimentatiegerechtigde rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling van diens behoefte aan partneralimentatie. Het hof heeft berekend dat, indien het gedeelte van het door de vrouw ontvangen kindgebonden budget dat haar aandeel in de kosten van de kinderen overschrijdt tot haar inkomen wordt gerekend, haar behoefte aan partneralimentatie 6,-- netto per maand bedraagt. Indien het kindgebonden budget buiten beschouwing wordt gelaten, bedraagt haar behoefte 321,-- netto per maand. 3.3.1 Zoals de Hoge Raad in zijn hiervoor in 3.2 vermelde prejudiciële beslissing van 9 oktober 2015 heeft overwogen (rov. 3.3.1 en 3.3.2), heeft de wetgever in de loop der jaren diverse, ten dele inkomensafhankelijke, regelingen getroffen om ouders tegemoet te komen in de financiële lasten verbonden aan de verzorging en opvoeding van kinderen. Tot die regelingen behoort sinds 1 januari 2008 het kindgebonden budget. Sinds 1 januari 2015 kunnen alleenstaande, een of meer kinderen verzorgende, ouders aanspraak maken op de eveneens inkomensafhankelijke zogeheten alleenstaande ouderkop, als onderdeel van het kindgebonden budget. In de parlementaire geschiedenis van de Wet hervorming kindregelingen (Stb. 2014, 227) is over het kindgebonden budget onder meer vermeld (Kamerstukken II 2012-2013, 33 716, nr. 3, p. 2): De kinderbijslag en het kindgebonden budget bieden inkomensondersteuning aan gezinnen met kinderen. De kinderbijslag is een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming voor alle gezinnen met kinderen. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor de kosten van kinderen, bedoeld om gezinnen met lagere inkomens te ondersteunen. In het kindgebonden budget zal een onderscheid naar huishoudtype gemaakt worden. Alleenstaande ouders krijgen een hoger bedrag, de alleenstaande ouderkop. Met dit extra bedrag wordt de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders met lage inkomens geharmoniseerd, zonder onderscheid te maken tussen degenen die werken en degenen met een uitkering. Art. 1 lid 1, onder b, van de Wet op het kindgebonden budget (Wkb) bepaalt dienovereenkomstig dat onder kindgebonden budget wordt verstaan: een financiële bijdrage van het Rijk in de kosten voor kinderen. Ingevolge art. 1 lid 2 Wkb is de hoogte van het kindgebonden budget afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen. Art. 2 lid 6 Wkb bepaalt dat de ouder die geen partner heeft, aanspraak heeft op een verhoging van het kindgebonden budget. 3.3.2 In zijn prejudiciële beslissing van 9 oktober 2015 heeft de Hoge Raad op de vraag of de ontvangst van een kindgebonden budget de behoefte aan kinderalimentatie vermindert, geantwoord dat het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking dienen te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt, en dat, nu de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget dezelfde aard en strekking hebben, geen grond bestaat om de gestelde vraag voor deze beide onderdelen van het kindgebonden budget verschillend te beantwoorden. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat het bestaan van de bedoelde regelingen onverlet laat dat het aan de ouders is om in de behoefte van hun kind te voorzien en dat de overheidsondersteuning erop is gericht de verzorgende (alleenstaande) ouder met het oog daarop inkomensondersteuning te bieden (rov. 3.4.2 en 3.4.3; zie nadien HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2229, NJ 2016/428 en HR 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:360).

3.3.3 Zoals blijkt uit het Rapport van de Expertgroep Alimentatienormen 2016 en 2017, wordt sinds de prejudiciële beslissing van 9 oktober 2015 bij de vaststelling van kinderalimentatie aldus rekening gehouden met een (te) ontvangen kindgebonden budget, dat dit bij de draagkrachtvergelijking met het oog op de berekening van het aandeel van ieder van de ouders in de kosten van hun kinderen in aanmerking wordt genomen als onderdeel van het netto besteedbaar inkomen van de ouder die het ontvangt (Rapport, paragraaf 3.1 onder c). 3.4.1 Met het oog op de beantwoording van de vraag of het kindgebonden budget de behoefte aan partneralimentatie vermindert (voor zover dat budget meer bedraagt dan het aandeel van de alimentatiegerechtigde in de kosten van kinderen) is het volgende van belang. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke regeling als bedoeld in art. 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Volgens art. 7 lid 1 Awir wordt ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling, het toetsingsinkomen (als bedoeld in art. 8 Awir) van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen. Uit art. 2 lid 1, onder i, j en o, Awir, in verbinding met art. 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, volgt dat de aanspraak op en hoogte van het kindgebonden budget mede afhangen van eventueel ontvangen partneralimentatie, aangezien deze ingevolge art. 2.18 in verbinding met de art. 3.1 lid 2, aanhef en onder d, 3.100 lid 1, aanhef en onder a, en 3.101 lid 1, aanhef en onder b, Wet IB 2001 onderdeel uitmaakt van het verzamelinkomen (en daarmee het toetsingsinkomen) van de alimentatiegerechtigde. 3.4.2 Het voorgaande heeft tot gevolg dat, naarmate de alimentatiegerechtigde meer partneralimentatie ontvangt, de aanspraak op kindgebonden budget afneemt. Hierin komt dan ook het subsidiaire karakter van het kindgebonden budget als inkomensafhankelijke overheidsondersteuning tot uitdrukking. Indien het kindgebonden budget bij de alimentatiegerechtigde als inkomen in aanmerking zou worden genomen, zou dat tot gevolg hebben dat de behoefte aan partneralimentatie afneemt, wat met dit subsidiaire karakter in strijd is. Er bestaat dan ook geen grond het kindgebonden budget anders te beoordelen dan andere inkomensafhankelijke regelingen, zoals zorg- en huurtoeslag. Ten aanzien van de voorloper van de huurtoeslag (de huursubsidie) heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak van 27 januari 1995 (ECLI:NL:HR:1995:ZC1632, NJ 1995/291, rov. 3.2) overwogen: Het Hof heeft in de bestreden rechtsoverweging terecht geoordeeld dat de aanvullende aard van de huursubsidie meebrengt dat de woonkosten van de vrouw zonder subsidie bij het bepalen van haar behoefte tot uitgangspunt moeten worden genomen. Bij de uitvoering van de Wet individuele huursubsidie moet een alimentatie die een ex-echtgeno(o)t(e) ontvangt, immers worden gerekend tot het belastbaar inkomen op basis waarvan de aanspraak op een huurbijdrage wordt beoordeeld. Daaruit volgt tevens dat, anders dan het middel betoogt, de eventueel in aanvulling op de alimentatie en mogelijke andere inkomsten toe te kennen huurbijdrage niet tot gevolg kan hebben dat de alimentatie, zoals deze blijkens het voorgaande moet worden vastgesteld, de behoefte van de alimentatiegerechtigde overschrijdt. De door het middel verdedigde opvatting zou bovendien leiden tot het onaanvaardbare resultaat dat de alimentatieplichtige een deel van zijn verplichting zou kunnen afwentelen op de gemeenschap. 3.4.3 Uit hetgeen hiervoor in 3.3.1 is overwogen volgt voorts dat het kindgebonden budget ertoe strekt gezinnen met lagere inkomens een bijdrage te verstrekken in de kosten van de tot het gezin behorende kinderen. Daarmee verdraagt zich niet dat (een gedeelte van) het kindgebonden budget zou moeten worden aangewend om in de eigen kosten van de alimentatiegerechtigde te voorzien. Overigens verdraagt zich daarmee evenmin, zoals het hof in rov. 22 terecht heeft overwogen, dat de alimentatieplichtige die tevens de verzorgende ouder is, door hem of haar ontvangen kindgebonden budget (door het in aanmerking nemen daarvan bij de berekening van zijn of haar draagkracht) zou moeten

aanwenden om partneralimentatie te betalen. In zoverre onderscheidt het kindgebonden budget zich van bijvoorbeeld huurtoeslag (ten aanzien waarvan de Hoge Raad in zijn beschikking van 27 januari 1995 heeft overwogen dat dit bij de alimentatieplichtige tot het inkomen dient te worden gerekend): anders dan kindgebonden budget, dient huurtoeslag ertoe de kosten van de alimentatieplichtige zelf te dekken. 3.4.4 Het voorgaande wordt niet anders ingeval de hoogte van het kindgebonden budget het aandeel van de alimentatiegerechtigde in de kosten van de kinderen overtreft (en die kosten voor het overige door de andere ouder worden gedragen). Waar het kindgebonden budget ertoe strekt bij te dragen in de kosten van kinderen en, in voorkomend geval, het inkomen van de alleenstaande ouder met het oog op die kosten te ondersteunen, dient de bijdrage ook geheel voor dat doel te worden aangewend, ook voor zover het kindgebonden budget het aandeel van de ontvangende ouder in de kosten van de kinderen overtreft. Dat is ook daarom gerechtvaardigd, omdat zowel de kosten van kinderen, als het aandeel van ouders daarin (het laatste op basis van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van de ouders) forfaitair plegen te worden vastgesteld en de werkelijke kosten hoger kunnen zijn. 3.5 Uit het voorgaande volgt dat de vraag aldus moet worden beantwoord, dat bij het kindgebonden budget sprake is van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan een uitkering tot levensonderhoud op de voet van art. 1:157 BW. 3.6 Opmerking verdient nog dat het hof blijkens het slot van zijn vraag (overeenkomstig het Rapport van de Expertgroep Alimentatienormen) tot uitgangspunt heeft genomen dat het kindgebonden budget wel als inkomen aan de zijde van de alimentatiegerechtigde in aanmerking dient te worden genomen bij de zogenaamde jusvergelijking. Daarbij wordt getoetst of de alimentatiegerechtigde bij het in eerste instantie berekende bedrag aan partneralimentatie meer jus (vrij besteedbare ruimte) overhoudt dan de alimentatieplichtige. Indien dit het geval is, wordt de partneralimentatie zodanig naar beneden bijgesteld dat alimentatieplichtige en alimentatiegerechtigde dezelfde vrije ruimte overhouden. Ingeval zodanige neerwaartse correctie het gevolg is van het bij de vergelijking in aanmerking nemen van het kindgebonden budget, komt het kindgebonden budget in zoverre evenwel alsnog, in strijd met de strekking ervan, ten goede aan de alimentatieplichtige. De Hoge Raad zal het daarop betrekking hebbende aspect van de vraag dan ook niet in zijn antwoord opnemen. 3.7 Gelet op de aard van de procedure zal de Hoge Raad geen kosten begroten. 4 Beslissing De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vraag als volgt: Bij het kindgebonden budget is sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan een uitkering tot levensonderhoud op de voet van art. 1:157 BW. Deze beslissing is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 7 juli 2017.