Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer

Vergelijkbare documenten
Zuivelperspectief 2030: samen duurzaam en economisch gezond. Toekomstvisie van de Nederlandse Zuivel Organisatie

AMvB Grondgebonden groei melkveehouderij. 21 April 2015 Harry Kager LTO Nederland

OVEREENKOMST. Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Groeimogelijkheden verkend bij AMvB grondgebonden melkveehouderij

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f

Mest, mestverwerking en mestwetgeving

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grondgebonden melkveehouderij

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

Vragen en Antwoorden Fosfaatreductieplan door ZuivelNL versie 16 december 2016

2015: Kans(en) en/of bedreiging voor de melkveehouder?!

Anna van Raesfeltstraat 37, Postbus 1, 2636 ZG Schipluiden T (015) , F (015) E I

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij

CDM-Advies Kortingspercentage fosfaatrechten. Samenvatting

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

Kansen voor de zuivelketen na Verantwoord blijven ontwikkelen binnen maatschappelijke randvoorwaarden

de bodem in de kringloop wijzer Frank Verhoeven ir Frank

OVEREENKOMST. Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer

Datum 8 september 2015 Betreft Beantwoording vragen over het artikel 'Worden we de melkvee-industrie ingerommeld'

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 17 april MER bestemmingsplan Buitengebied

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

1 Kamerstukken I, , 28973, B

Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

Ontwikkelingsruimte melkveebedrijven West-Nederland. C. Rougoor, F. van der Schans (CLM)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

VAN DER MEER. Health check ten aanzien van melkquotum. Oosterwolde, 3 december 2008

Introductie Optimus advies door middel van Melkveewet en GLB 2015

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 20 juli 2015) Nummer 3060

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Q&A Advies Grondgebondenheid (Versie 12 april 2018)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Duurzaamheid in de melkveehouderij

Advies stelsel van fosfaatrechten

Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 29 maart 2018 Betreft Stand van zaken fosfaatrechten

FOSFAATRECHTEN VOOR MELKVEE

Lessen en Uitdagingen uit Duurzaam Bodembeheer Utrecht West.

Pagina 1 van 21 NOTA VAN TOELICHTING

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. 18 november 2016 Maatregelenpakket fosfaatreductie

van wedloop naar kringloop

Niet-grondgebonden veehouderij. Eerste uitwerking Amendement 9 (PS) Van bouwblok naar kwaliteit. GS vragen richting.

De KringloopWijzer & bodem

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 19 oktober Nummer 2730

Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

PROVINCIAAL BLAD. Subsidieregeling Duurzaam Presterende Melkveehouders Drenthe

Mestverwerkingspercentages 2016; CDM-advies

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Passen kruidenrijke weiden in de moderne melkveehouderij?

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Visie Netwerk GRONDig

VEENWEIDEN BEWEIDEN. meer kennis, meer kansen

Effecten mestwetgeving op dierenwelzijn en diergezondheid Frits van der Schans en Carin Rougoor 24 januari 2017

34295 Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitslag KringloopWijzer

Opiniërende Raadsbijeenkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Ex ante evaluatie wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij

Achtergronden Koeien & Kansen - KringloopWijzer

De melkveehouder van de toekomst

Ontwikkelingen in de melkveehouderij Frits van der Schans Carin Rougoor 21 maart 2016

Mineralenmanagement en economie. Jaap Gielen Specialist melkveehouderij

Onderwerp: Subsidieverlening Project Vruchtbare Kringloop Achterhoek. Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

Review van Rapport Toetsing van de Kringloopwijzer

Veehouders positief over oplossen mestoverschot

Waarden van fosfaatrechten - achtergrondnotitie Natuur & Milieu 1 februari 2016

Notitie problematiek definitie grondgebonden melkrundveehouderij

Notitie rundveehouderij

Melkveehouderij en Natuur Ontwikkelagenda Drenthe

Mestbeleid. Verplichte mestverwerking

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Grondgebondenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Fosfaatrechten missen hun doel.

Groeiregulering in de melkveehouderij

Op weg naar een zorgvuldige veehouderij in 2020 Ruimte voor initiatieven? Die moet je verdienen!

Herijking doelen Duurzame Zuivelketen, aanpassingen naar aanleiding van opmerkingen adviesraad 17 december 2014

Fosfaatrechten Stront aan de knikker

Mest, mestverwerking en wetgeving

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 7 april 2015) Nummer Onderwerp Gevolgen afschaffing melkquotum

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Besluit. Nr. 26. Provinciale staten van Noord-Holland; gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van 18 januari 2011

Duurzame landbouw Gezond voedsel - Vitaal platteland. Studiedag NVTL. Frits van der Schans. 11 maart 2014

Sectorupdate: Melkmeters maken. Sneller naar een integraal duurzame melkveehouderijsector

De onderstaande fractie(s) hebben enkele vragen gesteld c.q. opmerkingen gemaakt. Ik verzoek u in uw brief deze vragen/opmerkingen te beantwoorden.

Film. &feature=share&list=plqpenng0hbqmkd3ixz Yal6iHYNX-hz96s

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 12 december 2014 Betreft Mestverwerking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer 2011-001703 Regulering groei melkveehouderij: nieuw rijksbeleid in relatie tot het Gelders omgevingsbeleid 1 Inleiding en leeswijzer De melkveehouderij in Nederland is perspectiefvol. Uit diverse studies blijkt dat na het einde van de Europese melkquotering ( 1 april 2015) de melkproductie naar verwachting met 15 tot 30% en de veestapel met 10 á 20% zal kunnen groeien. Afgelopen jaren hebben melkveehouders hier al op voorgesorteerd. Ook melkverwerkers hebben hun capaciteit vergroot. Tweede Kamer, belangenorganisaties en partijen in de zuivelketen achten het echter ongewenst dat elk bedrijf onbeperkt kan uitbreiden, ook al wordt alle extra mest verwerkt en buiten de Nederlandse landbouw afgezet. Zij hebben het kabinet gevraagd om de grondgebondenheid wettelijk te regelen. De groei van een melkveebedrijf dient (deels) gepaard te gaan met extra cultuurgrond bij het bedrijf. De AMvB die dit regelt is door de Eerste en Tweede Kamer geaccepteerd. Op uitdrukkelijk verzoek van de Eerste Kamer gaat het Kabinet echter de AMvB regels voor grondgebondenheid in de wet zelf opnemen. Indien het lukt om de wetswijziging nog dit kalenderjaar af te ronden dan kan de AmvB ook direct vervallen. Indien dit niet lukt dan gaan de regels voor de grondgebondenheid per 1-1-2016 in werking treden op grond van de AMvB. De wet neemt het beleid dan op een later moment over. De Tweede Kamer heeft in het debat eveneens gevraagd om extra inzet die ervoor moet zorgen dat meer koeien weidegang krijgen. In ons Gelders omgevingsbeleid is opgenomen dat melkveebedrijven mogen groeien maar wel op een duurzame manier. Melkveehouders mogen meer koeien houden maar moeten wel grondgebonden blijven. In de omgevingsverordening wordt van gemeenten gevraagd dat zij in het bestemmingsplan regelen dat zij toetsen op die grondgebondenheid. Bedrijven moeten minimaal 50% van het benodigde ruwvoer telen op de cultuurgrond waar het bedrijf over kan beschikken. In deze notitie gaan we nader in op onderstaande vragen: 1. Hoe verhoudt zich het komende rijksbeleid met ons beleid in de omgevingsvisie, ofwel welke toegevoegde waarde heeft ons ruimtelijk beleid nog op het moment dat de grondgebondenheid wettelijk is geregeld? 2. Op welke wijze kunnen we als provincie bijdragen aan de gewenste toename van de weidegang?

Hieronder gaan we achtereenvolgens kort in op: De ontwikkelingsperspectieven van de melkveesector (par 2) De sector die(mede)verantwoordelijkheid neemt (3) De inhoud van het (voorgenomen) rijksbeleid en het mogelijke effect op de structuur van de Gelderse melkveehouderij (4) Het Gelders beleid zoals opgenomen in de omgevingsvisie en verordening (5) De stimulering van de weidegang en de bijdrage die de provincie daaraan zou kunnen leveren (6) Beantwoording van de twee bovenstaande vragen en een voorstel voor aanpassing van het Gelders omgevingsbeleid (7) 2 De ontwikkelingsperspectieven voor de melkveesector Met het oog op de beëindiging van de Brusselse melkquotering per 1-4-2015 zijn diverse studies uitgevoerd. Uit al deze verkenningen is één gemeenschappelijke het einde van de quotering vanuit marktperspectieven kunnen Sterke factoren zijn: optimale klimatologische omstandigheden, goed vakmanschap, een goede bedrijfsstructuur, een sterke keten van melkverwerkers die melk hoogwaardig kunnen vermarkten en de centrale ligging binnen de Europese markt. Uit de studies wordt een groei verwacht van de melkproductie tussen de 15 tot 30%. Met een stijging van de melkproductie per koe betekent dit dat de nationale (melk)rundveestapel zal groeien met 10 á 20%. De melkveehouders en verwerkende industrie hebben met nieuwe investeringen in de afgelopen jaren al voorgesorteerd op deze kansen in de markt. De zuivelsector is sterk exporterend en draagt in belangrijke mate bij aan de nationale economie. De markt biedt groeikansen en de wens is groot om deze ruimte ook te bieden. Dit kan echter niet onbeperkt. De sector zal ook schoner en duurzamer moeten produceren. Op het vlak van mest en bodembeheer (meer naar gesloten kringlopen), klimaat (minder emissie broeikasgassen en energiebesparing), en ammoniakuitstoot zullen de komende jaren nog stappen gezet moeten worden. Een goede basis voorwaarde om deze doelen te kunnen bereiken is dat de sector in belangrijke mate grondgebonden blijft. Grondgebondenheid en voldoende grond gelegen bij de bedrijfsgebouwen vormt ook de basis om weidegang te behouden. 3 De sector neemt (mede)verantwoordelijkheid 2

Het kabinet heeft in 2013 het bedrijfsleven gevraagd om zelf met plannen te komen die een verdere verduurzaming van de veehouderij op milieugebied kunnen waarborgen (brief van 18-01-2013 van staatssecretaris Dijksma aan de ting 2020: voortvarend in primaire producenten en ketenbedrijven die kans opgepakt en de vraag beantwoord: Nederland ontwikkelruimte en bedrijfsrendement binnen de huidige en toekomstige milieueisen in het bijzonder en met inachtneming van eisen van Op het vlak van de Nederlandse zuivel hebben in 2008 de Nederlandse Zuivel Organisatie en LTO Nederland reeds de krachten gebundeld in de Duurzame Zuivelketen. Een initiatief waarbij de zuivelindustrie en melkveehouders ketenbreed streven naar het wereldwijde koploperschap van de Nederlandse zuivelsector op het gebied van duurzaamheid. Binnen de Duurzame Zuivelketen wordt resultaatgericht gewerkt aan een integrale benadering van verduurzaming diergezondheid en dierenwelzijn, weidegang alsmede biodiversiteit en milieu (zie: www.duurzamezuivelketen.nl). Jaarlijks wordt de voortgang op de doelen gemonitord door Wageningen UR en worden de resultaten gepubliceerd in een sectorrapport. In dit plan van het bedrijfsleven wordt als uitgangspunt genomen dat de Nederlandse zuivelketen kan ontwikkelen richting 2020 binnen de milieurandvoorwaarden met een waarschijnlijke toename in melkvolume tot +20% ten opzichte van 2011. Beheersing van het Nederlandse mestvolume evenals een gestuurde mestaanwending op cultuurgrond is met het oog op de uitvoering van de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn water noodzakelijk zolang er nog sprake is van normoverschrijdingen. De Europese Commissie heeft aan Nederland de ruimte geboden om onder voorwaarden een ruimere norm voor de toepassing van stikstof uit dierlijke mest te hanteren dan rechtstreeks volgt uit de nitraatrichtlijn. Gekoppeld aan deze derogatie moet de ontwikkeling van het stikstofgehalte in het bovenste grondwater strikt worden gemonitord en geldt de verplichting dat de jaarlijkse mestproductie (uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat) de omvang van de mestproductie in 2002 niet zal overschrijden. Het behoud van de derogatie is voor Nederland van zeer groot belang. Belangenorganisatie LTO en zuivel verwerkende bedrijven zijn vanuit bovenstaande doelen dan ook voorstander van een gereguleerde groei in de melkveehouderij. Overschrijding van het fosfaatplafond 2002 (nationale 3

productie fosfaat in alle dierlijke mest van 179 miljoen kilo) en daarmee het risico lopen om de derogatie te verliezen, moet worden voorkomen. Het wanneer dit toch mocht gebeuren. Het bedrijfsleven wenst zeker geen dierrechten. Het Brussels melkquotum inruilen voor een nationaal dse zuivelsector zeer negatief uit. Conclusie: alle partijen zijn het over de koers eens: binnen de Brusselse (milieu)kaders moet de groeiruimte voor de melkveehouderij behouden blijven. De Wet verantwoorde groei melkveehouderij, inclusief de eis om de groei (deels) aan extra cultuurgrond te koppelen (grondgebonden groei), moet hiervoor een sturingsinstrument bieden. Wanneer dit echter onvoldoende blijkt te zijn zullen andere sturingsinstrumenten worden ingezet. Het kabinet heeft aan de Tweede Kamer toegezegd hierover op korte termijn een kamerbrief toe te sturen. 4 Het (voorgenomen) rijksbeleid en het mogelijke effect op de Gelderse melkveehouderij Het Kabinet heeft 1 juli 2014 de Wet verantwoorde groei melkveehouderij aan de Tweede Kamer aangeboden. In het wetsvoorstel kunnen melkveebedrijven onbeperkt groeien onder de voorwaarde dat ze de extra mestproductie volledig laten verwerken (mineralen worden buiten de Nederlandse landbouw afgezet) Het bedrijfsleven (zie onder 2) en een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer wijzen echter deze mogelijkheid voor intensivering van de melkveehouderij door grondloze groei af. Op 6 november 2014 komt een Nota van wijziging. In de wet komt een toevoeging die het mogelijk maakt om bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beperkingen te stellen aan de uitbreiding van bedrijven met melkvee door het toepassen van mestverwerking. Onder de toezegging dat de AMvB vóór 1 maart zal worden ingevuld wordt de wet verantwoorde groei melkveehouderij door beide kamers aanvaard en is de wet op 1-1-2015 van kracht geworden. Op 29 maart 2015 wordt de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij aan beide kamers aangeboden in een voorhangprocedure. Inhoud van de eis van grondgebondenheid De eis van de grondgebondenheid staat nu in de AMvB die door beide Kamers is geaccepteerd. Op verzoek van de Eerste Kamer loopt er een procedure om dit beleid (ongewijzigd) in de wet zelf op te nemen. De AMvB maakt het voor intensieve melkveebedrijven (overschot is groter dan 20 kilogram fosfaat per 4

hectare cultuurgrond) niet meer mogelijk om grondloos te groeien. Een deel van De beleidsregels grondgebondenheid melkveehouderij worden op 1-1-2016 van kracht op grond van de AMvB dan wel in de wet zelf wanneer het lukt om de procedure van wetswijziging nog dit jaar af te ronden. De beleidsregels grondgebondenheid: De grondgebondenheid van de melkveehouderij wordt ingevoerd volgens een gestaffeld systeem Uitgangspunt van het systeem is dat melkveehouders die willen groeien hiervoor afhankelijk van de intensiteit van hun bedrijf extra grond moeten regelen. Bedrijven met een fosfaatoverschot tot 20 kilo per hectare hoeven bij groei geen extra grond bij het bedrijf te voegen. Bedrijven met een overschot tussen de 20 en 50 kilo moeten bij groei zorgen voor extra grond voor 25% van de extra fosfaatproductie. Bedrijven met een overschot groter dan 50 kilo moeten ervoor zorgen dat bij groei 50% t extra grond De grond die (extra) bij het bedrijf hoort moet jaarlijks worden verantwoord via de Gecombineerde Opgave (mei telling) Melkveehouders moeten vanaf 2016 na afloop van ieder kalenderjaar aantonen dat de fosfaat productie op het bedrijf verantwoord is. Als een bedrijf vanaf 2016 meer fosfaat produceert dan in 2014, moet de veehouder aantonen dat hij over voldoende extra grond beschikt Bovenstaande regels krijgen brede steun. Bedrijven behouden ontwikkelruimte en naarmate een bedrijf intensiever is, worden hogere grond-eisen gesteld. Op dit moment spelen nog de nodige vragen over de concrete invulling. Welke grond kun je bij je bedrijf meerekenen, welke afspraken tussen veehoudersakkerbouwers tellen mee en welke bedrijven kunnen een beroep doen op een knelgevallenregeling (zijn financiële verplichtingen aangegaan vóór 7 november 2014, de datum waarop het kabinet aankondigde met eisen op vlak van grondgebondenheid te zullen komen), dergelijke vragen zullen de komende maanden nog helder beantwoord moeten worden. Zonder dat alle details bekend zijn, is wel een eerste inschatting te maken van het effect van dit beleid op de structuur van de melkveehouderij in Gelderland. I. Het LEI heeft in opdracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken verkenningen uitgevoerd. Op basis van de cijfers blijkt in 2014 de melkveehouderijsector in Nederland nog voor 91% grondgebonden. Dit wil zeggen dat van de totale fosfaatproductie in de melkveehouderij 91% binnen de geldende fosfaatgebruiksnormen, geplaatst kon worden op cultuurgrond die in gebruik was bij de melkveehouderijbedrijven. Wanneer 5

II. III. IV. gekeken wordt naar de situatie per bedrijf dan blijkt 75% van de Gelderse melkveebedrijven in 2013 geen of slechts een beperkt (minder dan 20 kilogram fosfaat per hectare) mestoverschot te kennen. Van de in totaal 3984 bedrijven heeft 15% een overschot tussen de 20 en 50 kilogram en moet 10% van de bedrijven meer dan 50 kilogram fosfaat per hectare afvoeren. Deze Gelderse percentages wijken niet veel af van de landelijke gemiddelden. De Gelderse melkveebedrijven hebben zowel qua oppervlakte cultuurgrond als wat betreft de omvang van de veestapel een relatief kleine omvang. Deze bedrijven hebben door de recente aanpassing van het Europees landbouwbeleid (de directe inkomenssteun wordt omgezet in een vast hectarebedrag) te maken met inkomensverlies. De liberale zuivelmarkt zal verder leiden tot sterk fluctuerende opbrengstprijzen. De eis van grondgebondenheid zal betekenen dat er meer vraag naar grond komt. Het LEI heeft voor de komende groei berekend dat landelijk de melkveehouderij 4560 hectare extra grond nodig heeft om aan de wettelijke eisen te kunnen voldoen. In Gelderland is de gronddruk al groot en is sprake van hoge grondprijzen. Op basis van deze punten mag verwacht worden dat Gelderland achter blijft bij de groei die nationaal verwacht wordt. Ook mag verwacht worden dat het aantal (vooral kleinere) melkveebedrijven in Gelderland relatief sneller zal dalen. Er zijn maar weinig bedrijven die extensief zijn en nog fors kunnen groeien zonder met de eis van grondgebondenheid te maken te krijgen. Nagenoeg alle Gelderse bedrijven zullen bij groei extra grond aan hun bedrijf moeten toevoegen. Grond kopen zal financieel niet altijd mogelijk zijn en de mogelijkheid om grond te pachten dient zich maar weinig aan. Weidegang Naast deze regels voor grondgebondenheid wenst het kabinet de ambitie voor weidegang te verhogen. In 2012 hebben diverse partijen het convenant weidegang getekend met als inzet het aantal bedrijven met weidegang niet verder te laten dalen. In de aanbiedingsbrief AMvB van 29 maart 2015 stelt staatssecretaris Dijksma dat zij met de convenantspartijen in overleg gaat om de weidegang van 70% (volgens CBS in 2013) te verhogen naar 80% in 2020. In de brief geeft ze ook aan geld beschikbaar te stellen (1 miljoen om deskundigheid te vergroten op welke wijze weidegang in de bedrijfsvoering inpasbaar is. Ten derde wenst ze in overleg met provincies te bezien welke rol zij kunnen spelen bij de verhoogde ambitie voor weidegang. 6

5 Gelders beleid zoals opgenomen in de omgevingsvisie en verordening In de omgevingsvisie en verordening zoals deze op 9 juli en 24 september 2014 door uw Staten zijn vastgesteld is opgenomen dat Gelderland geen grens stelt aan de bedrijfsomvang van een grondgebonden bedrijf. Bedrijven mogen groeien op voorwaarde dat de productie grondgebonden blijft. (citaat uit omgevingsvisie) Een voorwaarde voor de groei van grondgebonden veehouderijbedrijven is dat de productie grondgebonden blijft. Dat wil zeggen dat het bedrijf beschikt over cultuurgrond om de dieren op het bedrijf voor meer dan 50% in de ruwvoerbehoefte te kunnen voorzien. Dat biedt de basis voor meer gesloten groene kringlopen. Wanneer het overgrote deel van het (ruw)voer van elders wordt aangevoerd en (rest)producten weer worden afgevoerd, is er geen sprake van een locatie- of grondgebonden bedrijf. Om de grondgebondenheid van een ondernemer te beoordelen, vereisen gemeenten van ondernemers dat zij bij hun aanvraag een grondgebruiksplan toevoegen. In dit plan geeft de ondernemer aan over welke gronden het bedrijf kan beschikken - zowel pacht als eigendom - en voor welke teelten de percelen worden gebruikt. Afhankelijk van de definitie die de gemeente in haar bestemmingsplan opneemt, zal het grondgebruiksplan die informatie moeten bevatten om de grondgebondenheid van het bedrijf te kunnen beoordelen. Gemeenten worden gevraagd in hun bestemmingsplannen een definitie van een grondgebonden veehouderijbedrijf op te nemen. In de definitie is vastgelegd dat de opbrengst van de agrarische cultuurgrond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen beschikt, grotendeels kan voorzien in de ruwvoerbehoefte. Op die manier kan een gemeente 'footloose' melkveebedrijven weren. Op grond van onze verordening wordt van gemeenten gevraagd dat zij binnen twee jaar het bestemmingsplan aanpassen en daarin opnemen dat (melk)rundveehouderijbedrijven kunnen groeien maar wel via een grondgebruiksplan moeten aantonen dat het bedrijf over voldoende grond beschikt om de (toekomstige) veestapel voor minimaal 50% met het ruwvoer te kunnen voorzien. Hoe verhoudt zich dit Gelderse ruimtelijke beleid met de wettelijke grondgebondenheid die gebaseerd is op de fosfaatproductie per hectare cultuurgrond. De Gelderse melkveehouderij krijgt met een wettelijke regeling te maken die op grond van eerste berekeningen strenger uitpakt dat het Gelderse beleid. Hoe het beleid uitpakt is per bedrijf verschillend (hoe intensief / extensief) maar kan ook pas in een concreet geval worden doorgerekend 7

wanneer de exacte uitwerking van het beleid helder is. Die helderheid is er nu nog niet. Globaal kan gesteld worden dat: a. De categorie bedrijven die ook qua mestafzet grondgebonden zijn of een klein overschot kennen, krijgen in het rijksbeleid niet met de wet te maken. Zolang zij onder het overschot van 20 kilogram fosfaat per hectare grond blijven mogen zij groeien. Deze bedrijven ondervinden ook van het provinciale beleid geen beperking. Zij hebben voldoende grond om de dieren voor ruim meer dan 50% te voorzien in eigen ruwvoer. b. De categorie bedrijven met een beperkt overschot (categorie 20 tot 50 kilogram overschot per hectare) krijgen direct met de wet te maken. Zij zullen bij groei ook moeten zorgen voor extra grond bij het bedrijf. Binnen het Gelderse beleid zouden veel bedrijven in deze categorie nog grondloos kunnen groeien. Deze categorie krijgt dus te maken met landelijk beleid dat meer beperkingen oplegt dan het voorgenomen provinciaal beleid. c. Voor de categorie zeer intensieve bedrijven (meer dan 50 overschot) geldt dat zij bij groei de zware wettelijke voorwaarde krijgt dat alle groei voor 50% grondgebonden moet zijn. Dit beleid is vergelijkbaar met de provinciale voorwaarde. Binnen deze categorie is er een zeer klein aantal bedrijven dat extreem intensief is (minder dan 50% eigen ruwvoer) waarvoor het provinciaal beleid stringenter is dan het rijksbeleid. Immers, binnen het provinciale beleid is er onder de 50% eigen ruwvoer geen enkele groeiruimte meer terwijl in het rijksbeleid deze categorie verder kan blijven groeien op voorwaarde dat 50% met grond is De AMvB van het rijk richt zich enkel op de melkveehouderij terwijl het provinciale beleid betrekking had op de (melk)rundveehouderij ofwel dit beleid geldt ook voor overige rundveehouderijbedrijven zoals stierenmesterij (roodvlees), zoogkoeien, jongvee opfok of vetweiderij. Bij deze categorieën overige rundvee gaat het om kleine aantallen bedrijven die sterk grondgebonden zijn. De winstgevendheid van deze sectoren is beperkt en de grondprijzen zijn hoog. In veel gevallen maakt men gebruik van gronden met een natuurbestemming. Met de groei van de melkveehouderij mag ook in de komende jaren weinig groei in deze rundveesectoren worden verwacht. 8

Samenvattend kan geconstateerd worden dat het rijksbeleid t.a.v. de melkveebedrijven een stringentere invulling van het begrip grondgebondenheid geeft in vergelijking van de provinciale eis van 50% eigen ruwvoer. Dit betekent dat er geen aanvullende werking uitgaat van het Gelderse ruimtelijke ordeningsbeleid. Alleen voor het kleine aantal zeer intensieve bedrijven zou er van het provinciale beleid een bepekt (aanvullend) effect kunnen uitgaan. Deze bedrijven krijgen wel te maken met de wettelijke eis om extra grond aan het bedrijf toe te voegen. Dit zal in veel gevallen moeilijk realiseerbaar zijn waardoor de groei achterwege zal blijven. Ook voor de overige rundveehouderijbedrijven is de verwachting dat groei en zeker grondloze groei zeer beperkt zal blijven. Het rijksbeleid komt nagenoeg volledig tegemoet aan onze provinciale wens om de rundveehouderij grondgebonden te houden. Voor veel bedrijven zal het komend rijksbeleid zelfs stringenter uitpakken. Dit betekent dat het provinciale beleid zoals verwoord in de omgevingsvisie en omgevingsverordening geen toegevoegde waarde meer heeft. Bij een eerstvolgende actualisatie van het veehouderijbeleid zal een voorstel voor beleidswijziging worden gedaan. De doelen en ambities blijven in de visie staan maar via de verordening zullen gemeenten niet langer gevraagd worden om hun bestemmingsplan aan te passen en uitbreidingen te toetsen op het aspect grondgebondenheid 6 Stimulering weidegang; bijdrage provincie De Staatsecretaris schrijft in haar brief dat ze een apart gesprek wenst met de provincies om te bezien welke rol zij kunnen spelen bij het invullen van een verhoogde ambitie voor weidegang. De ambitie van het kabinet om het percentage weidegang van 70% (in 2013) weer omhoog te krijgen naar 80% vergt een forse inzet zeker wanneer in de komende jaren de gemiddelde bedrijfsomvang fors zal toenemen. Uit cijfers blijkt dat bij minder dan 90 dieren het overgrote deel beweiding toepast terwijl koppels van meer dan 200 koeien nog maar sporadisch buiten komen. Sommige politieke partijen wensen zelfs een wettelijke plicht tot weidegang. Volgens de staatssecretaris is dit echter niet mogelijk daar een aantal bedrijven niet beschikt over voldoende grond bij de stal. De ambitie vergt dus een actieve inzet van alle partijen. Met alle partijen(65 partijen) die het convenant weidegang in 2012 hebben ondertekend zal de staatssecretaris moeten overleggen of zij deze de hogere ambitie willen onderschrijven en welke bijdrage zij kunnen leveren om de ambitie waar te maken. Alleen door de inzet van alle partijen elk op hun passende manier is 9

er een kans om de huidige daling te keren. Vooral ketenpartijen zullen zich moeten inzetten om de extra kosten voor beweiding in de ket krijgen. De consument zal bereid moeten zijn om de weidepremie voor de boeren ook aan de kassa in de supermarkt af te rekenen. De provincie kan maar een beperkte bijdrage leveren. Gelderland ondersteunt verbeteringen in de verkavelingssituatie. Door ervoor te zorgen dat er meer grond bij de bedrijfsgebouwen ligt (grotere huiskavel) wordt de ondernemer de mogelijkheid geboden om het vee te weiden. Vanuit onze provincie wordt het ondersteund, gericht op optimaal mest- en bodemmanagement. Bezien zou kunnen worden om binnen dit project een voorbeeldgroep beweiding (al / niet in combi met melkrobot) op te richten. Verder zal in IPO verband bezien worden welke andere mogelijkheden provincies hebben om weidegang te stimuleren. Daarbij kan mogelijk gebruik voor projecten die weidegang stimuleren. Staatssecretaris Dijksma wenst een breed overleg met de convenantspartijen PO kan in dat overleg één van de partijen zijn. De provincies zijn weliswaar geen ondertekenaar van het convenant weidegang maar zijn wel partij in de UDV (Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij). Alle markt- en ketenpartijen zullen samen met overheden (rijk en provincies) de ambitie voor meer weidegang moeten onderschrijven en een actieprogramma moeten vaststellen. Alleen dan is er een kans dat het aantal koeien buiten zal toenemen. 7.Beantwoording van beide vragen en een voorstel voor aanpassing van het Gelders omgevingsbeleid Vraag1: Hoe verhoudt zich het komende rijksbeleid met ons beleid in de omgevingsvisie, ofwel welke toegevoegde waarde heeft ons ruimtelijk beleid nog op het moment dat de grondgebondenheid wettelijk is geregeld? Antwoord: De toegevoegde waarde van ons Gelders ruimtelijke ordenings beleid is bij de melkveehouderij en ook bij de overige rundveebedrijven gering. Het beleid zoals dat nu is opgenomen in onze omgevingsvisie en rijksbeleid. Bij de actualisatie van het beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij (gepland voorjaar 2016) wordt het beleid voor de grondgebonden (melk)rundveehouderij ook aangepast, met dien verstande dat: 10

De tekst in de visie (duurzaam, groene kringlopen, goede verkaveling, duurzaam water en bodem beheer etc.) ongewijzigd kan blijven. Ook de wens om grondgebonden te blijven kan blijven staan. Er kan daarbij verwezen worden naar het rijksbeleid De tekst in de verordening waarin gemeenten wordt gevraagd om in bestemmingsplannen een definitie van grondgebondenheid op te nemen en via het eisen van een grondgebruiksplan ook te toetsen of de uitbreiding grondgebonden is, kan volledig vervallen. Vraag 2: Op welke wijze kunnen we als provincie bijdragen aan de gewenste toename van de weidegang? Antwoord: In IPO kader gaan we op uitnodiging en onder voorzitterschap van ministerie van Economische Zaken - samen met de andere zuivelpartijen aan ken. Als provincie kunnen we een beperkte bijdrage leveren aan de weidegang. Via het stimuleren van een betere verkaveling bieden we ondernemers een betere mogelijkheid om het vee te weiden. In IPO verband kunnen we bezien of er nog andere stimuleringsmaatregelen door de provincies genomen kunnen worden. 8. Slot Wij hebben u met voorliggende statenbrief, incl. bijlage geïnformeerd over het nieuwe rijksbeleid voor de melkveehouderij. Ons college constateert dat provinciale doelen voor een duurzame ontwikkeling van de melkveehouderij het behouden van een grondgebonden melkveehouderij - in belangrijke mate door wettelijk rijksbeleid wordt ingevuld. Aanvullend provinciaal beleid om de grondgebondenheid te garanderen, is niet meer nodig. Op 9 juli 2014 hebben uw Staten amendement A8 aanvaard en ons college opgedragen een nieuw beoordelingssysteem te ontwikkelen voor de nietgrondgebonden veehouderij. - uitgewerkt. Wij zullen u daar via een separate statenbrief op korte termijn nader over informeren. Dit nieuwe Gelderse plussen systeem zal een verankering moeten krijgen in het omgevingsbeleid. Wij stellen u voor om tegelijk met deze wijziging van het omgevingsbeleid ook het beleid voor de melkveehouderij te actualiseren. Wij wensen over de inhoud van deze brief met U te overleggen en vernemen graag welke meningen in uw Staten hierover leven. 11