Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Midden-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/056

Vergelijkbare documenten
Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli Rapportnummer: 2014/071

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Gelderland-midden, thans regionale eenheid Oost-Nederland. Datum: 17 oktober 2013

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 22 april Rapportnummer: 2014/038

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost te Eindhoven. Datum: 15 oktober 2012

Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Publicatiedatum 9 september 2014 Rapportnummer 2014/098

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Midden-Nederland. Datum: 28 mei Rapportnummer: 2014/054

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 30 december Rapportnummer: 2013/218

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

ambtenaren van het regionale politiekorps Utrecht haar hebben verdacht van het houden van een hennepkwekerij;

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Examencommissie Milieu Status: Vastgesteld. Kennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

Rapport. Datum: 10 februari 2006 Rapportnummer: 2006/043

Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke Kaders Milieu Specifiek:

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 19 juli Rapportnummer: 2012/117

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, thans politie eenheid Oost-Nederland. Datum: 12 mei 2014

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Midden-Nederland. Datum: 7 oktober Rapportnummer: 2013/145

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 03 april Rapportnummer: 2014/033

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over beslag en het geen gevolg geven aan een last tot teruggave door het arrondissementsparket Limburg

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Rapport. Datum: 21 juni 2001 Rapportnummer: 2001/173

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Toetsmatrijs Wettelijke Kaders Milieu Specifiek

Een onderzoek naar een klacht over het optreden van een motoragent van de eenheid Oost-Brabant.

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Een onderzoek naar het gebruik van een bodycam/pda door een BOA van de gemeente Maastricht.

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Datum: 23 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/278

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/063

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 23 december 2015 Rapportnummer: 2015/175

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Rotterdam. Datum: 8 november Rapportnummer: 2013/166

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/017

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/389

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Titel: De onverwachte gevolgen van een aangifte.

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Rotterdam. Datum: 23 september Rapportnummer: 2013/0123

Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Midden- Nederland. Publicatiedatum 26 augustus 2014 Rapportnummer 2014/097

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170

Rapport. Datum: 6 februari 2006 Rapportnummer: 2006/038

Transcriptie:

Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Midden-Nederland. Datum: 3 juni 2014 Rapportnummer: 2014/056

2 Feiten Verzoeker wordt regelmatig door politieambtenaren van de eenheid Midden-Nederland staande gehouden, waarna de politie het voertuig en de inzittenden controleert. Verzoeker is het niet eens met deze regelmatige controles en heeft daarover een klacht ingediend bij de politie. De klachtencommissie heeft advies uitgebracht aan de politiechef en heeft daartoe het volgende overwogen. Het was de klachtencommissie ambtshalve bekend dat verzoeker zeer regelmatig in gezelschap verkeert van een groepje mannen, die met de politie in aanraking zijn gekomen in verband met verschillende strafbare feiten (zoals woninginbraak, insluipingen in woningen, diefstal uit auto's, heling, mishandeling, bedreiging). De commissie achtte het te begrijpen en te billijken dat verzoeker, zeker als hij met één of meer mannen uit deze groep in een auto zit, wordt staande gehouden en gecontroleerd. Van stelselmatig lastigvallen door bepaalde politieambtenaren is de commissie niet gebleken. De klachtencommissie kon verzoeker niet volgen in zijn stelling dat het doorzoeken van zijn auto onrechtmatig zou zijn. In de auto's waarin verzoeker zich bevond, zijn in het verleden schroevendraaiers en bivakmutsen aangetroffen door de politie. Voorts probeerde verzoeker, wanneer hij achter het stuur zat, aan de politie te ontkomen, wat de indruk wekte dat hij iets te verbergen had. De commissie achtte het te billijken en te begrijpen dat de politie kijkt of in auto's waarin verzoeker zit, zich wellicht inbrekerswerktuigen en/of buit bevinden. De klachtencommissie adviseerde de politiechef beide klachten ongegrond te verklaren. De politiechef heeft het advies van de klachtencommissie overgenomen en de klachten ongegrond verklaard. Verzoeker was het met de afhandeling van zijn klacht niet eens en wendde zich tot de Nationale ombudsman. De ombudsman stelde een onderzoek in. Klacht Verzoeker klaagt erover dat hij regelmatig door de politie staande wordt gehouden en gecontroleerd, terwijl daar onvoldoende reden voor is en zijn justitiële documentatie daar de minste aanleiding voor geeft. Voorts klaagt verzoeker erover dat de politie in ieder geval op 29/30 juli 2011 en vervolgens op 7 januari 2012 en 11 januari 2012 oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van bevoegdheden, zoals het doorzoeken van de voertuigen waarin verzoeker reed en het vorderen van afgifte van verzoekers rijbewijs.

3 Visie politie Algemeen De politiechef heeft gesteld dat verzoeker de afgelopen jaren veelvuldig is aangetroffen in gezelschap van zes personen, die de laatste jaren veroordeeld zijn ter zake inbraken/ insluipingen in woningen/bedrijfspanden. Deze personen zaten regelmatig bij verzoeker in de auto tijdens de voor nachtrust bestemde uren, in gebieden waar vaak werd ingebroken. Het district waar verzoeker is gecontroleerd, is volgens de politiechef getroffen door een reeks inbraken/insluipingen. Om het hoge aantal misdrijven terug te dringen, is in december 2011 een project opgezet. Drie personen van de groep waarmee verzoeker omgaat, zijn "doelgroepers". Aangezien verzoeker veelvuldig met hen optrekt en dat bovendien doet in de voor nachtrust bestemde uren in auto's waarin handschoenen, bivakmutsen, schroevendraaiers, een verrekijker, tassen met kleding met capuchons en een zaklamp liggen, krijgt ook verzoeker veel aandacht van de politie. De politie heeft op 29 juli 2011, 11 november 2011, 11 januari 2012, 4 januari 2013, 13 januari 2013 en 11 februari 2013 inbrekerswerktuig aangetroffen. Voorts heeft de politiechef laten weten dat verzoeker in januari 2013 werd verdacht van diefstal uit een auto, en dat deze zaak is geseponeerd wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. 29/30 juli 2011 De politiechef heeft gesteld dat er een algemene controle plaatsvond in het kader van een grootschalig onderzoek naar branden in panden met een rieten dak. Verzoekers auto reed het controlegebied in en het natrekken van het kenteken leverde op dat verzoeker antecedenten had op het gebied van gekwalificeerde diefstal met braak. Ook zou hij antecedenten hebben op het gebied van brandstichting. Bij het zien van de politie dook één persoon weg op de achterbank. Deze persoon was met de politie in contact geweest in verband met een inbraak. Ook werden de lichten van de auto direct gedoofd. Toen verzoekers auto aan de kant van de weg werd gezet, stapte de bijrijder uit en nam de benen. Na een uitgebreide achtervolging werd de vluchtende persoon aangehouden. Het bleek verzoeker te zijn. Dit gedrag was dusdanig verdacht dat werd besloten de auto oppervlakkig te doorzoeken. Er werden handschoenen en een zaklamp in het dashboardkastje aangetroffen. 7 januari 2012

4 De politiechef heeft laten weten dat er van het voorval op 7 januari 2012 geen mutatie of proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt. Tijdens de interne klachtprocedure heeft betrokken politieambtenaar E. wel een verklaring afgelegd over het voorval. Aangezien E. langdurig niet in dienst is, kan hij daarover niet nader bevraagd worden, aldus de politiechef. Tijdens de interne klachtbehandeling heeft E. verklaard dat hij werkzaam was in het inbrakenteam en dat hij het voertuig aan de kant heeft laten zetten door de bestuurder. In de auto zaten drie personen die tot de doelgroep behoorden en in BVH voorkwamen ter zake diefstal. E. mocht van de bestuurder in de auto kijken en in de kofferbak lag een honkbalknuppel. E. wilde in het dashboardkastje kijken, maar dit ging volgens de bestuurder niet goed open. E. wist zeker dat hij nooit gevorderd heeft om het dashboardkastje open te breken. Eén van de inzittenden heeft het dashboardkastje zelf geopend. 11 januari 2012 Politieambtenaren zagen verzoekers auto rijden, met de heer X als bijrijder. Twee maanden daarvoor reed X zonder verlichting en met hoge snelheid weg toen hij een politieauto zag. De auto werd toen aan de kant van de weg gezet en er werden twee nieuwe bivakmutsen aangetroffen, evenals inbrekerswerktuigen. Verzoeker zat ook in de auto van X. Op 11 januari 2012 gaven de politieambtenaren een stopteken. Verzoeker opende op verzoek van de politie zijn kofferbak, waarin een tas met kleding lag, een blauwe overall en een rol zwarte tape. Standpunt politiechef De politiechef is van mening dat verzoeker, gelet op het bovenstaande, terecht regelmatig wordt staande gehouden en gecontroleerd door de politie. Artikel 160 Wegenverkeerswet (WVW) en 5:19 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bieden die bevoegdheid. De staande houding en latere aanhouding op 29 juli 2011 was een toevalstreffer in verband met een algemene controle. De controle op 11 januari 2012 werd ingegeven door het vreemde gedrag van de bestuurder en de inzittenden. De politiechef acht de klachten ongegrond. Mutatie 29 juli 2011 In een mutatie van 29 juli 2011 staat onder meer vermeld dat een auto een parkeervak in reed en direct de lichten doofde. Toen de betrokken politieambtenaar naast de auto stond, zag hij dat de bijrijder uit het zicht probeerde te blijven. Voorts zag de politieambtenaar iemand op de achterbank liggen, die kennelijk ook uit het zicht wilde blijven. De politieambtenaar was de auto uitgestapt om de personen te controleren en de bijrijder

5 stapte uit. Nadat de politieambtenaar twee keer om het ID-bewijs van de bijrijder had gevraagd, rende de bijrijder weg. Na een achtervolging te voet, werd de bijrijder aangehouden. De bijrijder bleek verzoeker te zijn. Visie verzoeker Algemeen Verzoeker is van mening dat hij gedurende langere tijd wordt lastig gevallen door een aantal politieambtenaren van de eenheid Midden-Nederland. Deze politieambtenaren maken volgens hem een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer, waardoor zijn privacy in ernstige mate wordt geschaad. Hij heeft hiertoe een (niet volledige) lijst overgelegd, waarin een opsomming is gegeven van de keren dat hij werd staande gehouden en gecontroleerd. Deze lijst behelst de periode februari 2010-februari 2012, in welke periode verzoeker 34 keer is gecontroleerd. Verzoeker ontkent betrokkenheid bij inbraken. Dat hij omgaat met personen die een strafrechtelijk verleden hebben, maakt niet dat hij deel uitmaakt van een groepje notoire inbrekers. Verzoeker vindt het onbegrijpelijk dat hij zelf ook aandacht krijgt van de politie omdat hij omgang heeft met bepaalde personen. Volgens verzoeker wordt hij ook gecontroleerd en zijn auto doorzocht op het moment dat hij alleen is. Artikel 160 Wegenverkeerswet geeft de politie enkel de bevoegdheid de bestuurder van een voertuig te vragen naar diens rijbewijs, kentekenbewijs e.d. Deze bepaling geeft geen bevoegdheid tot het doorzoeken van een voertuig. Volgens verzoeker wordt deze bevoegdheid misbruikt en is er sprake van strafvorderlijk optreden. Volgens verzoeker biedt artikel 5:19 Algemene wet bestuursrecht evenmin een wettelijke basis voor het politieoptreden. Dit artikel geeft een toezichthouder de bevoegdheid voertuigen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft. De politiechef heeft niet duidelijk gemaakt welke toezichthoudende taak noopte tot het onderzoeken van verzoekers auto. Bovendien kan de bevoegdheid tot onderzoeken van zaken niet worden opgevat als een bevoegdheid tot het (tevens) doorzoeken van die zaken. Doorzoeken vindt plaats om zaken op te sporen waarvan op het moment van de doorzoeking nog niet vaststaat waar deze zich bevinden. Bij onderzoeken in het kader van toezicht op de naleving gaat het om de controle van zaken waarvan wel bekend is waar ze zich bevinden, aldus verzoeker. 29/30 juli 2011 Verzoekers auto stond in een parkeerhaven en verzoeker zat op de passagiersplaats. Op enig moment vroeg een politieambtenaar hem zijn rijbewijs te tonen. Verzoeker heeft dat

6 geweigerd omdat hij niet de bestuurder was. Verzoeker is uitgestapt en weggelopen, maar na een paar minuten besloot hij weer terug te keren. Hij zag dat politieambtenaren zijn auto aan het doorzoeken waren. Volgens verzoeker is de doorzoeking in zijn auto en de daarop volgende aanhouding onrechtmatig. Er was geen enkele reden om zijn auto te doorzoeken; er was geen sprake van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of verdenking van een misdrijf ten aanzien waarvan voorlopige hechtenis is toegestaan. Het feit dat hij zijn rijbewijs niet heeft willen laten zien en/of een antecedent heeft op het gebied van brandstichting, legitimeert de doorzoeking niet. Bovendien was verzoeker niet de bestuurder van de auto, zodat er geen plicht op hem rustte om het rijbewijs te tonen. 7 januari 2012 Verzoeker werd staande gehouden en gevorderd zijn dashboardkastje te openen. Het dashboardkastje bleek op slot te zitten en verzoeker kreeg het niet open. Vervolgens werd verzoeker bevolen het kastje open te breken zodat de politieambtenaar het kon controleren. Het kastje is nu dus vernield. Verzoeker stelt dat er geen enkele aanleiding bestond voor de doorzoeking van zijn auto. Volgens verzoeker bestaat er geen wettelijke bevoegdheid om een burger te vorderen zijn dashboardkastje open te breken. Verder stelt verzoeker dat de politieambtenaren de feiten verdraaien door te ontkennen dat is gevorderd of bevolen het dashboardkastje open te breken. 11 januari 2012 Volgens verzoeker werd hem een stopteken gegeven en verzocht de politie hem om zijn rijbewijs. Na overhandiging van zijn rijbewijs, werd verzoeker verzocht de kofferbak en het dashboardkastje te openen. Verzoeker heeft hier - om hem moverende redenen - geen toestemming voor gegeven. Hij kreeg geen antwoord op de vraag of hij ergens van werd verdacht. Uiteindelijk heeft verzoeker onder druk van de politieambtenaar voldaan aan de vordering om de kofferbak en het dashboardkastje te openen. Verzoeker vraagt zich af op welke grond hij werd staande gehouden. Voorts was het volgens verzoeker overbodig om zijn rijbewijs te vorderen, aangezien hij veelvuldig is staande gehouden, waarvan tenminste één keer door de betrokken politieambtenaar. Volgens verzoeker was er geen wettelijke basis voor de vordering de kofferbak en het dashboardkastje te openen, zodat de doorzoeking onrechtmatig is. De betrokken politieambtenaar heeft aangegeven dat hij gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid ex artikel 96b Wetboek van Strafvordering (Sv). De doorzoeking was om aan te tonen dat er een strafbaar feit had plaatsgevonden of dat er een mogelijk strafbaar feit zou gaan plaatsvinden. De door de politieambtenaren genoemde feiten en omstandigheden geven in

7 het geheel geen aanleiding te vermoeden dat er een strafbaar feit zou gaan plaatsvinden. De reden dat de politie in het verleden schroevendraaiers en bivakmutsen heeft aangetroffen in een auto waarin verzoeker zich bevond (het was niet zijn eigen auto), kan volgens verzoeker niet bijdragen aan het vermoeden dat maanden later ontstaat ter zake een gepleegd strafbaar feit of mogelijk te plegen strafbaar feit. Ook zijn rijgedrag kan een dergelijk vermoeden niet wekken. De politie noemt geen feiten en omstandigheden die maken dat er een concrete verdenking richting verzoeker lag. Justitiële documentatie verzoeker Uit de justitiële documentatie van verzoeker blijkt dat hij op 28 augustus 2006 verdacht werd van heling en een transactievoorstel heeft geaccepteerd. Voorts is verzoeker op 27 december 2006 veroordeeld wegens inbraak. Op 7 juni 2005 werd verzoeker verdacht van diefstal van een fiets, welk feit met een voorwaardelijk sepot is afgedaan. Beoordeling Nationale ombudsman I Ten aanzien van de regelmatige controles 1. Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten van burgers worden gerespecteerd. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, ofwel het recht op privacy, beschermt de burger tegen het vergaren van persoonlijke informatie door de overheid zonder redelijk doel. 2. De Nationale ombudsman vindt het niet ter discussie staan dat de politie bepaalde groepen burgers in de gaten houdt en daartoe naar bepaalde middelen grijpt om inzicht in deze groepen te krijgen, de groepen te beheersen of aan te pakken. De samenleving verwacht dit ook van de politie. De ombudsman acht het niet onredelijk dat de politie de groep notoire inbrekers, waarmee verzoeker omgaat, in de gaten houdt en regelmatig controleert. Door om te gaan met deze groep, neemt verzoeker het risico zelf ook aan regelmatige controles te worden onderworpen, al dan niet in aanwezigheid van zijn vrienden. De Nationale ombudsman is het derhalve niet eens met de stelling dat er onvoldoende reden is voor deze controles. Het feit dat verzoeker sinds 2006 geen antecedenten meer heeft, doet daaraan niet af.

8 De politie heeft het recht op eerbiediging van verzoekers persoonlijke levenssfeer voldoende gerespecteerd. De onderzochte gedraging is behoorlijk. II Ten aanzien van het oneigenlijk gebruik maken van bevoegdheden 1. Het vereiste van integriteit houdt in dat de overheid integer handelt en een bevoegdheid alleen gebruikt voor het doel waarvoor deze is gegeven. Dat betekent dat de politie de bevoegdheid tot het houden van een verkeerscontrole, waarbij toezicht en controle worden verricht om na te gaan of rechtsregels voor het verkeer worden nageleefd, niet mag gebruiken voor de opsporing van strafbare feiten. 2.1 Ingevolge artikel 160 WVW (zie Achtergrond onder 1) heeft de politie de bevoegdheid een verkeerscontrole uit te voeren. Lid 4 verplicht de bestuurder van een voertuig tot medewerking aan een onderzoek door de politie. De bestuurder kan bijvoorbeeld worden verplicht de werking van de lichten te tonen, maar ook de kofferbak te openen om te controleren of de verplicht gestelde gevarendriehoek zich daarin bevindt. Toezicht en controle ex artikel 160 WVW dient te worden onderscheiden van opsporing van strafbare feiten, waarbij onderzoek plaatsvindt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan. Wanneer in het dashboardkastje van een voertuig wordt gekeken, is er sprake van een doorzoeking ingevolge artikel 96b Sv (zie Achtergrond onder 2). Er moet dan sprake zijn van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit dan wel de verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Indien er geen wettelijke bevoegdheid bestaat tot het doorzoeken van een dashboardkastje, mag de politie het kastje slechts doorzoeken wanneer de bestuurder daartoe toestemming geeft. 2.2 De bevoegdheid tot onderzoek van een voertuig ingevolge artikel 5:19 Awb (zie Achtergrond onder 3) is bedoeld voor toezicht op de naleving van voorschriften waaruit voortvloeit dat het voertuig zelf aan bepaalde eisen moet voldoen. Een voorbeeld hiervan is een controle op de naleving van de Wet Personenvervoer 2000. Het onderzoeken van een voertuig impliceert geen doorzoeken. 3.1 Ten aanzien van het staande houden en doorzoeken van verzoekers auto in de nacht van 29 op 30 juli 2011 overweegt de Nationale ombudsman het volgende. De politie hield een algemene controle in het kader van een grootschalig onderzoek. De politiechef heeft gesteld dat het gedrag van verzoeker en de inzittenden van het voertuig zodanig verdacht waren, dat werd besloten de auto oppervlakkig te onderzoeken. Verzoekers weergave van het voorval is een andere dan de weergave van de politie. Nu in een mutatie is beschreven dat verzoeker wegrende op het moment dat hij om zijn ID-bewijs werd verzocht, acht de Nationale ombudsman de weergave van de politie meer aannemelijk en gaat hij er vanuit

9 dat verzoeker inderdaad is weggerend. De Nationale ombudsman is het met de politiechef eens dat er sprake was verdacht gedrag. Het feit dat een persoon weg dook op de achterbank bij het zien van de politie, het feit dat de lichten van het voertuig direct werden gedoofd en het feit dat verzoeker er vandoor ging, roept de nodige vragen op. Zeker gezien het feit dat verzoeker en/of de inzittenden antecedenten hebben. Dat zij werden onderworpen aan een verkeerscontrole, acht de Nationale ombudsman - mede gelet op hetgeen onder I is overwogen - alleszins te billijken. Er is geen sprake geweest van misbruik van bevoegdheden. De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk. 3.2 De politie was op basis van artikel 160 WVW niet bevoegd om verzoeker om zijn rijbewijs te vragen nu hij niet de bestuurder van het voertuig was. Op grond van de Wet op de Identificatieplicht (Wet ID-bewijs) bestond echter wel de mogelijkheid om verzoeker naar zijn ID-bewijs te vragen. De Nationale ombudsman acht het gezien de verdachte situatie redelijkerwijs noodzakelijk voor uitoefening van de politietaak om de identiteit van de inzittenden van het voertuig vast te stellen. Indien er later een melding zou zijn van een strafbaar feit, waarbij een signalement van verzoeker/de inzittenden dan wel een beschrijving van de auto zou worden gegeven dat overeenkomt met dat van verzoeker/de inzittenden en/of de auto, zou de politie in ieder geval aanknopingspunten hebben voor een onderzoek. Er was geen sprake van misbruik van bevoegdheden. De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk. 3.3 Voor het doorzoeken van het dashboardkastje was echter geen wettelijke basis. Er was immers geen sprake van een heterdaad-situatie en evenmin is gebleken dat verzoeker en/of de inzittenden verdacht werden van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Artikel 5:19 Awb biedt evenmin een wettelijke basis voor het doorzoeken van het dashboardkastje aangezien het onderzoek van een voertuig geen doorzoeken impliceert. Dit betekent dat het dashboardkastje dan ook niet doorzocht had mogen worden. De politie heeft misbruik gemaakt van bevoegdheden door het dashboardkastje van het voertuig te doorzoeken. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk. 3.4 Ten aanzien van het openen van het dashboardkastje op 7 januari 2012 overweegt de Nationale ombudsman het volgende. Politieambtenaar E., die werkzaam was in het inbrakenteam, heeft het voertuig gecontroleerd. Hij zag drie inzittenden zitten die tot de doelgroep van het inbrakenteam behoorden. De Nationale ombudsman kan zich in die situatie voorstellen dat E. het voertuig en/of het dashboardkastje wilde doorzoeken. Hiervoor bestond echter geen wettelijke basis, aangezien er geen sprake was van

10 verdenking van een strafbaar feit. Tijdens de interne klachtbehandeling heeft E. verklaard dat hij met toestemming in het voertuig heeft gekeken. Voorts heeft hij stellig ontkend te hebben gevorderd het dashboardkastje open te maken. Verzoeker geeft een andere lezing en stelt dat E. een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Van deze controle is geen mutatie of proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Nu er geen feiten of omstandigheden zijn op basis waarvan meer waarde moet worden toegekend aan de ene verklaring dan aan de andere verklaring, is het voor de Nationale ombudsman onvoldoende duidelijk geworden of E. het voertuig met toestemming van de bestuurder heeft doorzocht. De Nationale ombudsman onthoudt zich op dit punt van het geven van een oordeel over de klacht. 4.1 Ten aanzien van het vorderen van verzoekers rijbewijs en het doorzoeken van zijn voertuig op 11 januari 2012 overweegt de Nationale ombudsman het volgende. Zoals hierboven onder I is overwogen, was er voldoende aanleiding om verzoeker en zijn voertuig aan een verkeerscontrole te onderworpen. Dat verzoeker hierbij naar zijn rijbewijs is gevraagd, acht de Nationale ombudsman niet onjuist. Er was geen sprake van misbruik van bevoegdheden. De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk. 4.2 Ingevolge artikel 160 WVW was het mogelijk de kofferbak te doen openen. Echter, de Nationale ombudsman is er gelet op de reactie van de politiechef van overtuigd geraakt dat het doel van deze controle was het vinden van inbrekerswerktuig en niet het uitvoeren van een verkeerscontrole. Nu er geen sprake was van de verdenking van een strafbaar feit, was er geen bevoegdheid het voertuig op grond van artikel 96b Sv te doorzoeken. Er was derhalve sprake van misbruik van bevoegdheden. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de regionale politie-eenheid Midden-Nederland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de politiechef, is Gegrond ten aanzien van: - het doorzoeken van het dashboardkastje in de nacht van 29 op 30 juli 2011, wegens schending van het vereiste van integriteit; - het doorzoeken van het voertuig op 11 januari 2012, wegens schending van het vereiste van integriteit.

11 Niet gegrond ten aanzien van: - de regelmatige controles waaraan verzoeker wordt onderworpen; - het vorderen van het rijbewijs in de nacht van 29 op 30 juli 2011 en op 11 januari 2012. De Nationale ombudsman onthoudt zich van het geven van een oordeel met betrekking tot het laten openen van het dashboardkasje op 7 januari 2012. De Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman Achtergrond 1. Artikel 160 Wegenverkeerswet "1. Op de eerste vordering van de in artikel 159 bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat motorrijtuig te doen stilhouden alsmede de volgende bewijzen behoorlijk ter inzage af te geven: a. de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen delen van het kentekenbewijs, dan wel het in artikel 37, eerste lid, onderdeel b, bedoelde bewijs, en, indien met het motorrijtuig een aanhangwagen wordt voortbewogen, de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen delen van het kentekenbewijs van de aanhangwagen, dan wel het in artikel 37, eerste lid, onderdeel b, bedoelde bewijs voor de aanhangwagen; b. het rijbewijs dan wel het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat bewijs; ( ) 4. De in artikel 159 bedoelde personen zijn bevoegd zich te vergewissen van de naleving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften en zo nodig een voertuig ten aanzien waarvan zij een onderzoek wensen in te stellen, naar een nabij gelegen plaats te voeren of te doen voeren. De bestuurder van het voertuig ten aanzien waarvan dit onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, en de bestuurder van het voertuig waardoor een aanhangwagen wordt voortbewogen ten aanzien waarvan zodanig onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, zijn verplicht desgevorderd hun tot het onderzoek noodzakelijke medewerking te verlenen en desverlangd de in artikel 159 bedoelde personen in hun voertuig te vervoeren. ( )"

12 2. Artikel 96b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering "In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner, te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen." 3.1 Artikel 5:19 Algemene wet bestuursrecht "1. Een toezichthouder is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft. 2. Hij is bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft, op hun lading te onderzoeken. ( )" 3.2. Tekst en Commentaar op artikel 5:19 Algemene wet bestuursrecht "5. Onderzoek vervoermiddel en lading (leden 1 en 2). ( ) De bevoegdheid tot onderzoek van het vervoermiddel zelf is bedoeld voor toezicht op de naleving van voorschriften waaruit voortvloeit dat het vervoermiddel zelf aan bepaalde eisen moet voldoen, zoals in de Diergeneesmiddelenwet en de Wet personenvervoer 2000. Het onderzoek aan vervoermiddelen kan ook omvatten het onderzoek van met de aard van de lading verband houdende hulpmiddelen die deel uitmaken van het vervoermiddel ( ). Geen doorzoeken. Met name voor het onderzoek van vervoermiddelen en lading is van belang dat onderzoek geen 'doorzoeken' impliceert ( )". 4. Artikel 8, eerste lid, Politiewet 1993 "Een ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van personen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak."