Oorlog en geloof. Willem Frijhoff. Inleiding. Zutphen in 1623 gezien door de Franse onderofficier h'icolas Goulas

Vergelijkbare documenten
ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Tijd van regenten en vorsten Wie heeft de macht? Deel 2. Wie hadden in de Republiek, in Frankrijk en in Engeland de politieke macht?

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

NEDERLAND IN DE 16e EEUW

Naar het einde van de Tachtigjarige Oorlog

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Lodewijk XIII van Frankrijk: Fontainebleau, 27 september Saint-Germain-en-Laye, 14 mei 1643

Calvijn. Vrede van Augsburg. Margaretha van Parma. Hertog van Alva. De keurvorst van Saksen. Karel V. Buitenlandse zaken en oorlog

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Wie hadden in de Republiek, in Frankrijk en in Engeland de politieke macht?


germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

Albrecht van Oostenrijk: (Wiener Neustadt, 15 november 1559 Brussel, 13 juli 1621

Het verhaal van de 80 jarige oorlog!

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Stofomschrijving Deze opdracht hoort bij en 3.2 van De Republiek in tijd van Vorsten (Geschiedenis Werkplaats).

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Noord-Nederlandse gewesten. Smeekschift

Leerdoel Leerlingen herhalen op een speelse manier kennis over het ontstaan en het bestuur van de Republiek.

Napoleon. bekendste persoon uit de geschiedenis

Keizer Ferdinand II: Graz, 9 juli 1578 Wenen, 15 februari 1637

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Hertogen, Graven, Baronnen en Heren rond de Baronie van Acquoy ca Door A. F. Verstegen. 1. Heerlijkheid Hagestein. 2.

JEREMIA, DE MAN VAN TRANEN

Maximiliaan II Emanuel van Beieren: München, 11 juli 1662 aldaar, 26 februari 1726

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

Protestantse Gemeente Kralingen Hoflaankerk, 26 juli de zondag van de zomer. PELGRIMAGE NAAR ROME In het spoor van apostel Paulus

Descartes schreef dat er geen ander land was "où l'on puisse jouir d'une liberté si entière" (waar men een zo volledige vrijheid kan genieten)

4 De Nederlandse opstand

Dagboek Sebastiaan Matte

Moord Willem van Oranje hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Tegen wie trok Israël ten strijde en waar sloegen zij hun kamp op?

1c. Losse opdracht- Memoryspel

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Sessie 64. Meningen over Johan van Oldenbarnevelt. Mening in Mening Nu. Niet waar of Valt niet te zeggen

Twee afbeeldingen van Spaanse soldaten.

De Republiek in een tijd van vorsten, Kennistoets bij hoofdstuk 3 Havo

Hendrik I van Brabant: Leuven, ca Keulen, 5 september 1235

Bloei van de Republiek hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Jezus blijft altijd bij ons

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

Willem van Oranje. Over Willem. Info. Bekenden van Willem. Willem van Oranje. Tijdlijn Info Foto s. wsw. Dillenburg. Willem van Oranje Lente, 1545

Hoe heette de reus die door David verslagen werd? Hoe heet de vrouw van Adam?

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

DE MANNEN DIE NIET WILDEN BUIGEN

Landenspel. Duur: 30 minuten. Wat doet u?

Frederik Willem IV van Pruisen: Berlijn, 15 oktober Potsdam, 2 januari 1861

Gaston van Orléans: Fontainebleau, 25 april 1608 Blois, 2 februari 1660

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

Samenvatting Geschiedenis 2.1 t/m 3.1

De ondergang van de Spaanse Armada een spannend verhaal

Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten

Carlo I Gonzaga: Parijs, 6 mei Mantua, 22 september 1637

Antwoorden Geschiedenis Standensamenleving 1789 Frankrijk

Wat zag David op een avond?

Hoe reageerde de mensen in Israël op de overwinning op de Filistijnen?

Naam: FLORIS DE VIJFDE

Welke vraag stelde de koning aan Haman en welke gedachte had Haman bij deze vraag?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

2

3a. Denk opdracht- Wie ben ik?

Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2)

Filips IV van Spanje: Valladolid, 8 april 1605 Madrid, 17 september 1665

Onderzoeksvraag; welke motieven leidden in de middeleeuwen tot de kruistochten?

Levenslijn Republiek - Maurits en Oldenbarnevelt

Hoe groot was het leger van Saul in de tijd van vrede en hoe was de organisatie?

Hoofdstuk 2: De Nederlandse Opstand ( )

Eduard III van Engeland: Windsor Castle, 13 november 1312 Richmond upon Thames, 21 juni 1377

2 De oprichting van de VOC en de WIC zorgde ervoor dat overal op de wereld Zeeuwse en Hollandse schepen voeren.

GOD EERT JOZEF, DE SLAAF

Bijbel voor Kinderen presenteert DE GROTE MUUR VAN NEHEMIA

DE GEBOORTE VAN JEZUS

DE GEBOORTE VAN JEZUS

DE GROTE VERGADERING VAN 1651 KORTE OMSCHRIJVING WERKVORM

Info plus Het leenstelsel

PINKSTEREN DRIE: Bokkie kopen!

1 Friesland 2 Stad en Lande 3 Drenthe 4 Overijssel 5 Gelre 6 Limburg 7 Sticht 8 Holland 9 Zeeland 10 Brabant 11 Vlaanderen 12 Artesië

Werkboek klas 2 Hoofdstuk 3

1 Friesland 2 Stad en Lande 3 Drenthe 4 Overijssel 5 Gelre 6 Limburg 7 Sticht 8 Holland 9 Zeeland 10 Brabant 11 Vlaanderen 12 Artesië

Welke stad lag dichtbij de legerplaats van Israël?

Bij de tijd Groep 6 thema 3, les 1 De Opstand Werkblad 1. dit is Klaas. Klaas is veer-tien jaar. hij loopt al heel lang.

Welk goed nieuws kondigde Maleachi aan?

Les 13: Geboorte van Jezus.

Wenceslaus I van Luxemburg: Praag, 25 februari 1337 Luxemburg, 8 december 1383

DIE VIJF DAGEN IN MEI

Afb Ingekleurde kaart van de zeven provinciën, naar een gravure van Jan Janssonius, Belgii Foederati nova descriptio (1658).

De Bijbel open (07-12)

Wie kreeg van God de ingeving om de Filistijnen een lesje te leren?

DE GROTE MUUR VAN NEHEMIA

Eindexamen geschiedenis havo I

Welke 4 beloften had God aan Israël gegeven?

GOD EERT JOZEF, DE SLAAF

Boekverslag Nederlands La place de la bastille door Leon de Winter


Albert I van België: Brussel, 8 april Marche-les- Dames, 17 februari 1934

Opdrachtenblad leerlingen

Karel XII van Zweden: Stockholm, 17 juni 1682 Halden, 30 november 1718

Transcriptie:

Willem Frijhoff Oorlog en geloof Zutphen in 1623 gezien door de Franse onderofficier h'icolas Goulas Inleiding Aan het begin van de zeventiende eeuw stonden de ogen van heel Europa gericht op de gewesten aan de kusten van de Noordzee. Zo klein als ze waren, ze wisten een wereldomspannende natie als Spanje in bedwang te houden en maakten bovendien een economische bloei zonder weerga door. Buitenlandse reizigers trokken naar Holland, hun dagboeken verhalen van de bloei van de steden in de kustgewesten. Er zijn echter maar weinig getuigenissen van reizigers bewaard over de steden in het binnenland, die toen in een diepe crisis verkeerden. Toch werden ook zij door buitenlanders bezocht. Dat gold vooral voor de militairen. De vestingsteden in de landgewesten herbergden immers een aantal met vreemdelingen bemande compagnieën, als onderdeel van hetzij het Spaanse, hetzij het Staatse leger. Een van die buitenlandse militairen was de Franse edelman Nicolas Goulas die, hoewel belijdend katholiek, ruim een jaar als onderofficier in dienst was in het Staatse leger. In zijn memoires schetst hij een kort maar levendig beeld van zijn verblijf in de garnizoensstad Zutphen in het jaar 1623. In dit artikel publiceer ik, na een korte inleiding, een door mij vervaardigde vertaling uit het Frans van de tekstgedeelten die de reis naar Zutphen en het verblijf in die stad betreffen. Wie was de schrijver van deze memoires? Nicolas Goulas stamde uit een burgerfamilie die geleidelijk op de maatschappelijke ladder omhoog was geklommen en tenslotte via de ambtelijke weg in de adelstand was verheven.' De familie kwam oorspronkelijk uit Auvergne maar was al meer dan een eeuw in Parijs gevestigd, waar ze verschillende ambten in de rechterlijke macht uitoefende. Nicolas' vader Jean Goulas was heer van La Mothe en tresorier van het Franse leger, een functie die niet alleen garant stond voor een hoog inkomen maar ook een groot fortuin veronderstelde. Nicolas zelf werd op 14 mei 1603 in Parijs geboren, hij verloor zijn ouders al jong. Zijn opvoeding werd vervolgens toevertrouwd aan zijn oudste zus, die getrouwd was met een zoon van de toenmalige minister van financiën. Nicolas verkeerde dus in de beste kringen. Hij liet het aanvankelijk ook breed hangen. Hij gold als een muziekliefhebber en een rokkenjager en was een fameus danser en luitspeler. Nadat hij korte tijd rechten had gestudeerd aan de universiteit van Bourges - in Parijs kon men toen nog geen burgerlijk recht studeren - nam hij dienst in het leger van koning Lodewijk XIII. Hij nam deel aan het beleg dat op instigatie van diens eerste minister, kardinaal Richelieu, voor de protestantse stad Montauban in Languedoc werd geslagen en vervolgens aan het beleg van het eveneens calvinistische bolwerk Royan in Aquitanië. In 1622, krap twintig jaar oud, vertrok hij naar de Noord-Nederlandse Republiek. Daar was het Twaalfjarig Bestand (1 609-1 621 ) zojuist afgelopen en was de oorlog tegen Spanje hervat. Er was in de Republiek volop emplooi voor jongelieden die militaire ambities hadden. Prins Maurits, die de krijgsvoering en de vestingbouw ingrijpend had gemoderniseerd, gold trouwens als een van de beste veldheren van Europa. De katholieke Franse filosoof Descartes achtte het bijvoorbeeld een grote eer om onder Maurits tot officier en vestingbouwkundige te worden opgeleid. Goulas maakt duidelijk dat hij zich tot de dienst in het Staatse leger aangetrokken voelde door het spectacu- 1 Zie de notitie over hem in de Dictionnaire de biographie française, XVI (Parijs, 1985), kol. 738.

laire ontzet van Bergen op Zoom in het najaar van 1622. Na een korte rondreis door de belangrijkste steden van Holland (Dordrecht, Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden en Amsterdam) nam hij dienst in de Franse compagnie van kapitein Buat die in 1623 in Zutphen was gelegerd. Daarover begint de passage uit de memoires die hieronder wordt vertaald. Al een jaar later, in 1624, is hij weer terug in Parijs, vanwaar hij in 1625 voor het Jubileumfeest naar Rome vertrekt. Teruggekeerd van een lange reis door Italië krijgt hij aan het Franse hof tenslotte de functie van kamerheer van de hertog van Orleans - dat was Gaston, de broer van koning Lodewijk XIII -, die hij tot Gastons dood in 1660 dient. Hij sterft bijna tachtig jaar oud op het familiekasteel La Mothe te Serris (Seine-et-Marne) op 3 april 1683. De mémoires die hij over zijn leven schreef - vermoedelijk op basis van het dagboek dat hij bijhield - zijn in verschillende delen ~itgegeven.~ Wat Goulas ons vertelt over het dagelijks leven van de officieren van het Zutphense garnizoen, vormt een zeldzaam getuigenis over de vestingstad in oorlogstijd. De Tachtigjarige Oorlog was in 1623 beslist nog niet voorbij. De oorlogsdreiging was in de stad voelbaar. De vijand heerste aan de andere kant van de Graafschap, Groenlo was nog in Spaanse handen. Op enkele tientallen kilometers van Zutphen, bij Stadlohn, werd in juli van dat jaar trouwens een van de belangrijkste veldslagen van de Dertigjarige oorlog geleverd, die ook voor de Zutphense bevolking de nodige gevolgen had. Maar het Staatse leger voerde in 1623 officieel geen campagne zodat de officieren van het garnizoen zich zichtbaar verveelden. Ze hielden zich onledig met allerlei 'uitspattingen', ongetwijfeld de drie D's waartegen de kerken zich zo krachtig verzetten: drinken, dobbelen en dansen. Goulas roerde zich daarin ook dapper, volgens eigen zeggen wat verfijnder dan de Hollanders, maar hij deed per saldo toch niet voor hen onder. Desondanks was er ruimte genoeg voor de intellectuele arbeid die Goulas zich had voorgenomen. In het begin van de jaren 1620 werden de Zutphense vestingwerken ingrijpend vernieuwd, een groot project dat niet alleen velen werk verschafte, maar dat ook allerlei ingenieurs aantrok. Daarmee deed de toenmaals moderne techniek haar intrede in de stad, waar reeds geschutgieters werkzaam waren. Zo kon Goulas wiskundeles nemen bij een Franse wiskundige die in de stad was gevestigd, vermoedelijk een ingenieur die met het leger was meegekomen. Een ander bewijs dat de oorlogvoering technici aantrok vinden we in de drukken van het Tratado de artillería, een traktaat over het geschut en ander oorlogstuig van de Spanjaard Diego Uffano, die de Zutphense drukker Andries Jansen van Aelst in die jaren verzorgde: in 1621 een in het Spaans, waarschijnlijk ter intentie van de vijand die toen nog in de Graafschap lag, in 1 630 een in het Duits, wellicht voor de Duitse compagnieën van het Staatse leger dat de Spanjaarden toen voorgoed uit het Zutphense kwartier had verjaagd.' Nog interessanter is Goulas' getuigenis over de religieuze verhoudingen in de stad. De katholieke eredienst werd door de Zutphense magistraat absoluut niet getolereerd, maar nog vele burgers bleven de katholieke geloofsovertuiging toegedaan, en volgens artikel 13 van de Unie van Utrecht (1 579), die de functie van grondwet vervulde, hadden ze individueel ook recht op vrijheid van geweten, zolang er maar geen openbare kerkdiensten werden gehouden. Goulas' tekst laat zien dat men heel goed van elkaar wist wie protestant was en wie katholiek. Er werd actief ge- 2 Het deel over de jaren 1627-1 651 is gepubliceerd door Ch. Constant onder de titel Mémoires de Nicolas Goulas, gentilhomme ordinaire de la chambre du duc dforléans (3 delen; Parijs, 1879-1 882); oudere delen door Noémi Hepp (éd.), Mémoires et autres inédits de Nicolas Goulas, Gentilhomme ordinaire de la chambre du duc dlorléans (Parijs, 1995). 3 Van beide drukken berust een exemplaar in de Herzog August Bibliothek te Wolfenbuttel, van de Duitse druk ook in in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (STCN).

probeerd de tegenstander tot zijn eigen geloof over te halen, maar desalniettemin huldigde men in de praktijk van het dagelijks leven een tolerante houding jegens andersden kendenp Vooral onder militairen was die tolerantie een absolute noodzaak, wilde het leger goed kunnen functioneren. De buitenlandse compagnieën werden immers allerminst op hun geloofsovertuiging aangeworven. Ze omvatten vaak een groot aantal niet-gereformeerden, met name katholieken of lutheranen - daarom werden in de vele vestingsteden ook al snel kleine lutherse gemeenten gesticht. Een en ander gold trouwens evengoed voor de legermacht van andere landen. Zo telde het Franse leger van Lodewijk XIV dat in 1672 de Republiek binnenviel en daar de katholieke eredienst moest herstellen, een groot aantal gereformeerde soldaten en officieren, die het daar soms ook wel moeilijk mee hadden. Ook de belijdend katholieke Goulas was zo'n buitenbeentje. Hij was niet vanwege de tolerantie naar de Republiek gekomen, maar om er de krijgskunst te leren. Desondanks werd er ook door de officieren van het garnizoen geleidelijk meer druk op hem uitgeoefend om zich tot het gereformeerde geloof te bekeren. Enkele bekende apologetische werken die onder hen circuleerden worden met name genoemd. Maar ook burgers wierven voor de gereformeerde belijdenis. Zo horen we van een groot 'tableau', dat door de gereformeerde koopman bij wie Nicolas Goulas was ingekwartierd in diens kamer was opgehangen om hem ervan te overtuigen dat het katholieke geloof verkeerd was en het gereformeerde het enige ware. Uit Goulas' nauwkeurige beschrijving, die hij aan zijn dagboek zal hebben ontleend, 4 Ik heb dat elders als de typisch Nederlandse 'omgangsoecumene' gekenschetst, dat wil zeggen de religieuze neutraliteit die in de publieke ruimte werd gehandhaafd om de onderlinge verhoudingen leefbaar te houden. Zie Willem Frijhoff & Marijke Spies, 1650: Bevochten eendracht (Den Haag, 1999), pp. 50-51. gezicht op Zutphen ca. 1625 (kopergravure) 13

valt op te maken dat het hier vermoedelijk ging om een ingekleurd exemplaar van een bekende prent, die het bijbelse thema van 'de brede en de smalle weg' verbeeldt (Matteus 7: 13-14).5 Dat thema was erg populair in de tijd van de godsdiensttwisten, omdat het heel aanschouwelijk aangaf welke partij aan de goede kant stond en welke aan de verkeerde. Gewoonlijk liepen de katholieken dan over de brede weg naar de hel, en de protestanten over de smalle, hemelwaarts. Gravures met dit thema fungeerden als echte 'leesprenten'. De talloze beeldende details gaven als het ware aanschouwelijk onderricht in de geschiedenis van kerk en geloof en prentten de kijker normen en waarden in. Dat alles werd dan ook nog eens uitgebreid uitgelegd in de uitvoerige tekst onder de prent. Het zijn dan ook bijna altijd prenten van groot formaat, waarbij de langste zijde één meter of meer telt. Ook in de omgeving van Zutphen circuleerde dat thema. Zo weten we dat de protestantse etser en drukker Joannes van Doetecum in 1583 te Deventer zo'n prent ~itgaf.~ Deze prent komt echter niet goed overeen met Goulas' beschrijving. Die herkennen we veeleer in de gravure die Robert de Baudous rond 1600 maakte naar een tekening van Nic. Anglois. Baudous' prent is zo groot dat ze, inclusief de verklarende tekst die eronder is geplakt, het formaat van een fors schilderij heeft: bijna twee meter (1,925 m) bij 63 centimeter. Ze bestaat dan ook uit drie aan elkaar geplakte vellen. Zo'n kolossale, rijk gevulde prent kan heel goed als belangrijkste versiering van een kamer hebben gediend, zoals Goulas suggereert. Grote prenten werden vaak op de muur geplakt, bij wijze van behang. Dat verklaart hun zeldzaamheid, want eenmaal opgeplakt moesten ze later van de muur worden gescheurd, overgekalkt of met andere prenten overgeplakt. Van Baudous' prent is zowel een exemplaar met Franse tekst als een met Nederlandse tekst bekend.' Laatstgenoemde draagt de titel: Tafereel oft onderwiisinge der eenvoudige, voorstellende de twee verscheyden religien, d'eene de pauselicke religie de welcke valsch is ende in de welcke den breeden wech is die tot der verdoemenisse leydt van den welcken men moet afwiicken, ende d'andere de christelicke religie de welcke waerachtich is ende daer den engen wech is, leydende tot het hemelsche lerusalem in den welcken men moet gaen, ende volherden totten eynde toe. De Zutphense koopman kan natuurlijk zowel de Franse als de Nederlandse versie in bezit hebben gehad. Het bewaard gebleven Franse exemplaar is ingekleurd, zodat het op een schilderij lijkt. Ook Goulas heeft het over een gekleurde prent. Dat was bij zulke grote voorstellingen kennelijk gebruikelijk, al was het maar om de decoratieve waarde. Uit Goulas' verhaal leren we in elk geval dat de druk om zich te bekeren die voortdurend op hem werd uitgeoefend, hem geleidelijk aan te sterk werd. Hoewel hij zich omringd wist door een hecht net- 5 Zie over dit thema: R.P. Zijp, 'De "brede en de smalle weg", een alternatief door de eeuwen heen', in: Vroomheid per dozijn. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Het Catharijneconvent (Utrecht, 1982), pp. 35-42; Daniel Horst, 'De Smalle en de Brede Weg als protestants thema in enkele unieke 16de-eeuwse prenten', in: Bulletin van het Rijksmuseum, 47 (1999), pp. 3-19. 6 Horst, 'De Smalle en de Brede Weg', p. 5-12, met afb. 7 De Nederlandse versie (Rotterdam, Atlas van Stolk) is afgebeeld en beschreven in 'De religie in de Republiek omstreeks 1609', in: De kogel door de kerk. Tentoonstellingscatalogus Centraal Museum Utrecht (Utrecht, 1979); Horst, 'De Smalle en de Brede Weg', pp. 16-17; Frederik Muller, Beredeneerde beschrijving van Nederlandse historieplaten, zinneprenten en historische kaarten, I (Amsterdam, 1863; herdr. 1970), p. 66, nr. 430. De Franse versie is afgebeeld en beschreven in de catalogus Religions et traditions populaires. Musée national des arts et traditions populaire~, 4 décembre 1979-3 mars 1980 (Parijs, 1979), pp. 166-168, nr. 604. Ik dank mw. Tanja Kootte van Museum Catharijneconvent, die mij op deze twee versies wees.

werk van vrienden en meer of minder verre verwanten, besloot hij na een jaar terug te keren naar het katholieke Franse milieu waarin hij was opgegroeid. Met Zutphen verliet hij feitelijk ook het leger. Het afscheid van zijn bekeerders was desondanks allerhartelijkst. Goulas moet een getapt, verstandig en aimabel man zijn geweest. Passages uit het dagboek van Nicolas Goulas" 1622 I...] Ik had gehoord dat het beleg van Bergen was opgebroken9 en nam het besluit om de winter door te brengen in een van de frontiersteden van het land, in afwachting van een krijgscampagne in het voorjaar. Toen ik in Den Haag hoorde dat de compagnie van Buhatro in Zutphen lag, het mooiste garnizoen van Holland, vond ik dat ik gebruik moest maken van de aanbevelingsbrief die een edelman uit Picardië voor mij had geschreven en dat ik diens vriend moest gaan opzoeken die daar [= in Zutphen] in garnizoen lag. [...I Ik bleef nog acht à tien dagen [in Den Haag] om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Vervolgens ging ik naar Leiden en Amsterdam waar ik werk te doen had, alvorens naar Zutphen te vertrekken waar i/< een tijd zou verblijven en de winter zou doorbrengen. [...j Ik ontmoette daar [= in Amsterdam] mijn koopman en verzekerde mij ervan dat mijn geld naar Zutphen zou worden gebracht. Vervolgens ging ik naar de winkel van ]ansonf1 om de kaarten, globes, wereldbollen en andere wiskundige instrumenten te bekijken, en ik maakte het voornemen om van de ingenieurs van dit land alles te leren wat een beroepssoldaat over de vestingbouw en de landmeetkunde moet weten. I...] Nu ik u over de steden heb onderhouden, kan het geen kwaad dat ik u enigszins op de hoogte stel van de toestand in dit land en u vertel hoe de zaken ervoor stonden toen ik hier aankwam. Mijnheer de prins van Oranje, Maurits, was er heel trots op dat hij het belegerde Bergen had kunnen ontzetten en hij vatte het plan op om in februari 1623 of, liever gezegd, zo gauw de wind gunstig was, Antwerpen bij verrassing in te nemen.'' Zoals u wel zult begrijpen maakte hij die plannen in het allergrootste geheim. Ik weet niet eens of hij het wel aan zijn broer" had toevertrouwd. Toen alles klaar was en de tijd rijp, scheepte hij zijn mannen in en nam afscheid van de Heren Sfa- 8 Hepp, Mémoires, pp. 110-116. 9 Bergen op Zoom, ontzet op 3 oktober 1622 door prins Maurits, als kapitein-generaal van de Unie. Hij werd daarbij gesteund door graaf Ernst van Mansfeld (1585-1626), een echte houwdegen die in 1623 Oost-Friesland bezette voor de Staten-Generaal. 10 Coulas schrijft zijn naam zowel als Du Buhat, Du Buat, De Buhat, als eenvoudig Buat. Het gaat hier om de Franse luitenantkolonel Philippe Fleury du Buat, gezegd Fleury de Culan, heer van Buat, lid van een protestantse familie. Na 1607 trok hij naar de Republiek en stelde zich daar in dienst van het Staatse leger. Uit zijn huwelijk met Esther de Flins werd een zoon Henri geboren, de bekende ritmeester Buat, een oranjegezinde diplomaat die in oktober 1666 in Den Haag wegens dubbelspel en verraad werd veroordeeld en onthoofd. Zie Dictionnaire de biographie française, XIV (Parijs, 1979), kol. 63-64; Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek [hierna: NNBW], I (Leiden, 191 l), kol. 508-510. 11 De beroemde kaartmaker Johannes Janssonius dreef van 1616 tot 1664 een winkel in kaarten, zeevaartinstrumenten en boeken bij de Oudebrug op 't Water [thans Damrak] te Amsterdam, onder het uithangbord In de (Witte) Pas-kaert. 12 Eind november 1622 beraamde Maurits een aanslag op Antwerpen met 400 schepen en 88 compagnieen infanterie, waarvan er ook enkele uit Zut~hen kwamen. Het doel van de troepenbewegingen, die natuurlijk niet onopgemerkt bleven, bleef geheim. Zie Willem Baudartius, Memoryen, II (Zutphen, 1625), boek XIV (1622), p. 196. 13 Prins Frederik Hendrik, Maurits' jongere halfbroer, eveneens legeraanvoerder. Hij werd stadhouder en kapitein-generaal van de Unie na Maurits' dood in 1625.

teni4, maar plotseling begon het zo hard te vriezen dat de schepen niet meer konden worden gebruikt. De touwen waren zo diep bevroren dat er geen beweging meer in zat. Toen de kou de vloot eenmaal had lamgelegd, moest ook het landleger zich terugtrekken. Zo liep dat plan mis, hoewel die grote kapitein had gedacht dat het onfeilbaar was. Hij was net terug in Den Haag toen men een samenzwering tegen zijn persoon door de kinderen van wijlen Barnevelt [= Johan van Oldenbarnevelt] en een paar remonstrantse predikanten ontdekte.15 De Heren Staten lieten laatstgenoemden ter dood brengen. U hebt ongetwijfeld gehoord hoe de Spanjaarden Oldenbarnevelt senior, de landsadvocaaat van Holland die bij het volk in hoge achting stond, wisten te misbruiken.16 Om zijn spel beter te kunnen spelen, steunde hij een religieuze sekte die door de predikant Arminius was gesticht en die in Holland machtig genoeg was om er heel wat onrust en verdeeldheid te zaaien." Toen mijnheer de prins van Oranje de activiteiten van dat heerschap ontdekte, dagvaardde hij hem, bevond hem schuldig en liet hem straffen.18 De mislukte aanval op Antwerpen, de hoge kosten van Bergens ontzet, de samenzwering tegen mijnheer de prins van Oranje, de snelle opmars van het leger van graaf Tilly19, de nederlaag van de hertog van Brunswijk-HalberstadtZ" dat 14 De Staten-Generaal in Den Haag? Met 'Staten' bedoelt Coulas nu eens de Staten- Generaal, dan weer de Staten van Holland; voor een buitenlander was het verschil vermoedelijk niet erg duidelijk, aangezien Holland in de Staten-Generaal de eerste viool speelde. 15 Op 6 februari 1623 werd een samenzwering door Reinier en Willem van Oldenbarnevelt, de twee zoons van de in 161 9 terechtgestelde raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt, ontdekt. Zij kregen steun van o.a. dominee Hendrik Slatius, remonstrants predikant te Bleiswijk, en dominee Bernard Dwinglo, oud-predikant van Leiden. De Staten van Holland zetten de kolossale prijs van 4000 gulden op het hoofd van de belangrijkste samenzweerders. Al op 27 februari werden de eerste gevangen genomen samenzweerders door het Hof van Holland gevonnist en onthoofd. Zie voor een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen: Willem Baudartius, Memoryen, II (Zutphen, 1625), boek XV (1 623), pp. 28-75; Willem Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf 1607-1 647 (Nijmegen, 1995), pp. 107-1 15. 16 De schrijver plaatst zich hier wat naief achter de prinsgezinde propaganda die Oldenbarnevelt van verraad betichtte. Zijn opmerkingen werpen een schril licht op het succes van de prinsgezinde propaganda. 17 Bedoeld zijn de remonstranten. 18 Dit vonnis, op 13 mei 161 9 na een uiterst partijdig schijnproces voltrokken, staat nu als een van de schanddaden uit onze geschiedenis te boek. Zie hiervoor Jonathan Israel, The Dutch Republic: lts Rise, Greatness, and fall 1477-1 806 (Oxford, 19951, p. 459. 19 Johan Tserclaes, graaf van Tilly (1 559-1632), een Zuid-Nederlander, was de meest succesvolle generaal van de keizer en de Heilige Liga van de katholieken in de Dertigjarige oorlog. 20 Christiaan van Brunswijk (1 599-1 626), jongere broer van de hertog van Brunswijk- Wolfenbuttel, was in 161 6 benoemd tot administrator van het geseculariseerde bisdom Halberstadt. Hij was een woesteling die het land onbarmhartig brandschatte en de katholieken te vuur en te zwaard bestreed. Hij stond dan ook bekend als 'der toller Halberstadter'. In 1621-22 vocht hij onder keurvorst Frederik V van de Palts (de Winterkoning), in 1622 in Staatse dienst, in 1623 voor Nedersaksen. In mei 1623 trok hij met 5000 man ruiterij en 20.000 voetvolk via Osnabruck naar zuidelijk Westfalen, waar hij op 27 juli (6 augustus nieuwe stijl) bij Stadtlohn door Tilly verpletterend werd verslagen. Tilly trok vervolgens door de Achterhoek naar het Oldenburgerland: Neede, Eibergen, Borculo en Winterswijk werden gebrandschat of verbrand. Christiaan van Brunswijk trok naar Bredevoort, en vandaar naar Doesburg en Arnhem; wat hem aan troepen resteerde, nam bezit van de Liemers. Zie over Christiaan van Brunswijk: Neue deutsche Biographie, III (Berlijn, 1957), p. 226; en voor een nauwkeurig verslag van de gebeurtenissen: Baudartius, Memoryen, II, boek XV (1 623), pp. 11 9-1 29.

alles verhinderde de Staten om in dat jaar 1623 iets te ondernemen. Ze namen er genoegen mee een brigade te sturen naar hun legerkamp te Rees aan de Rijn, dat de toegang tot het Land van Kleef v~rmt.~' Deze bisschop van Halberstadt werd niet ver van ons Zutphense garnizoen verslagenz2, zodat nogal wat van zijn manschappen naar die stad vluchtten. Daaronder ook een van de bevelhebbers, de graaf van Stirum, die uit die stad afkomstig was.23 Hij trok zich er vol schaamte over het verlies van zijn manschappen en zijn verwachtingen terug. 1623 De Heren Staten brachten het overschot van dat leger bij elkaar en zochten naar een manier om er iets mee te doen. Men zei dat ze 4 a 5000 manschappen naar de graaf van Mansfeld st~urden.~' Deze lag dicht bij Emden. Hij kon erop rekenen dat de keizerlijke troepen, die aan de winnende hand waren, druk op hem zouden uitoefenen en hem, als de Hollanders hem niet te hulp kwamen, voor zijn boevenstrekenz5 zouden straffen. Genoeg over wat er in het voorjaar van 1623 gebeurde. Terug naar mijn eigen belevenissen. Ik vertrok uit Amsterdam om me naar Zutphen te begeven en legde dat traject zonder moeilijkheden af, voor een deel over kanalen, voor een ander deel per kar. Ik had, zoals gezegd, een aanbevelingsbrief voor mijnheer Du Buhat bij me van de buurman van miinheer Pas~hal.~~ 21 Rees aan de Rijn, vestingstad in het hertogdom Kleef, tussen Emmerik en Wezel. Begin augustus concentreerde Frederik Hendrik een troepenmacht bij Rees, aldus Baudartius, ibid., p. 147. 22 Namelijk te Stadtlohn achter Vreden, dus op een kleine 50 km afstand van Zutphen. Een echte bisschop was Christiaan van Brunswijk natuurlijk niet, hij nam slechts diens plaats in. 23 Herman Otto graaf van Limburg en Bronckhorst, heer van Stirum, Gemen en Borculo, erfbannerheer van Gelre en Zutphen (1 592-1 644). In 1622 en later was hij luitenant-generaal van de cavalerie. Zie Baudartius, Memoryen, II, boek XIV, p. 190; NNBW, VII, kol. 753-754. Baudartius, die hem als stadgenoot persoonlijk kende en hoog opgeeft van zijn kwaliteiten, vertelt hoe de graaf van Stirum tevergeefs probeerde Halberstadts leger tot staan te brengen, dat in paniek op de vlucht was geslagen en alle tucht en orde kwijt was. Gedurende de eerste vier dagen na de nederlaag (6 augustus nieu-we stijl) waren in Zutphen, Deventer en Does-burg 'vele van dese verloopene Halber-statsche soldaten comen aen-druypen, eenighe (doch weynige) haer gheweer noch hebbende, meest sonder geweer, daer warender veel meer die vrouwen medebrachten, dan die haer geweer mede brachten'; Baudartius, Memoryen, II, boek XV (1 623), p. 128. 24 Om plundering van het platteland door de losbandige troepen van de hertog van Brunswijk te voorkomen namen de Staten- Generaal op 20 augustus (nieuwe stijl) 321 2 ruiters, vijf compagnieen dragonders (500 man volgens Baudartius) en 3000 à 3500 man voetvolk van hem over. Ze werden voor drieënhalve maand in de IJsselsteden in garnizoen gelegd, met name in Zutphen. Volgens Baudartius waren ze 'seer arm ende cael'. Omdat ze soldij kregen, konden ze echter door de krijgstucht van verdere wandaden op het platteland worden afgehouden. Eind oktober wist de graaf van Limburg-Stirum ze allemaal in goede orde door de Graafschap Zutphen naar Oost-Friesland te loodsen, waar ze in dienst van de graaf van Mansfeld traden. Daar sloegen ze echter weer aan het plunderen. Zie J. Roelevink (bew.), Resolutiën der Staten-Generaal. Nieuwe reeks 161 0-1670. Zesde deel: 2 januari 1623-30 juni 1624 [Rijks Geschiedkundige Publicatiën, grote serie, deel 2081 ('s-gravenhage, 1989), pp. 255-256, nr. 1697; Baudartius, Memoryen, LI, boek XV (1 623), pp. 128-129. Over de paniek die Mansfeld in Oost- Friesland veroorzaakte: Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz., pp. 297-302. 25 Zinspeling op Mansfelds plunderingen. In de tekst: 'brigandage'. 26 Het gaat hier om een wat bizarre edelman uit Picardië bij wie Goulas onderweg enige tijd verbleef en die een vriend van kapitein Buat was. De joviale, dranklustige Picardiër - die zich onder het mom van ingenieurswerk ten behoeve van de oorlog in een tuinhuis bezig hield met alchemie en valsemunterij - had op de gezondheid van Buat gedronken en Goulas bezworen bij hem in dienst te gaan; Hepp, Mémoires, pp. 107-1 08.

Die brief stond vol lof over mij en deelde mee dat ik tot de kennissenkring van verscheidene personen van aanzien behoorde, zelfs tot die van de vrouw van maarschalk Vitr~.'~ Toen die naam viel, werd mij een hartelijk en warm welkom bereid, want mijnheer Du Buhat was een nabuur van mijnheer de maarschalk, die hem persoonlijk in dienst had genomen. Hij onthaalde mij, omhelsde me, maakte me deelgenoot van al zijn uitspattingen. Ik werd onmiddellijk zijn vertrouweling. Toen ik met het glas in de hand een lied aanhief en mijn drinkliederen zong, die verfijnder en geestiger waren dan die van de Hollandse soldaten, werd ik bijna aanbeden, totdat hij mij op een dag, door de wijn verhit, honderdmaal ten overstaan van iedereen omhelsde en beloofde mij tot zijn vaandrig te maken - een ambt waarvoor een oomzegger van zijn vrouw hem nota bene 8000 francs had geboden!28 Naderhand besprak hij dat voorstel nog meermaals met mij, op een bedachtzamer toon, en als ik had gewild, had ik het ambt voor minder dan 4[000] gekregen. Ik bedankte hem voor al zijn goede voornemens en zei hem dat ik hem ook zou laten bedanken door mijnheer en mevrouw De Vitry. Ik vertelde hem dat ik niet kon besluiten mijn ouders en mijn land in de steek te laten, waar ik na mijn reis een functie kon verwachten, en dat hij het mij dus niet moest kwalijk nemen dat ik de baan die hij mij zo vriendelijk aanbood, niet wilde aannemen.z9 Hij bleef ongeveer zes weken in Zutphen, waarna hij ons verliet om terug te keren naar Frankrijk. Ikzelf bleef er bijna een jaar en studeerde er zo ijverig mogelijk in de wiskunde, waarin een Fransman die in die stad gevestigd was mij onderricht gaf.ja Met de nodige regelmaat brachten wij het geleerde in praktijk bij de bouw van de vestingwerken. Men was rond Zutphen op dat moment namelijk nieuwe fortificaties aan het aanleggen. In die stad lag toen een garnizoen van achttien à twintig compagnieën infanterie en vijf of zes compagnieën ruiterij." Een daarvan stond onder het bevel van een Frans edelman, schildknaap van mijnheer de prins van Oranje; een volle, gelijknamige neef van mijnheer de La Curée was daarin luitenant.jz Deze [= de neef] was zo dom om afstand te doen van de mogelijkheid om zijn neef [= La Curée zelf] op te volgen en zich in diens provincie te vestigen, waar hij zonder moeilijkheden als hugenoot zou kunnen leven; hij had namelijk een Hollands meisje van nogal goede komaf getrouwd. Hij zag hoeveel 27 Nicolas de I'Hospital, hertog van Vitry (1 581-1 644), maarschalk van Frankrijk. 28 De ambten in het leger werden verkocht; de officieren kregen er ook inkomsten uit omdat ze de soldij zelf moesten uitbetalen en daarop zeker in vredestijd gewoonlijk fors bespaarden, door minder soldaten aan te nemen dan een compagnie officieel behoorde te tellen of door goedkoop in te kopen. 29 Goulas' ouders waren al lang geleden overleden. Hij zal hier zijn 'vaderland' bedoelen. 30 Als het om een Zutphens burger gaat, is het verleidelijk te denken aan de Waalse vluchteling Micheas Agache, die op 12 september 161 2 door de Zutphense magistraat tot Frans schoolmeester werd aangesteld, later gereformeerd ouderling werd, en op 5 oktober 1625 te Zutphen aan de pest stierf, 36 jaar oud (Consistorieboek). Hij kwam op 25 december 161 2 met attestatie uit Leiden, waar hij op 30 juni 1599 aan de universiteit ingeschreven was, en in de vestingbouw kan hebben gestudeerd aan de Ingenieursopleiding die daar in 1600 werd gevestigd. Wiskunde leerde men vaak op de Franse school. Een geboren Fransman was Agache echter niet. Het zal dus veeleer om iemand uit legerkringen zijn gegaan. 31 Naar schatting telde het garnizoen toen dus in totaal 2000 à 2500 soldaten, afhankelijk van de precieze omvang van de compagnieën 32 La Curée was ongetwijfeld een nakomeling van Gilbert Filhet, sieur de La Curée (overl. 1564), een protestants militair die eerst gouverneur van Dieppe en later van VendGmois was; diens naamgenoot was in 1594 als militair in dienst van de Franse koning Hendrik IV, wellicht de hier genoemde? Zie Dictionnaire de biographie française, XIII (Parijs, 1975), kol. 1330.

mijnheer De Buhat met mij ophad, hoe sjiek ik gekleed ging, hoe frank en vrij ik me gedroeg. Hij was het er helemaal mee eens dat ik me toelegde op zoiets lofwaardig~ als de wiskunde en niet meedeed aan de uitspattingen van de andere soldaten. Hij wist echter niet dat ik nauw verwant was met zijn nicht, mevrouw de La Curée. Misschien hoopte hij wel me tot Calvijn te kunnen overhalen. Ik beviel hem zozeer - hij vertelde dat aan wie het maar horen wilde - dat hij zei te hopen dat hij mij tot zijn vrienden mocht rekenen. Zoals u zich wel kunt indenken, dacht ik er niet over de eer die hij mij betoonde af te slaan. Al evenmin wees ik het aanbod af dat hij me vervolgens deed, namelijk dat hij mij de horologeographie zou leren, oftewel de methode om op allerlei manieren met een kwadrant de hoogte van de zon te meten. In slechts een paar dagen wist hij mij te leren wat zelfs de slimste wiskundige van Holland mij niet in enkele maanden zou kunnen eigenmaken, en de goede man was uitermate tevreden over de voortgang van zijn leerling. Ik weet eigenlijk niet of ze niet samenspanden, mijnheer De Buhat en hij, om me te perverteren en mij tot het hugenootse geloof over te halen. Hoe dan ook, telkens weer gaven ze me boeken van Calvijn en van Du Plessis-MornayJ3 te lezen, en ze vielen me voortdurend lastig met het Mystère d'iniquitf4 en de werken van Sint-Aldeg~nde.~~ In zijn grote goedertierenheid beschermde God mij in die zo gevaarlijke situatie, zoals hij het bij eerdere gelegenheden al zo vaak had gedaan. Al hun pogingen liepen dan ook op niets uit. Hoewel ik toen bepaald niet een vurig katholiek was, moest ik niets hebben van hun betogen of van die van hun patriar~hen.~~ Ik zei hun vaak dat ik heel goed onderscheid wist te maken tussen het geloof en de zeden van onze priesters, et dat ik nooit afstand zou doen van mijn geloof, dat zowel hun voorouders als de mijne hadden beleden. Op die manier wist ik me eruit te redden, want ik ben nu eenmaal geen groot theoloog en niet echt opgewassen tegen hun sofismen. Maar ik zal u toch nog even vertellen wat de duivel uitvoerde om hun plannen te ondersteunen. Ik was ingekwartierd bij een eerzaam koopman, aan wie ik een nogal forse huur voor mijn kamer betaalde, ofschoon hij verplicht was me gratis te h~isvesten.~' Hij had mijn kamer dan ook goed ingericht, en gedroeg zich uitermate voorkomend en beschaafd. Nooit viel hij mij lastig over de maandelijkse huur. In mijn kamer had hij een schilderij3* opge- 33 Philippe de Mornay, heer van Plessis- Marly (1 549-1 623), meestal Duplessis- Mornay genoemd, was een intellectueel leider van de Franse protestanten. Hij publiceerde in 1598 een traktaat over het avondmaal onder de titel De I'ínstitution, usage et doctrine du saint sacrement de I'eucharistie en IIÉglise ancienne: comment, quand et par quels degrez la messe s'est introduite en sa place (La Rochelle, 1598) dat al spoedig een van de belangrijkste werken in de twistgesprekken tussen de katholieken en protestanten werd. 34 Eveneens van de hand van Duplessis-Mornay was Mystère d'iniquité, c'est-à-dire I'- Histoire de la Papauté, oorspronkelijk in het Latijn geschreven, in Franse vertaling verschenen te Saumur bij Thomas Portau in 161 1. In dit geschrift, gericht tegen de geleerde werken van kardinaal Bellarminus en Baronius, wil Duplessis-Mornay bewijzen dat het pausdom ongelijk heeft. Protestantse naamgenoten van de drukker uit Saumur vestigden zich later overigens in Zutphen, wellicht verwanten. 35 Philips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde (1 538-1 598), burgemeester van Antwerpen en raadsman van Willem van Oranje, schreef met name enkele apologetische werken, o.a. het zeer populaire, satirische en scherp antikatholieke Byenkorf (1 5691, alsmede het Tableau des différends de la religion, postuum gepubliceerd in 1599-1 605. 36 Bedoeld zijn natuurlijk grote auteurs als Calvijn, Beza, Duplessis-Mornay, en anderen. 37 Voor de gedwongen inkwartiering van de militairen ontvingen de burgers van de overheid namelijk een vergoeding, het zogenaamde serviesgeld. 38 De tekst geeft hier 'tableau'. In plaats van een schilderij kan dit echter ook een ingekleurde prent betekenen.

hangen dat een van onze plechtige processies voorstelde: al onze religieuze orden liepen er volgens rang in mee, in hun habijt dat naar vorm en kleur verschilde, alsmede heel onze geestelijkheid, de bisschoppen met hun mijter op het hoofd, de kardinalen in hun scharlaken kleed, en tenslotte de paus, die door tien mannen op de pauselijke stoel werd gedragen, gekleed in zijn rijkste ceremoniële gewaden. Daaronder was er niet één die niet een dikke buik had, een breed en vet gezicht, een rode huidskleur en een trots gelaat, om maar goed te doen uitkomen dat die lieden weliswaar versterving preekten, maar zich zelf allerminst van het goede onthielden. De weg die de processie ging liep uit op de hel, waar de duivel hen met pracht en praal ontving. Over een smal paadje, dat de brede processieweg kruiste en dat met keien en doornen was bezaaid, liepen monniken van allerlei kleuren die hun habijt en hun scapulier wegwierpen. Luther en Calvijn liepen daarbij voorop, bleek en vel over bot. Ze bestegen de lange helling van een hoge berg om uiteindelijk de heerlijkheid van het paradijs te bereiken dat op de top lag en waaraan heel de processie de rug toekeerde. In plaats van om die dingen te lachen, gruwde ik ervan. De houding die mijnheer de La Curée en onze luitenant jegens mij innamen, en al die andere pogingen om onze heilige godsdienst belachelijk te maken, wekten het verlangen in me op om te vertrekken en zo snel mogelijk, dat wil zeggen na afloop van de krijgscampagne, weer naar Frankrijk terug te keren. Maar zoals ik hierboven al heb verteld voerden de Hollanders dat jaar geen campagne. Alleen stuurden ze een legerbrigade naar Rees, maar de compagnie van Buhat maakte daar geen deel van uit. Desondanks ging ik naar het legerkamp, omdat ik had gehoord dat Goch zou worden aangevallen. We wonnen aanvankelijk, maar eerlijk gezegd hadden we er niet veel plezier van.39 Ik keerde dan ook terug naar Zutphen om mijn ontslag te vragen en het schriftelijk in te dienen. Onze luitenant gaf me daarop mijn congé. Alle personen van aanzien die daar wa- ren zeiden me dat ze mijn vertrek zeer betreurden. Toen ik ze allemaal verschillende keren had omhelsd, stonden ze erop me tot ver buiten de stad te begeleiden. Daar begon het afscheidnemen opnieuw, en tenslotte maakten we er een eind aan. Wij, een jongeman uit de Haute-Brie genaamd Bea~vau'~ en ik, gingen rechtstreeks naar Den Haag en vervolgens naar Rotterdam waar we ons wilden inschepen voor Calais of Dieppe voordat het slechte weer kwam. [...I Prof.dr. W.Th.M. Frijhoff is hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. 39 Op 18/28 september beraamde prins Frederik Hendrik met behul~ van veel Franse. Engelse en Schotse vrijwilligers een aanslag op Goch, maar deze ging uiteindelijk niet door. Begin november werd de veldtocht afgebroken en keerden alle troepen uit het Kleefse naar hun garnizoenen terug. Maurits trok via Zutphen naar Den Haag; Baudartius, Memoryen, II, boek XV (1623), p. 170. 40 Misschien een lid van de adellijke familie Beauvau die talrijke militairen leverde. De Haute-Brie ligt ten oosten van Parijs, rond de stad Meaux.