ECLI:NL:RBNNE:2016:4270

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBGEL:2017:5945

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBGEL:2015:1902

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RBGRO:2007:BD6812

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

ECLI:NL:RBNHO:2014:5324

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706

2 1FEB datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk

ECLI:NL:RBOVE:2016:1331

ECLI:NL:RVS:2016:3050

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RBROT:2016:1754

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBMNE:2014:107

ECLI:NL:RBMAA:2012:BW2003

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RBNHO:2016:4509

ECLI:NL:RBMNE:2016:7377

ECLI:NL:RBOBR:2017:1690

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

ECLI:NL:RBZWB:2016:6366

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:RBAMS:2014:3035

ECLI:NL:RBMID:2012:BY0806

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBZWB:2017:800

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

EelI: Nl: RBOVE:2016: 2665

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

ECLI:NL:RBGRO:2009:BL7193

ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8706

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Transcriptie:

ECLI:NL:RBNNE:2016:4270 Instantie Datum uitspraak 15-09-2016 Datum publicatie 23-09-2016 Zaaknummer LEE 15-4721 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Milieu. Nadere onderbouwing van standpunt ter zitting door eiseres niet in strijd met de goede procesorde. Gedeeltelijke intrekking van de aan het café opgelegde maatwerkvoorschriften. Lex silencio positivo en artikel 8.42, zevende lid, van de Wm. Reguliere voorbereidingsprocedure van overeenkomstige toepassing met nadrukkelijke uitzondering van artikel 3.9, derde lid, van de Wabo. Volgens de MvT is dit een bewuste keuze van de wetgever in verband met de potentiële milieugevolgen. Gelet hierop brengt het tijdsverloop tussen verzoek om intrekking van maatwerkvoorschriften en het besluit tot gedeeltelijke intrekking daarvan niet met zich dat van rechtswege een besluit is ontstaan. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling Bestuursrecht locatie Groningen zaaknummers: LEE 15/4721 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2016 in de zaak tussen [eiseres], te [plaats], handelend onder de [naam], eiseres, (gemachtigde: mr. dr. K.A. Faber), en het college van burgemeester en wethouders van Assen, verweerder, (gemachtigde: B. Arentz).

Als derde-belanghebbenden hebben aan het geding deelgenomen: - [derde belanghebbende], te [plaats], - [derde belanghebbende], te [plaats]. Procesverloop Bij besluit van 18 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om de aan het door haar geëxploiteerde [naam] (hierna: de inrichting) aan de [adres] te Assen opgelegde maatwerkvoorschriften in te trekken deels ingewilligd en deels afgewezen. Bij besluit van 19 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen het primaire besluit van 18 februari 2015, ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder met het bestreden besluit het voor de inrichting geldende maatwerkvoorschrift aangepast, in die zin dat de muziekinstallatie in het cafégedeelte moet zijn voorzien van een geluidbegrenzer, die zodanig door of namens de vergunninghouder is afgesteld, dat het geluidniveau in het nagalmveld van de betreffende ruimte niet meer bedraagt dan: - 85 db(a) gedurende de dagperiode (07.00 19.00 uur); - 80 db(a) gedurende de avondperiode (19.00 23.00 uur); - 75 db(a) gedurende de nachtperiode (23.00 07.00 uur). Het bevoegd gezag kan de geluidbegrenzer verzegelen of laten verzegelen. Verder heeft verweerder met het bestreden besluit het voor de inrichting geldende maatwerkvoorschrift aangevuld, in die zin dat de luidsprekers van de muziekinstallatie zodanig dienen te worden geplaatst dat zij geen rechtstreekse verbinding vormen met de bouwkundige constructie. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Het geschil is behandeld op de zitting van 2 september 2016. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en R. Tap. Als derde-belanghebbende is [derde belanghebbende] verschenen. Overwegingen Feiten en omstandigheden 2.1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden. 2.2. Verzoekster exploiteert de inrichting aan de [adres] te [plaats]. Op 29 januari 2013 heeft verzoekster een melding voor het oprichten van de inrichting aan de [adres] te [plaats] bij verweerder ingediend. 2.3. Naar aanleiding van de door verzoekster ingediende melding heeft verweerder aan haar laten weten voornemens te zijn maatwerkvoorschriften op te leggen aan de inrichting.

2.4. In opdracht van verzoekster heeft het Noordelijk Akoestisch Adviesburo B.V. (hierna: NAA) een geluidsrapport opgesteld. 2.5. Bij besluit van 9 juli 2014 heeft verweerder met toepassing van artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften gesteld voor de door verzoekster geëxploiteerde inrichting aan de [adres] te [plaats]. Dit besluit is met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. 2.6. Bij besluit van 7 november 2014, verzonden op 10 november 2014, heeft verweerder het besluit van 9 juli 2014 gewijzigd, in die zin dat de opgelegde maatwerkvoorschriften in navolgende zin zijn gewijzigd: - de muziekinstallatie in het cafégedeelte moet zijn voorzien van een geluidbegrenzer, die zodanig door of namens de vergunninghouder is afgesteld, dat het geluidniveau in het nagalmveld van de betreffende ruimte niet meer bedraagt dan: - 80 db(a) gedurende de dagperiode (07.00 19.00 uur); - 75 db(a) gedurende de avondperiode (19.00 23.00 uur); - 70 db(a) gedurende de nachtperiode (23.00 07.00 uur). Genoemde waarden zijn inclusief 3 db(a) dempingscorrectie voor een gemiddeld café. Het bevoegd gezag kan de geluidbegrenzer verzegelen of laten verzegelen. - de muziekinstallatie in de rookruimte moet zijn voorzien van een geluidbegrenzer, die zodanig door of namens de vergunninghouder is afgesteld, dat het geluidniveau in het nagalmveld van de betreffende ruimte niet meer bedraagt dan: - 79 db(a) gedurende de dagperiode (07.00 19.00 uur); - 74 db(a) gedurende de avondperiode (19.00 23.00 uur); - 69 db(a) gedurende de nachtperiode (23.00 07.00 uur). Genoemde waarden zijn inclusief 3 db(a) dempingscorrectie voor een gemiddeld café. Het bevoegd gezag kan de geluidbegrenzer verzegelen of laten verzegelen. 2.7. Bij uitspraak van 18 november 2014 heeft de voorzieningenrechter het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. 2.8. Eiseres heeft bij brief van 10 december 2014 aan verweerder verzocht om de opgelegde maatwerkschriften in te trekken. 2.9. Op 10 februari 2015 heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (hierna: de RUD) een geluidsmeting verricht. Van deze geluidsmeting is een meetverslag opgesteld. 2.10. Bij primair besluit van 18 februari 2015 heeft verweerder het verzoek van eiseres om de aan de door haar geëxploiteerde inrichting aan de [adres] te [plaats] opgelegde maatwerkvoorschriften in te trekken deels ingewilligd en deels afgewezen. 2.11. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 april 2015 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. De gronden van bezwaar zijn bij brief van 7 mei 2015 ingediend. 2.12. Eiseres heeft het bezwaarschrift mondeling toegelicht op een hoorzitting van 23 juni 2015 van de algemene commissie bezwaarschriften (hierna: de commissie). Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken. De commissie heeft verweerder bij brief van 9 juli 2015, verzonden op 13 juli 2015, geadviseerd het bezwaarschrift van eiseres ongegrond te verklaren.

2.13. In opdracht van eiseres heeft NAA een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsoverdracht vanuit het pand naar de omgeving. Van dit akoestische onderzoek is op 2 juli 2015 een verslag opgesteld. 2.14. Naar aanleiding van voormeld akoestisch onderzoek heeft verweerder bij brief van 3 september 2015 aan eiseres aangegeven voornemens te zijn om het eerder opgelegde maatwerkvoorschrift aan te passen en aan te vullen. Tevens heeft verweerder eiseres met deze brief in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending daarvan een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft bij brief van 5 oktober 2015 een zienswijze bij verweerder ingediend. 2.15. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen het primaire besluit van 18 februari 2015, ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder met het bestreden besluit het voor de inrichting geldende maatwerkvoorschrift aangepast, in die zin dat de muziekinstallatie in het cafégedeelte moet zijn voorzien van een geluidbegrenzer, die zodanig door of namens de vergunninghouder is afgesteld, dat het geluidniveau in het nagalmveld van de betreffende ruimte niet meer bedraagt dan: - 85 db(a) gedurende de dagperiode (07.00 19.00 uur); - 80 db(a) gedurende de avondperiode (19.00 23.00 uur); - 75 db(a) gedurende de nachtperiode (23.00 07.00 uur). Het bevoegd gezag kan de geluidbegrenzer verzegelen of laten verzegelen. Verder heeft verweerder met het bestreden besluit het voor de inrichting geldende maatwerkvoorschrift aangevuld, in die zin dat de luidsprekers van de muziekinstallatie zodanig dienen te worden geplaatst dat zij geen rechtstreekse verbinding vormen met de bouwkundige constructie. Toepasselijke regelgeving 3. Op grond van artikel 1.10, eerste lid, van het Activiteitenbesluit meldt degene die een inrichting opricht dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Op grond van artikel 1.11, tweede lid, van het Activiteitenbesluit wordt bij de melding, bedoeld in artikel 1.10, een rapport van een akoestisch onderzoek gevoegd indien het, mede op basis van de aard van de inrichting, aannemelijk is dat: a. in enig vertrek van de inrichting het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de ten gehore gebrachte muziek in de representatieve bedrijfssituatie, meer bedraagt dan: 1. db(a), indien dit vertrek in- of aanpandig is gelegen met gevoelige gebouwen; 2. 80 db(a), indien onderdeel 1. niet van toepassing is; of, b. in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting muziek ten gehore zal worden gebracht. Op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 db(a) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Het maximaal geluidniveau (LAmax) op de gevel van gevoelige gebouwen bedraagt niet meer dan 70, 65 en 60 db(a) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. In aanpandige gevoelige objecten mag het LAr, LT gedurende de dagperiode niet meer bedragen dan 35 db(a), gedurende de avondperiode niet meer dan 30 db(a) en gedurende de nachtperiode niet meer dan 25 db(a). Het maximaal geluidniveau (LAmax) in aanpandige gevoelige objecten bedraagt niet meer dan 55, 50 en 45 db(a) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit gelden de in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet, indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen. Op grond van artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen. 3.1. Blijkens de Nota van Toelichting bij artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, kunnen technische voorzieningen en gedragsregels betrekking hebben op het gesloten houden van ramen en deuren of het aanbrengen van een geluidbegrenzer op een muziekinstallatie. Overwegingen 4. Tussen partijen is in geschil of verweerder het verzoek van eiseres tot intrekking van de aan de inrichting opgelegde maatwerkvoorschriften gedeeltelijk heeft kunnen afwijzen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de gemachtigde van eiseres ter zitting de grond met betrekking tot de dempingscorrectie heeft ingetrokken, zodat die grond thans geen bespreking meer behoeft. 5. Aan het bestreden besluit heeft verweerder in zoverre ten grondslag gelegd dat uit de door de RUD uitgevoerde geluidsmeting naar voren komt dat het effect van de aangebrachte maatregelen (geluidswerende maatregelen) zeer gering is. Dit komt zeer waarschijnlijk doordat de luidsprekers star aan de buitenmuur zijn bevestigd. Gelet op de uitkomsten van de geluidsmeting ziet verweerder geen aanleiding om de aan de inrichting opgelegde maatwerkvoorschriften voor het voorste gedeelte van de inrichting in te trekken. 5.1. Eiseres betoogt dat tussen het verzoek tot intrekking en het besluit tot gedeeltelijke intrekking veel tijd is verstreken. Om deze reden dient het verzoek om intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften volgens eiseres als gehonoreerd beschouwd te worden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres naar voren gebracht dat er, gelet op het tijdsverloop, sprake is van een van rechtswege ontstaan besluit tot intrekking van de maatwerkvoorschriften voor de horecainrichting van eiseres. In dit verband heeft de gemachtigde van eiseres er ter zitting op gewezen dat de reguliere procedure, als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo, in dit geval van toepassing is en dat de beslistermijn, gelet op de datering van het verzoek tot intrekking van de maatwerkvoorschriften ten tijde van het nemen van het primaire besluit van 18 februari 2015 reeds was verstreken. 5.2. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven het beroep op de lex silencio positivo in dit stadium van de procedure in strijd te vinden met de beginselen van een goede procesorde. Om die reden zou deze grond volgens de gemachtigde van verweerder buiten beschouwing moeten blijven. Inhoudelijk heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting naar voren gebracht dat de wetgever er blijkens de Memorie van Toelichting (MvT) bewust voor gekozen heeft om artikel 3.9, derde lid, van de Wabo niet van overeenkomstige toepassing te laten zijn op besluiten in de zin van artikel 8.42, zevende lid, van de Wet milieubeheer (Wm). Naar de mening van verweerder valt een besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften onder de reikwijdte van artikel 8.42, zevende lid, van de Wm. 5.3. Ingevolge artikel 8.42, zevende lid, van de Wm zijn op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag tot het stellen van voorschriften de artikelen 3.8 en 3.9, eerste en tweede lid, van de

Wabo van overeenkomstige toepassing, tenzij afdeling 3.4 van de Awb daarop van toepassing is. 5.4.1. Voor zover verweerder betoogt dat de door eiseres ter zitting naar voren gebrachte grond met betrekking tot de toepasselijkheid van de lex silencio positivo wegens strijd met de beginselen van een goede procesorde buiten beschouwing te laten, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat voormelde grond wegens strijd met de beginselen van een goede procesorde buiten beschouwing dient te worden gelaten. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres reeds in de gronden van bezwaar en beroep aangegeven heeft dat het verzoek om intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften wegens tijdsverloop tussen het verzoek en het primaire besluit van 18 februari 2015, inhoudende de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek om intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften, moet worden gehonoreerd. Naar het oordeel van de rechtbank dient hetgeen de gemachtigde van eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht, te worden beschouwd als een nadere toelichting op dan wel een juridische kwalificatie van een reeds eerder naar voren gebrachte bezwaar- en beroepsgrond. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de gemachtigde van verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven zich hierop te hebben voorbereid en inhoudelijk op het standpunt van eiseres heeft kunnen reageren. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om het ter zitting gedane betoog van de gemachtigde van eiseres voor wat betreft de toepasselijkheid van de lex silencio positivo wegens strijd met de beginselen van een goede procesorde buiten beschouwing te laten. 5.4.2. Uit artikel 8.42, zevende lid, van de Wm volgt dat uitsluitend de artikelen 3.8 en 3.9, eerste en tweede, van de Wabo van overeenkomstige toepassing zijn op besluiten, genomen op grond van artikel 8.42, zevende lid, van de Wm. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de wetgever er bewust voor gekozen heeft om artikel 3.9, derde lid, van de Wabo, waarin de rechtsfiguur van de lex silencio positivo besloten ligt, juist niet van overeenkomstige toepassing te verklaren op het stellen van (maatwerk)voorschriften, als bedoeld in artikel 8.42, zevende lid, van de Wm. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de MvT (Kamerstukken II, 2005-2006, 30 483) dient te worden afgeleid dat de wetgever de lex silencio positivo niet van overeenkomstige toepassing wil laten zijn op besluiten op grond van artikel 8.42, zevende lid, van de Wm vanwege potentiële milieugevolgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht met betrekking tot artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit geen aanleiding om haar te volgen in de stelling dat de lex silencio positivo wel van toepassing is op het door haar gedane verzoek om intrekking van de aan de horeca-inrichting opgelegde maatwerkvoorschriften. Ook overigens heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het tijdsverloop tussen het verzoek om intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften en het besluit tot gedeeltelijke intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften voor het achterste gedeelte van de inrichting terecht geen aanleiding gezien om de opgelegde maatwerkvoorschriften in zijn geheel in te trekken. Voor het standpunt van eiseres dat enkel tijdsverloop met zich brengt dat de opgelegde maatwerkvoorschriften als ingetrokken dienen te worden beschouwd, is geen steun te vinden in de wet of jurisprudentie. Deze grond van eiseres slaagt niet. 6.1. Eiseres betoogt dat verweerder in dit geval de opgelegde maatwerkvoorschriften in zijn geheel had behoren in te trekken, aangezien de omwonenden niet wilden meewerken aan een onderzoek. In dit verband wijst eiseres erop dat verweerder zelf een geluidsmeting heeft laten verrichten, maar dat dit niet gelijkgesteld kan worden met een geluidsonderzoek, waaraan omwonenden behoren mee te werken. Naar de mening van eiseres is het schrijven van omwonenden, waarin zij aangeven geen medewerking te verlenen, een afdoende reden om de maatwerkvoorschriften in te trekken. Verder wijst eiseres erop dat het niet willen meewerken door omwonenden ook blijkt uit de verwijdering van de geluidsisolerende kappen van het dak. 6.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het betoog van eiseres dat de omwonenden geen

medewerking zouden hebben verleend aan de geluidsmeting op 10 februari 2015 feitelijke grondslag mist. In dit verband wijst verweerder erop dat uit het rapport van 10 februari 2015 van de geluidsmeting blijkt dat de omwonenden daaraan medewerking hebben verleend. 6.3. Met betrekking tot de uitvoering van de meting is in het meetverslag van 10 februari 2015 onder meer aangegeven dat, voorafgaande aan de meting de verzegeling van de knop OUTPU ATT op de limiter verwijderd is en het muziekniveau verhoogd is naar 85 db(a) in het pand. De uitsturing van de mengtafel Allen&Heath W12:2 DX is gemaximaliseerd en de toonregeling is neutraal gezet. De versterker is niet zichtbaar opgesteld. De installatie is afgeregeld op de wijze zoals deze is aangetroffen. Vervolgens zijn de heer Schipper, mevrouw Bruinsma en de heer Tap (allen medewerkers van de RUD) naar de woning aan de Brinkstraat 67A gegaan. De heer Heuveln (medewerker van de RUD) is achtergebleven in de inrichting om de limiter te bedienen. In de woning is geluisterd of binnen de woning de muziek op dit moment hoorbaar was. Bij binnenkomst was de muziek (85 db(a) in de inrichting) goed hoorbaar. Ook is buiten geluisterd en gevoeld (dak en wandconstructie), zoals ook in de eerdere meting, of hier het geluid hoorbaar en voelbaar was. Dit was duidelijk het geval. De constructie wordt, aldus het verslag, met zekerheid, in trilling gebracht door muziek afkomstig van de inrichting. 6.4. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit voormeld meetverslag niet worden afgeleid dat de omwonenden in dit geval niet hebben meegewerkt aan de door de RUD uitgevoerde geluidsmeting. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bevindingen en de daarop gebaseerde conclusies in het meetverslag voor onjuist te houden. Ook overigens heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de omwonenden geen medewerking hebben verleend aan een geluidsmeting. Deze grond van eiseres slaagt niet. 7.1. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding in de bezwaarfase heeft toegekend in dit geval, omdat de besluitvorming hangende bezwaar gewijzigd is. In dit verband wijst eiseres erop dat zij een nieuw geluidsonderzoek heeft laten uitvoeren door het NAA, omdat de in opdracht van verweerder verrichte geluidsmeting niet correct was vanwege de kapotte pijpen op het dak. Uit het geluidsonderzoek van het NAA volgt volgens eiseres dat zij zelfstandig aangetoond heeft dat er meer mogelijk is qua geluid dan tot heden werd aangenomen door verweerder. 7.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er in dit geval geen aanleiding bestond om een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase toe te kennen. In dit verband wijst verweerder erop dat er weliswaar sprake is van een nieuwe beslissing die afwijkt van het primaire besluit, maar dat er geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, omdat het oorspronkelijke verzoek tot algehele intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften terecht is afgewezen en de gedeeltelijke tegemoetkoming door de aanpassing van het maatwerkvoorschrift is ingegeven door nieuwe door eiseres aangeleverde informatie en een aanpassing van de bedrijfsvoering die dateert van na het primaire besluit. 7.3.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. 7.3.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in dit geval terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een herroeping van het primaire besluit wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Hierbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat het door eiseres oorspronkelijk ingediende verzoek tot algehele intrekking van de opgelegde maatwerkvoorschriften afgewezen is en dat de gedeeltelijke

tegemoetkoming door de aanpassing van het maatwerkvoorschrift is ingegeven door nieuwe door eiseres aangeleverde informatie en een aanpassing van de bedrijfsvoering die dateert van na het primaire besluit. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, zodat verweerder het verzoek om een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase terecht heeft afgewezen. Deze grond van eiseres slaagt niet. 8. Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uit te spreken. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspaak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2016. De griffier De rechter Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. Afschrift verzonden op: