Achterwaartse Verzilting Rijn-Maasmonding

Vergelijkbare documenten
Noord-Zuidrelaties Rijn-Maasmonding. Onderdeel van de Systeemanalyse Rijn-Maasmonding

19. Verzilting: (Paragraaf 5.3/5.4 + achtergronddocument)

Ontwikkeling van een nieuwe generatie WAQUA-RMM model

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0)

Werking Hollandsche IJssel

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen

Herkalibratie van de debietverdeling en Zoutverdeling NDB-model. Definitief Rapport

Reproductie nauwkeurigheid Zeedelta v7 Fase 2: lage afvoer augustus Werkdocument: RIKZ/OS/ X

nieuw sturmvioeclvoorspellings systeem

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Systeemanalyse Rijn-Maasmonding: analyse relaties noord- en zuidrand en gevoeligheid stuurknoppen. Deelproject Systeemanalyse en Slim Watermanagement

Bathse spuikanaal zuid (Volkerak-Zoommeer)

Effectbepaling verdieping Nieuwe Waterweg tot NAP-16,3m

Zout, zouter, zoutst. Jules J. Beersma, T. Adri Buishand, Sacha de Goederen en Pieter Jacobs

Analyse uitvoering Besluit beheer Haringvlietsluizen

Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek. Agendapuntnr: 13

A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND BV MILIEU. Een ad-hoc Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) voor aluminium in oppervlaktewater. 26 april 2002 RIZA

Operationele verwachtingen voor de Rijn- en Maas Monding met FEWS RMM

Distributiemodel, deel F

Technische analyse waterstanden op de Waal Cornelis van Dorsser & Marleen Buitendijk 8 oktober 2018

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Quick Scan Beheersvarianten Volkerak-Zoommeer

Van RWS is het definitieve Nader besluit beheer Haringvliet bij de Kier ontvangen.

Grondwaterstanden juni 2016

Volkerak-Zoommeer, zoetwaterbekken onder druk.

MEMO: INVLOED NIEUWE VOORKEURSVARIANT OP CHLORIDE CONCENTRATIE IN KANAAL GENT - TERNEUZEN

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

SAMENVATTING. en funderingen

Kenmerkende waarden. Getijgebied Datum 22 juli 2013

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

Werkdocument Kd-waarden van zware metalen in zoetwatersediment[riza nr x]

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

Monitoring Systeem Water

Herstel van de "trapjeslijn" in de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas (Fase 2) Vervolgstudie naar de effecten op de zoutindringing

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13)

Droogtebericht. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 23 september 2013 Nummer

Droogtemonitor. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 28 juli 2015 Nummer

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

Droogtebericht. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 5 december 2011 Nummer

Memo. Zaaknr. : Kenmerk : Barcode : : Ronald Loeve en Julian Maijers. Via :

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Doetinchem, 21 juli 2014

HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen

Droogtemonitor. Droogte vraagt aandacht, maar is beheersbaar. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 6 juni 2017 / nummer

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Sensormetingen luchtkwaliteit in Schiedam (juli -december2017)

Ontwikkeling leerlingaantallen

Systeem Rijn-Maasmond Afsluitbaar Open

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford

Hoe zout wordt het zoete water?

Kennisontwikkeling zoet-zoutgradiënt Volkerak-Zoommeer gericht op ecologische kwaliteit

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Lage afvoer Rijn leidt bijna tot laagst gemeten waterstand bij Lobith

Herstel van de "trapjeslijn" in de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas Fase 1: Voorstudie naar de effecten op de zoutindringing

Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

Zoutafleiding Bijlage bij de RWS Standaard

Reproductie nauwkeurigheid Zeedelta v7 Fase 1: gemiddelde afvoer Open Beerdam januari Werkdocument: RIKZ/OS/ X

Temperatuur oppervlaktewater,

Waterbeheer is normaal, dit is (voorlopig) het laatste droogtebericht van het seizoen.

Het Betuwepand en het stoftransport in Lek en Amsterdam-Rijnkanaal bij lage Rijnafvoeren

Meten in de Waddenzee

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Innamestops waterwinbedrijven,

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse

Reproductie nauwkeurigheid van het 3D Zeedelta-model v8. Werkdocument:RIKZ/OS/ X

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon

Vragen van het Ministerie van Financien ten aanzien van Noodoverloopgebieden

Platform Zoetwater Regio West-Nederland. Regionale knelpuntenanalyse zoetwater 2.0 en verkennende maatregelen- en effectbepaling

getrokken door het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Havenbedrijf van Rotterdam.

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018

1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014

VERSLAG VAN DE STORMVLOED VAN 19 EN 20 DECEMBER 1993 (SR70)

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Amsterdam In de peilfilters zijn de grondwaterstanden waargenomen. Dit is met

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Nationaal Water Model Wat is dat en waarom willen we het? Jeroen Ligtenberg en Edwin Snippen

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Verzilting in Laag Nederland Themabijeenkomst Verzilting en Waterkwaliteit. Joost Delsman, Deltares

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Droogtebericht. Waterbeheerders nemen extra maatregelen tegen aanhoudende droogte. Watermanagementcentrum Nederland

Stormvloedkering Oosterschelde

1. De doorstroming op etmaalniveau op de t Goylaan is in 2017 t.o.v licht verbeterd;

Kenmerk GEO Doorkiesnummer +31(0)

Betreft : Invloed Dieperhout op waterstandsfluctuatie Poelwetering

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

Project Vuil-Spuien tot op de bodem

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta

2. Stuw Kortrijk blz Stuw Kerkweg-noord blz Stuw Portengen blz Stuw Schutterskade-west blz Stuw Schutterskade-oost blz 7

Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Achterwaartse Verzilting Rijn-Maasmonding RIZA werkdocument 26.65X Auteur: Ronald Struijk Rotterdam, maart 26

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Achterwaartse Verzilting Rijn- Maasmonding RIZA werkdocument 26.65X Auteur: Ronald Struijk Dordrecht maart 26

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq

Inhoudsopgave........................................................................................ 1 Inleiding 7 2 Randvoorwaarden 9 2.1 Periode 9 2.2 Afvoer bovenrivieren 9 2.3 Waterstandranden zee 1 2.4 Chlorideconcentratie zeeranden 11 2.5 Chlorideconcentratie bovenrivieren 12 2.6 Onttrekkingen / lozingen 13 3 Berekeningen / resultaten 15 3.1 Locaties 15 3.2 Beerenplaat 16 3.3 Dordrecht Brug 17 3.4 Goidschalxoord 17 3.5 Inloop Spui 17 3.6 Lekkerkerk 17 3.7 Middelharnis 18 3.8 Papendrecht Brug 18 3.9 Spijkenisse 18 3.1 Zuidland 18 3.11 Scheelhoek vs Koert 19 4 Conclusies 21 5 Literatuur 23 Bijlage A Meetwaarden vs Berekeningen Beerenplaat 25 Bijlage B Meetwaarden vs Berekeningen Dordrecht Brug 26 Bijlage C Meetwaarden vs Berekeningen Goidschalxoord 27 Bijlage D Meetwaarden vs Berekeningen Inloop Spui 28 Bijlage E Meetwaarden vs Berekeningen Lekkerkerk 29 Bijlage F Meetwaarden vs Berekeningen Middelharnis 1 3 Bijlage G Meetwaarden vs Berekeningen Middelharnis 2 31 Bijlage H Meetwaarden vs Berekeningen Papendrecht Brug 32 Bijlage I Meetwaarden vs Berekeningen Spijkenisse 33 Bijlage J Meetwaarden vs Berekeningen Zuidland 34 Bijlage K Scheelhoek met LPH vs Koert met HOP 35 5 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

6 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

1. Inleiding............................................................................... Eind 25 is vanwege de combinatie van een hoge zeewaterstand en een lage afvoer van de bovenrivieren achterwaartse verzilting opgetreden in het westelijk gedeelte van det Rijn-Maasmonding. Drinkwaterbedrijven onttrekken in dit gebied hun ruwe oppervlaktewater. Bij een te hoge chlorideconcentratie van dit oppervlaktewater is er een kans dat de bedrijven die dit water innemen een innamestop moeten inlassen (indien mogelijk), omdat de chlorideconcentratie een door de bedrijven ingestelde waarde overschrijdt. De gevolgen van een innamestop wordt gekenmerkt door de grootte en de duur van de overschrijding(en). In dit document wordt de door de omstandigheden veroorzaakte water- en zoutbeweging in de periode van september 25 tot en met januari 26 met behulp van het eendimensionale model SOBEK-NDB nagedraaid. In eerste instantie wordt bekeken of de achterwaartse verzilting welke eind 25 is opgetreden op een juiste manier voor verschillende locaties in het Rijn-Maasmodel worden weergegeven door het eendimensionale model SOBEK. De berekende gegevens worden daartoe vergeleken met de modelgegevens. In tweede instantie wordt er voor dezelfde periode met het SOBEKmodel een berekening uitgevoerd waarbij er een nieuwe besturing van de Haringvlietsluizen wordt opgelegd. In 28 wordt het huidige lozingsprogramma van de Haringvlietsluizen (LPH84) vervangen door het lozingsprogramma Haringvlietsluizen Operationeel Programma (HOP). De berekeningen vinden plaats in het kader evaluatie verzilting eind 25 door RWS-Zuid-Holland (Contactpersoon Ary van Spijk). Resultaten uit dit werkdocument zullen gebruikt worden als onderdeel van deze evaluatie. 7 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

8 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

2. Randvoorwaarden............................................................................... In dit hoofdstuk worden de periode en de bepaling van het randvoorwaarden besproken welke gebruikt zijn voor de berekeningen het eendimensionale model SOBEK-NDB. 2.1 Periode De afvoer van de Rijn is in het tweede halfjaar van 25 (erg) laag geweest, waarbij de afvoer lange tijd zelfs kleiner is geweest dan 12 m 3 /s. Tijdens deze periode heeft zich tweemaal een storm voorgedaan waardoor achterwaartse verzilting is opgetreden. Eind november was de verzilting zodanig dat het Hollandsch Diep en het Haringvliet verzilt zijn geraakt. Daarom loopt de periode waarin de berekeningen zijn uitgevoerd van september 25 tot en met januari 26. 2.2 Afvoer bovenrivieren Op drie locaties worden debieten opgelegd: Lek bij Hagestein Maas bij Lith Waal bij Tiel............................... Figuur 2.1 Afvoer bovenrivieren In figuur 2.1 zijn de debieten van de bovenrivieren uitgezet voor de berekende periode. Debieten bovenrivieren 25 2 Hagestein Megen Tiel 15 1 5 1-8-5 11-8-5 21-8-5 31-8-5 1-9-5 2-9-5 3-9-5 1-1-5 2-1-5 3-1-5 9-11-5 19-11-5 29-11-5 9-12-5 19-12-5 29-12-5 8-1-6 18-1-6 28-1-6 Afvoer 9 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Voor alle debieten geldt dat er in de database van Rijkswaterstaat geen aaneensluitende periode van debieten te vinden is voor de hierboven genoemde locaties. De volgende methode is daarom uitgevoerd om de debietrandvoorwaarden van de bovenrivieren compleet te maken: Tiel en Hagestein De debieten voor 25 zijn uit de database DONAR van Rijkswaterstaat gehaald. De waarden betreffen etmaalgemiddelde reeksen. De debieten van 26 zijn uit het inwinsysteem MultiFunctioneel PresentatieStation van Rijkswaterstaat (MFPS) gehaald. Voor dit gedeelte wordt gebruik gemaakt van 1 minuten-waarden. Lith Voor deze locatie waren alleen de debieten voor het jaar 25 aanwezig in de database van Rijkswaterstaat, doch voor de periode van 26 ontbraken deze gegevens. Er is daarom gekozen om voor de gehele periode van deze locatie de debieten van het station Megen te gebruiken. Deze waren compleet aanwezig voor de periode. 2.3 Waterstandranden zee Voor de waterstanden op zee wordt gebruik gemaakt van drie locaties: Maasmond Monding Haringvliet Meetpaal HA1 Monding Haringvliet HA2 Maasmond Er zijn geen gegevens beschikbaar in de database van RWS voor de waterstandsrand op de Maasmond. Om deze toch te kunnen vervaardigen wordt er een combinatie gelegd tussen de wél bekende waterstand van Hoek van Holland en het debiet te Tiel. De waterstand van de Maasmond wordt met een correctie berekend uit de geregistreerde waterstand bij Hoek van Holland. De waterstand wordt afhankelijk van de opgetreden afvoer, welke een dag eerder is opgetreden, verlaagd. (RWS 2) Monding Haringvliet De zuidelijke tak in het SOBEK-model is gelegen nabij het MSW-station HA-1. De gemeten waterstanden kunnen hier direct als randvoorwaarden voor het model gebruikt worden. De reeks van HA-1 was niet geheel compleet. De ontbrekende gegevens zijn aangevuld door de waterstandsverhoging van Hoek van Holland ten opzichte van het astronomisch getij van Hoek van Holland toe te voegen aan het astronomisch getij van HA1: HA1 ontbrekend = HA1 astronomisch + (HvH opgetreden - HvH astronomsich ) Voor de waterstandsrandvoorwaarden op de locatie HA2 worden de waarden van HA1 gebruikt, doch 2 minuten in tijd verschoven (later). (RWS 2) 1 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

In figuur 2.2 is ter illustratie de waterstand op zee voor de locatie Maasmond uit gezet voor de maanden november en december van 25................................ Figuur 2.2 Waterstand Maasmond Waterstand Maasmond 3. 2.5 2. 1.5 Waterstand in meter 1..5. -.5-1. -1.5-2. 14 nov 19 nov 24 nov 29 nov 4 dec 9 dec 14 dec 19 dec 24 dec 29 dec 2.4 Chlorideconcentratie zeeranden Maasmond Voor de bepaling van de chlorideconcentratie op de Maasmond is gebruik gemaakt van chlorideconcentraties van de locatie Hoek van Holland (SVASEK, 25). Op deze locaties wordt op drie dieptes gemeten, te weten: -2.5m NAP; -4.5m NAP; -9.m NAP. Deze drie dieptes is een gemiddelde waarde bepaald volgens de formule: Cl gem = ((3.5 * Cl NAP3.5 ) + (3.25 * Cl NAP4.5 ) + (9.75 * Cl NAP9. ) De gemiddelde waarde van Hoek van Holland welke uit bovenstaande formule komt wordt daarna omgezet naar een chlorideconcentratie op de Maasmond volgens: Cl Maasmond =.532 * Cl Hoek van Holland + 7.6222 11 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Wanneer de chlorideconcentratie volgens deze formule hoger wordt dan 17 mg/l, wordt een maximale concentratie van 17 mg/l voor de Maasmond aangehouden. In figuur 2.3 is de chlorideconcentratie weergegeven voor de locatie Maasmond................................ Figuur 2.3 Chlorideconcentratie Maasmond Maasmond 18 16 Chlorideconcentratie in mg/l 14 12 1 8 1 nov 4 nov 7 nov 1 nov 13 nov 16 nov 19 nov 22 nov 25 nov 28 nov 1 dec 4 dec 7 dec 1 dec 13 dec 16 dec 19 dec 22 dec 25 dec 28 dec 2.5 Chlorideconcentratie bovenrivieren Voor de locatie Lith (Megen) zijn de chlorideconcentraties van het punt Eijsden-ponton uit de database van Rijkswaterstaat gebruikt. Voor de bepaling van de chlorideconcentraties voor Hagestein en Tiel is gebruik gemaakt van een relatie welke is afgeleid voor het jaar 2 en is gekwantificeerd volgens de volgende formule: Cl Lobith = 46.92 + ( 9464 / Q Lobith ) (in mg/l) Op het moment van data verzamelen was de reeks met chlorideconcentraties van Lobith nog niet in zijn geheel aanwezig in het dataopslagsysteem van RWS. In figuur 2.4 wordt het verloop van de chloridecentraties van de bovenrivieren weergegeven voor de maanden november en december 25. Ter illustratie zijn ook (niet gebruikte) gegevens van Lobith toegevoegd. Geconstateerd wordt dat door het gebruik van bovenstaande formule de achtergrondconcentratie van het rivierwater 1-2 mg/l onderschat wordt. 12 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

............................... Figuur 2.4 Chlorideconcentratie bovenrivieren Chlorideconcentratie bovenrivieren 18 16 14 Concentratie in mg/l 12 1 8 6 4 2 Megen Hagestein / Tiel Lobith 2.6 Onttrekkingen / lozingen Naast de randvoorwaarden op de modelranden worden er op twee locaties ook water onttrokken of geloosd: Gouda (afkomstig van Hoogheemraadschap van Rijnland) Bernisse (afkomstig van Waterschap Hollandse Delta)............................... Figuur 2.5 Onttrekkingen / lozingen In figuur 2.5 worden deze onttrekkingen en lozingen weergegeven. Een negatieve waarde in de tekening geeft aan dat er oppervlaktewater uit het model wordt onttrokken. Een positieve waarde geeft aan dat er water op het systeem geloosd wordt. Lozingen / Onttrekkingen 5 4 3 2 1-1 1 nov 4 nov 7 nov 1 nov 13 nov 16 nov 19 nov 22 nov 25 nov 28 nov 1 dec 4 dec 7 dec 1 dec 13 dec 16 dec 19 dec 22 dec 25 dec 28 dec 31 dec 1 nov 4 nov 7 nov 1 nov 13 nov 16 nov 19 nov 22 nov debiet in m 3 /s 25 nov 28 nov 1 dec 4 dec 7 dec 1 dec 13 dec 16 dec 19 dec 22 dec 25 dec 28 dec 31 dec Gouda Bernisse 13 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

14 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

3. Berekeningen / resultaten............................................................................... Er zijn van verschillende locaties in het Rijn-Maasmodel meetgegevens bekend op het moment dat de achterwaartse verzilting is opgetreden. Op deze locaties zijn de meetwaarden vergeleken met de SOBEK berekeningen ten tijde van het LPH84 en voor de toekomstige situatie van het lozingsprogramma HOP. Nadat in dit hoofdstuk een beschrijving wordt gegeven van de locaties in paragraaf 3.1, worden de resultaten per locatie in de daaropvolgende paragrafen besproken. De gegevens worden in bijlagen A tot en met K gevisualiseerd. In deze bijlagen staan zowel de vergelijkingen van de meetwaarden met de berekeningen, maar tevens is er van de (voor waterwinbedrijven van belang zijnde) locaties een vergelijkende grafiek gegeven van LPH84 vs HOP. 3.1 Locaties Voor het vergelijken van meetwaarden met SOBEK-berekeningen zijn er 9 locaties bekeken. In tabel 2.1 staan deze locaties weergegeven en de diepte(n) waarop de meetgegevens zijn ingewonnen. Tevens staat in de tabel vermeld of de meetgegevens afkomstig zijn uit het databestand van RWS (DONAR) of dat de gegevens zijn aangeleverd door RWS-ZH................................ Tabel 3.1 Locatie beschrijvingen Meetgegevens Locatie Bemonsteringshoogte(n) afkomstig van in meter tov NAP DONAR RWS-ZH Beerenplaat -2. * Dordrecht brug -5.1 * Goidschalxoord -3.5 * Inloop Spui -1. / -5. * Lekkerkerk -3.47 * Middelharnis -2. / -8. / -15. * Papendrecht brug -6.3 * Spijkenisse -2.5 / -4.5 / -9. * Zuidland -3. * 15 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Indien er meetwaarden van een locatie zijn gegeven over meerdere diepten, dan is over deze diepten een gemiddelde meetwaarde bepaald. Daarnaast is bij twee locaties nagegaan wat de effecten zijn van het LPH84 ten opzichte van het HOP: Koert Scheelhoek............................... Figuur 3.1 Locaties In figuur 3.1 wordt een overzicht van de locaties gegeven. 3.2 Beerenplaat Op het moment dat er achterwaartse verzilting optreedt, 25 en 26 november 25, zijn er geen meetgegevens beschikbaar. De met SOBEK berekende gegevens vallen iets hoger uit dan de metingen aangeven. Dit komt omdat de bemonsteringshoogte op 2.m NAP ligt. De rivierdiepte is ongeveer 9.m NAP. Dit betekent dat de zouttong welke zich ter hoogte van de bodem bevindt, niet door het meetinstrument wordt gesignaleerd. SOBEK daarentegen, maakt gebruik van volume gemiddelde waarden. De invoering van het lozingsprogramma HOP betekent dat de chlorideconcentraties voor een groot gedeelte onder de concentraties blijven, welke optreden tijdens het LPH84. Dit is goed waarneembaar in de periode na het optreden van de achterwaartse verzilting (vanaf begin december). In bijlage A worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. 16 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

3.3 Dordrecht Brug 25 November 26 om 8:3 uur is de hoogst gemeten waarde geregistreerd, deze bedraagt 236 mg/l. Het lijkt er op of de meetapparatuur de maximale waarde heeft bereikt op dit tijdstip. Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat het meetinstrument (een diver) zodanig is ingesteld dat de chloridecocentratie boven een bepaalde waard niet meer wordt geregistreerd. Een andere mogelijke oorzaak kan zijn dat deze locatie wordt beïnvloed omdat de aan en afvoer van water door twee rivieren kan worden verzorgd, doordat er aanvoer van vanuit de Noord of doordat water vanuit de Oude Maas op deze positie terecht komt. De gegevens van de SOBEK-berekeningen komen in het algemeen goed overeen met de metingen, behalve tijdens de piek. De invoering van het lozingsprogramma HOP heeft geen noemenswaardig effect op de waarden zoals deze zijn berekend met het LPH84. In bijlage B worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. 3.4 Goidschalxoord De berekende gegevens met het SOBEK model vallen hoger uit. Dit komt omdat SOBEK gebruik maakt van volume gemiddelde waarden. De zouttong zit in een dieper gedeelte van de rivier op deze locatie. De diepte nabij deze locatie varieert tussen 1.m en -12.m tov NAP. De invoering van het HOP geeft tijdens de berekende periode geen noemenswaardig verschil ten opzichte van het LPH84. In bijlage C worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. 3.5 Inloop Spui De SOBEK-berekeningen liggen goed op de metingen, behalve wanneer er sprake is van nalevering van zout vanuit de diepere delen in het Haringvliet na begin december. In bijlage D worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven De meetwaarden in de grafiek zijn gemiddelde waarden van de meetcellen op 1.m en 5.m NAP gegeven. 3.6 Lekkerkerk De berekende gegevens met het SOBEK model vallen hoger uit. Dit komt niet omdat SOBEK met vakgemiddelde gegevens werkt. De diepte van de rivier schommelt rond de -4. m NAP, de meetcel is slechts een halve meter hoger gepositioneerd. Wanneer er een piek optreedt op 25 november ontstaat er na het optreden van de piek een afname van de chlorideconcentratie. Dit komt vanwege een numerieke instabiliteit van het SOBEK model. De ruimtestap voor de locatie in deze rivier is, voor het bepalen van de chlorideconcentratie, te hoog. Wanneer er in het model meerdere rekenpunten worden meegenomen zullen de 17 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

meetresultaten naar verwachting wel (redelijk) overeenkomen met de berekeningen. In bijlage E worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. 3.7 Middelharnis De SOBEK-berekeningen liggen laag ten opzichte van de metingen. De oorzaak is waarschijnlijk een te lage dispersiecoëfficiënt. Het is op dit moment niet mogelijk de zoutindringing in het Haringvliet voor het SOBEK-model op een goede manier af te regelen. Dit komt omdat er relatief weinig datasets voorhanden zijn om een calibratie uit te voeren. In bijlage F worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. De in de grafiek getoonde meetwaarden is een gemiddelde van de drie diepten ( 2.m NAP, 8.m NAP en -15.m NAP). Op 8 november treedt in de meetresultaten een verhoging op. Op de andere locaties in het gebied is dit niet het geval. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een tijdelijke meetfout. Er is geen enkele fysische aanleiding tot het optreden van een dergelijke hoge chlorideconcentratie. Zie hiervoor bijlage G. 3.8 Papendrecht Brug De berekende gegevens met het SOBEK model vallen lager uit. Dit komt niet omdat SOBEK met vakgemiddelde gegevens werkt. De rivierdiepte schommelt nabij deze locatie rond de 8.m NAP. Op deze locatie is nog geen uitgebreide calibratie uitgevoerd. De datasets welke nodig zijn om een dergelijke calibratie uit te voeren ontbreken op dit moment. In bijlage H worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven 3.9 Spijkenisse De SOBEK-berekeningen liggen goed op de metingen, soms zijn de berekeningsresultaten wat hoger dan de meetwaarden. De resultaten van de concentraties tijdens het HOP en de concentraties tijdens LPH84 zijn niet noemenswaardig. In bijlage I worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. De bemonsteringshoogten zijn de gemiddelde waarden van 2.5m NAP, 4.5m NAP en -9.m NAP. 3.1 Zuidland De berekende gegevens met het SOBEK model vallen iets hoger uit. Dit komt omdat SOBEK gebruik maakt van volume gemiddelde waarden. De zouttong zit in een dieper gedeelte van de rivier op deze locatie. Daarnaast heeft het Spui ter hoogte van de locaties een diepte van ongeveer 5.m NAP, maar in de smallere gedeeltes en in de bochten lopen deze dieptes op tot wel 15 meter. Dit kan de reden dat er na 12 december sprake is van nalevering van zout vanuit de diepere delen. De diepe delen bevinden zich ten noorden én ten zuiden van de 18 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

innamelocatie. De nalevering kan ook uit het Haringvliet afkomstig zijn. Deze naleveringen zijn niet terug te vinden in de SOBEK-berekeningen. In bijlage J worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. 3.11 Scheelhoek vs Koert In verband met invoering van de Kier zal het inlaatpunt Scheelhoek worden verplaatst naar de locatie Koert. Daarom is nagegaan wat het effect van verplaatsing van dit innamepunt zal zijn. Het oppervlakte water in de Rijn-Maasmonding wordt in de huidige situatie geloosd middels het lozingsprogramma LHP84. Wanneer na invoering er geloosd volgens het lozingsprogramma HOP, dan zal het innamepunt Scheelhoek vervangen zijn door een alternatieve inlaat bij Koert, ongeveer 11.5 kilometer verder stroomopwaarts (naar het zuidoosten). In bijlage K worden de gegevens van deze locatie visueel weergegeven. In de figuur is te zien dat de chlorideconcentratie na de verzilting bij de locatie Koert snel afneemt. De sluizen zijn op dat moment niet open gezet omdat de afvoer laag was. De snellere daling van de chlorideconcentratie bij Koert treedt op omdat het zout via de Mond van het Spui richting noord wordt afgevoerd., omdat bij lage afvoeren het restdebiet door het Spui naar het noorden is gericht, en Koer ten oosten van de monding van het Spui ligt. Ten westen van deze monding treedt onder deze omstandigheden nauwelijks netto transport op omdat de Haringvlietsluizen gesloten zijn. De verplaatsing van het inname punt van Scheelhoek naar Koert heeft een positief effect voor de inname van ruw zoet water. Bij de oude locatie (Scheelhoek) houdt de overschrijding van 2 mg/l ongeveer vijfentwintig dagen stand. In de nieuwe situatie met de Kier zijn dit slechts zes dagen. Vijfentwintig dagen is overigens wel korter dan wat in december 25 door Evides Waterbedrijf is bepaald. Dit heeft naar verwachting te maken met het feit dat met name de langzame nalevering verantwoordelijk is geweest voor de langdurige overschrijding. Dit proces wordt zoals eerder is aangegeven, niet in het eendimensionale SOBEK-model weergegeven. 19 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

2 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

4. Conclusies............................................................................... In dit document werd in eerste instantie gekeken of door middel van berekeningen met het ééndimensionale model SOBEK het optreden van de achterwaartse verzilting van november 25 goed wordt weergegeven. In tweede instantie werd nagegaan of het lozingsprogramma HOP een invloed zal hebben op de achterwaarste verzilting ten opzichte van het huidige lozingsprogramma LPH84. Wat betreft de weergave van de verzilting door SOBEK: In het algemeen geldt dat SOBEK de momenten van verzilting goed reproduceert; de absolute reproductie van de piekwaarden levert in het algemeen een geringe overschatting in Nieuwe Maas, Oude Maas en het Spui. In het Haringvliet spelen 3D-processen die de conclusie ten aanzien van reproductienauwkeurigheid doen doorslaan naar de constatering dat SOBEK daar niet aan voldoet. Het lozingsprogramma HOP is zeker niet slechter ten aanzien van de verspreiding van de chlorideconcentratie in het Maas- Rijnmondmodel. De resultaten van de achterwaartse verzilting worden door het SOBEK-model goed weergegeven. De metingen liggen in enkele gevallen boven op de berekeningen. Momenten van zoutindringing worden zeer goed weergegeven. SOBEK gebruikt gemiddelde chlorideconcentraties voor de aangegeven vakken. Bij locaties waar meerdere instrumenten op verschillen dieptes hangen is er aanmerkelijk beter resultaat. De zouttong glijdt in de Rijn-Maasmonding over de bodem naar het oosten. De meetapparatuur hangt vaak op een te hoge positie. De hoogtes van de meetapparatuur is veelal een bepalende factor voor de reproductienauwkeurigheid van het model. Een oplossing kan zijn om tijdens verzilting op verschillende dieptes te meten. Bij enkele locaties is het noodzakelijk om de dispersiecoëfficient te verhogen omdat de metingen lager uitvallen dan de metingen aangeven. Dit is met name terug te vinden bij Papendrecht brug. Voor resultaten van chlorideconcentratie aan de oostzijde van de Rijn-Maasmonding treedt in bepaalde gevallen numerieke instabiliteit op, met name op de Lek. Dit kan worden opgelost door de ruimtestap op deze locaties te verkleinen. In het Haringvliet spelen 3D-processen die de conclusie ten aanzien van reproductienauwkeurigheid doen doorslaan naar de constatering dat SOBEK daar niet voldoet. 21 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Wat betreft het in gebruik nemen van het lozingsprogramma HOP: De berekeningen tonen aan dat het nieuwe lozingprogramma tijdens de achterwaartse verzilting niet extreem andere waarden genereert ten opzicht van het huidige lozingsprogramma. De verplaatsing van het inname punt van Scheelhoek naar Koert heeft een positief effect voor de inname van ruw zoet water. Bij de oude locatie houdt de overschrijding van 2 mg/l ongeveer vijfentwintig dagen stand. In de nieuwe situatie met de Kier is dit ongeveer zes dagen. 22 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

5. Literatuur............................................................................... RIZA, 2, Een SOBEKmodel van het Noordelijk Deltabekken Kalibratie en verificatie RIZA werkdocument 2.128X SVASEK, 25, Herkalibratie van de zoutverdeling NDB-model,fase 2 23 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

24 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage A Meetwaarden vs Berekeningen Beerenplaat............................................................................... Beerenplaat 12 1 8 6 4 meting 2 14-11-5 16-11-5 18-11-5 2-11-5 22-11-5 24-11-5 26-11-5 28-11-5 3-11-5 2-12-5 4-12-5 6-12-5 8-12-5 1-12-5 12-12-5 14-12-5 16-12-5 18-12-5 2-12-5 22-12-5 24-12-5 LPH 84 vs HOP - Beerenplaat 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 25 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage B Meetwaarden vs Berekeningen Dordrecht Brug............................................................................... Dordrecht Brug 5 4 3 2 1 meting 14-11-5 16-11-5 18-11-5 2-11-5 22-11-5 24-11-5 26-11-5 28-11-5 3-11-5 2-12-5 4-12-5 6-12-5 8-12-5 1-12-5 12-12-5 14-12-5 16-12-5 18-12-5 LPH 84 vs HOP - Dordrecht Brug 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 26 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage C Meetwaarden vs Berekeningen Goidschalxoord............................................................................... Goidschalxoord 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 meting 2 1 22-11-5 23-11-5 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 3-12-5 4-12-5 5-12-5 6-12-5 7-12-5 8-12-5 9-12-5 1-12-5 11-12-5 12-12-5 13-12-5 14-12-5 15-12-5 16-12-5 17-12-5 18-12-5 19-12-5 2-12-5 LPH 84 vs HOP - Goidschalxoord 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 27 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage D Meetwaarden vs Berekeningen Inloop Spui............................................................................... Inloop Spui 9 8 7 6 5 4 3 2 meting 1 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 3-12-5 4-12-5 5-12-5 6-12-5 7-12-5 8-12-5 9-12-5 1-12-5 11-12-5 12-12-5 13-12-5 14-12-5 LPH 84 vs HOP - Inloop Spui 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 28 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage E Meetwaarden vs Berekeningen Lekkerkerk............................................................................... Lekkerkerk 14 12 1 8 6 4 meting 2 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 LPH 84 vs HOP - Lekkerkerk 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 29 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage F Meetwaarden vs Berekeningen Middelharnis 1............................................................................... Middelharnis 15 12 9 6 meting 3 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 3-12-5 4-12-5 5-12-5 6-12-5 7-12-5 8-12-5 9-12-5 LPH 84 vs HOP - Middelharnis 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 3 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage G Meetwaarden vs Berekeningen Middelharnis 2............................................................................... Middelharnis 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 meting 2 1 5-11-5 8-11-5 11-11-5 14-11-5 17-11-5 2-11-5 23-11-5 26-11-5 29-11-5 2-12-5 5-12-5 8-12-5 11-12-5 14-12-5 17-12-5 2-12-5 23-12-5 31 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage H Meetwaarden vs Berekeningen Papendrecht Brug............................................................................... Papendrecht Brug 25 2 15 1 meting 5 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 32 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage I Meetwaarden vs Berekeningen Spijkenisse............................................................................... Spijkenisse 15 14 13 12 11 1 9 8 7 6 5 4 meting 3 2 1 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 3-12-5 4-12-5 5-12-5 6-12-5 7-12-5 8-12-5 9-12-5 1-12-5 11-12-5 12-12-5 13-12-5 14-12-5 15-12-5 16-12-5 17-12-5 18-12-5 LPH 84 vs HOP - Spijkenisse 7 65 6 55 5 45 4 35 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 33 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage J Meetwaarden vs Berekeningen Zuidland............................................................................... Zuidland 12 11 1 9 8 7 6 5 4 3 meting 2 1 15-11-5 16-11-5 17-11-5 18-11-5 19-11-5 2-11-5 21-11-5 22-11-5 23-11-5 24-11-5 25-11-5 26-11-5 27-11-5 28-11-5 29-11-5 3-11-5 1-12-5 2-12-5 3-12-5 4-12-5 LPH 84 vs HOP - Zuidland 3 25 2 15 1 5 1-11-5 11-11-5 21-11-5 1-12-5 11-12-5 21-12-5 31-12-5 1-1-6 2-1-6 3-1-6 34 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding

Bijlage K Scheelhoek met LPH vs Koert met HOP Scheelhoek met LPH 84 - Koert met HOP 5 4 Scheelhoek LPH 84 Koert HOP 3 2 1 4-11-5 9-11-5 14-11-5 19-11-5 24-11-5 29-11-5 4-12-5 9-12-5 14-12-5 19-12-5 24-12-5 29-12-5 3-1-6 8-1-6 13-1-6 18-1-6 23-1-6 28-1-6 2-2-6 35 Achterwaartse Vezilting Rijn-Maasmonding