MOGELIJKHEDEN VOOR BOOMTEELT OP DE ZWARE GRONDEN IN FLEVOLAND door J. Koning.. \ 1978-9 1' Abw maart 11CT3 S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S M E D I N G H U I S L E L Y S T A D ' lzl~m
INHOUD 1. Inleiding 2. Enkele opmerkingen over de boomteelt in Opheusden e.0. 3. Homogeen zware gronden 4. Klei op veengronden 5. Klei op zandgronden 6. Lichte zavelgronden 7. Samenvatting en slotopmerkingen
I. Inleiding.... Nagegaan is welke mogelijkheden de gronden in Flevoland bieden voor 'de boomteelt. In eerste instantie is de mening gevraagd van de heren'~lke&de en Aendekerk van het Consulentschap voor de Tuinbouw te Boskoop. Volgens deze deskundigen bieden de zware gronden in Flevoland weinig mogelijkheden voor deze teelt. Als voornaamste bezwaren werden genoemd de hoge ph en het hoge lutumgehalte van de grond. De hoge'ph leidt tot een beperking van het assortiment, het hoge, lutumgehalte 'heeft tot gevolg dat deze gronden onder natte omstandigheden niet zijn te bewerken zonder de structuur te bederven. Beide deskundigen waren echter in hoofdzaak georignteerd 'op de Boskoopse teelten, die worden uitgeoefend op veen of humeuze zandgrond. In Opheusden en omgeving vindt boomteelt plaats op kleigrond. ~an~ezien het grootste deel van Flevoland eveneens uit kleigrond bestaat, werd het van belang geacht ook de mening te horen van deskundigen uit dit teeltgebied. Met de heren Ter Horst en Doesburg van het Consulentschap voor de Tuinbouw te Tie1 is begin maart een bezoek gebracht aan de polder, waarbij uiteraard de meeste aandacht is besteed aan de mogelijk-. heden van de homogeen zware gronden. Daarnaast zijn ook enkele andere profieltypen bekeken. In het vblgende wordt de rnening van deze dgskundigen weergegeve'n. Vooraf wordt een globaal overzicht gegeven over de whjze waarop de. boomteelt in de omgeving van Opheusden wordt uitgeoefend. 2. Enkele opmerkingen over de boomteelt in Opheusden e.0. In dit centrum worden hoofdzakelijk laanbomen geteeld. Het plantgoed wordt veelal aangekocht in de,provincie Groningen en in Zundert. Enten en oculeren vindt plaats op de bedrijven..v66r het planten wordt de grond met behulp van een spitfrees tot een diepte van 50 B 60 cm losgemahkt. Na het planten vindt geen grondbewerking meer plaats. Mechanische onkruidbestrijding is geheel vervangen door bespuiten op het tijdstip dat de bomen klaar zijn om verkocht te worden (een teelt kan vier jaren duren) worden ie losgereden met een speciaal hiervoor ontworpen apparaat gemonteerd op een trekker. Aflevering geschiedt op afroep. Ook worden de bomen we1 direct,na het losrijdenuit het veld gehaald en bij de bedrijfsgebouwen opgekuild. Het losrijden gebeurt.in de herfst; zoveel mogelijk onder droge omstandigheden. Per bedrijf worden meerdere boomsoorten geteeld, zodat een zekere vruchtwisseling kan worden toegepast. Het optreden vanbodemoeheid kan hiermede worden voorkomen. Sommige bedrijven huren voor 6En teelt 10s land op akkerbouwbedrijven in de omgeving: 3. Homogeen zware gronden De zware gronden in Flevoland bieden, naar de mening van genoemde deskundigen, zeer goede mogelijkheden voor de teelt van laanbomen. Uitgezonderd eik, lijsterbes en enkele varigteiten van esdoorn (boomsoorten die een lage ph vragen), kunnen alle soorten laanbornen worden geteeld. Voor de teelt van vruchtbomen en rozen leent de grond zich eveneens uitstekend. Het feit, dat deze zware gronden onder natte omstandigheden niet bewerkt of bereden kunnen worden zonder de structuur te bederven, werd niet als een groot bezwaar gevoeld. Het losrijden van de bomen geschiedt in de herfst met een betrekkelijk licht werktuig onder zo droog mogelijke omstandigheden. De jonge gronden in Flevoland kenmerken zich door het voorkomen van vrij grove structuurelementen in de lagen onder de bouwvoor, hetgeen
I minder gunstig is voor een goede wortelontwikkeling. Om die reden werd het gewenst geacht de grond v66r het inplanten tot een diepte van 50 5 60 cm te bewerken met een spitfrees. Hierbij dient we1 te worden opgemerkt, dat bij deze bewerking het s~heuren~atroon in de bovenste lagen in sterke mate wordt verstoord. Dit heeft een ongunstige invloed op de doorlatendheid van het profiel. In een droog voorjaar is, ter verkrijging van een goede aanslag van het jonge.plantgoed; beregenen nood-. zakelijk. Er dient derhalve voldoende water in de nabijheid aanwezig te zijn. ~ ande kwaliteit van het water worden dezelfde eisen gesteld,. als die welke gelden voor het beregenen van landb~uw~ewassen. Ten slotte werd nog opgemerkt, dat het stichten van boomteeltbedrijven. op dit bodemtype alleen tot succes kan leiden als vakbekwame mensen worden aangetrokken, dieervaring hebben met de teelt op kleigrond. 4. Klei op veengronden In de nabijheid van de brug bij Nijkerk komt een gebied voor waar een dunne kleilaag is afgezet op een veenpakket. Dit bodemtype leent zich voor dezelfde teelten-als de hiervoor besproken homogene kleigronden. Spitfrezen tot een diepte van 50 2 60 cm, waarbij ca. 20 cm veen door de.klei wordt gemengd, werd noodzakelijk geacht. Om sterke uitdroging van het vcen te voorkomen is een permanent waterpeil van ca. 65 cm - m.v. gewenst. Aangezien dit bodemtype voor de boomteeltniet meer mogelijkheden biedt dan.de homogene kleigronden, is het weinig zinvol dit. gebied, ook gezien de geringe oppervlakte ervan, nog verder in het on-., derzoek te betrekken. 5. Klei op zandgronden In sectie PZ komt over enige oppervlakte een gebied voor met een-du& kleilaag op pleistoceen zand of op verplaatst pleistoceenzand. Mengfre- Zen tot een diepte van ca. 50 cm, waarbij het zand uit de ondergrond door de klei wordt gemengd is noodzakelijk. De grond leent zich dan voor bosplantsoen en, mits de ph verlaagd kan worden tot 5.5, ook voor de teelt van coniferen. Het verlagen van de ph is, gezien het hoge kalkgehalte van het kleidek, een vrijwel onmogelijke zaak. Een deel van deze grond is bovendien droogtegevoelig, waardoor zeer hoge eisen aan de waterbeheersing worden gesteld. Het grootste deel van dit bodemtype heeft a1 een bestemming gekregen. De oppervlakte die overblijft voor een eventuele vestiging van boomteeltbedrijven is zo gering, dat dit bodemtype - ook gezien de geringe mogelijkheden van de grond voor deze teelt - verder beter buiten beschouwing kan worden gelaten. 6. Lichte zavelgronden Aan de noordzijde van Lelystad komt over enige oppervlakte lichte 'zavelgrond voor. Het bodemprofiel bestaat hier uit lichte zavel A, die naar beneden overgaat in zeer fijn kleihoudend zand A. Deze grond is, volgens de deskundigen uit Tiel, uitstekend geschikt voor de boomteelt. In principe kunnen vrijwel alle boomsoorten worden geteeld. Bij sommige teelten is de toevoeging van tuinturf of ander zuurwerkend materiaal noodzakelijk. Het verlagen van de ph zal, gezien het hoge kalkgehalte, echter we1 een zeer moeilijke, zoniet onmogelijke, zaak zijn. Waarschijnlijk zal hierdoor het assortiment dat op deze gronden geteeld kan worden wat minder uitgebreid zijn dan de deskundigen veronderstelden. Het toevoegen van tuinturf zal de slempgevoeligheid van deze gronden, van belang met het oog op beregenen, doen afnemen. Voor het kweken van planten die met een kluit worden afgeleverd, '
7. leent deze grond zich eveneens. Met het oog op de geringe doorlatendheid en de gelaagdheid van de ondergrond is een intensieve drainage en een diepe grondbewerking noodzakelijk. In deze nota is getracht de mening weer te geven van enkele boomteeltdeskundigen van het Consulentschap voor de Tuinbouw te Tie1 over de mogelijkheden voor de boomteelt op de homogeen zware gronden en enkele andere profieltypen in Flevoland. Behalve de zware gronden zijn namelijk ook de lichte zavelgronden ten noorden van Lelystad, een klei-opveengrond bij Nijkerk en een klei-op-zandgrond in de sectie PZ bekeken. De homogene kleigronden bieden volgens deze deskundigen goede mogelijkheden voor de boomteelt, mits het assortiment en de bedrijfsvoering zijn aangepast aan de grondsoort en vakbekwame mensen met ervaring op kleigrond worden aangetrokken. De lichte zavelgrond bij Lelystad biedt eveneens goede mogelijkheden voor deze teelt. De overige twee bodemtypen worden hier, gezien de zeer geringe oppervlakte ervan, buiten beschouwing gelaten. Ten slotte dient nog te worden opgemerkt, dat het bovenstaande de mening weergeeft van slechts een tweetal deskundigen. Deskundigen uit andere delen van ons land, zoals de heren Aendekerk en Alkemade uit Boskoop en ir. Hidding (Rijkstuinbouwconsulent voor bodemaangelegenheden) waren minder optimistisch over de mogelijkheden voor de boomkwekerij in ~levoland.* Voor een definitieve uitspraak over deze mogelijkheden is een voortzetting van het onderzoek noodzakelijk. Wellicht verdient het aanbeveling een proef met een aantal boomsoorten te nemen. Hierbij kan b.v. gedacht worden aan het voor 66n teelt verhuren van 10s land aan enkele tuinders. * Ir. Hidding. Mondelinge mededeling in een gesprek over de mogelijkheden voor tuinbouw in het Almere-gebied.
I Billage 2.2. Verband tussende optimale wegafstand (01 van de hoofdexploitatiewegd en de leefiijd (11 van een opstand