Immateriële vaste activa: De kwaliteit van verslaggeving volgens IFRS ten opzichte van Dutch GAAP

Vergelijkbare documenten
Bachelorthesis. Kwaliteit van verslaggeving van immateriële vaste activa onder IFRS ten opzichte van de oude wet en regelgeving in Nederland

(Voor de EER relevante tekst)

Externe verslaggeving

Financiële verslaggeving in beweging. Programma

: Commentaar op nieuwe concept EU-jaarrekeningrichtlijn

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

Publicatieblad van de Europese Unie L 95/9

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 mei 2006 tegemoet.

Open vragen 1. Wat zijn stakeholders van een onderneming?

Immateriële activa, goodwill en aandelenkoers na invoering van IFRS

Rubriek Verslaggeving en Verslaglegging. IFRS nog volop in beweging

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Inleiding Hoofdstuk 2 - Beschrijving regelgeving Hoofdstuk 3 - Onderzoek jaarrekeningen

1 Ontwerp-Richtlijn 120 Prijsgrondslagen, paragraaf 4

Sectie H: Materiële vaste activa in aanbouw

Externe verslaggeving Post Bachelor AA: Literatuur en stofomschrijving voor

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Proefexamen Financiële Rapportering en Analyse

Externe verslaggeving Post Bachelor AA: Literatuur en stofplanning voor

De rol van de waarde van vastgoed in crisistijd op de verslaggeving van vastgoed ondernemingen

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Examen AA. Financial Accounting 2 / EV2

Toelichting op minderheidsbelangen. Toezicht Financiële Verslaggeving

ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN

Examen EV AA 18 januari 2017 Uitwerking en puntenverdeling. Opgave 1 (33 punten)

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3

Bijlage bij opgave 3 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap jaarrekening 2013

IFRS voor niet-beursfondsen: een realistisch alternatief?

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i

De Veste Vermogensbeheer B.V. te Breda. Kamer van Koophandel Inschrijfnummer JAARREKENING 2017

(Voor de EER relevante tekst)

B o e k h o u d r e c h t

Schiphol Nederland BV Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn

Wij ontvingen uw brief van 25 augustus 2014 houdende een drietal wettelijke vorderingen tot het verstrekken van inlichtingen.

HUNTER DOUGLAS N.V., Piekstraat 2, 3071 EL Rotterdam Tel , Telefax

De waarde van immateriële activa na invoering van IFRS in 2005 in Nederland

Controleverklaringen. Nieuwe stijl, heldere taal

Schiphol Nederland B.V Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

Notitie software Mei 2007

4 Goodwill en overige immateriële vaste activa Het verloop van de goodwill en de overige immateriële vaste activa is opgenomen in de volgende tabel.

Beluga JAARRESULTATEN 2006

RJ-Uiting : Ontwerp-richtlijn C2 Microrechtspersonen

De Veste B.V. te Breda. Kamer van Koophandel Inschrijfnummer JAARREKENING 2018

(Voor de EER relevante tekst)

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V.

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

Goodwill Methodiek & Accounting Kwaliteit

- wordt vastgesteld welke activa en passiva in de balans moeten worden opgenomen. Het kan zijn dat

Financiële staten. a) IAS 1, Presentatie van de jaarrekening

Inhoud Noordhoff Uitgevers bv. Antwoorden hoofdstuk 1 2. Antwoorden hoofdstuk 2 3. Antwoorden hoofdstuk 3 4. Antwoorden hoofdstuk 4 5

Bijlage bij opgave 3 tentamen juni Jaarrekening 2012 Sligro Food Group NV

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

BALANS PER 31 DECEMBER 2016 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA

Triodos Custody bv JAARVERSLAG TlCustody

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Special nieuwe standaard van Joint Ventures

Externe Verslaggeving 2 proeftentamen nieuwe stijl - uitwerking

BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA MATERIËLE VASTE ACTIVA

Financieel Verslag Stichting 2109 Gevestigd te Son en Breugel

OMZET Nederland Duitsland

Jaarrekening Zeestad Beheer BV - Den Helder

Schiphol Nederland B.V Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

1 Toepasselijke IFRS normen 1. 2 Definities 2 3 Informatie die in de balans moet worden opgenomen 3 4 Onderscheid tussen vlottend en vast 4

Uitwerking examen Financial Accounting 2 dd 9 januari 2018 (na normeringsvergadering)

Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

D044554/01 BIJLAGE. Beleggingsentiteiten: toepassing van de uitzondering op de consolidatie. (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 12 en IAS 28)

IFRS en Immateriële Activa

Titel van het document Publicatiestukken 2018 onecentral B.V. Naam van de rechtspersoon onecentral B.V. Zetel van de rechtspersoon

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

RJ-Uiting : Richtlijn Microrechtspersonen

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker. Gelijkwaardigheid.

Geconsolideerde jaarrekening

FFEGBE Jaarverslaggeving -- Hoofdstuk 6. Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Hoofdstuk 6. Financiële vaste activa Vaste activa

Renpart Vastgoed Management B.V. PUBLICATIESTUKKEN 2007 RENPART VASTGOED MANAGEMENT B.V. TE DEN HAAG

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Is de waardering van immateriële activa op de balans veranderd door invoering van IFRS?

Ingetrokken voor 2013

NOTITIE GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM

Meer duidelijkheid over samenstellingsopdrachten met komst Standaard 4410

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2009 t/m 30 juni 2009

Participatieregelingen: beloning of investering?

TRIODOS CUSTODY BV Jaarverslag 2012

De Richtlijn is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari Eerdere toepassing van de Richtlijn wordt aanbevolen.

TRIODOS CUSTODY BV Jaarverslag 2013

VERSLAG (2016/C 449/29)

Bijdrage opruimingskosten in de jaarrekening

Toelichting op belangen in ondernemingen. Kwaliteit Accountantscontrole en Verslaggeving

IFRS CONVERSIE MEMO PINGUIN GROUP EERSTE TOEPASSING VAN DE INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

Eneco, verbinding en innovatie

Stichting Ankh Antwoordkerk Kruisnetlaan KD Hoogvliet Rotterdam. Jaarrekening 2014

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Jaarverslag Houdstermaatschappij Zuid-Holland B.V. (HZH) 2017

Ernst & Young. Assurance Tax Transactions Advisory.

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012

Transcriptie:

Bachelor Thesis Accounting Immateriële vaste activa: De kwaliteit van verslaggeving volgens IFRS ten opzichte van Dutch GAAP Docente: Dr. S. van der Meulen Naam: ANR: Marvin van Tilburg 961241 Datum: 14-06-2007

Immateriële vaste activa: De kwaliteit van verslaggeving volgens IFRS ten opzichte van Dutch GAAP Bachelor thesis van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, departement Accounting en Accountancy, Universiteit van Tilburg De student ANR : 961241 Naam : M.A.H. van Tilburg De docent Naam : Dr. S. van der Meulen De cursus Cursus : Bachelor Thesis Accounting Cursuscode : 300TAC De opleiding Opleiding : Premaster Accountancy en Management Control Collegejaar : 2006 / 2007 - I -

Voorwoord Als pre-master student van de opleiding Accountancy en Management Control van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg, heb ik deze bachelor thesis geschreven. Gedurende het eerste semester, in september 2006, van het pre-master jaar ben ik begonnen met het zoeken naar een onderwerp voor mijn bachelor thesis. Ik ben er toen reeds mee begonnen in verband met de cursus Academische Vaardigheden Accounting. Het onderzoeksvoorstel dat ik daarvoor diende te schrijven, zou gebruikt kunnen worden voor de bachelor thesis. Dit onderzoeksvoorstel was helaas niet uitvoerbaar, waardoor ik in januari 2007 op zoek ben gegaan naar een nieuw onderwerp. Het vak Intermediate Financial Accounting alsmede artikelen die ik heb gelezen, hebben mij gebracht tot het onderwerp van immateriële vaste activa en de manier van verslaggeving daar omtrent en het belang van deze post in de financiële verslaggeving. Uit interesse voor dit onderwerp, heb ik ervoor gekozen om hierover mijn bachelor thesis te schrijven. Gedurende het afgelopen semester heb ik me druk bezig gehouden met het schrijven van deze bachelor thesis. Graag wil ik bij deze een dankwoord richten aan mevrouw Van der Meulen van de Universiteit van Tilburg voor haar begeleiding bij het schrijven van mijn thesis gedurende deze afgelopen periode. Helmond, juni 2007 Marvin van Tilburg - II -

Inhoudsopgave Blz. Samenvatting 1 Hoofdstuk 1: Inleiding 2 Hoofdstuk 2: Literatuur overzicht 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Dutch Generally Accepted Accounting Principles 5 2.2.1 Titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek 5 2.2.2 Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 6 2.3 International Financial Reporting Standards 6 2.4 Dutch GAAP versus IFRS 7 2.4.1 Immateriële vaste activa 7 2.5 De vergelijking van standaardsystemen 9 2.6 De kwaliteit van verslaggeving omtrent immateriële vaste activa 11 Hoofdstuk 3: Onderzoeksvraag en hypothesen 14 3.1 Inleiding 14 3.2 De accountingstandaard 14 3.3 De kwaliteit van verslaggeving van immateriële vaste activa 15 Hoofdstuk 4: Onderzoeksmethode en dataverzameling 16 4.1 Inleiding 16 4.2 Onderzoeksopzet 16 4.3 Onderzoeksmethode 16 4.4 Dataverzameling 18 - III -

Hoofdstuk 5: Beperkingen en aanbevelingen 20 5.1 Inleiding 20 5.2 Beperkingen van het onderzoek 20 5.3 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 21 Referenties 22 - IV -

Samenvatting De post immateriële vaste activa wordt steeds belangrijker. Het is een indicator voor de waarde van de onderneming en de continuïteit (Stolowy et al. 2001; Withwell et al. 2007). Het kan inzicht geven in de mogelijke toekomstige opbrengsten van de onderneming. Het belang van deze post binnen de onderneming is de laatste jaren toegenomen, evenals verslaggeving naar buiten toe. Verslaggeving rondom deze post neemt dan ook toe, evenals de vraag naar kwalitatieve informatie. Dit heeft geleid tot de invoering van de International Financial Reporting Standards (IFRS) in 2005. Deze accountingregels moeten zorgen voor een betere verslaggeving (Daske & Gebhardt 2006; Deloitte 2006). In tegenstelling tot de lokale Nederlandse accountingregels (Dutch GAAP) zijn de vereisten van IFRS omtrent immateriële vaste activa strikter, maar hebben zij wel een ruimere begripstoepassing (Böhmer et al. 2005). Dit zorgt ervoor dat er meer mogelijkheden bestaan voor de erkenning van immateriële vaste activa door Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De strikte vereisten hebben met name betrekking op de afschrijving van immateriële vaste activa en de verstrekking van additionele informatie en toelichting omtrent immateriële vaste activa. De accountingregels schrijven voor dat ieder immaterieel vast actief afzonderlijk moet worden toegelicht (Böhmer et al. 2005; Ernst & Young 2006). Hierdoor ontstaat de verwachting dat de mate van disclosure omtrent immateriële vaste activa toeneemt na toepassing van IFRS in tegenstelling tot Dutch GAAP. Omdat bij toepassing van IFRS de mogelijkheid bestaat dat er meer immateriële vaste activa worden erkend en daarover ook meer informatie wordt verstrekt in de toelichting van de financiële verslaggeving, moet dit leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de informatie omtrent deze post. Dit is belangrijk, want de hoeveelheid immateriële vaste activa is moeilijk te waarderen voor externe belanghebbenden. De vraag is of informatie die onder toepassing van IFRS wordt verstrekt, ervoor zorgt dat deze informatie meer waarde relevant is. In het verleden is reeds vastgesteld dat immateriële vaste activa waarde relevant zijn (Ritter & Wells 2006), maar dat toepassing van IFRS kan leiden tot informatiecomplexiteit (Carlin et al. 2007; Gu & Wang 2007). Dit onderzoek gaat daarom in op de vraag of de verschillen tussen Dutch GAAP en IFRS, die ervoor hebben gezorgd dat meer immateriële vaste activa kunnen worden erkend en er meer informatie over wordt verstrekt, leidt tot een verbetering van de informatie. Hiervoor is een regressiemodel beschreven dat wordt gebruikt om de waarde relevantie vast te stellen voor de periode 2003 tot en met 2006. In 2008 zal het onderzoek worden uitgevoerd. - 1 -

Hoofdstuk 1: Inleiding In Europa is men al lang bezig om de jaarverslaggeving te harmoniseren, om zodoende transparantie te creëren binnen de verslaggeving en deze onderling beter vergelijkbaar te maken (Ashbaugh & Pincus 2001; Daske & Gebhardt 2006; Deloitte 2006). Om hiervoor te zorgen heeft men de International Financial Reporting Standards (IFRS) ontwikkeld. IFRS moet zorgen voor een kwaliteitsverbetering van financiële verslaggeving door ondernemingen. Accountingregels zijn namelijk belangrijke factoren voor de kwaliteit van financiële verslaggeving (Ding et al. 2007). IFRS dient ervoor te zorgen dat financiële informatie beter aansluit op de behoeften van belanghebbenden. Sinds 2005 moeten beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie hun geconsolideerde financiële verslagen opstellen volgens IFRS. De invoering van IFRS heeft ervoor gezorgd dat beursgenoteerde ondernemingen veranderingen door moeten voeren in hun financiële verslaggeving, omdat zij niet langer hun financiële verslagen op mogen stellen volgens de lokale accountingregels. Dit wordt veroorzaakt door verschillen tussen lokale accountingregels en IFRS. Hierbij kan het gaan om verschillen in grondslagen, presentatie en/ of toelichting. Het kan zijn dat de lokale regels strikter zijn of dat IFRS strikter is (Ernst & Young 2006). Het kan ook voorkomen dat zij strijdig zijn. Met name op het gebied van additionele informatie en toelichting is IFRS strikter dan de lokale accountingregels (Ashbaugh & Pincus 2001; Böhmer et al. 2005; Ernst & Young 2006). Een van de grootste verschillen tussen de lokale accountingregels en IFRS heeft betrekking op de post immateriële vaste activa. Sinds lange tijd zijn er grote verschillen in de behandeling van deze post, die de vergelijkbaarheid van de informatie serieus beperken (Stolowy & Jeny- Cazavan 2001). Daarentegen zijn immateriële vaste activa een toenemende belangrijke factor geworden in het economische leven en het succes van ondernemingsactiviteiten (Stolowy et al. 2001). Het is een indicator voor de voortgang/ continuïteit en de waarde van een onderneming (Stolowy et al. 2001; Withwell et al. 2007). Daarom is deze post belangrijk voor aandeelhouders en analisten. Analisten willen over kwalitatieve informatie beschikken; zeker op het gebied van de immateriële vaste activa. Het is belangrijk, want de hoeveelheid immateriële vaste activa is moeilijk te waarderen. Het activeren en toelichten van immateriële vaste activa kan derhalve belangrijke informatie zijn voor investeerders. Dit zou moeten inhouden dat immateriële vaste activa waarde relevant zijn (Ritter & Wells 2006). De onderzoeksvraag die in dit onderzoek aan bod zal komen, luidt derhalve als volgt: Is de verslaggevingskwaliteit van immateriële vaste activa onder IFRS toegenomen ten opzichte van Dutch GAAP? - 2 -

Met deze bachelor thesis wordt een bijdrage geleverd aan de academische literatuur, omdat door middel van deze thesis wordt aangegeven of IFRS zijn doel heeft bereikt op het gebied van kwaliteitsverbetering van financiële verslaggeving, waarbij specifiek wordt ingegaan op immateriële vaste activa. Er is reeds veel literatuur verschenen waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen lokale accountingregels en IAS/ IFRS. (o.a. Bean & Jarnagin 2001; Ding et al. 2007). Deze onderzoeken maken een vergelijking tussen een aantal lokale GAAP s en IAS/ IFRS. In dit onderzoek zal in worden gegaan op een vergelijking van Nederlandse accountingregels en IFRS. In het verleden zijn door de BIG-four accountantskantoren vergelijkingen gemaakt van deze twee standaardsystemen (Deloitte 2006; Ernst & Young 1 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006; KPMG 2 2002, 2006; PricewaterhouseCoopers 3 2004). De vergelijking wordt gemaakt voor een groot aantal onderdelen van de jaarrekening. Daarentegen zal dit onderzoek zich richten op immateriële vaste activa. In het verleden hebben Stolowy et al. (2001) en Stolowy en Jeny-Cazavan (2001) zich hier ook op gericht. De adoptie van IFRS moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De tot op heden verschenen literatuur geeft geen eenzijdig beeld over de verbetering van financiële verslaggeving na invoering van IFRS. Zo concluderen Barth et al (2005), Daske en Gebhardt (2006) dat de kwaliteit is verbeterd. Ashbaugh en Pincus (2001) concludeerden ook dat toepassing van internationale accountingregels zou leiden tot betere informatie. Ding et al. (2007) plaatsen echter kanttekeningen. Gesuggereerd wordt dat aanpassing van accountingregels alleen, zonder de daarmee samenhangende verbeteringen in kapitaalmarkt regelgeving/ ontwikkeling door te voeren, niet zal zorgen voor een verbetering van de kwaliteit van financiële verslaggeving (Ball 2001; Ball et al. 2003; Ding et al. 2007). De kwaliteit van de informatie kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Zo kan gekeken worden naar de accuraatheid van de analisten voorspellingen (Ashbaugh & Pincus 2001; Gu & Wang 2005; Matolcsy & Wyatt 2006; Withwell et al. 2007). Maar ook door te kijken naar de afstemming van de balanspost met de som van alle toegelichte allocaties per Cash Generating Unit (CGU) (Carlin et al. 2007). Een vaak toegepaste methode is het vaststellen van de waarde relevantie van accounting informatie. Een frequent gebruikt model is het model dat is ontwikkeld door Ohlson (1995). Dit model is de basis voor het model van Ritter en Wells (2006) die het gebruiken voor het vaststellen van de waarde relevantie van immateriële vaste activa. In overeenstemmingen met Ritter en Wells (2006) zal in dit onderzoek worden gekeken of na toepassing van IFRS de financiële verslagen omtrent immateriële vaste activa zijn verbeterd. 1 Bron: http://www.ey.nl 2 Bron: http://www.kpmg.nl 3 Bron: http://www.pwc.com - 3 -

Door middel van een literatuuronderzoek, waarbij zoveel mogelijk gebruik zal worden gemaakt van recentelijk verschenen literatuur, wordt nagegaan welke verbeteringen hebben plaatsgevonden na invoering van IFRS. Ten eerste zal hierbij gebruik worden gemaakt van literatuur die de vergelijking geeft tussen Nederlandse accounting regels en IFRS op het gebied van immateriële vaste activa, zoals die is opgesteld door accounting-professionals. Ook de literatuur met de vergelijking van verschillende lokale accountingregels en IFRS zal hierbij aan bod komen. Vervolgens zal worden ingegaan op de literatuur omtrent de kwaliteit van verslaggeving. Hierbij zullen drie methoden voor het vaststellen van de kwaliteit van financiële verslaggeving worden beschreven, maar er zal met name worden gekeken naar de literatuur omtrent waarde relevantie. De resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen zijn belangrijk voor de opstellers van accountingstandaarden alsmede de overige regelgevende instanties, de aandeelhouders en andere belanghebbenden bij de financiële verslaggeving. De resultaten gaan in op de vraag of een kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden rondom de post immateriële vaste activa na invoering van IFRS. Omdat kwaliteitsverbetering een beoogd doel is van IFRS, kunnen de resultaten aanleiding zijn om de accountingstandaard nogmaals te beoordelen en wellicht te verbeteren. Het vervolg van deze thesis is als volgt gestructureerd. Ten eerste zal een literatuuroverzicht worden gegeven van verslaggevingsstandaarden en verslaggevings-kwaliteit (hoofdstuk 2), waarbij zal worden ingegaan op immateriële vaste activa. Aan de hand van de beschreven literatuur zullen hypothesen worden geformuleerd (hoofdstuk 3). Met behulp van deze hypothesen zal een antwoord gevonden kunnen worden op de onderzoeksvraag van deze thesis. Vervolgens zal worden beschreven wat de onderzoeksmethode is om de hypothesen te testen (hoofdstuk 4), waarbij tevens zal worden ingegaan op de wijze van dataverzameling en waar de data verkrijgbaar is. Omdat het onderzoek pas in 2008 wordt uitgevoerd, kunnen nog geen resultaten worden beschreven van het onderzoek. Tot slot zullen daarom de beperkingen en aanbevelingen bij dit onderzoek worden beschreven (hoofdstuk 5). - 4 -

Hoofdstuk 2: Literatuur overzicht 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen eerst de accounting-standaarden rondom immateriële vaste activa in Nederland (paragraaf 2.2) en volgens IFRS (paragraaf 2.3) worden besproken. De standaardsystemen, Dutch GAAP en IFRS, zullen vervolgens met elkaar worden vergeleken (paragraaf 2.4). Vervolgens zal worden ingegaan op literatuur die is verschenen met betrekking tot verschillen tussen verschillende lokale GAAP s en IAS/ IFRS (paragraaf 2.5), waarna beschreven zal worden of deze verschillen met IFRS hebben geleid tot een kwaliteitsverbetering rondom de verslaggeving van immateriële vaste activa (paragraaf 2.6). 2.2 Dutch Generally Accepted Accounting Principles De Dutch Generally Accepted Accounting Principles (GAAP) zijn de Nederlandse algemeen gangbare accountingregels, die door ondernemingen moeten worden toegepast bij het opstellen van hun jaarrekening. Deze accountingregels worden gevormd door wetgeving uit Titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek, de jurisprudentie en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. 2.2.1 Titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek De eerste wetgeving was opgenomen in de Wet op de Jaarrekening van Ondernemingen. Nu is dit opgenomen in Titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek. In de wet wordt aangegeven dat de jaarrekening naar normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, inzicht moet geven (Art. 2:362 lid 1 BW). Omtrent immateriële vaste activa staat in Titel 9 beschreven welke onderdelen afzonderlijk dienen te worden opgenomen (art. 2:365 lid 1 BW): a. kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen; b. kosten van onderzoek en ontwikkeling; c. kosten van verwerving ter zake van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom; d. kosten van goodwill die van derden is verkregen; e. vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. In lid 2 van hetzelfde artikel wordt onder andere aangegeven dat indien de kosten van de onderdelen a. en b. uit lid 1 worden geactiveerd, deze ook moeten worden toegelicht. - 5 -

2.2.2 Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 4 Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zijn afkomstig van de Raad voor de Jaarverslaggeving, die zich als opvolger van het Tripartiete Overleg (TO) bezig houdt met het opstellen en publiceren van stellige uitspraken en aanbevelingen (de Richtlijnen), almede het geven van adviezen. De Richtlijnen geven invulling aan de maatschappelijk aanvaardbare normen, zoals die in Titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek artikel 2:362 lid 1 BW worden genoemd. De aanbeveling omtrent immateriële vaste activa is opgenomen in RJ 210: Immateriële vaste activa (Böhmer et al. 2005; Ernst & Young 2006). Immateriële vaste activa worden door RJ 210 omschreven als identificeerbare niet-monetaire activa zonder fysieke gedaante, gehouden voor gebruik in de productie of levering van goederen of diensten, voor verhuur aan derden of voor administratieve doeleinden. 2.3 International Financial Reporting Standards 5 De International Financial Reporting Standards (IFRS) zijn afkomstig van de International Accounting Standards Board (IASB), de opvolger van het International Accounting Standards Committee (IASC). De eerste internationale accountingregels waren de International Accounting Standards (IAS), die bij de invoering van IFRS niet zijn komen te vervallen, maar uitgebreid en aangevuld zijn met nieuwe IFRSs. De International Organization of Securities Commissions (IOSCO) heeft de beslissing genomen om IFRS verplicht te stellen. Middels Europese verordeningen is er zo voor gezorgd dat regelgeving vanuit de particuliere sector werd benoemd tot overheidsrichtlijnen waaraan alle Europese landen zich dienen te houden. De European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) van het IASB geeft adviezen over de implementatie van IFRS. De regelgeving omtrent immateriële vaste activa vanuit IFRS, is opgenomen in IAS 38: Intangible Assets (Böhmer et al. 2005; Ernst & Young 2006). In het belang van de verwerking van immateriële vaste activa heeft de IASC in 1998 IAS 38 uitgegeven. Deze standaard volgde op de Exposure Drafts E50 uit 1995 en E60 uit 1997. De standaard geeft voorstellen voor de erkenning (recognition), waardering (measurement), afschrijving (amortization) en toelichting (disclosure) van immateriële vaste activa (Stolowy et al. 2001). 4 Bron: http://www.rjnet.nl 5 Bron: http://www.iasb.org - 6 -

Immateriële vaste activa werden tot 1998 door IAS 38 op een gelijke manier omschreven als in RJ 210 6 (par. 7). In 2004 heeft het IASB echter een gewijzigde tekst gepubliceerd die de definitie heeft verkort, waardoor er als het ware een verruiming van het toepassingsgebied is opgetreden (Böhmer et al. 2005). 2.4 Dutch GAAP versus IFRS De verschillen tussen de Nederlandse accountingregels en IFRS voor immateriële vaste activa kunnen betrekking hebben op de erkenning, waardering, afschrijving of toelichting van deze post. Hier zullen de belangrijkste verschillen tussen deze twee standaardsystemen worden beschreven. Om een beeld te krijgen van de algemene verhoudingen in de verschillen tussen deze twee standaardregimes, is in tabel 1 weergegeven hoeveel verschillen en strijdigheden er zijn over de afgelopen jaren. Deze tabel is opgesteld door vakkundigen op het gebied van accounting, aan de hand van de vergelijking van de accountingregels uit Dutch GAAP en IFRS. Uit de tabel valt op te maken dat over het algemeen IFRS strikter is dan Dutch GAAP (zeker op het gebied van toelichting). Tevens is op te maken dat het aantal verschillen en strijdigheden over de afgelopen jaren is toegenomen. Tabel 1 Algemene verschillen op basis van de vergelijking tussen Dutch GAAP en IFRS Bron: Ernst & Young (2006) Strijdig IFRS strikter RJ strikter 2006 2005 2004 2003 2006 2005 2004 2003 2006 2005 2004 2003 Grondslagen 40 40 17 13 135 137 72 68 37 42 31 22 Presentatie 14 13 7 6 27 29 21 19 21 23 14 12 Toelichting 52 50 31 28 31 33 16 16 Totaal 54 53 24 19 214 216 124 115 89 98 61 50 2.4.1 Immateriële vaste activa Van de verschillen en strijdigheden tussen beide standaarden op het gebied van immateriële vaste activa is, vanuit de literatuur, een dergelijk overzicht als tabel 1 te maken. In tabel 2 staat een overzicht over de afgelopen 2 jaren met betrekking tot de vergelijking van Dutch GAAP met IFRS op het gebied van immateriële vaste activa. Uit de tabel valt op te maken dat IFRS nog strikter is geworden (grondslagen) en dat de strijdigheden ook zijn toegenomen. 6 De definities van IAS 38 en RJ 210 kwamen voorheen overeen, omdat men in de jaren 1998 tot en met 2003 in Nederland ervoor gezorgd heeft dat de eigen wet- en regelgeving aansloot bij de regelgeving volgens IFRS (KPMG 2006). - 7 -

Tabel 2 Verschillen bij immateriële vaste activa op basis van de vergelijking tussen Dutch GAAP en IFRS Eigen verwerking op basis van Ernst & Young (2006) Stijdig IFRS strikter RJ strikter 2006 2005 2006 2005 2006 2005 Grondslagen 3 2 6 3 3 4 Presentatie 1 1 1 1 Toelichting 4 4 Totaal 4 3 10 7 4 5 Definitie De verschillen tussen de beide standaarden voor immateriële vaste activa beginnen al bij de definitie van het begrip immateriële vaste activa. Om het verschil aan te duiden zijn beide definities van immateriële vaste activa (volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en volgens de International Accounting Standards/ International Financial Reporting Standards) opgenomen in tabel 3. In tabel 3 is duidelijk zichtbaar dat er volgens IAS 38 sprake is van een ruimer begrip, zoals Böhmer et al. 2005 beschrijven. Dit leidt ertoe dat er onder IFRS meer immateriële vaste activa kunnen worden geactiveerd. Tabel 3 De definities van immateriële vaste activa RJ 210 IAS 38 identificeerbare niet-monetaire activa zonder fysieke identificeerbare niet-monetaire activa zonder fysieke gedaante, gehouden voor gebruik in de productie of gedaante. levering van goederen of diensten, voor verhuur aan derden of voor administratieve doeleinden Grondslagen De eerste verschillen hebben betrekking op de levensduur en afschrijving van immateriële vaste activa. Volgens IFRS mag niet worden afgeschreven op immateriële vaste activa zonder bepaalbare levensduur, maar volgens Nederlandse accountingregels wel. Bij de bepaling van de levensduur zijn de Nederlandse regels strikter. Als het aankomt op de activering van immateriële vaste activa die zijn verworven bij een overname of kosten van onderzoek en ontwikkeling of kosten van emissie en oprichting is IFRS strikter. Vooral bij de laatste kosten, waarbij het volgens IFRS niet is toegestaan om deze te activeren. Eveneens bij de waardering van de post zijn beide grondslagen strijdig. Zo geven de Nederlandse accountingregels de mogelijkheid om actuele waarde in te vullen middels vervangingswaarde, bedrijfswaarde of opbrengstwaarde, terwijl IFRS reële waarde voorschrijft (Ernst & Young 2006). - 8 -

Presentatie Voor de presentatie van immateriële vaste activa geldt dat, volgens de Nederlandse accountingregels, deze moet worden gespecificeerd in overeenkomst met voorgeschreven categorieën. Dit wordt veroorzaakt doordat bij de toepassing van Dutch GAAP wettelijke voorschriften van kracht zijn voor de opmaak van de jaarrekening, het Besluit Modellen voor de Jaarrekening. Deze Algemene Maatregel van Bestuur inzake Modellen is toegevoegd aan Titel 9, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en schrijft voor op welke wijze de balansposten moeten worden gepresenteerd en de resultatenrekening moet zijn opgemaakt. IFRS heeft geen soortgelijke voorschriften, wat Dutch GAAP dus strikter maakt. Dit is op zich een opvallende constatering gezien het feit dat IFRS duidelijkere en meer kwalitatieve informatie zou moeten bewerkstelligen. Volgens IFRS wordt wel meer duidelijkheid verschaft doordat kort aangehouden immateriële vaste activa ( held for sale ) apart dienen te worden gepresenteerd onder de vlottende activa in plaats van bij de andere immateriële vaste activa die duurzaam in de onderneming aanwezig zijn (Ernst & Young 2006). Toelichting Bij de mate van disclosure komt naar voren dat IFRS meer informatie vereist dan de Nederlandse accountingregels. Volgens IFRS dient over ieder soort immaterieel actief informatie te worden verschaft. Daarnaast moet ieder immaterieel actief met een onbepaalde levensduur apart worden toegelicht. Ook immateriële vaste activa die kort worden aangehouden ( held for sale) moeten gedetailleerd worden toegelicht. Tot slot zijn er nog specifieke toelichtingseisen voor immateriële vaste activa die door middel van overheidsbijdragen zijn verkregen. In veel gevallen zijn hier volgens de Nederlandse accountingregels geen specifieke eisen of bepalingen voor, wat IFRS dus strikter maakt (Ernst & Young 2006). 2.5 De vergelijking van standaardsystemen In de literatuur die de afgelopen jaren is verschenen, worden al vergelijkingen gemaakt tussen lokale accountingregels en IAS/ IFRS (o.a. Bean & Jarnagin 2001; Ding et al. 2007). Recentelijk hebben Ding et al. (2007) onderzoek gedaan naar de bepalende factoren en effecten van verschillen tussen lokale accountingregels en IFRS. De basis van hun onderzoek ligt bij het onderzoek van Nobes (2001). Aan de hand van twee indices: absence, wat inhoudt dat accountingregels ontbreken in lokale standaarden ten opzichte van IFRS en divergence, wat inhoudt dat accountingregels tussen beiden verschillen, concluderen zij dat het absence -niveau lager is in landen met een ontwikkelde kapitaalmarkt en met een hogere eigendomsconcentratie. Op ontwikkelde markten is de eigendomsconcentratie vaak wijd verspreid, wat zorgt voor een grotere vraag naar kwalitatieve financiële informatie. De lokale accountingregels voor deze - 9 -

markten zijn dan ook vaak ver ontwikkeld. Het divergence -niveau is positief geassocieerd met de economische ontwikkeling en het belang van de accountingprofessie, maar wordt beperkt door het belang van de kapitaalmarkten. Dit wordt veroorzaakt doordat landen die zich ontwikkelen wellicht IFRS aannemen, maar slechts beperkt, of dat ze kiezen voor eigen vereenvoudigde regels. Deze conclusie is gebaseerd op een steekproef van 30 landen uit onder andere West-Europa, Azië en Noord-Amerika. Er is ook reeds literatuur verschenen die in gaat op de vergelijking van standaarden voor Nederlandse ondernemingen. Hier gaat het veelal om een algemene vergelijking van de accountingregels die door Dutch GAAP worden voorgeschreven en de accountingregels van IAS/ IFRS (Deloitte 2006; Ernst & Young 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006; KPMG 2002, 2006; PricewaterhouseCoopers 2004). Uit de vergelijking komt naar voren dat er de laatste jaren meer verschillen tussen Dutch GAAP en IFRS zijn bijgekomen (Ernst & Young 2006; KPMG 2006). Met name op het gebied van toelichting zijn veel verschillen. Tot op heden is er maar beperkt literatuur verschenen die een specifieke vergelijking maakt van de Nederlandse accountingregels en IFRS omtrent immateriële vaste activa. Er zijn wel onderzoeken verricht die ingaan op bepaalde onderdelen van immateriële vaste activa en daarvoor een vergelijking maken tussen verschillende lokale GAAP s (Stolowy et al. 2001; Stolowy & Jeny-Cazavan 2001). Stolowy en Jeny-Cazavan (2001) gaan in op R&D-kosten, Goodwill en overige immateriële vaste activa. Zij geven 21 nationale accountingstandaarden, uit Europa, Noord-Amerika en Australië en 2 internationale accountingstandaarden voor de verwerking van immateriële vaste activa in de financiële verslaggeving. De internationale accountingstandaarden zijn die van het IASC en van de Europese Unie gebaseerd op de vierde en zevende richtlijn. Stolowy et al. (2001) onderzoeken de verschillen van IAS ten opzichte van Frankrijk en Duitsland en zij gaan specifiek in op merken. Hierbij wordt gekeken naar de accountingregels, principes en gebruik door ondernemingen. In hun onderzoek kijken zij ook naar de karakteristieken van accountinginformatie; relevantie en betrouwbaarheid. Zij komen tot de conclusie dat de IASB voorrang geeft aan het betrouwbaarheidsaspect. Zowel uit het onderzoek van Stolowy & Jeny-Cazavan (2001) als van Stolowy et al. (2001) blijkt dat er geen gemeenschappelijk raamwerk bestaat voor de verwerking van immateriële vaste activa. In elk land zijn er verschillen op het gebied van de definitie en de verwerking van immateriële vaste activa. Dit staat internationale harmonisatie van verslaggeving in de weg (Stolowy & Jeny-Cazavan 2001). - 10 -

2.6 De kwaliteit van verslaggeving omtrent immateriële vaste activa Het beoogde doel van het verbeteren van de kwaliteit van verslaggeving is afkomstig van de stijgende vraag naar kwalitatieve informatie door belanghebbenden. Vooral de vraag naar informatie omtrent immateriële vaste activa stijgt, omdat blijkt dat immateriële vaste activa een belangrijke generator zijn voor ondernemingswaarde (Chan et al. 2001; Lev en Sougiannis 1996; Sougiannis 1994; Stolowy et al. 2001; Withwell et al. 2007). Wat blijkt is dat immateriële vaste activa waarde relevant ( value relevant ) zijn (Ritter en Wells 2006). In recent onderzoek is ook reeds aangetoond dat een verandering van accountingregels omtrent immateriële vaste acitva in de Verenigde Staten, SFAS 142, heeft geleid tot betere informatie (Gara 2007). Om de kwaliteit van verslaggeving na verandering van accountingsysteem te meten, zijn in de tot op heden verschenen literatuur verschillende methoden gebruikt. Dit onderzoek beperkt zich tot een beschrijving van drie proxies voor het meten van kwaliteit, zoals die in recentelijk onderzoek zijn toegepast. De eerste proxy is de accuraatheid van analistenvoorspellingen, de tweede proxy is het model van Carlin et al. (2007) en de derde proxy is de waarde relevantie van accounting informatie volgens het model van Ohlson (1995), aangepast door Ritter en Wells (2006). De accuraatheid van analistenvoorspellingen Withwell (2007) heeft door middel van een enquête vastgesteld dat analisten voor de invoering zijn van gereguleerde en verplichte waardering van immateriële vaste activa. Normaliter is de hoeveelheid immateriële vaste activa moeilijk te waarderen, maar wanneer er striktere accountingregels zijn, zou dit ervoor kunnen zorgen dat analistenvoorspellingen nauwkeuriger worden naar mate er meer immateriële vaste activa worden erkend en worden toegelicht. (Matolcsy & Wyatt 2006; Withwell et al. 2007). Om de kwaliteit van de informatie omtrent immateriële vaste activa te testen kan gebruik worden gemaakt van een model dat de accuraatheid van de analistenvoorspellingen na toepassing van IFRS voor immateriële vaste activa in beschouwing neemt. AFE it+1 = α0 + α 1 RD it + α 2 AD it + α 3 BI it + α 4 STDE it + α 5 LOSS it + α 6 MV it + α 7 COV it + u it Waar: AFE it+1 = Analisten voorspellingsfout voor jaar t + 1, gedefinieerd als het absolute verschil tussen de werkelijke toekomstige earnings per share van jaar t + 1 (AEPS it+1 ) and de mediaan analistenvoorspelling van de earnings per share voor dat jaar (AFE it+1 ), uitgegeven zes maanden na het einde van het fiscale jaar t.; - 11 -

RD AD BI STDE LOSS MV COV = R&D uitgaven; = Adverteringsuitgaven; = Immateriële vaste activa erkend op de balans van de onderneming; = Standaarddeviatie van de return on equity berekend over voorgaande jaren; = Dummy variabele voor ondernemingen die een negatieve net income rapporteren voor buitengewone activiteiten; = Ondernemingsgrootte (firm size); = Analistendekking. Gu en Wang (2005) tonen met dit model aan dat fouten in analistenvoorspellingen toenemen met de diversiteit van de immateriële vaste activa. Dit probleem wordt gemitigeerd wanneer er sprake is van regelgeving die de transparantie van het innovatieve proces van een onderneming verhoogd en voorschrijft hoe moet worden gewaardeerd. Carlin et al. (2007) Om de kwaliteit van de disclosures omtrent immateriële vaste activa vast te stellen gebruiken zij als maatstaf, de mate waarin het mogelijk is om het totaal van de Goodwill af te stemmen met de som van alle toegelichte goodwill allocaties per Cash Generating Unit (CGU) 7. Naar mate dit minder mogelijk is, wordt de kwaliteit lager beschouwd. Uit het onderzoek van Carlin et al. (2007) onder de 50 grootste Australische beursgenoteerde ondernemingen blijkt dat IFRS leidt tot meer complexiteit. Dit komt overeen met de conclusie van Gu en Wang (2005). Dit leidt er in de praktijk toe dat de transparantie niet wordt bevorderd. Dit wordt veroorzaakt doordat bedrijven zich minimaal houden aan de regels van IFRS, waardoor volledige disclosure uitblijft (Carlin et al. 2007). Waarde relevantie van accounting informatie De kwaliteit van de informatie omtrent immateriële vaste activa kan ook worden vastgesteld door toepassing van een model dat kijkt naar de waarde relevantie van de informatie. M it = α0 + α 1 NTA it + α 2 IIA it + α 3 GW it + α 4 OPAT it + ε it 7 Cash Generating Units zijn de onderdelen van een onderneming die waarde/ kasstromen creëren voor de onderneming. - 12 -

Waar: M it = Marktwaarde van equity per share van onderneming i drie maanden na boekjaar t; NTA it = Netto vaste activa (exclusief immateriële vaste activa) per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; IIA it = Identificeerbare immateriële vaste activa per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; GW it = Goodwill per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; OPAT it = Operating profit after tax per share van onderneming i aan het einde van boekjaar t. Hiermee wordt in dit model de boekwaarde van equity onderverdeelt in drie aparte delen, namelijk netto vaste activa, identificeerbare immateriële vaste activa en goodwill. Dit model is afgeleid van het model dat is ontwikkeld door Ohlson (1995) waarin de waarde van de equity van een onderneming kan worden uitgedrukt in een functie van de earnings en de boekwaarde. Hiermee vormt dit model het equivalent van het discounted dividends model. In latere studies naar de waarde relevantie van informatie is dit model vaak toegepast (Barth et al. 2001), onder andere door Collins et al. (1997), Ohlson (1999; 2000), Kallapur en Kwan (2004) en Ritter en Wells (2006). Ritter en Wells (2006) tonen middels dit model, in hun onderzoek onder de grootste Australische ondernemingen voor de periode 1979 tot en met 1997, aan dat de disclosures rondom immateriële vaste activa waarde relevant zijn - 13 -

Hoofdstuk 3: Onderzoeksvraag en hypothesen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen, aan de hand van de besproken literatuur uit hoofdstuk 2, hypothesen worden opgesteld. Met behulp van deze hypothesen wordt de centrale onderzoeksvraag; Is de verslaggevingskwaliteit van immateriële vaste activa onder IFRS toegenomen ten opzichte van Dutch GAAP?, van dit onderzoek concreter gemaakt. Ten eerste zullen hypothesen worden opgesteld die zich richten op de verschillen tussen lokale accountingstandaarden en IFRS op het gebied van immateriële vaste activa (paragraaf 3.2). Daarna zal een hypothese worden beschreven die zich richt op de kwaliteit van verslaggeving rondom immateriële vaste activa en de verbetering van deze verslaggeving na invoering van IFRS (paragraaf 3.3). 3.2 De accountingstandaard Zoals blijkt uit de vergelijking van Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 210 en International Accounting Standard 38, uit tabel 3, paragraaf 2.4.1 is er een verschil tussen de definities van immateriële vaste activa volgens de lokale Nederlandse accountingregels en IFRS. Hierbij wordt de definitie volgens IFRS beschouwd als een ruimer begrip (Böhmer et al. 2005). Dit zou kunnen betekenen dat onder IFRS meer immateriële vaste activa zullen worden erkend. De eerste hypothese luidt derhalve als volgt: H1: De erkenning van immateriële vaste activa is positief gerelateerd aan de toepassing van IFRS. Het doel van IFRS is met name de verbetering van de verslaggeving. Dit komt doordat er sprake is van een stijgende vraag naar kwalitatieve informatie door belanghebbenden. Vooral de vraag naar informatie omtrent immateriële vaste activa stijgt, want de hoeveelheid immateriële vaste activa is moeilijk te waarderen door externen. Het activeren en toelichten van immateriële vaste activa kan derhalve belangrijke informatie zijn voor belanghebbenden. Dit heeft ertoe geleid dat men onder IFRS een andere presentatie van immateriële vaste activa is vereist ten opzichte van de Nederlandse accountingregels. Maar het is vooral de veeleisendere en striktere toelichtingseisen voor immateriële vaste activa onder IFRS ten opzichte van de lokale Nederlandse accountingregels (Dutch GAAP) (Ernst & Young, 2006; KPMG 2006) die moeten zorgen voor meer en betere informatie. De tweede hypothese luidt derhalve als volgt: H2: De mate van disclosure van immateriële vaste activa is positief gerelateerd aan de toepassing van IFRS. - 14 -

3.3 De kwaliteit van verslaggeving van immateriële vaste activa Sinds invoering van internationale accountingregels IAS/ IFRS is er reeds onderzoek gedaan naar de verbetering van de kwaliteit van financiële verslaggeving als gevolg van deze accountingregels (Ashbaugh & Pincus 2001; Ball 2001; Ball et al. 2003; Barth 2005; Daske & Gebhardt 2006, Ding et al. 2007). Deze onderzoeken geven echter geen eenduidig beeld of de kwaliteit van de financiële verslaggeving is verbeterd. Ook wanneer specifiek wordt gekeken naar de verslaggeving omtrent immateriële vaste activa geven de onderzoeken naar de kwaliteitsverbetering als gevolg van de invoering van IFRS geen eenduidig beeld. Zo wordt gesuggereerd dat toepassing van IFRS zou leiden tot meer informatiecomplexiteit, wat de transparantie van de informatie niet bevordert (Carlin et al. 2007; Gu & Wang 2005). Echter, er wordt ook gesuggereerd dat de informatie juist wel waarde relevant is (Ritter & Wells 2006). Ook bij onderzoeken naar de veranderingen omtrent accountingregels voor immateriële vaste activa in de Verenigde Staten heeft men aangetoond dat SFAS 142 zou leiden tot een betere kwaliteit van de verslaggeving (Gara 2007). Wat blijkt, is dat het niet vanzelfsprekend is dat IFRS leidt tot een verbetering van de kwaliteit van verslaggeving omtrent immateriële vaste activa. Daarnaast zijn de voorgaande onderzoeken niet gericht op situatie in Nederland. Derhalve luidt de derde hypothese als volgt: H3: De toepassing van IFRS voor immateriële vaste activa moet leiden tot meer waarde relevante accountinginformatie. - 15 -

Hoofdstuk 4: Onderzoeksmethode en dataverzameling 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van het onderzoek dat uitgevoerd zal worden om een antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag en bijbehorende hypothesen. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van de onderzoeksopzet. Hierbij zal worden aangegeven wanneer het onderzoek zal worden uitgevoerd en wat voor steekproef daarbij gebruikt zal worden (paragraaf 4.2). Daarna zal de onderzoeksmethode worden toegelicht (paragraaf 4.3). Vervolgens zal worden beschreven op welke manier de informatie die nodig is, zal worden verzameld (paragraaf 4.4). 4.2 Onderzoeksopzet Het onderzoek zal worden uitgevoerd in 2008. In dat jaar zal meer informatie beschikbaar zijn over de effecten van de invoering van IFRS. In dat jaar zullen de jaarrekeninggegevens beschikbaar zijn van de boekjaren 2005 en 2006. Om een volledig beeld te krijgen van de kwaliteit van verslaggeving zal in dit onderzoek gekeken worden naar de periode 2003 tot en met 2006. Dit houdt in dat er zal worden gekeken naar twee jaren voor de verplichte invoering van IFRS en twee jaren na de invoering van IFRS. Omdat het in dit onderzoek gaat om een vergelijking van lokale accountingregels en IFRS en de toepassing daarvan in Nederland, zal de steekproef betrekking hebben op Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (omdat dit de ondernemingen zijn die vanaf boekjaar 2005 verplicht zijn om hun financiële verslagen op te stellen volgens IFRS). Gezien de grootte van de Nederlandse markt zal niet specifiek ingegaan worden op een bepaalde branche. Omdat het onderzoek zich richt op immateriële vaste activa van de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen, zullen in dit onderzoek immateriële vaste activa in acht worden genomen, waarbij het gaat om de identificeerbare immateriële vaste activa en goodwill. Dit is in overeenstemming met het model van Ritter en Wells (2006). 4.3 Onderzoeksmethode Het empirisch onderzoek naar de financiële verslaggeving omtrent immateriële vaste activa en de kwaliteit daarvan, zal als volgt worden uitgevoerd. De mate van erkenning evenals de mate van disclosure van immateriële vaste activa wordt door middel van beschikbare jaarrekeninggegevens van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen voor de jaren 2003 tot en met 2006 vastgesteld. De erkenning van immateriële vaste activa wordt vastgesteld aan de hand van het verloop van de post immateriële vaste activa. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de toelichting op de - 16 -

balans, waarbij wordt gekeken naar de beginstand, de afschrijvingen over het boekjaar, de nieuw aangekochte of verworven immateriële vaste activa en de eindstand. Dit leidt tot het volgende model (ook wel bekend als de BETA-formule): Beginstand IMVA t = Eindstand IMVA t + Toevoegingen t Afname t Waar: Beginstand IMVA t = Bedrag aan immateriële vaste activa vermeld op de balans van boekjaar t-1, ofwel beginstand van boekjaar t; Eindstand IMVA t = Bedrag aan immateriële vaste activa vermeld op de balans van boekjaar t; Toevoegingen = Nieuw aangekochte of (zelf) verworven immateriële vaste activa in boekjaar t; Afname = Afschrijvingen op immateriële vaste activa in boekjaar t. De aandacht gaat hierbij uit naar de toevoegingen aan immateriële vaste activa. Om vast te stellen of de invoering van IFRS heeft geleid tot erkenning van meer immateriële vaste activa, wordt voor ieder boekjaar de procentuele toename vastgesteld. Deze worden vervolgens voor de jaren 2003 tot en met 2006 met elkaar vergeleken, waarbij wordt verwacht dat de procentuele toename in de jaren 2005 en 2006 groter zal zijn dan voor de jaren 2003 en 2004. De mate van disclosure over de verschillende jaren wordt vastgesteld door middel van het tellen van de woorden in de toelichting op de post immateriële vaste activa. Het aantal woorden dat wordt gebruikt in de toelichting op de balans voor de post immateriële vaste activa wordt vervolgens met elkaar vergeleken. Hieruit moet duidelijk worden of na de toepassing van IFRS de mate van disclosure is toegenomen. De kwaliteit van de financiële verslaggeving omtrent immateriële vaste activa wordt gemeten door middel van het vaststellen van de waarde relevantie van de informatie rondom immateriële vaste activa. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het regressiemodel zoals dat is toegepast door Ritter en Wells (2006). Dit model is ontwikkeld door Ohlson (1995) en het is een vaak toegepast model voor het vaststellen van waarde relevantie (Barth et al. 2001), onder andere door Collins et al. (1997), Ohlson (1999; 2000), Kallapur en Kwan (2004). Deze onderzoeken gaan echter niet specifiek in op immateriële vaste activa. Ritter en Wells (2006) hebben het model wel specifiek toegespitst op immateriële vaste activa. De waarde relevantie van de informatie omtrent immateriële vaste activa wordt derhalve middels de volgende regressie analyse vastgesteld: - 17 -

M it = α0 + α 1 NTA it + α 2 IIA it + α 3 GW it + α 4 OPAT it + ε it Waar: M it = Marktwaarde van equity per share van onderneming i drie maanden na boekjaar t; NTA it = Netto vaste activa (exclusief immateriële vaste activa) per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; IIA it = Identificeerbare immateriële vaste activa per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; GW it = Goodwill per aandeel (share) van onderneming i aan het einde van boekjaar t; OPAT it = Operating profit after tax per share van onderneming i aan het einde van boekjaar t. Aan de hand van de regressie analyse zal vervolgens kunnen worden vastgesteld of de informatie omtrent immateriële vaste activa meer waarde relevant is geworden na de toepassing van IFRS. 4.4 Dataverzameling Voor de uitvoering van het onderzoek wordt gebruik gemaakt van databases. De databases die voor dit onderzoek geraadpleegd worden zijn: Review and Analysis of Companies in Holland (REACH) en Worldscope, Annual Reports en Datastream. REACH wordt gebruikt omdat in deze database de jaarrekeninggegevens kunnen worden opgezocht voor Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Aan de hand van selectiecriteria worden ondernemingen opgevraagd waarvan de jaarrekeninggegevens en gegevens omtrent immateriële vaste activa beschikbaar zijn voor de jaren 2003 tot en met 2006. Omdat in REACH niet kan worden geselecteerd op basis van toegepaste accountingsystemen, wordt gebruik gemaakt van Worldscope. De geselecteerde ondernemingen uit REACH zullen daarbij gefilterd worden op toepassing van Nederlandse accountingstandaarden voor de jaren 2003 en 2004 en IFRS voor de jaren 2005 en 2006. Ondernemingen die andere accountingsystemen hanteren zullen uit de steekproef worden verwijderd. Annual Reports wordt gebruikt om de jaarverslagen op te vragen van de geselecteerde ondernemingen. Deze jaarverslagen zijn de digitale versies van de hardcopy verslagen. Hieruit kan de toelichting op de post immateriële vaste activa worden afgelezen en kan de relevante informatie worden verzameld. Dit betreft de toelichting op de post immateriële vaste activa en het verloop van deze balanspost alsmede alle daarbij behorende bedragen. Zo kan worden - 18 -

bepaald hoe de post immateriële vaste activa is opgebouwd en wat het verloop van de post is per boekjaar. Tevens wordt de balans gebruikt voor de bepaling van de equity en de resultatenrekening voor de operating profit after tax. Hiermee kan een antwoord worden gevonden op de vraag uit hypothese 1. Vervolgens kan door middel van het tellen van de woorden in de toelichting op de post immateriële vaste activa een antwoord worden gevonden op hypothese 2. Datastream wordt gebruikt omdat in deze database gegevens beschikbaar zijn omtrent returns / aandelenprijzen van ondernemingen. Met de uitkomsten van alle databases wordt een definitieve steekproef gevormd. Deze steekproef bevat dan de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen waarvan alle benodigde jaarrekeninggegevens omtrent immateriële vaste activa en de aandelenprijzen beschikbaar zijn over de jaren 2003 tot en met 2006. - 19 -

Hoofdstuk 5: Beperkingen en aanbevelingen 5.1 Inleiding Omdat het onderzoek in 2008 zal worden uitgevoerd, zijn er tot op heden nog geen resultaten van empirisch onderzoek die kunnen worden gepresenteerd. Dit hoofdstuk geeft derhalve een beschrijving van de punten die bij dit onderzoek buiten beschouwing zijn gelaten en van de punten die op basis van dit onderzoek een aanleiding kunnen vormen voor aanvullend of toekomstig onderzoek. Ten eerste worden de beperkingen beschreven (paragraaf 6.2) en vervolgens worden aanbevelingen gegeven voor onderzoeken die in de toekomst uitgevoerd kunnen worden (paragraaf 6.3). 5.2 Beperkingen van het onderzoek Het onderzoek naar de verbetering van de kwaliteit van financiële verslaggeving omtrent immateriële vaste activa is beperkt. Het onderzoek richt zich op de periode 2003 tot en met 2006, waarbij dus twee jaren voor de verplichte invoering van IFRS in acht worden genomen en twee jaren na de invoering van IFRS. Hiermee wordt vrijwillige toepassing van IFRS dus buiten beschouwing gelaten. Een ander aspect wat in deze periode een rol speelt is dat dit de eerste jaren betreft van de toepassing van IFRS; 2005 en 2006. Hierbij kan sprake zijn van een gewenningsfase. Ondernemingen moeten wennen aan de toepassing van een nieuw standaardsysteem. In dit onderzoek zijn alleen de belangrijkste verschillen op het gebied van immateriële vaste activa tussen beide standaardsystemen (Dutch GAAP en IFRS) beschreven. Een uitgebreide beschrijving van alle verschillen is reeds in eerder verschenen literatuur gegeven, waardoor hierbij alleen de belangrijkste/ grootste verschillen zijn weergegeven en dan ook specifiek voor immateriële vaste activa.. Daarbij is hier alleen een vergelijking gegeven tussen Dutch GAAP en IFRS, waardoor dit onderzoek slechts een beeld geeft van Nederland. In dit onderzoek wordt de toename van de post immateriële vaste activa vastgesteld aan de hand van de bedragen vermeld in de toelichting op de balans. Hierbij wordt specifiek ingegaan op identificeerbare immateriële vaste activa en goodwill. Voor de mate van disclosure omtrent immateriële vaste activa wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de methode van woorden tellen. Om de kwaliteit te meten wordt ingegaan op de waarde relevantie van de informatie, hiermee worden de overige methoden voor het meten van de kwaliteit die zijn beschreven, zoals de accuraatheid van analisten voorspellingen en het model van Carlin et al. (2007), niet toegepast. - 20 -

5.3 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek Gezien de beperkingen die bij dit onderzoek in acht zijn genomen, kan in de toekomst verder onderzoek worden gedaan naar de verslaggeving omtrent immateriële vaste activa. Toekomstig onderzoek kan een langere periode in beschouwing nemen, waarbij ook wordt gekeken naar vrijwillige toepassing van IFRS en de effecten daarvan op de kwaliteit van verslaggeving omtrent immateriële vaste activa. Daarbij kan ook gekeken worden naar het effect op de informatie wanneer ondernemingen het standaardsysteem IFRS langer toepassen en de gewenningsfase voorbij zijn. Daarnaast kan toekomstig onderzoek zich richten op andere landen of dit onderzoek uitbreiden met andere landen. Bekend is dat landen als Duitsland en Frankrijk veel verschillen hebben met hun lokale accountingregels en IFRS. Tevens verschillen zij veel van elkaar en ook ten opzichte van Nederland. Onderzoek kan uitwijzen of IFRS in andere landen heeft gezorgd voor een verbetering van de kwaliteit van financiële verslaggeving omtrent immateriële vaste activa. In vervolg onderzoek kan men de selectie van de steekproef ook baseren op immateriële vaste activa, in plaats van op land. Hierdoor is een vergelijking mogelijk van meerdere landen en kan een groter aandeel van immateriële vaste activa in beschouwing worden genomen. In tegenstelling tot dit onderzoek kan in de toekomst ook worden gekeken of de andere methoden voor het meten van de kwaliteit van financiële verslaggeving, zoals de accuraatheid van de analistenvoorspellingen of het model van Carlin et al. (2007), kunnen worden gebruikt. - 21 -