Het voorliggend dossier maakt deel uit van het thematisch pakket wederopbouwkerken en dorpsomgevingen in Diksmuide (West-Vlaanderen).

Vergelijkbare documenten
.Omschrijving: Copyright: agentschap Onroerend Erfgoed, uitgezonderd geopunt.be op pagina 2 Raskin B., pagina 3, Algemeen Rijksarchief pagina 9

Omschrijving: Ensemble van de Sint-Veerlekerk, de pastorie en de gedenkkapel, en het Sint-Veerleplein, Sint-Veerleplein/Oostkerkestraat

1. De evolutie van Stuivekenskerke: historische kaarten en oude foto's of prentkaarten

Korte geschiedenis van de parochie

Omschrijving: Ensemble van de Sint-Veerlekerk, de pastorie en de gedenkkapel, en het Sint-Veerleplein, Sint.-Ve"erleplein/Oostkerkestraat

Omschrijving : Copyright: agentschap Onroerend Erfgoed, uitgezonderd geopunt.be op pagina 2 Raski n B., pagina 3, Algemeen Rij ksarchief pagina 9

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Beschermingsdossier: het ensemble van de Sint-Veerlekerk, de voormalige pastorie en de gedenkkapel monument Sint-Veerleplein - dorpsgezicht

Dag van de Trage Wegen Route 2 - Limburgs landschap Tösch route - 13 Km

Relicten te Doel en Kieldrecht opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed

Dag van het Kasteel 2012

Redengevende omschrijving

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto :

Kerken. 1. Sint-Laureins. Sint-Laurentiuskerk

B1 Hoofddorp pagina 1

NOTULEN ADVIESRAAD DORPSBEELD LOVENDEGEM. Datum: 9 april 2014 Plaats: trouwzaal, Kerkstraat 45 te Lovendegem Begin: 20:05 uur Einde: 20:50 uur

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Heilig Hart Kerk en Kapucijnen klooster te Langeweg. Kloosterlaan 6; 8; 10

Over de kerk van Marum

Rondrit naar Groede km

GENTSE PAROCHIEKERKEN ANALYSE & WAARDEBEPALING

Beschermingsdossier: het ensemble van de Sint-Jacobskerk, het kerkhof, de voormalige pastorie met tuin en het voormalig schooltje monument

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel :

Bennebroekerlaan 10. Bouwjaar : Circa 1890 Architect : : Neorenaissance-trant met invloed van de Chaletstijl Oorspronkelijke functie : Woonhuis

Vlaamse Regering ::J..~

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

GENTSE PAROCHIEKERKEN ANALYSE & WAARDEBEPALING

1. Kaart Graaf de Ferraris ( )

Lage Duin en Daalseweg 31

Vlaamse overheid :Yl~

El CI landschapsatlas

SPOREN VAN HET OORLOGSVERLEDEN

Vallis ❿ 61. Prachtige gebouwen en panorama's

Y101 ~~' _. Vlaamse Regering

Sparrenlaan 9 (uitbreiding bestaande beschrijving)

Iepenlaan bij 1. Oorspronkelijke functie : Toegangskolommen. Datum foto :

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets)

Kapellekes in Meensel-Kiezegem : Het kapelletje van Spikdoorn.

Omschrijving: Hoogstamboomgaarden met fruittelersbedrijf, Sint-Genovevaplein 1

Gemeente OOSTDUINKERKE Parochiekerk Sint-Niklaas

Architect: gebroeders van der Laan. (Hans van der Laan en Nico van der Laan)

MINISTERIEEL BESLUIT HOUDENDE VASTSTELLING VAN EEN ONTWERP VAN LIJST VAN VOOR BESCHERMING VATBARE MONUMENTEN, STADS- EN DORPSGEZICHTEN

MINISTERIEEL BESLUIT HOUDENDE BESCHERMING ALS MONUMENT, STADS- OF DORPSGEZICHT

ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING OIRSCHOT

ObJectnummer: 4.01/13040/261.1 Dossiernummer: 4.001/13040/ OmschriJVIng:

Foto 2. Aanduiding van de "Milane Cap(elle)" op de kaart van Fricx (1712)

Kaart van 1755 van de Keizersen. Lievenspoort. St lievenspoort. Brusselsepoort. Oud Scheldeken. Heuvelpoort. St Pietersdorp.

Complexnummer:

Kruittoren. Ω Hoogte: ca. 18 m Ω Bouwjaar: ca Ω Muurdikte: ruim 1 m Ω Basisvorm: vierkant

NOTITIE aanbouw aan monument t Dorp 133, Heesch d.d. 15 juni Aanleiding.

Toen in 1931 toen de laatste van de familie, Gust Kenes, overleed, kwam het huis in bezit van zijn toenmalige erfgenamen, de familie Verheyden.

St Niklaaskerk, Klein Turkije en Cata. Rond 1822

Gent 6,3 omgeving de van de Brugse Vaart tot Van Beverenplein. Spijtig genoeg beschik ik bijna niks over deze jonge wijk.

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat)

Complexnummer:

Foto Adres Gebouw Datum Opmerkingen Hoeve Schelfhout datum onbekend

Typering van het monument: Trafohuisje met afbeelding van Maria, waarvan de bouwstijl is aangepast aan de omgeving.

St Niklaaskerk en Klein Turkije. Gent 22. Rond 1822

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

Grondplan Alden Biesen

Onder de Linden. Beheersplan beschermd dorpsgezicht Oud-Rekem

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Werkgroep Bouwhistorie Zutphen. Informatiekaart Muurtorens. Muurtorens

8. Bijlagen Perimeter van het gebied waarvoor het beheersplan wordt opgemaakt

Quickscan Gemeente Drimmelen maart - april 2013

b) Waarom? Roeselare wordt in oktober 1914 veroverd en wordt dus bezet gebied. Het ligt aan de Duitse kant van het front

Driehuizen. Beeldkwaliteitsplan Schermer 26 augustus concept en inhoud: la4sale - Amsterdam

6Plekjes met voelbare historie

Drogenapstoren. Ω Hoogte: 47,5 meter Ω Bouwjaar: Ω Muurdikte: 2 meter Ω Basisvorm: vierkant. Werkgroep Bouwhistorie Zutphen

Stijlvol wonen te Stabroek Grote Molenweg 165/167/169

De Sint-Amandus en Sint-Blasius Kerk

Monumentenadviescommissie. Waardestelling gemeentelijk monument. Naam Transformatorhuisje Adres Kastanjelaan 2, Aalsmeer Bouwjaar 1939 Architect PEN

Complexnummer:

GENTSE PAROCHIEKERKEN ANALYSE & WAARDEBEPALING

WERKHOVEN WANDELROUTE IN DE KROMME RIJNSTREEK

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

: onbekend, houten kruisbeeld vermoedelijk van beeldhouwer Tiessen uit Roermond

Stadswandeling. Kruispoort

L ang geleden zag de Achterhoek er. De geschiedenis van Doetinchem, Wehl en Gaanderen

IOURNEE "''ARCHEOLOGIE ROMAINE

Erudiet. Onlosmakelijk verbonden met het landgoed

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Wandeling n 17 : Saint-Rahy : Durbuy Bewegwijzering :

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Geschiedenis Interieur Copy...5

Modern gebouw in 2 bouwlagen met steen en glas Midden in het dorp Midden in het dorp Midden in het dorp Nabij de rivier de Aa, in een woonwijk

Omschrijving: De dorpskern van Rozebeke, met inbegrip van de kerksite, het waardevol houtig erfgoed en met delen van oude voetwegen

TE KOOP. Kerkgebouw Vraagprijs: k.k.

7~F12 VLAAMSE REGERING MINISTERIEEL BESLUIT HOUDENDE BESCHERMING ALS MONUMENT, STADS- EN DORPSGEZICHT

Afbeelding 1: Situeringsplan van de Woning De Keukelaere-Brico in zijn ruime context.

Uw gemeente in cijfers: Veurne

Monumentnummer*:

Oudenburg in het Brugse Ommeland

Uw gemeente in cijfers: Alveringem

Minstens 1 aflevering wekelijks vanaf mei 2017 op

Oude Houtlei 110 & Wellingstraat 1: Hotel Verhaegen-Lammens

STAD BRUGGE Assebroek

Gebied 14 Hemmen. het gebied is roodgekleurd op de kaart. Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 14 Hemmen 141

met historische gegevens. Nog meer gegevens kunt u vinden op: en dan klikken op Drenthe 3 t/m 7

Transcriptie:

Beschermingsdossier: het ensemble van de Sint-Petruskerk, het kerkhof, de pastorie en het landgoed Vicogne als monument en de omgeving van het kerkdorp en het landgoed als dorpsgezicht in Diksmuide (Stuivekenskerke) INHOUDELIJK DOSSIER Het voorliggend dossier maakt deel uit van het thematisch pakket wederopbouwkerken en dorpsomgevingen in Diksmuide (West-Vlaanderen). A. BESCHRIJVEND GEDEELTE a. Historisch overzicht Het volledige grondgebied van het landbouwdorp Stuivekenskerke is gelegen in de grachtenrijke en vlakke polders met alluviale kleigrond ten westen van de IJzer. De Sint- Petruskerk ligt langs de Stuivekenskerkestraat, ca. 800 m ten westen van de IJzer. Deze rivier vormt dan ook de (deel)gemeentegrens met Middelkerke en Keiem (Diksmuide). Etymologie van de dorpsnaam Stuivekenskerke De naam Stuivekenskerke zou zijn afgeleid van het Germaanse "Stuvinas karika", wat "kerk van Stuvin" betekent. De polderparochie Stuivekenskerke zou dan genaamd zijn naar de lokale grootgrondbezitter, die hier een kerk stichtte. Het suffix kerke wijst zoals bij de meeste dorpen in het Middelland op een jongere, vermoedelijk 12de-eeuwse stichting. Stuivekenskerke werd voor het eerst in 1219 vermeld als "parochia de Stuvinskerke in loco qui Vatha Dicitur" of vrij vertaald "de parochie Stuivinskerke op de plaats die Vate genoemd wordt". De Latijnse naam Vatha (zie ook het latere gehucht Tervate) laat zich verklaren als een wad of een doorwaadbare plaats ter hoogte van de IJzer. Het verkleinwoord werd pas voor het eerst in 1468 als "Stuvekinskerke" vermeld. Landschaps- en ontginningsgeschiedenis Van ca. 70 na Christus tot de derde eeuw (Romeinse periode) behoorde Stuivekenskerke tot een slikken- en schorrengebied dat reeds in cultuur was gebracht. De vondst in 1890 van een aantal grafcontexten uit de Gallo-Romeinse periode ten noorden van het "klooster van Vicogne" bevestigen dat de algemene stelling van bewoning in de kustvlakte tijdens de Gallo- Romeinse periode ook voor Stuivekenskerke opgaat. Door een zeedoorbraak met een geleidelijke overstroming van de kustvlakte (laatste kwart van de 3de eeuw - 4de eeuw) verdwijnt de bewoning er voor lange tijd. In de eerste helft 10de eeuw werd het klimaat gekenmerkt door een uitzonderlijke droogte, die de verlanding van de schorre en de duinvorming in de hand werkte. Door het gewijzigde landschap van de kustvlakte kon de schorre bedijkt worden. Zo werd in de loop van de 10de eeuw de Oude Zeedijk aangelegd, om te vermijden dat zout- en brakwater vanuit de IJzergeul instroomde. De landzijde van de Oude Zeedijk - het gebied ten westen - werd dan ook in deze eeuw gecultiveerd. In tegenstelling tot de landzijde werd de zeezijde (oostzijde) van de Oude Zeedijk - waaronder het grondgebied van Stuivekenskerke - in de 11de eeuw enkel tijdelijk bevolkt door schaapherders vanuit de hoger gelegen zandleemstreek. In de eerste helft van de 12de eeuw volgde de definitieve incultuurname van het zogenaamde Middelland (zeezijde van de Oude Zeedijk) vanuit het zogenaamde Oudland (landzijde van de Oude Zeedijk) en de zuidelijke zand- en zandleemstreek. Bepalend voor deze incultuurname waren de verdere verlanding door de inpoldering en bedijking van de monding en de bovenloop van de IJzergeul en de betere beheersing van het binnenwater op initiatief van de grote religieuze instellingen zoals de abdijen Ter Duinen (Koksijde), Eversam, Lo en Sint- Niklaas (Veurne). De 12de-eeuwse ontginning van dit Middelland onderscheidde zich duidelijk van de oudere ontginningen in het Oudland door de veel rechtlijniger perceelstructuur en de Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 1 van 36

geringere bewoningsconcentratie (hoeves van meer dan 25 ha kwamen frequenter voor dan in het Oudland). Twaalfde en dertiende eeuw Een vroegere gift van het patronaatsrecht over de parochie Vladslo (Diksmuide) door bisschop Radbod van Noyon-Doornik in 922 aan de Gentse Sint-Pietersabdij werd in 1111 nogmaals bevestigd en omschreven als "altare de Vladslo cum appenditiis suis". De "appenditia" verwijzen naar de latere dochterparochies waartoe ook Stuivekenskerke behoorde. De Sint- Pietersabdij behield dit patronaatsrecht tot op het einde van het ancien régime. Dit gegeven verklaart ook Sint-Petrus als patroonheilige van de kerk in Stuivekenskerke. In 1161 werden de Norbertijnen van Vicogne (Raisme aan de Schelde tussen Valenciennes en Sint-Amand-les-Eaux, Noord-Frankrijk) eigenaar van een schaapskooi in de IJzerpolders, ruim een halve eeuw voor de eerste vermelding van de "parochia de Stuvinskerke" (1219). Ca. 1170-1180 kreeg deze Norbertijnse nederzetting de naam "U/W/Verkenisse" (wat mogelijk kan vertaald worden als "natte weide voor varkens") en werd onder bescherming genomen van graaf Diederik van de Elzas (1128-1168). Weldra groeide deze site uit tot een belangrijk kloosterdomein. In 1219 werd Stuivekenskerke voor het eerst vermeld als "parochia de Stuvinskerke in loco qui Vatha Dicitur" of vrij vertaald "de parochie Stuivinskerke op de plaats die Vate genoemd wordt". In 1247 wijdde de bisschop in het kloosterdomein of -hoeve een altaar en een kerkhof in, waar alleen monniken en personeel mochten begraven worden. Tijdens de middeleeuwen kende het monnikendomein een grote bloei. Zestiende tot achttiende eeuw Ca. 1566, tijdens de godsdiensttroebelen, werden de kerk van Stuivekenskerke en het klooster van Vicogne door de Geuzen aangevallen en geplunderd. In 1572 (jaartal in de oude toren), mogelijk ten gevolge van de schade veroorzaakt door de godsdiensttroebelen, kreeg de Sint-Petruskerk een nieuwe westtoren. In 1596 werd het kloosterdomein versterkt als onderdeel van de Spaanse anti-penetratielijn tegen de systematische plundertochten van de hervormingsgezinden vanuit de havenstad Oostende. Ten gevolge van de godsdiensttroebelen kende het kloosterdomein/ de abdijhoeve een verval in de 16de en 17de eeuw. In de 17de eeuw werd de kerk hersteld na de godsdiensttroebelen. In 1643 werd de Sint- Petruskerk uitgebreid met een noordelijke zijbeuk, de zogenaamde Onze-Lieve-Vrouwebeuk (Rond den heerd, 20 juni 1868, p. 235-236). Tijdens het ancien régime bedroegen de gronden van de abdij 153 hectare of één vijfde van de totale oppervlakte van Stuivekenskerke. In de 18de eeuw kende het kloosterdomein/ de abdijhoeve opnieuw een bloei. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is " 't Clooster Vicogne" aangeduid met losstaande bestanddelen binnen een dubbele omwalling toegankelijk via een poortgebouw. De bijhorende "Clooster Molen" bevond zich ten noorden van de omwalling, en ten oosten van de toegangsdreef nabij een gracht of beek die de omwalling voedde. In 1794 werden de monniken uit de kloosterhoeve verjaagd. In 1797 werd het kloosterdomein - het klooster met kapel, het huis van de uitbater van de hoeve, schuren, smidse, wagenmakerij, woonhuizen voor dienstpersoneel, windmolen, paarden- en schaapsstallen, houtzagerij en -magazijnen - door de Franse overheid als 'nationaal goed' verkocht aan de 'ex-religieux' Laurent De Smet uit Brugge. Het kloosterdomein werd nu een landgoed met hoeve. Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 2 van 36

Negentiende eeuw: evolutie van het voormalige kloosterdomein en dorpsverplaatsing ca. 1870, het ontstaan van Nieuw-Stuivekenskerke Het voormalige kloosterdomein Op het primitief kadasterplan (ca. 1835) en de Atlas der Buurtwegen (ca. 1843) heeft het hoevecomplex "'T goed de Vicogne (Ferme)" nog ongeveer dezelfde configuratie met dubbele omwalling als op de Ferrariskaart (1770-1778). Op het primitief plan is de inplanting van de toegangsdreef nog zoals op de Ferrariskaart, met een afbuiging langs de omwalling naar de inrijpoort tot het domein. Op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1843) en de kaart Ph. Vandermaelen (ca. 1850) is deze situatie gewijzigd: de toegangsweg volgt nu de gracht of beek die de omwalling voedt en maakt deel uit van de "chemin de Pervyse à Keyem". De kloostermolen lag hierdoor nu ten westen van de weg. In het kadaster werd deze wijziging genoteerd in 1851 (mutatieschets 1851/5), samen met het optrekken van een volume ten oosten van de molen aan de Vicognestraat door De Graeve "landbouwer". In 1861 (mutatieschets 1861/3) werd het huis uitgebreid; huis en een nieuw landgebouw rondom de "windgraanmolen met wal" maakten nu deel uit van het molenerf. In 1914 (mutatieschets 1914/2) herbouwde molenaar van Allemeersch het huis en de nutsgebouwen, tevens uitbreiding. De molen was dan nog steeds aanwezig op de site (deze is ook nog aangeduid op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut, herziening op terrein 1911). Op een foto van de vernietiging van het dorp tijdens de Eerste Wereldoorlog zien we het volume van het in '14 herbouwde huis met hoger opgetrokken middendeel. De puilijst wijst op een functie als herberg, vermoedelijk de herberg "Veurne-Ambacht". In de 19de eeuw omvatte de voormalige kloosterhoeve, nu het landgoed en kasteel Vicogne van de familie De Graeve, een erg grote landbouwuitbating. In 1868 bedroeg de oppervlakte van het Vicognegoed 219 hectare, en bezat de hoeve 20 paarden en 120 koeien. Een groot deel van de plaatselijke bevolking was er te werk gesteld. Van de oude kloostergebouwen waren op dat moment nog de kapel, de benedenzaal van het woonhuis en de vermoedelijk 14de-eeuwse kapel, in gebruik als paardenstal, en de inrijpoort bewaard (Buffel en Vandekerckhove, 1964, p. 17). Ca. 1878 (mutatieschets 1878/13) werd de configuratie van de omwalling en het woonhuis aangepast. Delen van de buiten- en de binnenomwalling werden gedempt en/of verlegd zodat een tangvormige omwalling ontstond met in de noordoostelijke hoek een herbouwd huis met kasteelallures (volgens iconografie een witbepleisterd neoclassicitisch pand met erkeruitbouw), gelegen in een ommuurde tuin met tuinpaviljoen. Het breder uitgraven van de omwalling resulteerde in een vijver, waarop met bootjes kon gevaren worden. De volkse benaming "Kasteel Degraeve" of "Chateau Vicogne" was dan ook niet uit de lucht gegrepen. Op het einde van de 19de eeuw werden de landerijen 'verkaveld'. De gebouwen met drie hectare werden eigendom van de familie Vernier-Valentin uit Roubaix die het kasteel inrichtte als buitenverblijf. Ca. 1906 (mutatieschets 1906/5) waren een aantal hoevegebouwen afgebroken. De constellatie van de gebouwen wijzigde van een haakse opstelling met losse bestanddelen naar een parallelle opstelling. Het oude volume ten zuiden van het kasteel bleef echter behouden. Nieuwe kerk en dorpsverplaatsing In 1866-1871 vergde de oude Sint-Petruskerk (in het latere gehucht Oud Stuivekens) ingrijpende restauratiewerken. In 1868 opende het weekblad Rond den heerd een artikel over Stuivekenskerke met "de gothike toren, met zijne zwierige steenen naalde". De auteur meende dat de oorspronkelijke stijl van de kerk verloren ging bij de bouw van de Onze-Lieve- Vrouwebeuk in 1643 (Rond den heerd, 20 juni 1868, p. 235-236). In 1867 legde de gouverneur het project voor een nieuwe kerk en pastorie, dat een verplaatsing van de kerk en de sloop van de oude kerk impliceerde, voor aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Omdat het dossier niets vermeldde over een bestaande kerk in Stuivekenskerke, won de commissie op 29 mei 1867 advies in bij briefwisselend lid en Kortrijks deken, kanunnik F. van de Putte. Door een recent bezoek kon hij de brief van de commissie reeds een dag later beantwoorden: hij benoemde de kerk als een stijlloze en vervallen kapel, van slechts twee Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 3 van 36

eeuwen oud, en bepleitte vervolgens de kerkverplaatsing. Het oude dorp bestond slechts uit vier à vijf huizen rond de oude kerk, aan een excentrisch gelegen doodlopende weg. De pastorie was zelfs over de westgrens in buurdorp Kaaskerke gebouwd. Aan het andere uiteinde van Stuivekenskerke, op circa 2,5 kilometer van de oude kerk, kende het gehucht Tervate bij het wegenknooppunt van de Tervatebrug over de IJzer een grote bevolkingsaangroei. Het herstel van de oude kerk zou handen vol geld kosten "sans que les habitants trouveront le moindre soulagement au long [du] trajet qu'ils ont à faire pour assister aux exercices du culte". Een deel van de inwoners woonde de mis bij in Schore, Keiem of Pervijze. Om dit probleem op te lossen was burgemeester, provincieraadslid en herenboer Jean-Baptiste De Grave bereid een terrein nabij het gehucht Tervate en geld voor de bouw van een nieuwe kerk te schenken (Archief KCML, W/01177). Van de Putte vertelde niet dat deze kerk bij het Vicognegoed (teruggaand op het vroegere kloostergoed) van de burgemeester, en meer bepaald bij de "kloostermolen", zou gebouwd worden, en dus niet in Tervate zelf. Toch lag de nieuw geplande kerk maar goed een kilometer van Tervate af of half zo ver als de oude dorpskern. Door deze kerkverplaatsing telde Stuivekenskerke vanaf 1870 naast het kleine oude dorp, voortaan het gehucht Oud-Stuivekenskerke genoemd, en het meer bevolkte Tervate, een derde, klein gehucht rond de nieuwe kerk en pastorie, met name Nieuw-Stuivekenskerke. De nieuwe neogotische kerk werd gebouwd n.o.v. provinciaal architecten Pierre Croquison (Kortrijk) en Pierre Buyck (Brugge). De kerk en de pastorie werden voor het eerst in het kadaster vermeld in 1871, de pastorie was in gebruik genomen in 1870 (mutatieschets 1871/1, de schetsen 1874/1 en 1875/1 betreffen voornamelijk hermetingen). De oude Sint-Petruskerk werd, met uitzondering van de 16de-eeuwse westtoren, afgebroken in 1870. Aanvankelijk bleef men begraven bij de oude kerk, wat door de bouwvalligheid problemen gaf. Later kocht de gemeente een stuk grond bij de nieuwe kerk aan om daar een kerkhof in te richten. De Provinciale Commissie voor Monumenten en de gouverneur bepleitten in oktober 1897 de opname van de toren met rijzige bakstenen spits van Oud-Stuivekenskerke als monument. De Koninklijke Commissie voor Monumenten rangschikte de laatgotische toren van 1572 in de tweede klasse, maar drong aan op onmiddellijke herstellingen voor dit "petit chef-d'oeuvre de notre art national" zoals hij reeds in een rapport van 1890 genoemd werd (archief KCML, W/01177). In 1898-1901 werden o.l.v. architect Thierry Nolf (Torhout) dringende restauratiewerken uitgevoerd aan de gerangschikte toren (Archief Onroerend Erfgoed, plannenarchief KCML). Eerste Wereldoorlog: onderwaterzetting van de IJzervlakte en vernietiging van Oud- en Nieuw-Stuivekenskerke Terwijl de gevechten om de vesting Antwerpen nog volop woedden, kon het gros van het Belgische veldleger zich terugtrekken vanaf 7 oktober 1914. Op 14 oktober 1914 bereikten de Belgische militairen oververmoeid de IJzer. Ze dienden er een front van bijna 40 kilometer lang, tussen Nieuwpoort en Boezinge, te verdedigen. Op 18 oktober barstte de Slag aan de IJzer in volle hevigheid los: de Belgische voorposten ten oosten van de IJzer werden massaal aangevallen. Ondanks hardnekkige weerstand en bijkomende steun van onder meer een Brits eskader voor de kust van Nieuwpoort, was Diksmuide op 20 oktober de enige plaats aan de oostelijke oever van de IJzer, die nog niet door de Duitsers ingenomen was. In de nacht van 21 op 22 oktober 1914 kon het Duitse 26ste Reserve-Infanterie-Regiment de IJzer voor het eerst oversteken in de bocht van Tervate (ten noordoosten van Stuivekenskerke). De Duitse militairen timmerden een brug over de IJzer ineen, overvielen de Belgische voorposten en richtten een bruggenhoofd in. Via het jaagpad trokken ze op in de richting van het gehucht Tervate. Wanhopig probeerden Belgische eenheden de Duitse opmars te stuiten. Een eerste, geïmproviseerde aanval door het 8ste Linieregiment en het 1ste Karabiniers in de voormiddag van 22 oktober mislukte. Ook een tweede tegenaanval in de namiddag door het 1ste Grenadiers, 1ste en 2de Karabiniers en het 4de Linieregiment stuitte op het moordende Duitse mitrailleurvuur. De Belgen moesten zich verder terugtrekken Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 4 van 36

tot in Stuivekenskerke. In de nacht van 22 op 23 oktober staken de terugtrekkende Belgen de kerk van Nieuw-Stuivekenskerke in brand, zodat de Duitsers de kerktoren niet als observatiepost konden gebruiken. De Belgen werden eveneens verdreven uit hun stellingen bij het landgoed Vicogne en de Kloosterhoek. De volgende dagen konden Duitse militairen massaal de IJzer oversteken. Ondanks verwoede tegenaanvallen verdreven zij de Belgen tot achter de spoorwegbedding Nieuwpoort-Diksmuide. De beslissing om het gebied tussen die spoorwegbedding en de IJzer te laten overstromen via het Nieuwpoortse sluizencomplex en de keuze van de Duitse legerleiding voor een pauze in de gevechten, beëindigde de Duitse opmars en leidde de stellingenoorlog in. Op 31 oktober 1914 zag het Duitse leger zich door het wassende water verplicht tot een algemene terugtocht tot op de oostelijke oever van de IJzer. Alleen enkele hoger gelegen delen bleven in Duitse handen. Diksmuide zelf werd op 10 november door de Duitsers ingenomen. De Slag aan de IJzer was voorbij. De "Wacht aan de IJzer" zou tot september 1918 duren. In het geïnundeerde niemandsland tussen de Belgische en de Duitse eerste linie (waarin zich de ontruimde gemeente Stuivekenskerke bevond) werden door beide partijen observatieposten en voorposten ingericht, enkel bereikbaar via gevaarlijke loopbruggen. Hoger gelegen gebieden die als eilandjes boven het wateroppervlak uitstaken, werden ingericht tot voorposten, en groeiden tijdens de oorlogsjaren uit tot zwaar versterkte steunpunten, met loopgraven, prikkeldraadversperringen, betonnen verdedigingsposten, passerellen enz. Onder meer de dorpskom van Nieuw-Stuivekenskerke, Kloosterhoek, "Ferme Vandewoude", "Den Toren" en het landgoed Vicogne (het voormalige abdijdomein) vormden belangrijke Duitse steunpunten. Bij het landgoed is in 1984 de naamsteen "Vicogne voorpost" opgericht ter herinnering aan de Duitse voorpost die hier was ingericht (provincie West- Vlaanderen, ontwerp J. Vansteenkiste). Daartegenover, op nauwelijks enkele honderden meters van elkaar verwijderd, lagen de Belgische versterkte steunpunten rond Reigersvliet (of Kleine Beverdijkvaart) en Oud- Stuivekenskerke, die uitgroeiden tot respectievelijk "Grand Garde Nord" (ook wel "Grand Garde Reigersvliet" genoemd) en "Grand Garde Sud". Het gehucht Oud-Stuivekenskerke werd vanaf 3 november 1914 ingericht als voorpost, nadat een Belgische verkenningspatrouille twee dagen eerder ontdekt had dat het gehucht door de Duitsers was verlaten. De Luikse artillerieofficier Edouard Lekeux - tegelijk franciscanernovice Martial - observeerde vanaf december 1914 tot april 1915 met behulp van een hoge ladder tegen de eerder door artilleriegranaten beschoten toren van Oud-Stuivekenskerke de vijandelijke stellingen (vooruitgeschoven Belgische observatiepost). De fotografische illustraties in Les Sites de Guerre - Campagne 1914-1918 (tweede brochure, 1924) vergelijken de toren in november 1914 en februari 1917. Door de beschietingen tijdens de IJzerslag was de toren in november 1914 reeds zwaar beschadigd: drie van de vier bakstenen hoektorentjes en de spits zijn volledig verdwenen. De opstaande muren zijn reeds sterk afgekalfd met rondom uitpuilende steenhopen. De foto van 1917 toont de betonnen mitrailleurs- en observatiepost die in 1916 door de Belgische genie tussen de ondertussen gehalveerde ruïne gebouwd was (Vanneste, 2015). Tegen 1917 was de "Grand Garde Sud" uitgebouwd tot een complex van posten en voorposten, loopgraven en verbindingsgangen, passerellen en prikkeldraadversperringen. Ook de naburige 'Grote Wacht' bij het Reigersvliet was versterkt met loopgraven en kleine voorposten. Op regelmatige tijdstippen werden 'raids' georganiseerd in de vijandelijke stellingen. Op 6 en 19 maart 1918 ondernamen Duitse eenheden heuse pogingen om de Belgische 'Grote Wachten' van het Reigersvliet en Oud-Stuivekenskerke in te nemen, maar de Belgen slaagden er uiteindelijk in deze steunpunten te behouden. Door dit jarenlange oorlogsgeweld raakten de kerk en de pastorie met omringende dorpsbebouwing, en het landgoed Vicogne van Nieuw-Stuivekenskerke bijna volledig verwoest. Een ongedateerde Duitse oorlogsprentbriefkaart toont het vernietigde landhuis en de vermoedelijk 14de-eeuwse, eenbeukige kapel met grote spitsboogvensters, waarvan enkel nog de muren en zijpuntgevels grotendeels rechtop stonden. Ook het gehucht Oud- Stuivekenskerke en de oude toren waren vernietigd. Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 5 van 36

Gezien deze bewogen oorlogsgeschiedenis is het niet verwonderlijk dat in en rondom de Sint- Petruskerk diverse relicten in verband met de Eerste Wereldoorlog bewaard zijn: de gedenkplaten links en rechts van het kerkportaal herinneren aan het "8ste linieregiment" en het "1ste en 2de regiment karabiniers" die sneuvelden tijdens de Slag aan de IJzer in oktober 1914. In het kerkportaal (torenruimte) is de gedenkplaat voor de militaire slachtoffers van Stuivekenskerke ingewerkt. In het linker zijkoor troont in een gemaroufleerde schildering Onze-Lieve-Vrouw boven de overstroomde IJzervlakte. De afbeelding van het verwoeste Nieuw-Stuivekenskerke, als achtergrond van deze schildering, is vermoedelijk gebaseerd op een aquarel van 1916. Dit aquarel van de Duitse schilder en onderofficier Franz Eichhorst, verscheen in het 14-daagse tijdschrift "An Flanders Küste. Kriegseitung für das Marinekorps" (nr. 24, maart 1917, digitaal raadpleegbaar via www.flandrica.be). Eichhorst werd na de oorlog professor aan de Berlijnse Academie voor Schilderkunst (Buffel en Vandekerckhove, 1964, p. 29-30). Vooraan links bevindt zich eveneens een Mariabeeld, dat gered werd net voor de kerk in oktober 1914 afbrandde (Buffel en Vandekerckhove, 1964, p. 35-37). Tenslotte herinneren twee glasramen in de zijbeuken aan twee militairen. Henri Omer Dewicke, in 1896 geboren in Kaaskerke, soldaat bij het 15de Artillerieregiment (1ste batterij, 2de Groep) overleed op 11 juni 1918 en werd begraven in Izenberge op 17 juni. Nadien werden de stoffelijke resten overgebracht naar het kerkhof van Stuivekenskerke, waar zijn graf met heldenhuldezerkje bewaard is. Deze zerkjes n.o.v. Joe English werden tijdens de Eerste Wereldoorlog op de graven van de gesneuvelde soldaten geplaatst door het 'Heldenhulde-comité'. Theophile Charles De Keyne was soldaat 2de klasse. Hij behoorde tot de 1ste Compagnie van het 8ste Linieregiment en zou (anders dan vermeld op het glasraam) gestorven zijn op 21 mei 1918, om 2.30u in de morgen (dus niet 20 mei 1918). Hij werd op 23 mei 1918 begraven op de begraafplaats van Beveren-aan-de-IJzer (database.namenlijst.be/publicsearch via www.inflandersfields.be). Wederopbouw in de jaren 1920 De terugkeer van de bevolking na de oorlog verliep traag: in 1920 waren er nog maar 161 inwoners (minder dan de helft van de 346 inwoners in 1910). In 1930 waren er 265 inwoners. Eerst werden noodwoningen van het Koning Albertfonds opgericht. In 1921 startte men met de wederopbouw van de huizen. Wederopbouw van het landgoed Vicogne en omgeving In 1923-1925 werd de landgoed Vicogne heropgebouwd naar ontwerp van de Veurnse architect Camille Van Elslande (1890-1962) in een gewijzigde opstelling. Het plan werd goedgekeurd op 5 november 1924. De vroeger over het erf verspreide vrijstaande gebouwen werden nu gegroepeerd rondom een rechthoekig binnenerf of "koer". Het grote landhuis is symmetrisch opgebouwd rondom een poortdoorrit, met links het woonhuis van de eigenaar en rechts dat van de conciërge. De erfgevel van het landhuis was van de koer gescheiden door een "bloementuin". Aan de oostzijde van de koer bevond zich de koeien- en paardenstal, waarin ook de schuur geïncorporeerd was, aan de westzijde de varkensstallen met uitloopruimte. De koer werd aan de zuidzijde afgesloten door het volume van "hennekot" en overdekte "mestput", waaronder beerput. In dit gebouw bevond zich ook een kuikenkwekerij en een "konynen- en voederkot" (Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier nr. 3313). De gebouwen werden herbouwd in een gewijzigde architecturale vormgeving met inslag van de Vlaamse renaissance. De opbouw van de inrijpoort heropgebouwd op dezelfde plaats refereert aan de vooroorlogse poort: de symmetrische, drieledige opbouw met versneden steunberen, centrale koetsdoorrit en links voetgangersdoorgang bleef behouden, weliswaar met vervanging van de spitsboogpoort door een rondboogpoort. De oorspronkelijk aansluitende spietoren rechts werd vervangen door een kapel, eveneens op ronde plattegrond. De kapel is toegewijd aan de H. Theresia van Lisieux, die heilig verklaard werd in 1925. Het kadaster noteerde in 1927 (uitvoering in dat jaar, uitgestelde mutatie 1929/4) dat het puin van het kasteel door Valentijn Vernier herbouwd werd als "lusttuin en kasteel". Het eigenlijke landhuis is gevat onder een mansardedak in blauwe mechanische pannen, deels ter Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 6 van 36

vervanging van de oorspronkelijke natuurleien, zoals nog bewaard bij de kapel. Deze blauwe daken accentueren de status van landhuis. In 1977 (mutatieschets 1977/7) noteerde het kadaster de demping van een deel van de omwallingen. Sinds de jaren 1980 is het landgoed Vicogne aangepast aan een hotelfunctie. De gekasseide erfoprit is deels oorspronkelijk en deels herlegd met oorspronkelijk materiaal. Op een foto van 1979 (fotoarchief Onroerend Erfgoed) was de ruimte voor de poort en de kapel nog geasfalteerd. De molenaarswoning (Viconiastraat nr. 22) werd volgens het kadaster in 1923 (mutatieschets 1923/24) herbouwd met aansluitende mechanische maalderij (het linker deel van het volume vanaf de straatzijde). In het Provinciaal Archief zijn hierover volgende gegevens bewaard: Leon Degrave diende in 1925 "een verzoek in om een mekanieke maalderij met zuiggasmotor te mogen oprichten" aan de Dorpsplaats. Een zuiggasmotor van 36 Pk bracht "1 zakkenophaler, 1 graankuisscher, 3 koppeks maalstenen, 1 havercylinder, 1 boonbreker, 1 bulter" in beweging. De aanvraag bevat een blauwdruk met plattegrond van de maalderij en de herberg. Het gebouw vervangt een vooroorlogs pand met gelijkaardige volumewerking confer iconografie: in het midden hoger (anderhalve bouwlaag) huisgedeelte en herberg confer puilijst. Op het in 1861 afgesplitste perceel ten zuiden van de molen werd in 1923 langs de toegangsweg een huis (Kasteelhoevestraat nr. 1) gebouwd, dat naar verluidt evenals het landgoed Vicogne, ontworpen is door architect Camille Van Elslande. De (dichtgemetselde) oculi en het rondbogig nisje met Mariabeeldje, opgevat als aedicula-nis met fronton, refereren aan Van Elslandes architectuur. Wederopbouw van de Sint-Petruskerk met kerkhof in Nieuw-Stuivekenskerke Het eerste ontwerp voor de kerk met "toren gelijk aan degene van het Oud Stuyvekenskerke" De vooroorlogse situatie met twee gehuchten in Stuivekenskerke was uniek: de nieuwe kerk was in 1870 op het gehucht Nieuw Stuivekens gebouwd, maar Oud Stuivekens behield symboolwaarde met de 16de-eeuwse toren van de gesloopte kerk. De oorlogsvernietiging zadelde het dorp op met een wederopbouwdilemma: aan de nieuwe kerk werd, onder meer door de KCML, geen architecturale waarde toegekend, terwijl een in situ reconstructie van de oude toren onmogelijk werd gemaakt door de inrichting van een Site de guerre rondom de torenruïne. Al leek het herbouwen van een alleenstaande toren onhaalbaar, toch werd bij de wederopbouw van de kerk van Nieuw-Stuivekenskerke de kans gegrepen om de gerangschikte toren daar te reconstrueren. De plannen om de toren van Oud-Stuivekenskerke als voorgeplaatste westtoren te reconstrueren bij de nieuwe kerk, op 29 juni 1922 getekend door de Brugse architect René Buyck (1850-1923), kregen op 28 oktober 1922 een gunstig advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (verder KCML). Briefwisselend lid Jozef Viérin (Brugge, 1872-1949) rapporteerde op 18 oktober 1922 dat de wederopbouw van de oude monumentale toren erg goed bestudeerd was en "jusque dans ses moindres détails conforme à celle disparue". Hij was ook erg lovend voor het ontwerp van een traditionele hallenkerk, waarmee de kerk hetzelfde karakter als de toren kreeg. Vermoedelijk waren de wederopbouwplannen voor de toren (blauwdruk) gebaseerd op de restauratieplannen van 1898-1901 van de oude toren. In een brief van 1 augustus 1922 benoemde Buyck de oude toren als "l'ancienne magnifique tour de cette commune (XIV?) Furnes-ambacht" (Archief Onroerend Erfgoed, archief KCML, W/1177, W/1396, plannenarchief KCML). De goedkeuring van het project door Waarnemend Koninklijk Hoogcommissaris de Haene op 20 maart 1923 en de openbare aanbesteding van 25 april, beletten het Comité van Toezicht niet om de plannen alsnog af te keuren. Op 11 mei 1923 argumenteerde het comité dat de afmetingen van de vooroorlogse kerk volstonden voor de geringe bevolking en dat de reconstructie van de toren een nutteloze uitgave was, gezien de streek reeds een groot aantal torens telde. Een bijkomend bezwaar was dat de grond waarop de kerk moest komen "gansch ontredderd [was] door de ontploffing van bommen en de overstrooming waaraan hij gedurende vijf jaren werd blootgesteld". Voor het herbouwen van "den ouden steenen toren Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 7 van 36

[zouden] ingezien zijne zwaarte, kostelijke grondvesten nodig zijn". Buyck was zich bewust van dit probleem: als fundering voorzag hij heipalen van het Luikse bedrijf Pieux Franki (Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, nr. 4922, Vanneste, 2015). Reconstructie van de 16de-eeuwse toren van Oud Stuivekens bij een kleinere, pseudobasilicale kerk in Nieuw Stuivekens Commissaris de Haene legde zich niet neer bij het besluit van het comité om zich te beperken tot het herbouwen van de kerk van 1914, "met eene torenspits in schaliën bedekt" en overtuigde de minister van een compromisvoorstel: toch de oude toren herbouwen bij de kerk van Nieuw-Stuivekenskerke, én besparen door de kerk te projecteren op de grondvesten van 1870. In zijn schrijven van 28 mei 1923 aan de minister gebruikte de Haene zowel juridische als kunsthistorische argumenten: "De gemeente heeft recht aan het wederbeleg van beide [van toren én kerk]. De nieuwe toren was onbeduidend als kunstkarakter. De oude was merkweerdig, maar zonder dienst. Eene natuurlijke en rechtveerdige oplossing, was van in den heropbouw den nieuwen toren achter te laten en te vervangen door den ouden ( ) Het aanbestede ontwerp van heropbouw beantwoordt aan dit voorstel, maar heeft volgens nazicht heden ter plaats gedaan, de oude breedte overschreden ( ) en de dakingen kostelijker aangelegd dan vroeger". Ook het probleem van de slechte grond werd in een ruimere context geplaatst: "deze is dezelfde van Nieuwpoort tot aan Dixmuide. Laag van ongeveer 1,50 m polderklei op 1 tot 2 meters turf. Kostelijke grondvesten zijn overal in deze streek te voorzien voor kerktorens". De Haene verwees onder meer naar de torens van Oostkerke en Lampernisse die op dat moment in opbouw waren. Gezien de ziekte van René Buyck tekenden Charles Schaessens (Gent, 1880-1953) en Valère Lievens namens de Bouwdienst van de Dienst der Verwoeste Gewesten in juni 1923 een gewijzigd ontwerp. Dit ging uit van het kerkje van Oeren (Alveringem), typisch voor de "gewestelijke kerkarchitectuur". De bouwwerken werden in april 1924 opgestart. Alle retoriek ten spijt over het hergebruik van de oude funderingen, voorzag het lastenboek in betonnen palen, onder de toren 7,50 m diep. In november 1924 werden alsnog palen van 10 m voorgesteld. De werken sleepten aan tot begin 1927 (eindovername van de werken op 23 februari 1927, Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, nr. 4922). Op kadastraal niveau werd de wederopbouwsituatie pas in de schets van 1956/1 opgemeten. Ook het vergaderzaaltje op het kerkhof gaat terug op de wederopbouwperiode, en vermoedelijk de periode 1932-1934. De inventaris van 1935 benoemt het als een "kleine zaal ( ) dienstig tot vergaderingen voor boer en boerinnebond" (de blauwdruk hiervan is in dezelfde deelmap bewaard als deze van het grafteken van pastoor Declercq, Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nrs 3, 10). De toren met ranke bakstenen spits en hoektorentjes van Nieuw Stuivekens vormt een reconstructie van de 16de-eeuwse toren van Oud Stuivekens. Door de strak gelede, versneden steunberen over alle geledingen en de verbindende korfboognissen van de klokkenverdieping ontstaat het beeld van een hoge korfbogige spaarnis van de grond tot de borstwering. Ondanks het eerder bescheiden exterieur van een kleinere, minder imposante pseudo-basilicale kerk in een vereenvoudigde gotische stijl, imponeert het kerkinterieur. De hoge houten spitsgewelven met gordelribben en de arcade in verzorgd metselwerk hebben een ritmerend karakter en versterken de focus op het grote kleurrijke glasraam in het middenkoor (Vanneste, 2015). Aanlegplan voor het kerkhof en plaatsing van het Heilig Hartbeeld Het "Ontwerp tot het aanleggen van processieweg en kerkhof" (blauwdruk) in Stuivekenskerke is op 31 januari 1925 opgemaakt door Camille Schaessens van de Dienst der Verwoeste Gewesten. De aanbesteding vond plaats op 4 maart 1925. De processieweg liep rondom de kerk. Op het 'voorland' van de kerk was een verharding in "klinkaard" of baksteenklinkers op kant geplaatst, van ingewerkt kruismotief voorzien. Het plan voorzag in 16 bomen op brede plantafstand rond de processieweg en op het kerkhof. Deze aanleg sluit een traditioneel beheer van geleide en gekandelaarde bomen die als het ware één krans vormen uit. Wellicht ging het om een groeninvulling geïnspireerd op de toen heersende Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 8 van 36

tuinwijkprincipes. Het bijgaande lastenkohier "Herstel van het kerkhof en omgeving" voorzag in het aanplanten van 7 lindes, 7 kastanjes (vermoedelijk paardenkastanjes) en 2 treurwilgen. Ook de plaatsing van de calvarie was in het kohier voorzien (Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier nr. 4920). Een lindeboom ten oosten van het koor gaat terug op het ontwerpplan van 1925. Volgens de inventaris van de roerende en onroerende goederen van de Sint-Petruskerk, opgemaakt in 1935, prijkte "Aan den Westkant van 't kerkhof een groot beeld van 't H. Hart, getuigenis gevend van de plechtige en openbare toewijding der Gemeente aan het H. Hart in juni 1926". Dit beeld werd ondertussen verplaatst naar de zuidzijde van het kerkhof. Het is onduidelijk of het beeld effectief in 1926 werd geplaatst of pas later: in een brief van 3 april 1932 meldde de Menense beeldhouwer Gustaaf Delafontaine aan de voorzitter van de kerkfabriek dat hij in opdracht van de ondertussen overleden pastoor Declercq juist bezig was aan een "H. Hartbeeld van 1m80 in ciment". Kon hij met dit werk doorgaan of moest er gewacht worden op de benoeming van een nieuwe pastoor? Anderzijds is er een offerte van 28 december 1925 bewaard van de Gentse firma Devisscher-Robert waarin verschillende model van Heilig Hartbeelden worden opgesomd "in terra cotta geschikt voor buiten" (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3, 10). De witgeschilderde keramische calvarie is gesigneerd J. De Visscher. Inrichting van de kerk in 1928-1929: glasramen en art-decomeubilair Voor de kerk van Stuivekenskerke zijn nauwelijks gegevens bekend over de evacuatie van kunstschatten en/of meubilair tijdens de oorlog. In tegenstelling tot de meeste andere wederopbouwkerken omvat deze kerk, met uitzondering van één beeld, nauwelijks vooroorlogs meubilair of kunstschatten. De ligging midden in het front en de overstroomde IJzervlakte en de vroege vernietiging van de kerk in oktober 1914 zijn daar niet vreemd aan. Een Mariabeeld kon, net vooraleer de kerk in brand gestoken werd (nacht van 22 op 23 oktober 1914), uit de kerk gered worden. Het beeld kwam terecht in de Sint-Albertkapel van kanunnik Rijcken, die vanaf 1915 aalmoezenier achter het front was. Als kapel fungeerde een grote, in Londen aangekochte kermistent, die steeds mee verhuisd kon worden. Het Mariabeeld reisde vier jaar lang met de tent mee. Op 15 augustus 1960 werd het beeld terug geschonken. Het werd in de heropgebouwde kerk opgesteld op een bestaande sokkel (overgang van de middenbeuk naar het middenkoor, naar het Onze-Lieve-Vrouwkoor toe, Buffel en Vandekerckhove, 1964, p. 35-37). Ten gevolge van de genoemde wederopbouwperikelen werd de Sint-Petruskerk van Stuivekenskerke, in vergelijking met andere dorpen, vrij laat herbouwd in de periode 1924-1927. De decoratieve aankleding en de art-decomeubilering van de kerk vond voornamelijk in 1928-1929 plaats. Uit bewaarde briefwisseling blijkt dat pastoor Cyriel Declercq hiervoor een stuwende kracht was. Op 30 juni 1930 werd de kerk ingewijd. Twee jaar later, in 1932, stierf Pastoor Declercq, wiens grafteken met art-deco-inslag bewaard is op het kerkhof. De inventaris van de roerende en onroerende goederen van de Sint-Petruskerk, opgemaakt in 1935, vormt een relevant document i.v.m. de aankleding van de kerk (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3). Deze inventaris schat het kerkinterieur van Stuivekenskerke hoog in: "Het gansche complex, dus 't gebouw, de schildering, de brandvensters en meubleering der kerk waarin terloops gezegd veel eenheid te bewonderen is, vormt een zeer schoon, een zeer lief, een merkweerdig kerkske, een juweelke van bouwtrant en in waarheid een stemmig huis van gebed, zonder tegenspraak het mooiste parelke in dien aard en verhouding van gansch Veurne-Ambacht en ongetwijfeld een puik sieraad in 't bisdom Brugge". - Mogelijk dateren de gemaroufleerde schilderingen uit 1929: op 21 september 1929 richtte het bedrijf "Henri Gheeraert Courtens. Bijzondere fabricatie van hoog- en bleekblauw Kleuren & Vernissen" een factuur aan de pastoor, voor de levering van onder meer "15 kgs bleu azur". Tussenpersoon voor die levering was Gaston Van Walleghem, die blijkens een huwelijksaankondiging in "De Ontwaking, Weekblad der Werkliedenpartij, Arr. Roeselare-Tielt" van 14 September 1930 sieraadschilder in Lichtervelde was (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3, kranten gedigitaliseerd door Amsab). - Een bijlage van de inventaris van 1935 wijst de glasramen toe aan het huis Peene- Delodder, Naaldenstraat, Brugge. Een brief van mei 1928 bevestigt dit (Decanaal Archief, Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 9 van 36

Stuivekenskerke, nr. 3, 10). De glasramen in de zijbeuken zijn op statie XIV gesigneerd en gedateerd: "Fecit M. Dinnewet 1926". Ook het glasraam in het hoofdkoor is 1926 gedateerd. - Uit een brief van 19 augustus 1927 blijkt dat pastoor Declercq het hoofdaltaar, de twee zijaltaren en de doopvont In Larrys Moucheté (witte kalksteen) met mozaïek bestelde bij Maurice Lanssens & Cie in Brugge-Zeehaven, "Machinale steen- en marmerbewerking". In de inventaris van 1935 omschrijft de altaren als "doorlijnd met mozaïek" (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3) - Uit een brief van 1 maart 1928 blijkt dat "Beeldhouwerij & Meubelmakerij Verlinde/ Bijzonderheid van Kerkmeubels" uit Torhout op dat moment reeds de biechtstoel had geplaatst, later zouden onder meer de preekstoel en de communiebank volgen. Dat deze lage, vierkante preekstoel geen klankbord heeft, behoort wellicht bij het oorspronkelijk concept. Verlinde vervaardigde ook de tabernakels (factuur 10 juni 1929) van de zijaltaren en de kruismedaillons in eikenhout erboven (factuur van oktober 1931). Er zijn ook facturen bewaard voor een "muurbekleeding met piedestal in eikenhout" (26 juni 1930) en voor de koorzetels: 3 eikenhouten priesterzetels "gebourreerd met leder" en 4 eiken zit- en 4 eiken knielbanken voor de misdienaars (factuur 10 juni 1929). Een andere factuur (26 juni 1930) omschrijft het kenmerkende inlegwerk als "marqueterie" (inventaris van 1935, Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3, 9, 10). - Volgens de inventaris van 1935 is het tabernakel op het hoogaltaar gemaakt uit verguld koper. "De deur vertoont twee engelen. Dit tabernakel is ingesloten in een houten kas en het geheel rust onder een soort baldakijn in hout met kroon en kruis. Het houtwerk is gemaakt in acajou en citronnier poli door de firma Claeys van Brugge. Het koperen tabernakel is gemaakt door het huis Dehin van Luik. De binnenkant der deur van het tabernakel is versierd met engelen met de hand geborduurd op damast". Er is inderdaad briefwisseling van maart 1929 bewaard tussen de pastoor en "Dehin frères, Fabrique d'orfèvreries & Bronzes Religieux & civils" en een factuur van Claeys van 28 juni 1930 (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3, 10). Het tabernakel van het hoogaltaar werd later verplaatst naar het zijaltaar. Het "baldakijn in hout met kroon en kruis" is niet meer aanwezig. Als hypothese wordt hier geformuleerd dat het art-decogetinte houten baldakijn dat in het hoofdkoor opgesteld is en in geen enkele inventaris vermeld is, onderdeel uitmaakt van het baldakijn dat boven het tabernakel van het hoofdaltaar geplaatst was. Momenteel is een recent aangekocht beeld van Sint-Antonius-abt onder het baldakijn geplaatst en het baldakijn rust op een recentere houten sokkel. - De inventaris van 1935 vermeldt ook: "Als beeldhouwwerk is nog in 't koor het eiken staander dat de relikwie draagt die uitgestald wordt" (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3). Dit neogotisch houten reliekschrijn is nog steeds bewaard in het koor. Mogelijk betreft het een 19de-eeuws schrijn dat gered werd uit de vooroorlogse kerk. - De inventaris van 1935 vermeldt vier beelden: Sint-Antonius-abt "in carton pierre naar origineel model van De Beule Gent", Sint-Jozef "in carton pierre". "De twee eerste staan op een cul de lampe in comblanchien met mozaïek door Maurice Lanssens. De beelden van 't H. Hart en O.-L.-Vrouw op een eiken voetstuk. Langs beide zijden van ieder voetstuk is er een ijzer gesmede kaarsenhouder gehecht". Blijkens een factuur van 5 oktober 1927 werden het Onze-Lieve-Vrouwebeeld en het Heilig Hartbeeld geleverd door het "huis Karel Dupon" uit Brugge. In 1960 werd het in de inventaris van 1935 vermelde beeld vervangen door het terug geschonken vooroorlogse Mariabeeld. De twee oorspronkelijke natuurstenen culs de lampe of consoles in de zijbeuken zijn dus door hetzelfde bedrijf als de altaren geleverd (ook de factuur van 25 juni 1931 is bewaard). De mozaïekbanden met goudkleurig zigzagmotief hebben ook dezelfde kleur als bij de altaren: blauw in de noordbeuk, en groen in de zuidbeuk. Een derde console met mozaïek zonder zigzagmotief werd later toegevoegd. Blijkens een factuur van september 1929 is ook de piëta "in carton pierre, geschilderd in steenkleur, opgelicht met goud" geleverd door beeldhouwer De Beule (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3, 10). - De inventaris van 1935 vermeldt voor de sacristiemeubelen onder meer de grote neogotische ladekast met gesculpteerde vierpasmotieven als "een groote toog in eikenhout" (Decanaal Archief, Stuivekenskerke, nr. 3). Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 10 van 36

In 2002 is tegen de koorsluiting van het hoofdkoor een hoog neobarok marmeren altaar geplaatst. Dit altaar werd ca. 1883 in een kloosterkerk of -kapel in Poperinge gebouwd. Na de Eerste Wereldoorlog werd het herbouwd in Zonnebeke en in 2002 naar Stuivekenskerke overgebracht. Dit altaar heeft op zich wel een artistieke waarde, doch vormt een vreemd element in het kader van deze wederopbouwkerk met art-decogetint meubilair. Ook het beeldje van Antonius-abt dat geplaatst is in de art-decogetinte houten sokkel met baldakijn in het hoofdkoor, is eind 20ste of begin 21ste eeuw aangekocht door de pastoor. Bij de interieurrestauratie in 2011 werden zowel in het hoofdkoor als in het noordkoor fragmenten van polychrome neogotische muurschilderingen teruggevonden. In de spaarvelden (onderaan) in het hoofdkoor werden deze muurschilderingen, samen met een omlopende band met opschrift "Gij zijt Petrus en op deze/ rots bouw ik mijn kerk/ en de poorten der hel zullen/ haar niet overweldigen" hersteld door bladgoudspecialist Georges Couvreur (Roeselare). Wederopbouw van de pastorie De aansluitende pastorie werd herbouwd n.o.v. architect Camille Van Elslande. Het typische centrale dakvenster met uitzwenkende belijning en getorst topstuk werd niet uitgevoerd of werd in de loop der jaren verwijderd. Het plan werd getekend om 22 maart 1922 en goedgekeurd door het Koninklijk Hoogcommissariaat op 23 mei 1922. De werken werden aanbesteed op 21 juni 1922. De voorlopige overname vond plaats op 15 september 1923. Het grondplan duidt onder meer een spreekplaats, een studiekamer, een eetplaats en een veranda aan. Voor de tuin (achterzijde) ontwierp Van Elslande een klein rechthoekig bijgebouw, bedoeld als (tuin)bergplaats en mogelijk ook stalletje, "hennekot" (aanduiding op eerste plan van tuin) of duivenhok, confer aanduiding van vlieggaten op het plan (geveltop). Er zijn ook twee ontwerpplannen voor de tuin, met lusvormige, circulaire padenstructuur bewaard. Op een eerste plan zijn de lusvormige paden over de hele tuin verspreid, met integratie van een "hennepark" rond het "hennekot". Op het tweede plan beperkt deze padenstructuur zich tot het voorste stuk van de tuin. Het tweede plan deelt het achterste stuk op in een moestuin (links) en een boomgaard rond de bergplaats. Vermoedelijk werd dit tweede plan uitgevoerd, gezien de bewaarde boomgaard rond de bergplaats (Algemeen Rijksarchief Brussel, Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier nr. 4923). De pastorie werd ca. 1981 particuliere eigendom. De modernisering van het dorp: elektrificatie De eerste experimenten met de elektrificatie van België vatten aan vanaf de jaren 1880, met de aanleg van verlichting op een aantal publieke plaatsen in Brussel. De daaropvolgende jaren werden maatschappijen opgericht die instonden voor elektriciteitsopwekking. De eerste grote centrales met zware stoommachines voor de opwekking van elektriciteit ontstonden rond 1900. Voor de elektriciteitsdistributie over enige afstand moest een netwerk worden aangelegd. Elektriciteit werd in hoogspanning verdeeld over grotere afstanden. Voor het gebruik door de afnemers werd in de nabijheid een gebouwtje ingericht met één of meerdere transformatoren om hoogspanning in laagspanning om te zetten. Door de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk werden over het hele land elektriciteitscabines (of transformatorhuisjes) opgericht. De elektriciteitscabine van de W.V.E.M. (Westvlaamse Elektriciteitsmaatschappij) in de Kasteelhoevestraat (bij de toegang tot het landgoed Vicogne) - vermoedelijk daterend uit de jaren 1930-1940 - getuigt van de uitbouw van een distributienetwerk in het interbellum in een landelijke omgeving. In de jaren 1970 werd er opgegraven op de site met walgracht van het landgoed Vicogne door professor Verhaeghe. Begin 21ste eeuw: ruilverkaveling en deelname aan "Het mooiste dorp" De ruilverkaveling Stuivekenskerke ca. 2000 werd gecombineerd met een dorpskernvernieuwing, onder meer met cofinanciering van de Europese Gemeenschap. "De dorpskern krijgt daarbij een nieuw uitzicht met gekasseide straten en kerkplein met nieuwe waterpomp, een nieuwe kerkhofmuur (uit authentieke Oud-Bruggebaksteen) en een nieuwe Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 11 van 36

speeltuin. De contouren van de dorpskern zijn landschappelijk versterkt met paardenkastanjes, perenbomen, els, wilg, vlier en meidoorn. Infopanelen geven meer uitleg over de Viconiahoeve, de Viconiakleiputten, Oud- en Nieuw-Stuivekenskerke" (Ruilverkaveling. Veel meer dan kavels verruilen, VLM, 2000). De muur van het kerkhof ter hoogte van de Stuivekenskerkestraat werd oostelijker herbouwd zodat een dorpspleintje ontstond. Ten zuiden van de herberg "In de Vicogne" werd een publiek speelplein aangelegd, afgeboord door een meidoornhaag. Langs de waterloop het Reigersvliet werd een bewegwijzerd wandelpad ingericht. In 2007 werd Stuivekenskerke geselecteerd in de verkiezing "Het mooiste dorp van Vlaanderen" (nl.wikipedia.org/wiki/het_mooiste_dorp_van_vlaanderen), gehouden onder de kijkers van VRT en lezers van Het Nieuwsblad en georganiseerd door Toerisme Vlaanderen. Binnen de longlist met tien West-Vlaamse dorpen eindigt Stuivekenskerke op de vijfde plaats. Bij de samenstelling van de lijst werd onder meer rekening gehouden met "pittoresk karakter: authentiek dorpsplein, coherente architectuur" en "landelijke ligging: groene omgeving, mooie vergezichten". In 2006-2012 werd de kerk gerestaureerd met toelagen van de Vlaamse Overheid (Binnenlands Bestuur) en van de stad Diksmuide, n.o.v. architect Peter Seys uit Diksmuide (cf. inhuldigingsplaat in de inkom van de kerk). b. Beschrijving Ruimtelijke context van het dorp Stuivekenskerke is vandaag een landelijk dorp met zeer verspreide hoevebouw en drie kleine bewoningskernen. De huidige dorpskern met de Sint-Petruskerk, de pastorie, een voormalig schoolgebouw, een herberg en een aantal woningen ligt ca. 800 m ten westen van de IJzer. Deze dorpskern wordt doorgaans aangeduid als Nieuw-Stuivekenskerke, vermits deze zich ca. 1870 ontwikkelde rond de pas gebouwde Sint-Petruskerk op zo'n twee km ten noorden van de oorspronkelijke dorpskern. Een tweede kleine bewoningskern van een aantal woningen en een hoeve situeert zich in het meest zuidoostelijke puntje: het gehucht Oud-Stuivekenskerke herinnert aan de dorpskern van vóór 1870. Tot slot is er nog het gehucht Tervate (eerste vermelding in 1219) dat op de linkeroever voor de grote bocht van de IJzer is gesitueerd. De directe omgeving van de Sint-Petruskerk van Nieuw-Stuivekenskerke Gelegen in het grachtenrijke poldergebied vormt Nieuw-Stuivekenskerke een echt kerkdorp met naast de imposante gebouwen van kerk en pastorie slechts enkele gebouwen in de dorpskern. Nieuw-Stuivekenskerke vormt een klein dorp dat sinds de jaren 1920 nauwelijks gegroeid is. De dorpskom wordt gemarkeerd door de geelbakstenen Sint-Petruskerk met imposante westtoren en omgevend ommuurd kerkhof met bewaarde graftekens, en de pastorie. Aan de noordelijke rand van het kerkhof is een laag vergaderzaaltje onder leien zadeldak opgetrokken. De georiënteerde Sint-Petruskerk en het kerkhof (Stuivekenskerkestraat z.nr.) Links en rechts van het kerkportaal werden in 1959 platen onthuld ter herdenking van de gevechten nabij de bocht van Tervate en de rol die het 8ste Linieregiment en de Karabiniers hierbij speelden. Het betreft rechthoekige bronzen platen met kruisvormige afboording, met signatuur van beeldhouwer Jan Schoolmeesters en van de Brusselse gieterij Batardy. De gedenkplaat voor het 8ste linieregiment is als volgt opgevat: bovenaan een kroon als kenteken van het regiment en rechts hiervan een kruis, in het midden een wapenschild, geflankeerd door "(de namen) - Dendermonde Yzer" en "Tervate - Esen Kortemark". Daaronder de tekst in het Nederlands en het Frans "In October 1914 offerde het 8e linieregiment in deze Yzervlakte zijn beste wapenbroeders voor vorst en land". De gedenkplaat voor de karabiniers (het 1ste, 2de en 4de Karabiniers) is als volgt opgevat: boven de tekst is in vlakreliëf een jachthoorn als kenteken van de karabiniers aangebracht, Dossiernummer: 4.001/32003/148.1 Pagina 12 van 36