Zondag 4 jan. 2015 PG te Sexbierum-Pietersbierum ds. A.J.Wouda Epifanie Matt. 2: 1-12 Gemeente van Christus, Koning Jezus, is geboren! Wat gaat het bij deze geboorte anders toe dan wanneer er bij ons een koninklijke baby wordt geboren. Heel Nederland zat in spanning toen het eerste kind van koning Willem Alexander en koningin Maxima geboren zou worden. Zou het een jongen of een meisje zijn, onze toekomstige koning of koningin? Zou het een gezond kindje zijn en zou bij de geboorte alles goed gaan met moeder en kind? Zo vlug als na de geboorte maar mogelijk was verscheen een stralende koning Willem Alexander met de kersverse prinses-toen nog zonder naamop zijn arm op de tv. De hele Nederlandse- en ook buitenlandse pers had zich verzameld in het Bronovo ziekenhuis. Artsen deden verslag van de geboorte en de toestand van moeder en dochter. Vervolgens ging Willem Alexander wel 15 minuten in op allerlei vragen van journalisten. Vliegensvlug verspreidde het nieuws van de geboorte van dit koningskind zich over de wereld. Als Jezus is geboren gaat geen heraut door de straten om het grote nieuws van de geboorte van dit koningskind bekend te maken.
Jezus is gewikkeld in een doek en ligt in een voerbak. Prinses Amalia ligt in de armen van haar vader op een satijnen kussen in een prachtige lange jurk van zijde en kant. Lukas vertelt over een engel die de geboorte van Jezus bekend maakt aan herders in het veld. Mattheüs rept niet over de herders. Matteus vertelt een ander, heel bijzonder verhaal. Jezus wordt geboren in Betlehem, de stad van David. Als koning heeft David in Jeruzalem gewoond, in een prachtig paleis op de berg Sion. Davids zoon Salomo heeft aan het paleis een nog mooier tempelcomplex gebouwd. Maar Jezus wordt, als nazaat van koning David niet in dat prachtige paleis geboren, maar in de stad waar David werd geboren en waar hij een gewone, eenvoudige herdersjongen is geweest. Jezus is koning voor gewone mensen. Later blijkt Jezus vooral koning voor verschoppelingen De gevestigde orde, de mensen die goed voor zichzelf kunnen zorgen en hun vrienden, hebben geen geneesheer nodig zal Jezus later zeggen. In Jeruzalem zit, als Jezus wordt geboren, een vreemde koning op de troon. Herodus komt uit Edom en is een afstammeling van Ezau. Hij is vazal-koning in opdracht van de Romeinse keizer. Koning Herodes krijgt op een dag, kort na de geboorte van Jezus, bezoek van wijze mannen uit het Oosten. Vreemdelingen bezoeken in Jeruzalem een vreemdeling.
De wijzen hebben een bijzondere ster zien opkomen en lezen hieruit af dat er een koningskind geboren is. Dezelfde ster wijst hen de weg naar Israël. Natuurlijk zoeken ze de pasgeborene in het paleis en zo raken ze aan de praat met Herodes. Herodes schrikt zich wezenloos: een koningszoon? Nee, in het paleis is geen prins geboren. Het is in de tijd dat in Israël de Messias verwacht wordt. Tal van profeten hebben er uitspraken over gedaan. Herodes voelt aan dat hij het in die richting zoeken moet, want hij roept meteen alle hogepriesters en kenners van Israëls heilige boeken bij zich en vraagt hen: waar wordt de messias geboren? De wijzen hebben niet gepraat over de messias, zij vragen naar een koningskind. Voor de kenners van de Tenach, de Joodse Bijbel, is het niet moeilijk te achterhalen dat de messias in Betlehem geboren zal worden. Bij de profeet Micha vinden ze aanwijzingen genoeg. De wijzen zijn blij met de aanwijzingen die achteraf helemaal niet nodig blijken, want de ster gaat hen voor tot boven het huis waar ze moeten zijn. Daar treffen ze moeder Maria en haar kind. Wat ze zien wordt aan ons niet verteld, maar kennelijk is er iets waardoor ze meteen weten dat ze getuige zijn van een heel bijzondere situatie: ze werpen zich neer, knielen op de grond en buigen diep voorover om dit kind en zijn moeder eer te bewijzen. Jozef is even buiten beeld.
Wat er ondertussen gebeurt, is dat door de vraag van de wijzen, heel Jeruzalem; de koning en de hele Joodse geleerdheid, op de hoogte zijn van de geboorte van de vermoedelijke messias. Wat is het vreemd, dat hogepriesters en Schriftgeleerden niet meteen meegaan om het kind te zoeken! Als wij een geboortebericht krijgen van een heel gewone mensenbaby kunnen we bijna niet wachten om op kraamvisite te gaan. En nu is waarschijnlijk de messias geboren en alle joodse leiders die de messias verwachten blijven zitten waar ze zitten. Dat is toch niet te geloven? Is dit een teken dat de leiders eigenlijk helemaal niet willen dat de messias geboren is, omdat zelf leider zijn leuker/boeiender is dan je de mindere weten? Omdat het te moeilijk is touwtjes uit handen te geven? Wij bidden wel: uw koninkrijk komen, maar diegenen onder ons die hun leven aardig op de rit hebben hopen ondertussen dat het niet nu gebeurt. Het zal maar opeens allemaal afgelopen zijn, daar moet je toch eerlijk gezegd niet aan denken. Dat de joodse leiders niet op zoek gaan naar de messias is in ieder geval een teken dat ze niet héél hartstochtelijk naar de messias verlangen. Dat blijkt ook later, als Jezus in de synagogen leert: ze blijven hem dwarsbomen en uiteindelijk zijn zij het die Jezus aanklagen bij het hoogste gezag met de kruisiging tot gevolg.
Waarschijnlijk zouden wij Christenen hetzelfde doen. Zouden wij Jezus herkennen als hij nu terug zou komen? Zouden we hem herkennen als hij bijvoorbeeld als eenvoudige vluchteling ons pad kruist? Ik wil benadrukken dat we niet mogen zeggen dat de Joden Jezus dood op hun geweten hebben en daarom nog steeds slechte mensen zijn. Tot WO II is dit onder christenen een wijd verbreid standpunt geweest [Joden zijn slecht, want zij hebben Jezus gekruisigd] en mee daardoor hebben zoveel Joden de dood gevonden: er kwam geen algemeen verzet tegen getto s en deportaties. Wat we leren uit de tekst van vandaag is dat vreemden, niet Joden, op zoek gaan naar de Joodse messias en dat degenen die hem verwachten hem niet herkennen of niet willen kennen. Jezus is door veel Joden nooit als messias erkend. Wel door christenen. Maar in onze tijd haken in ons land veel christenen af. Ze geloven er niet meer in. Of ze geloven nog wel, maar zijn afgeknapt op de kerk of kerkgangers of dominees. Dat is niet zomaar, daar hebben we het naar gemaakt. De kerk heeft voor veel mensen geen goede naam. Als iemand in nood voor niks op de deur van een Christen klopt maken we niet waar wat we zeggen te geloven. Als we nieuwkomers niet hartelijk verwelkomen; als we mensen die een keer in de kerk komen alleen naar huis laten gaan zonder hen op de koffie te nodigen om na te praten, maken we Gods liefde niet waar.
Net als in de tijd van Jezus het Joodse gevestigde gezag geen ruimte maakte voor Jezus, nodigt de praktijk in veel christelijke kerken ook niet uit om bij de club te willen horen. We oordelen vaak veel te gemakkelijk over het doen en laten van een ander zonder de moeite te nemen hem of haar beter te leren kennen. Het is gewoon moeilijk om een volgeling van Jezus te zijn. Tijd te maken om Hem te zoeken en te eren en de naaste te dienen. Toch is het bijzondere van het kind in Betlehem, dat door wijzen uit een ver land wordt gezocht en gevonden, dat hij gekomen is voor alle mensen. Ook niet-joden worden door Jezus bekend gemaakt met de God van Abram, Izaäk en Jacob, van het volk Israël. Ook wij mogen sinds Jezus God onze Vader noemen. Vandaag, zondag Epifanie, verschijning, laat ons stil staan bij de verschijning van Jezus in de wereld. Voor ons. Amen