Same problem, other coat

Vergelijkbare documenten
Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen

Vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking van uithuisgeplaatste minderjarigen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht

De rechtspositie van jongeren in gesloten jeugdzorg

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

De nieuwe Jeugdwet. position paper prof.mr.drs. Marielle Bruning, afdeling Jeugdrecht, universiteit Leiden. Inleidend

UNIVERSITEIT LEIDEN. in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie SAMENVATTING

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Voorwoord. Ik wens u allen veel plezier bij het lezen van mijn scriptie. Melloney Suijkerbuijk. Pagina 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ADVIES OP CONCEPT UITVOERINGSBESLUIT JEUGDWET DEFENCE FOR CHILDREN. 24 december 2013

De interne rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen en accommodaties voor gesloten jeugdzorg

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement

RECHTEN IN JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN Evaluatie Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen SAMENVATTING

Beleid 'onvrijwillige zorg' Vrijheidsbeperking binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

ADVIES Voorstel Besluiten zorg en dwang, verplichte ggz en forensische zorg

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ.

informatiebrochure gesloten jeugdzorg

Inhoudsopgave. Voorwoord Een apart jeugdstrafrecht met eigen sancties en procedureregels De leeftijdsgrenzen 41

De aanhouding en inverzekeringstelling van minderjarige en jongvolwassen verdachten. Een kindgerichte aanpak en alternatieven voor de politiecel

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Jaarverslag Jaarbeeld van het Nederlandse Nationaal Preventie Mechanisme

Lijst van gebruikte afkortingen

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 april 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Bepalingen over de ouderbijdrage

Gedwongen anticonceptie bij verstandelijk beperkten

Toetsingskader Kwaliteit opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

Toetsingskader Voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De kwaliteit van de behandelgroepen van Intermetzo Zonnehuizen in Zeist

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Samenvatting advies conceptwetsvoorstel Jeugdwet

Vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen

Reactie van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen ( NVP) op het conceptwetsvoorstel Jeugdwet

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling plaatsingen gesloten jeugdhulp zonder machtiging kinderrechter

PRAKTIJK MANAGER. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Reglement Beperkende Maatregelen in de KV

Het detentieverloop van Michael P. Plan van aanpak

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Uw rechten en behandeling

Een paar nachtjes in de cel

De afdoening van jeugdstrafzaken in de praktijk Mr. Sonja de Pauw Gerlings Döhrn

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Eerste Kamer der Staten-Generaal

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

De harmonisatie van de externe rechtspositie van minderjarigen in de gesloten jeugdhulp

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling

Defence for Children over de wetsevaluatie Wet op de jeugdzorg

De Wet Bopz Informatie voor ouders of vertegenwoordigers

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus EJ DEN HAAG. Geachte heer Klink,

Van gesloten jeugd zorg naar gesloten jeugd hulp : de nieuwe regeling nader beschouwd

Gesloten jeugdzorg 18 jaar! Gefeliciteerd of juist succes?!

PRIVACY IN DE KETEN. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem

Betreft: zorgen over alleenstaande kinderen in Nederland (agendapunt 1 van het AO op 12 november 2015)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

31 mei 2012 z

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Ons kenmerk z Contactpersoon

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

De kwaliteit van de Open residentiële jeugdhulp bij De Hoenderloo Groep onderdeel van Pluryn

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Er dient een wettelijk verbod opgenomen te worden op het plaatsen van kinderen in vreemdelingendetentie

Transcriptie:

2016 Same problem, other coat M. BEN EL HAJ TILBURG UNIVERSITY

TILBURG UNIVERSITY Masterthesis Same problem, other coat Naam: Mustapha Benelhaj ANR: 608489 Scriptiebegeleider: Prof. mr. P. Vlaardingerbroek

Lijst van afkortingen Bjj BW EHRM ERJ EVRM Gw Havana Rules IVRK Jw MvT RSJ VN Wet BIG WGBO Wjz Beginselenwet justitiële jeugdinrichting Burgerlijk Wetboek Europees Hof voor de Rechten van de Mens Aanbeveling van de Raad van Europa (2008)11 van 5 november 2008 on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Grondwet VN-Resolutie 45/113 van 14 december 1990 betreffende Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty Verdrag inzake de rechten van het kind Jeugdwet Memorie van Toelichting Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Verenigde Naties Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst Wet op de jeugdzorg

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 1 1.1 Aanleiding... 1 1.2 Probleemstelling... 1 1.3 Vraagstelling... 3 1.4 Methoden van onderzoek... 4 1.5 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie... 4 1.6 Leeswijzer... 5 Hoofdstuk 2 Jeugdwet: vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten instelling... 6 2.1 Inleiding... 6 2.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen in Jeugdwet... 6 2.3 Afzondering... 8 2.4 Fixeren... 10 2.5 Geneeskundige behandelingsmethoden... 11 2.6 Controlemaatregelen... 12 2.6.1 Onderzoek aan lichaam en kleding... 13 2.6.2 Urineonderzoek... 15 2.6.3 Doorzoeking kamer... 16 2.7 Het klachtrecht in de Jeugdwet... 16 2.8 Deelconclusie... 17 Hoofdstuk 3 Bjj: vrijheidsbeperkende maatregelen in justitiële jeugdinrichtingen... 18 3.1 Inleiding... 18 3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen Bjj... 18 3.3 Onderzoek aan lichaam en kleding (fouilleren)... 19 3.4 Onderzoek in het lichaam... 20 3.5 Onderzoek van de kamer... 21 3.6 Urineonderzoek... 22 3.7 Afzondering... 23 3.8 Het dwingen tot een geneeskundige behandeling... 25 3.9 Fixeren... 25 3.10 Het klachtrecht van de Bjj... 26 3.10.1 Bemiddeling... 27 3.10.2 Beklagrecht en beroep... 27

3.11 Deelconclusie... 28 Hoofdstuk 4 De Jeugdwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen vergeleken... 29 4.1 Inleiding... 29 4.2 Overeenkomsten en verschillen... 29 4.2.1 Overeenkomsten... 29 4.2.2 Verschillen... 32 4.3 Internationale en Europese regelgeving... 36 4.3.1 IVRK... 36 4.3.2 EVRM: recht op respect voor het privéleven... 39 4.3.3 Toetsen van de beperkende maatregelen... 40 4.4 Deelconclusie... 43 Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen... 44 5.1 Conclusie... 44 5.2 Aanbevelingen... 46 Literatuurlijst... 47

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Defence For Children International is een internationale organisatie die opkomt voor de rechten van kinderen. Volgens deze organisatie is het belangrijk dat de rechten van kinderen zoveel mogelijk worden vastgelegd in wet- en regelgeving en er continu toezicht plaatsvindt op de naleving ervan. 1 In augustus 2015 is door de Inspectie Jeugdzorg geconstateerd dat instellingen voor gesloten jeugdhulp in toenemende mate jongeren binnen hun accommodatie opnemen, zonder een machtiging van de kinderrechter. 2 Is zo n uithuisplaatsing rechtvaardig? Meerdere instanties zoals Defence For Children International en Inspectie Jeugdzorg vinden deze plaatsingen onaanvaardbaar, omdat ze in strijd zijn met het internationaal en nationaal recht. 3 De plaatsingen in deze accommodaties zonder een machtiging van de kinderrechter schaden de minderjarigen in hun rechtspositie. Aan de hand hiervan is het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangeschreven door Defence For Children International en Inspectie Jeugdzorg om de rechtspositie van de minderjarigen in een gesloten instelling te waarborgen en erop toe te zien dat de wettelijke kaders worden nageleefd. 4 In het kader van deze scriptie is het van belang om nader in te gaan op de vraag hoe de rechtspositie van jongeren in een gesloten instelling zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd. Hiermee moet ook de interne rechtspositie van de jeugdige worden meegenomen. 1.2 Probleemstelling Op 1 december 1905 traden de Kinderwetten in werking. 5 Deze bestonden uit drie onderdelen, namelijk de burgerlijke kinderwet, de kinderstrafwet en de beginselenwet kinderbescherming. Indertijd werden jeugdigen gedetineerd in tuchtscholen en rijksopvoedingsgestichten. Dit waren de voorlopers van de huidige justitiële jeugdinrichtingen. 6 Indien de jeugdigen werden geplaatst 1 http://www.defenceforchildren.nl/over-ons. 2 https://www.defenceforchildren.nl/p/48/4437/gesloten-plaatsing-zonder-rechterlijke-toets-onaanvaardbaar ; Kamerstukken II 2015/16, 31 839, nr. 485. 3 Geen plaatsingen gesloten jeugdhulp zonder machtiging kinderrechter, Inspectie Jeugdzorg, www.inspectiejeugdzorg.nl (zoek op gesloten jeugdhulp). 4 https://www.defenceforchildren.nl/images/129/4072.pdf ; www.tweedekamer.nl (zoek op: geen plaatsingen gesloten jeugdhulp zonder machtiging kinderrechter). 5 http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6987/de-invoering-van-de-kinderwetten-in-1901.html geraadpleegd op 31 maart 2016. 6 Muller & Vegter 2009, p. 261. 1

in dergelijke instellingen, geschiedde dat op grond van een jeugdstrafrechtelijke maatregel of detentie in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel. Deze jeugdigen kampten met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die hun ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmerden. Men had behoefte aan een intensieve zorg met verblijf, waarbij de vrijheden van de jeugdigen werden ingeperkt. Vanaf 1 januari 2008 bestond de mogelijkheid om jeugdigen met een civielrechtelijke titel te scheiden van de jeugdigen met een strafrechtelijke titel. 7 Dit heette in de Wet op de Jeugdzorg gesloten jeugdzorg, wat nu bekend staat als gesloten jeugdhulp 8 op grond van de Jeugdwet. Hiermee is op die datum een einde gekomen aan de zogeheten samenplaatsingen van jeugdigen, die zowel op strafrechtelijke als civielrechtelijke titel geplaatst waren in justitiële jeugdinrichtingen. 9 Uit het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut in 2004 is naar voren gekomen dat jongeren, ouders en groepsleiders het niet rechtvaardig vonden dat jeugdigen met een strafrechtelijke en een civielrechtelijke opname bij elkaar werden geplaatst. 10 Ook werd het strafrechtelijk regime als streng ervaren voor de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen. Bovendien was men bang voor besmettingsgevaar. Hiermee wordt bedoeld dat de strafrechtelijk geplaatste jeugdigen hun strafrechtelijk gedrag kunnen overbrengen naar de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen. De wetgever heeft op grond van deze redenen de gesloten jeugdzorg in het leven geroepen, ook al waren de verschillen tussen de beide groepen jeugdigen vaak klein. 11 In deze regimes kampen de jeugdigen met soortgelijke problemen en krijgen in feite dezelfde behandelwijze. In beginsel geldt in alle instellingen de methodiek van YOUTURN en kunnen jongeren in zowel in justitiële jeugdinrichtingen als ook in de gesloten jeugdhulp opgesloten worden in hun kamer. Het is van belang dat in beide regimes wordt gewerkt aan de hand van een pedagogische aanpak en aan de achtergrondproblematiek. Volgens het Kinderrechtenverdrag dient een plaatsing in een gesloten instelling 12 als ultimum remedium te gelden. Indien men besluit om jeugdigen van hun vrijheden te beroven, is het van belang dat hieraan hoge eisen worden gesteld. In Nederland kunnen minderjarigen op 7 Stb. 2007, 578. 8 Hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. 9 T. Liefaard, De rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen in het licht van internationale mensenrechten en actuele ontwikkelingen, p. 3, www.kluwer.nl. 10 Goderie, Steketee, Mak en Wentink 2004, p. 116. 11 Kamerstukken II 2005/06, 30 644, nr. 3, p. 2 (MvT). 12 Met gesloten instelling wordt bedoeld: instellingen voor gesloten jeugdhulp, psychiatrie en jeugdstrafrecht. 2

verschillende titels in geslotenheid verblijven. 13 Dit is mogelijk onder het regime van de Jeugdwet, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Dit onderzoek beperkt zich enkel tot de Jeugdwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj). Immers, de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen hebben ten opzichte van de strafrechtelijk geplaatste jeugdigen niet dezelfde waarborgen. Dit houdt in dat de 14 civielrechtelijk geplaatste jeugdigen een minder sterke rechtspositie innemen. De rechtspositieregelingen in de twee voorgenoemde regimes zijn uiteenlopend. In 2006 heeft Liefaard gewaarschuwd dat dit kan leiden tot rechtsongelijkheid. 15 Tegenwoordig wordt er wederom gekeken naar de strikte scheiding van de strafrechtelijke en de civielrechtelijke geplaatste jeugdigen. 16 Defence For Children International en de Raad van State hebben, voordat de Jeugdwet in werking was getreden, reeds in 2006 aanbevolen om de bestaande regelgeving voor plaatsing in een gesloten instelling te harmoniseren. Deze harmonisatie werd aanbevolen om de rechtspositie van het kind in een gesloten instelling beter te waarborgen. Door mij zal voornamelijk gekeken worden naar de beperkende maatregelen binnen een gesloten instelling, dit met behulp van de Jeugdwet en de Bjj. De beperkende maatregelen die de rechtspositie van de jeugdige aantasten bijvoorbeeld het onderzoek aan het lichaam en kleding zijn in deze het meest relevant. In hoeverre verschillen deze twee regimes van elkaar ten aanzien van de rechtspositie van het kind en is harmonisatie van deze twee regimes aangewezen? Om de bovenstaande vragen gedegen te kunnen beantwoorden is onderzoek nodig. Er dient inzicht te worden verkregen in de twee regimes met betrekking tot de beperkende maatregelen die de rechtspositie van de jeugdige aantasten. Dit dient bekeken te worden vanuit het internationale en het nationale kader. Deze vragen zullen hierna nader worden toegelicht. 1.3 Vraagstelling In het bovenstaande heb ik de problematiek van het onderzoek toegelicht. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: 13 https://www.defenceforchildren.nl/p/197/minderjarigen_in_gesloten_instellingen 14 M.R. Bruning en T. Liefaard, Concept-wetsvoorstel Gesloten Opvang Jeugdzorg moet worden heroverwogen, NJB 2006, p. 84-85; Kamerstukken II 2007/08, 30 644, nr. I. 15 T. Liefaard, Rechtspositieregeling gesloten jeugdzorg: een flinke stap terug!, FJR 2006/96. 16 J. van Alphen, V. Drost en W. Jongebreur, Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd, Barneveld: Significant, 2015, p. 6-8. 3

Wat is de rechtspositie van het kind in gesloten jeugdhulp onder het civiele regime van de Jeugdwet ten opzichte van de opgesloten kinderen onder het regime van de Bjj met betrekking tot de beperkende maatregelen en is in dit verband harmonisatie van voorgenoemde regimes wenselijk en/of mogelijk? De centrale vraag valt uiteen in een aantal sub-vragen: 1. Wat houdt het regime van de Jeugdwet in met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp? 2. Wat houdt het regime van de Bjj in met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen in de justitiële jeugdinrichting? 3. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen van deze twee regimes? 4. In hoeverre werkt het IVRK en het EVRM door op de bescherming van jongeren die strafrechtelijk zijn geplaatst en die civielrechtelijk zijn geplaatst? 1.4 Methoden van onderzoek Voor het rechtswetenschappelijk onderzoek zal er vooral gebruik worden gemaakt van literatuuronderzoek 17 en jurisprudentieonderzoek. Voor de eerste twee subvragen zal de beantwoording worden gezocht in de literatuur, Kamerstukken, ministeriële regelingen, circulaires, rapporten en jurisprudentie. Hierbij zullen de belangrijkste artikelen aan bod komen. Tevens zullen de internationale grondrechten expliciet besproken worden bij de derde deelvraag. Dit zal een grote rol spelen in deze scriptie, aangezien de geregelde verdeling in de Jeugdwet en Bjj nader bestudeerd dient te worden. De rechtspositie van het kind kan op grond van het internationale niveau worden geanalyseerd met beide regimes. Bovendien kan dit onderzoek ook tot mogelijke verbeterpunten leiden voor de huidige regimes. Een dergelijk onderzoek zal uitwijzen op welke manier harmonisatie tussen beide regelingen mogelijk is en of dit wenselijk is. 1.5 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie De maatschappelijke relevantie van het onderzoek is gelegen in het feit dat het regime van de Jeugdwet en het regime van de Bjj grotendeels met dezelfde soort jeugdigen te maken hebben. Er is echter geen afstemming van wet- en regelgeving voor jeugdigen in een gesloten instelling. Dit wordt door verschillende instanties zoals Defence For Children International, de Raad van State 17 Ijzermans & van Schaaijk 2007, p. 24. 4

en de Inspectie Jeugdzorg sterk bekritiseerd, omdat er hierdoor sprake kan zijn van rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. Vóór de invoering van de Jeugdwet was men van mening dat het tijd werd om alle vormen van jeugdhulp voor jeugdigen in één wet te regelen. 18 Ook nu vindt men dat harmonisatie gewenst is voor jeugdigen die op grond van de Jeugdwet in een gesloten instelling verblijven. 19 Door middel van dit onderzoek wordt duidelijkheid verschaft over de vraag in hoeverre harmonisatie wenselijk of nodig is. Tevens heeft de maatschappij er belang bij om te weten wat de rechtspositie van het kind is in een gesloten instelling. Voor de wetenschappelijke relevantie dient het onderzoek nieuwe kennis te verschaffen naast de bestaande informatie. 20 Uit dit onderzoek moet blijken hoe er wordt omgegaan met de rechten van het kind in een gesloten instelling en hoe dit zich verhoudt met de internationale en Europese weten regelgeving. Er is in de literatuur vaak gevraagd om de wet- en regelgeving met betrekking tot opgesloten jeugdigen te bezien. Met dit onderzoek wordt getracht om de balans te vernieuwen en te beoordelen in hoeverre de rechtspositie van het kind in een gesloten instelling het beste kan worden versterkt. 1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding van het probleem gepresenteerd. In hoofdstuk 2 ga ik in op de beperkende maatregelen jegens jeugdigen in het kader van de Jeugdwet. Hoofdstuk 3 bespreekt de beperkende maatregelen die men jegens jeugdigen kan opleggen. In hoofdstuk 4 komen de overeenkomsten en verschillen tussen de Jeugdwet en de Bjj aan bod. Ook wordt ingegaan op de beperkende maatregelen vanuit het perspectief van het EVRM en het IVRK. Hoofdstuk 5 behandelt de conclusie en aanbevelingen. In dit hoofdstuk zal ik antwoord geven op de centrale vraag. 18 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3 (MvT), p. 49. 19 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 4, p. 24. 20 IJzermans & van Schaaijk 2007, p. 22. 5

Hoofdstuk 2 Jeugdwet: vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten instelling 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen de zaken worden besproken die het meest de rechten van jongeren aantasten in een gesloten instelling. Hierbij zal er een antwoord worden gegeven op de volgende deelvraag: wat houdt het regime van de Jeugdwet in met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp? In paragraaf 2.2 zal er worden ingegaan op de vraag hoe en waar de vrijheidsbeperkende maatregelen in de Jeugdwet zijn geregeld. Vervolgens zullen in de paragrafen 2.3 tot en met 2.6 de vrijheidsbeperkende maatregelen jegens jeugdige nader worden toegelicht. Verder zal in paragraaf 2.8 het klachtrecht bij beperkende maatregelen de revue passeren. Tot slot zal er in paragraaf 2.7 een deelconclusie volgen. 2.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen in Jeugdwet In 2008 is er een einde gekomen aan de samenplaatsingen van jongeren die zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk zijn geplaatst in de gesloten instellingen. De jongeren die civielrechtelijk zijn geplaatst, worden sindsdien gescheiden opgenomen van de jongeren die strafrechtelijk zijn geplaatst. Dit houdt in dat de jongeren die civielrechtelijk zijn geplaatst van 2008 tot 2015 onder de werking van de Wet op de Jeugdzorg vielen. Nu vallen deze jeugdigen onder de werking van de Jeugdwet en de jongeren die strafrechtelijk zijn geplaatst vallen onder de regeling van de Bjj. In de derde paragraaf van het zesde hoofdstuk van de Jeugdwet worden de vrijheidsbeperkende maatregelen beschreven voor de jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten instelling. De wetgever heeft de vrijheidsbeperkende maatregelen in de Jeugdwet overgenomen uit de Wet op de jeugdzorg. De toepassing van de dwangmaatregelen die zijn opgenomen in paragraaf drie van hoofdstuk zes, dienen in beginsel te zijn opgenomen in het hulpverleningsplan van de jeugdigen. Het hulpverleningsplan geeft aan wanneer en hoe welke maatregelen toegepast kunnen worden. Op grond van jurisprudentie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) heeft een hulpverleningsplan een individueel karakter. 21 Indien een van de beperkende maatregelen niet is opgenomen in het hulpverleningsplan, dan mogen er in beginsel geen 21 RSJ 3 maart 2015, 14/4578/JZ. 6

beperkende maatregelen worden opgelegd jegens de jeugdigen. 22 Daarentegen is het op grond van artikel 6.3.7 Jeugdwet wel mogelijk om de vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen zonder dat deze zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. In artikel 6.3.7 Jeugdwet is dit als volgt geregeld: In afwijking van artikel 6.3.6, eerste lid, kunnen met betrekking tot een jeugdige, slechts maatregelen, methoden of beperkingen als bedoeld in de artikelen 6.3.1 tot en met 6.3.4 die niet opgenomen zijn in het hulpverleningsplan worden toegepast, voor zover noodzakelijk ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties. De toepassing behoeft binnen vierentwintig uur nadat deze is aangevangen de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper. De maatregelen, methoden of beperkingen worden ten hoogste gedurende zeven opeenvolgende dagen toegepast. Momenteel is in de Jeugdwet opgenomen dat in de huisregels moet zijn vermeld welke maatregelen mogelijk zijn bij welk gedrag. In de Wet op de jeugdzorg was dit niet geregeld, want aan de vorm en inhoud van de huisregels werden vrijwel geen eisen gesteld. 23 De wetgever heeft met de huidige wetgeving geprobeerd de regels enigszins aan te scherpen ter verbetering van de rechten van de jeugdigen in de gesloten jeugdinstellingen. De gesloten jeugdhulp is er om de jeugdigen te ondersteunen die kampen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De jeugdigen die gesloten zijn geplaatst wordt een intensieve vorm van jeugdhulp met verblijf geboden, opdat de jeugdigen gezond en veilig opgroeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam wordt om maatschappelijk te kunnen participeren. De gesloten instelling kan de jeugdige in zijn vrijheden beperken, om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de hulp die hij nodig heeft. 24 De vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgenomen ter bescherming van de jeugdige zelf of voor anderen. In de hiernavolgende paragraaf worden de vrijheidsbeperkende maatregelen besproken die de rechtspositie van een jeugdige kunnen beperken en/of aantasten. 22 Artikel 6.3.6 lid 1 Jeugdwet. 23 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT); Bruning, Liefaard & Vlaardingerbroek 2014, p. 835. 24 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 54 (MvT). 7

2.3 Afzondering Op grond van de Wet op de jeugdzorg was het mogelijk om een jeugdige in afzondering te plaatsen, zelfs als dit niet was opgenomen in het hulpverleningsplan van de jeugdige. In veel gevallen plaatsten de instellingen de jeugdige in afzondering wanneer de huisregels niet werden nageleefd. In de Jeugdwet heeft de wetgever opgenomen dat afzondering niet meer mogelijk is, tenzij het is opgenomen in het hulpverleningsplan en indien het noodzakelijk is. Het plaatsen van de jeugdige in afzondering voor het niet naleven van de huisregels is echter een te zwaar middel, volgens de Kamerstukken van de Jeugdwet. 25 Het artikel dat betrekking heeft op afzondering geeft de gesloten instellingen de mogelijkheid als uiterste maatregel de jeugdige voor een bepaalde periode af te zonderen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn: tijdelijke verwijdering uit de groep of uitsluiting van een of meer activiteiten. 26 Het afzonderen van de jeugdige gebeurt in geval diens gedrag bedreigend is voor andere jeugdigen of voor de hulpverleners. 27 De wetgever heeft niet gespecificeerd waar de jeugdigen moeten verblijven gedurende de tijd dat de afzonderingsmaatregel van kracht is. Mocht het gaan om zeer jonge kinderen, dan dient gedurende deze afzondering een personeelslid aanwezig te zijn. 28 Dit is slechts opgenomen in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Jeugdwet. Naar mijn mening is dit niet correct, want het gaat in deze om zeer jonge kwetsbare kinderen. Deze kinderen hebben een zeer bijzondere positie en dat verdient mijns inziens een veel duidelijker omschreven bepaling in de wet. Naar mijn mening dienen zeer jonge kinderen in beginsel niet in een gesloten inrichting te worden opgenomen, want er zijn genoeg andere alternatieven die naar mijn mening beter toepasbaar zijn. Deze mening wordt ook gedeeld door Unicef Nederland en Defence for Children International. 29 Daarenboven is het in beginsel op grond van artikel 6.3.6 Jeugdwet niet mogelijk om een jeugdige in afzondering te plaatsen, als dit niet is opgenomen in het hulpverleningsplan. Dit betekent concreet dat afzondering niet is toegestaan, tenzij sprake is van een noodsituatie als bedoeld in artikel 6.3.7 Jeugdwet. Dit gaat om situaties waar het hulpverleningsplan niet in is voorzien, 30 bijvoorbeeld als een jeugdige agressief gedrag vertoont. 25 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT); artikel 6.3.1 lid 2 sub b Jeugdwet. 26 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT). 27 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT). 28 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT). 29 Jaarbericht Kinderrechten 2015, UNICEF Nederland & Defence for Children International 2015, (www.defenceforchildren.nl), p. 20. 30 Verberne & Korstenbroek 2015, p. 363. 8

Verder heeft de RSJ in een uitspraak bepaald dat het niet de bedoeling is dat jeugdigen structureel in afzondering worden geplaatst in instellingen. Deze maatregel bleek in casu als een routinemaatregel te zijn toegepast in de instelling. Hier biedt de Jeugdwet echter geen wettelijk kader voor. 31 De jeugdige in casu was voor bijna negen maanden in afzondering geplaatst. Hij gaf aan dat de afzondering voor hem uitzichtloos was. Door deze structurele afzondering was de jeugdige niet meer gewend om contact te hebben met andere jeugdigen en werd hij door contact met anderen nerveus. De maatregel afzondering is bedoeld als uiterste maatregel en mag alleen voor een bepaalde duur van toepassing zijn. Deze uitspraak laat mijns inziens goed zien wat de lijn is van de RSJ en tegelijkertijd laat het ook zien wat voor grote impact een beperkende maatregel kan hebben voor een jeugdige in een gesloten instelling. Mijns inziens laat deze uitspraak tevens zien wat de gevolgen kunnen zijn van een te ruime bepaling. Daarom vind ik dat de ruime bepalingen die zijn opgenomen in de Jeugdwet met betrekking tot de beperkende maatregelen moeten worden ingekaderd. Ook bestaat het risico dat de instellingen de maatregelen verkeerd toepassen. Door de ruime bepalingen is naar mijn mening grote kans dat er verschillen zullen zijn bij het opleggen van de beperkende maatregelen tussen instellingen waar civielrechtelijke jeugdigen verblijven. In het onderzoek van de Thematische wetsevaluatie gedwongen zorg is gesteld dat er bij het toepassen van de beperkende maatregelen in de praktijk per instelling grote verschillen bestaan. 32 Tevens moet in het hulpverleningsplan zijn opgenomen dat het mogelijk is om de jeugdigen indien nodig af te zonderen. Artikel 6.3.1 Jeugdwet bepaalt dat de jeugdige slechts voor een beperkte periode in afzondering kan worden geplaatst. Het dient te worden opgelegd als uiterste maatregel, indien de andere minder ingrijpende maatregelen niet voldoende zijn; bijvoorbeeld als de jeugdige zelfmoord wil plegen door middel van een overdosis aan medicatie. 33 In deze situatie is goed denkbaar dat het noodzakelijk zal zijn om direct medische hulp aan te bieden, ook tegen de wil van de jeugdige. Zo was er een zaak waar de jeugdige in afzondering was geplaatst volgens het behandelplan, vanwege een heftig incident in de inrichting. De RSJ oordeelde dat het niet onredelijk of disproportioneel was om de jeugdige af te zonderen. 34 In deze zaak vind ik dat de RSJ goed heeft geoordeeld. Ik ben echter van mening dat men in de rechtspraak en/of in de 31 RSJ 25 januari 2016, 15/3064/JZ. 32 Legemaate e.a. 2014, p. 275. 33 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT); Verberne & Korstenbroek 2015, p. 353. 34 RSJ 30 juni 2016, 16/0962/JZ. 9

wetgeving moet aangeven hoelang een jeugdige in de gesloten jeugdhulp kan worden afgezonderd. Dit zal de rechtspositie van de jeugdige in de gesloten jeugdhulp verbeteren, want zo kan de jeugdige een indicatie hebben van hoelang hij maximaal mag worden afgezonderd. Daarenboven zal dit in overeenstemming zijn met de European Rules for Juvenile offenders subject to sanctions or measures (hierna: ERJ). 35 De ERJ is een niet bindende aanbeveling van de Raad van Europa voor lidstaten. 36 2.4 Fixeren Op grond van artikel 6.3.1 lid 2 sub d Jeugdwet dat is overgenomen uit artikel 29o Wet jeugdzorg kan men de maatregel van vastpakken en vasthouden toepassen op de opgenomen jeugdigen. In de gesloten instellingen gebeurt dit zonder toepassing van mechanische middelen. 37 Bij mechanische middelen kan men denken aan gecapitonneerde handschoenen, mondafscherming, polsbanden aan riem om middel, enkelbanden met tussenstuk, handboeien, valhelm of schuimhelm en een dwangjack. 38 De maatregel van het vastpakken en vasthouden dient te worden vermeld als het is opgenomen in het hulpverleningsplan. 39 Artikel 6.3.7 Jeugdwet geeft slechts een uitzondering op het voorgaande, indien het noodzakelijk is ter overbrugging van een tijdelijke situatie. 40 Echter, men dient altijd na te gaan of er geen andere mogelijkheden zijn die minder ingrijpend zijn. De RSJ heeft een zaak behandeld waarin het ging om het vastpakken en vasthouden van een jeugdige zonder dat deze maatregel was opgenomen in het hulpverleningsplan. De enige mogelijkheid die het vastpakken en vasthouden rechtvaardigt, is bij een tijdelijke noodsituatie. 41 Verder is in het Protocol vastpakken en vasthouden van de gesloten instelling opgenomen, dat het vastpakken en vasthouden alleen in noodzakelijke situaties mag worden gebruikt. Dit dient proportioneel en zo respectvol mogelijk te gebeuren. De beroepscommissie RSJ kan niet uit de 35 Zie artikel 91.4 en 95.4 Recommendation of the Committee of Ministers to member states on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures, 5 november 2008, CM/REC(2008) 11. 36 Raad van Europa neemt Europese regels voor Jeugdstrafrechttoepassing aan, Defence for Children International, www.defenceforchildren.nl (zoek op: Europese regels voor jeugdstrafrechttoepassing). 37 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198-201 (MvT). 38 Artikel 1 Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen. Deze middelen kunnen worden toegepast in de Bjj, maar mogen niet worden toegepast in de Jeugdwet. Deze middelen worden in de justitiele jeugdinrichtingen zelden of nooit toegepast. Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT). 39 Artikel 6.3.6 lid 1 Jeugdwet. 40 Dit is ook besproken in paragraaf 2.2. 41 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 198 (MvT). 10

stukken vaststellen dat er in casu sprake was van een tijdelijke noodsituatie en dat de veiligheid van de jeugdige of van anderen in gevaar was. Het feit dat de jeugdige niet wilde meewerken om mee te gaan naar de afzonderingsruimte, betekent niet dat het gerechtvaardigd is om de jeugdige zodanig vast te houden en vast te pakken dat het mag leiden tot een bloeduitstorting in het nekgedeelte. Er werd geoordeeld dat de medewerker de jeugdige ook met behulp van lichtere dwangvormen kon meenemen. 42 In een andere zaak van de RSJ is geoordeeld dat het vastpakken en vasthouden van de jeugdige gerechtvaardigd was, omdat deze beperkende maatregel was opgenomen in het hulpverleningsplan. Deze maatregel was opgenomen, zodat men kon voorkomen dat de jeugdige zou weglopen uit de open setting van de instelling. 43 2.5 Geneeskundige behandelingsmethoden Artikel 6.3.2 Jeugdwet dat voornamelijk overeenkomt met het oorspronkelijke titel artikel 29p Wet op de jeugdzorg geeft aan dat tegen de wil van de jeugdigen het jeugdhulpverleningsprogramma kan worden toegepast. 44 Krachtens artikel 6.3.2 lid 1 sub b Jeugdwet heeft de wetgever de mogelijkheid opgenomen om inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van jeugdigen die in een gesloten instelling zitten. Hierdoor kan een jeugdige tegen zijn wil worden verplicht om een behandeling te laten verrichten of te ondergaan. Zo is in artikel 11 Grondwet (hierna: Gw) het recht op onaantastbaarheid van het lichaam opgenomen welk recht in Boek 7 BW verder wordt uitgewerkt. In beginsel is op grond van artikel 7:450 lid 1-2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) toestemming van de jeugdige vereist voor een geneeskundige behandeling. De toestemming van de jeugdige en die van de ouders met gezag of zijn of haar voogd is vereist, indien de jeugdige tussen de twaalf en zestien jaar oud is. 45 De geneeskundige behandeling kan bestaan uit het toedienen van medicijnen, maar ook uit het maken van röntgenfoto s. Mocht er sprake zijn van ernstig gevaar dan kan er worden overwogen om zonder toestemming van de jeugdige een geneeskundige behandeling toe te passen. De Memorie van Toelichting verstaat onder ernstig gevaar het volgende: het gevaar voor ernstige zelfverminking of blijvende invaliditeit. 46 Dit artikel legt de bevoegdheid bij de instelling en wijst 42 RSJ 14 januari 2013, 12/3308/JZ. 43 RSJ 11 maart 2015, 14/4717/JZ. 44 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT). 45 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT). 46 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT); Tekst & commentaar 2015. 11

niet aan wie de bevoegdheid dient te nemen. Er wordt wel verwezen naar de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: Wet BIG), zodat duidelijk is dat op het voorschrijven en toedienen van medicijnen deze regelgeving van toepassing is. Dat betekent dus wanneer men niet weet wie de bevoegdheid heeft, men kan kijken in het BIG-register op grond van de Wet BIG. Daarnaast noemt de wetgever als voorbeeld dat alleen verpleegkundigen en artsen bevoegd zijn om injecties toe te dienen. 47 Een voorbeeld betreft een jeugdige uit een instelling die een gevaar vormde voor zichzelf en wellicht voor anderen. Hierdoor heeft de instelling besloten om bij de jeugdige dwangmedicatie toe te passen. Verder heeft de instelling twee psychiaters er bij betrokken en met goedkeuring van hen deze maatregel opgelegd. De beroepscommissie RSJ oordeelde dat het niet onredelijk en onbillijk was om een geneeskundige behandeling toe te passen en vond dat er was voldaan aan de eisen van proportionaliteit. 48 Omdat een pedagogische aanpak effectiever is en in het belang van het kind is, dient naar mijn mening dit soort maatregelen in slechts zéér uitzonderlijke gevallen te worden opgelegd. Dus men dient te zoeken naar alternatieve oplossingen. 2.6 Controlemaatregelen In artikel 6.3.4 lid 2 Jeugdwet zijn controlemaatregelen opgenomen, die kunnen worden getroffen om de jeugdigen in hun vrijheid te beperken. Onder de controlemaatregelen wordt verstaan: onderzoek aan lichaam en kleding, onderzoek van urine op aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen, onderzoek van de kamer en het onderzoek van poststukken. Ook deze maatregelen moeten zijn opgenomen in het hulpverleningsplan wil men hier gebruik van kunnen maken 49, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie. 50 In de Wet op de jeugdzorg was het mogelijk om de controlemaatregelen toe te passen om te bekijken of de huisregels worden nageleefd. De wetgeving laat dit niet meer toe, omdat de rechtspositie van de jeugdigen ter zake onvoldoende sterk werd geacht. 51 In het hiernavolgende zullen slechts drie ingrijpende bevoegdheden worden besproken, namelijk het onderzoek aan lichaam en kleding, het urineonderzoek en de doorzoeking van de kamer van de jeugdige. 47 Kamerstukken II 2005/06, 30 644, nr. 3, p. 27; Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 200 (MvT). 48 RSJ 11 augustus 2016, 16/1909/GA. 49 Artikel 6.3.6 lid 1 Jeugdwet. 50 Artikel 6.3.7 Jeugdwet. 51 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 199 (MvT). 12

2.6.1 Onderzoek aan lichaam en kleding Ten eerste zal de ingrijpende controlemaatregel onderzoek aan het lichaam en kleding nader worden toegelicht. In artikel 6.3.4 lid 2 sub a Jeugdwet is een maatregel opgenomen waarbij inbreuk wordt gemaakt op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Gw) en van onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11 Gw). Onderzoek aan het lichaam en kleding van een jeugdige in een gesloten instelling kan worden toegelaten, indien bepaalde feiten of omstandigheden erop wijzen dat de jeugdige verdovende middelen of anderszins gevaarlijke voorwerpen heeft ingeslikt of in of op zijn lichaam draagt. 52 De wetgever heeft aangegeven in de Memorie van Toelichting dat de aard van het onderzoek bepalend zal zijn of de arts of de verpleegkundige de opdracht moet uitvoeren. 53 Dit zal slechts bij het onderzoek kunnen worden bepaald. Hiermee heeft de wetgever rekening gehouden met de Wet BIG. Mijns inziens heeft de wetgever hier goed aan gedaan om ook te verwijzen naar de Wet BIG, zodat niet iedereen de bevoegdheid heeft om de jeugdigen te onderzoeken. Zo mag alleen een arts onderzoek in het lichaam verrichten om te zien of de jeugdige drugs of iets dergelijks heeft verstopt in zijn lichaam. Daarentegen heeft de wetgever nagelaten om te specificeren wat men in een gesloten instelling verstaat onder het onderzoek aan het lichaam en de kleding. In artikel 34 Bjj is dit nader gespecificeerd voor jeugdigen die onder een strafrechtelijke titel in een justitiële jeugdinrichting verblijven. Dit zal nader worden toegelicht in hoofdstuk 3.3 en 3.4. Door deze specificering hebben de jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting meer waarborgen dan jeugdigen die civielrechtelijk zijn geplaatst in een gesloten instelling. 54 Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft gewezen op het feit dat er geen grondslag is voor onderzoek in het lichaam. 55 De vrijheid die de wetgever aan de gesloten instellingen heeft gegeven dient mijns inziens te worden beperkt. Deze maatregel is te ingrijpend, want dit kan voor de jeugdige voelen als inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Vooral als deze maatregel onrechtmatig wordt opgelegd. Op grond van de artikelen 89.1 en 89.2 ERJ 56 dienen de procedures met betrekking tot onderzoek aan lichaam en kleding in details te worden opgenomen in nationale 52 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 201 (MvT). 53 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 201 (MvT). 54 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 4, p. 23. 55 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 4, p. 26. 56 Recommendation of the Committee of Ministers to member states on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures, 5 november 2008, CM/REC(2008) 11. 13

wetgeving. De ERJ heeft echter geen bindende werking in Nederland. Naar mijn mening dient de wetgever zich te houden aan deze artikelen van de ERJ, want onderzoek aan lichaam en kleding betreft een zéér ingrijpende maatregel. Verder dient de wetgever mijns inziens de rechtspositie van de jeugdigen in een gesloten instelling te waarborgen en de bevoegdheid van de instellingen te beperken ter zake van het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige. Deze bevoegdheid kan naar mijn mening worden beperkt, als de wetgever het begrip specificeert. Verder heeft zich een interessante uitspraak voorgedaan betreffende een jeugdige in een zwaar beveiligde instelling Terroristenafdeling penitentiaire inrichting Vught die had geklaagd over het feit dat hij bij het verlaten en bij binnenkomst van de instelling telkens werd onderworpen aan onderzoek aan het lichaam en zijn kleding. 57 Volgens hem levert het beleid van de instelling een schending op van artikel 8 EVRM met verwijzing naar de uitspraak van EHRM Milka vs. Polen. 58 Dit arrest zal in de volgende subparagraaf 2.6.1.1 nader worden besproken. De beroepscommissie RSJ heeft in deze zaak de jeugdige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, want de jeugdige zat op een afdeling bestemd voor gedetineerden die verdacht worden van dan wel veroordeeld zijn ter zake van terroristische misdrijven. Op grond hiervan heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de huisregels met betrekking tot het visitatiebeleid en artikel 29 lid 1 Pbw geen strijd opleveren met artikel 8 EVRM. Ondanks het feit dat de Penitentiaire beginselenwet in deze zaak van toepassing is op deze jeugdige, is deze zaak interessant voor de jeugdigen in een gesloten instelling op grond van de Jeugdwet en de Bjj. Deze jeugdigen die in de gesloten instellingen verblijven zijn niet veroordeeld op grond van terroristische misdrijven, maar verblijven in de gesloten instellingen vanwege hun problematiek of lichte misdrijven. Dus als een gesloten instelling soortgelijke maatregelen neemt tegen de jeugdigen als in deze casus, dan kan de jeugdige een beroep doen op schending van artikel 8 EVRM. Daarnaast laat deze uitspraak zien hoe de beroepscommissie kijkt naar een beroep op schending van artikel 8 EVRM. De RSJ neemt een beroep op artikel 8 EVRM niet aan als er geen sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk. Naar mijn mening zou een visitatiebeleid als in casu niet worden gerechtvaardigd bij de jeugdigen die op grond van de Jeugdwet of de Bjj zitten opgesloten, want de gesloten instellingen dienen het beginsel van minimale beperkingen te hanteren. Dit houdt in dat de instellingen zo terughoudend mogelijk 57 RSJ 24 juni 2016, 15/3875/GA. 58 EHRM 15 september 2015, Appl. No. 14322/12 (Milka vs. Polen). 14

moeten zijn met het opleggen van beperkende maatregelen, tenzij het op grond van de wet echt noodzakelijk is. Er dient dus heel restrictief te worden omgegaan met zo n bepaling. 2.6.1.1 EHRM Milka vs Polen In de zaak van Milka vs. Polen beklaagde de gevangene zich over het feit dat hij telkens werd onderzocht aan het lichaam en kleding. Hier gaf de staat Polen als antwoord, dat de gevangene mogelijk gevaarlijke voorwerpen mee kan nemen in de gevangenis en dat het in overeenstemming was met artikel 8 lid 2 EVRM. 59 Daarentegen vindt het EHRM dat er in casu sprake was van onvoldoende bewijs om aan te tonen dat de gevangene wellicht gevaarlijke voorwerpen meeneemt naar de gevangenis. De gevangene was echter niet geclassificeerd als gevaarlijke gevangene. Ook is niet aangetoond dat hij het in het verleden heeft geprobeerd gevaarlijke voorwerpen mee te nemen of agressief gedrag heeft vertoond. 60 Daarbij geeft het EHRM het volgende aan: The Court is aware of the need to assure security in institutions where people are deprived of their liberty, it considers however that highly invasive and potentially debasing measures like personal checks or strip searches require a plausible justification. It does not appear that such a justification was given by the prison authorities to the applicant in the instant case. 61 Het EHRM oordeelde dat er in deze zaak sprake was van een schending van artikel 8 EVRM. Daarnaast achtte het EHRM het argument van de overheid met betrekking tot de mogelijkheid dat een gevangene gevaarlijke voorwerpen kan meenemen niet voldoende. 62 Deze uitspraak met betrekking tot dit onderwerp, kan in principe worden doorgetrokken naar meerdere beperkende maatregelen. Dit betekent dus dat de instellingen gerechtvaardigde redenen moeten hebben bij het toepassen van een beperkende maatregel. Ik ben van mening dat door middel van deze uitspraak de gesloten instellingen terughoudend en vakkundig dienen om te gaan met de beperkende maatregelen indien een maatregel nodig wordt geacht. 2.6.2 Urineonderzoek De tweede ingrijpende controlemaatregel is het urineonderzoek. Zo kan er op grond van artikel 6.3.4 lid 2 sub b Jeugdwet onderzoek worden verricht van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Ook deze maatregel vormt evenals de voorgaande maatregel 59 EHRM 15 september 2015, Appl. No. 14322/12 (Milka vs. Polen), par. 42. 60 EHRM 15 september 2015, Appl. No. 14322/12 (Milka vs. Polen), par. 47. 61 EHRM 15 september 2015, Appl. No. 14322/12 (Milka vs. Polen), par. 49. 62 EHRM 15 september 2015, Appl. No. 14322/12 (Milka vs. Polen), par. 47. 15

een inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11 Gw). Het urineonderzoek is erop gericht om na te gaan of de jeugdige bijvoorbeeld drugs heeft gebruikt. De wetgever geeft aan Bij onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen dient te worden gedacht aan middelen vermeld op de bij Opiumwet behorende lijsten I en II, aan alcohol en aan medicijnen. Het gaat zowel om verboden middelen, als om middelen waarvan het ongecontroleerde gebruik dient te worden tegengegaan, zoals slaap- en kalmeringsmiddelen. 63 Het doel van de gesloten instelling is om jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen te heropvoeden en te behandelen. Daarom is het verboden voor de jeugdigen om onder invloed te zijn, opdat de jeugdigen in staat zijn goed te kunnen meewerken aan de verschillende hulpverleningsprogramma s. 64 De gesloten instellingen willen om deze reden weten of de jeugdigen onder invloed zijn. Een andere reden kan zijn om er achter te komen of de jeugdige geen gedragsbeïnvloedende middelen heeft ingenomen, want de jeugdige kan agressief gedrag vertonen door bepaalde middelen. Denk hierbij aan LSD. De mogelijkheid om de jongeren bij agressief gedrag op te sluiten is niet alleen van belang voor de hulpverleners, maar ook van belang voor de groepsgenoten van die jongeren. 2.6.3 Doorzoeking kamer De derde ingrijpende controlemaatregel is doorzoeking van de kamer. Deze maatregel is opgenomen in artikel 6.3.4 lid 2 sub c Jeugdwet. De kamer van de jeugdige wordt in zo n geval doorzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die hij niet in zijn bezit mag hebben. Dit kan noodzakelijk zijn indien daar aanleiding voor is op grond van de feiten en omstandigheden en dit noodzakelijk is met het oog op de orde of de veiligheid in de instelling. Mocht dit ten uitvoer worden gelegd, dan wordt hiermee een inbreuk gemaakt op artikel 10 Gw. Deze inbreuk kan gerechtvaardigd worden, ook al is het voor de jeugdige een inbreuk op zijn privacy. Naar mijn mening kan de jeugdige bij ongerechtvaardigde kamerdoorzoekingen een beroep doen op artikel 8 EVRM en hiermee ook een beroep op het besproken arrest in paragraaf 2.6.1.1. 2.7 Het klachtrecht in de Jeugdwet De jeugdigen die opgesloten zijn op grond van de Jeugdwet hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen tegen de toepassing van de maatregelen die zijn opgelegd door de jeugdhulpaanbieder. 63 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 201 (MvT). 64 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 201 (MvT). 16

Dat betekent dat de jeugdige, indien nodig, de mogelijkheid heeft om een beroep te doen op het klachtrecht. Zo kan dit bijvoorbeeld worden gedaan tegen de in het voorgaande besproken beperkende maatregelen. De jeugdige wendt zich dan tot de klachtencommissie en dient daar de klacht in op grond van artikel 6.5.1 Jeugdwet. Mocht de klachtencommissie tot een beslissing komen, dan is het mogelijk voor zowel de jeugdige als de jeugdhulpaanbieder om hiertegen in beroep te gaan bij de beroepscommissie RSJ. In de toelichting van artikel 6.5.3 Jeugdwet is opgenomen dat de procedure voor behandeling van het beroepsschrift gelijk is aan die van de Bjj. 65 In paragraaf 3.10 zal het klachtrecht van de Bjj en de rol van de maandcommissaris worden besproken. 2.8 Deelconclusie De deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat luidt als volgt: Wat houdt het regime van de Jeugdwet in met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp? Het voorgaande betreft het juridisch kader van de Jeugdwet met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen. Geconcludeerd kan worden dat het regime van de Jeugdwet er is om rechtsbescherming te bieden aan jongeren die in gesloten jeugdhulp verblijven. Dit wordt verricht door een intensieve vorm van jeugdhulp met verblijf, zodat de jeugdige gezond en veilig kan opgroeien naar zelfstandigheid om voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te kunnen participeren. Verder zijn de beperkende maatregelen opgenomen ter bescherming tegen zichzelf of anderen. Dit kan worden verwezenlijkt door de vrijheidsbeperkende maatregelen die hierboven zijn opgenomen. Denk hier bijvoorbeeld aan onderzoek aan het lichaam en de kleding en doorzoeking van de kamer van de jeugdige. Daarnaast heeft zich met de komst van de EHRM Milka vs. Polen een bijzondere ontwikkeling voorgedaan in de jurisprudentie. De rechtmatigheid van het onderzoek aan lichaam en kleding op grond van de wet en de huisregels van de instelling kan in twijfel worden getrokken, indien de instelling routinematig visitaties uitvoert zonder redelijke grond. 65 Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 207 (MvT); zie artikel 74 Bjj. 17

Hoofdstuk 3 Bjj: vrijheidsbeperkende maatregelen in justitiële jeugdinrichtingen 3.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is toegelicht wat de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn binnen de gesloten instellingen met betrekking tot de Jeugdwet. In dit hoofdstuk zullen de vrijheidsbeperkende maatregelen in de justitiële jeugdinrichtingen aan bod komen. Hiervoor zal er een antwoord worden gegeven op de volgende deelvraag: wat houdt het regime van de Bjj in met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregelen in de justitiële jeugdinrichting? In paragraaf 3.2 zal worden ingegaan op de vrijheidsbeperkende maatregelen die in de Bjj zijn opgenomen. Vervolgens zullen in de paragrafen 3.3 tot en met 3.9 de vrijheidsbeperkende maatregelen van de Bjj, die de rechtspositie van een jeugdige aantasten, worden besproken. Tot slot zal er in paragraaf 3.10 een deelconclusie volgen. 3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen Bjj Ook een jeugdige in een jeugdinrichting heeft rechten. Beperkingen van de rechten van een jeugdige mogen alleen worden opgelegd, indien deze noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en de doelen ervan. 66 Hierbij dient men altijd rekening te houden met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt in dat er eerst minder ingrijpende middelen moeten worden toegepast en dat het toegepaste middel in verhouding dient te zijn tot het noodzakelijk beoogde doel. De wetgever heeft in artikel 2 lid 2 Bjj meerdere doelen opgenomen voor de jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting, omdat er sprake is van opvoeding, resocialisatie en/of behandeling. 67 De jeugdigen die op grond van een civielrechtelijke titel in een gesloten instelling zijn opgenomen, zullen immers vaak een andere achtergrond hebben dan de jeugdigen die zijn opgenomen op grond van het strafrecht. 68 Bij beide groepen jeugdigen staat de pedagogische insteek en de terugkeer in de maatschappij centraal. Daarnaast bepaalt artikel 2 lid 4 Bjj dat jeugdigen niet aan andere beperkingen mogen worden onderworpen dan noodzakelijk is voor het doel van de 66 Artikel 2 lid 4 Bjj Jo artikel 15 lid 4 Gw; Weijers 2014, p. 360. 67 Boendermaker & Uit Beijerse 2008, p. 273. 68 Kamerstukken II 1997/98, 26 016, nr. 3, p. 6 (MvT). 18

vrijheidsontneming. 69 In het hiernavolgende zullen de meest ingrijpende vrijheidsbeperkende maatregelen die de rechtspositie van de jeugdige in de justitiële jeugdinrichting beperken/aantasten worden besproken. Deze maatregelen staan opgenomen in de Bjj, maar deze zijn ook weer grotendeels overgenomen uit de Penitentiaire beginselenwet. 70 Dit vormt een kritiekpunt op de wet, omdat de oorspronkelijke regeling is overgenomen uit het reguliere strafrecht. Deze kritiek vind ik zéér terecht, want het gaat hier om kinderen en niet om volwassenen. Ook vind ik dat momenteel anders naar kinderen wordt gekeken ten opzichte van circa twintig jaar geleden. Tegenwoordig legt men steeds meer de nadruk op de pedagogische insteek en het resocialiseren van de jeugdigen die in de instelling verblijven op grond van een strafrechtelijke of civielrechtelijke titel. Met behulp van het kritisch rapport van de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie voor de Sanctietoepassing dat is opgesteld in 2007 71, zijn er verbetermaatregelen getroffen in de Bjj. Een van de verbetermaatregelen is het perspectiefplan, want met behulp van dit plan kon men zich gaan richten op de behandeling van de jeugdigen binnen de gesloten instellingen. 3.3 Onderzoek aan lichaam en kleding (fouilleren) Conform artikel 34 Bjj is de directeur en diens plaatsvervanger 72 bevoegd een jeugdige bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting aan zijn lichaam of kleding te onderzoeken. De wetgever wil hiermee de orde en veiligheid in de inrichting doen handhaven. 73 Met andere woorden, de wetgever wil niet dat de jeugdige zaken meeneemt in de inrichting waar hij zichzelf mee kan verwonden of anderen mee in gevaar kan brengen. Het onderzoek aan lichaam en kleding dient plaats te vinden op een besloten plaats en voor zover mogelijk door personen van hetzelfde geslacht. 74 In de praktijk maken fouilleren en visiteren vaak deel uit van standaardprocedures, omdat dit wenselijk is vanuit praktisch oogpunt. 75 Deze standaardprocedures staan echter wel haaks op het uitgangspunt dat beperkingen van grondrechten gebaseerd moeten zijn op individuele 69 Kamerstukken II 1997/98, 26 016, nr. 3, p. 6 (MvT). 70 Liefaard 2010, p. 1124. 71 Inspectie Jeugdzorg, Inspectie van het onderwijs, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Inspectie voor de Sanctietoepassing 2007. 72 Artikel 1 sub i Bjj. 73 Kamerstukken II 1997/98, 26 016, nr. 3, p. 47 (MvT). 74 Kamerstukken II 1997/98, 26 016, nr. 3, p. 47 (MvT); Weijers 2014, p. 361. 75 Weijers 2014, p. 362. 19