Het individuele rapport geeft u een beeld van de totale ontwikkeling van uw kind. De vaste pedagogisch medewerkers van uw kind hebben een half jaar observaties bijgehouden. Deze observaties zijn verwerkt in ons observatiesysteem KIJK! 0-4jaar. In dit rapport staan de uitkomsten van de observaties. In deze leeswijzer leggen we uit wat u precies leest in het rapport. Kindgegevens Bovenaan in het rapport staan de gegevens van uw kind: - Naam: naam van uw kind - Groepsjaar: uw kind zit in de peutergroep - Schooljaar: de periode wanneer de observaties zijn gedaan - Groep: de naam van de groep waar uw kind op zit - Module: 0-4 jaar, dit is de leeftijdscategorie waaronder uw kind valt - Geboortedatum: de geboortedatum van uw kind, hiermee wordt zijn/ haar leeftijd berekend - Afdrukdatum: de datum waarop de pm er het rapport heeft afgedrukt - Thuistaal: als u thuis een andere taal spreekt dan Nederlands staat dit vermeld - Leraar/ pm er: deze personen zijn binnen 2Samen geregistreerd in het systeem. De observaties van uw kind zijn door de vaste pm ers uitgevoerd Basisgegevens U ziet een tabel staan, waarin de basisgegevens van uw kind staan. In het eerste rapport is de eerste kolom met rood gekleurd en staat de datum vermeld. Deze tabel ziet u in elk volgend rapport ook, maar dan met nieuwe kleuren en nieuwe resultaten. Wat betekenen de onderdelen? - Basiskenmerken: Zit het kind lekker in zijn vel. We kijken dan naar of een kind nieuwsgierig is, zelfvertrouwen heeft en zich veilig voelt in de groep. Dit wordt aangegeven met een schaalwaarde waarbij ++ het hoogste is en -- het laagste. - Betrokkenheid: We kijken naar het bezig zijn van uw kind; Is het geconcentreerd? Is het Gedreven? Wil het iets begrijpen of onder de knie krijgen? Kunnen we zien dat het kind graag bezig is met het spel? Heeft het plezier? Dit geven we weer in een schaal van 1 tot 5, waarbij 3,5 en hoger voldoende is. - Risicofactoren: Deze staan alleen vermeld als dit van toepassing is op uw kind. Een risicofactor is een mogelijke belemmering voor de ontwikkeling van het kind. Dit zit vaak in het eigene van het kind. Dit kan zijn: Impulsiviteit: Het kind laat zijn/ haar handelen afhangen van allerlei toevallige indrukken. Zij proberen lukraak, zonder (vooraf) te bedenken wat de mogelijkheden zijn of wat ze moet of wil doen. Passiviteit: Het kind heeft een gebrek aan initiatief, weinig nieuwsgierigheid en voelt zich niet uitgedaagd om op onderzoek uit te gaan. 1
Slechte selectieve aandacht: Geringe wendbaarheid: Grote vermoeidheid: Het kind heeft problemen om zijn/ haar aandacht te richten en gericht te houden op één bepaald aspect binnen een activiteit of situatie. Het kind heeft moeite om kennis en vaardigheden die ze (spontaan) hebben opgedaan, toe te passen in andere situaties. Het kind is zowel lichamelijk als psychisch snel vermoeid. - Datum: in het gekleurde vakje in de tabel ziet u een datum staan. Dit is de datum waarop de observatie is afgerond (= registratiemoment). Per registratie worden deze kleuren gebruikt: o 1 e registratie: rood o 2 e registratie: groen o 3 e registratie: blauw o 4 e registratie: geel Deze kleuren ziet u terug in de balken bij de ontwikkelingslijnen. Alles wat rood is, hoort dus bij de eerste registratie, alles wat groen is bij de 2 e registratie enz. Ontwikkelingsgebieden Hieronder ziet u alle ontwikkelingsgebieden die zijn geobserveerd. De ontwikkelingsgebieden bestaan uit een lijn van 0 tot 4,5 jaar. Voor elk half jaar omschrijft KIJK! 0-4 wat een kind op dat moment gemiddeld kan. Dit staat omschreven in mijlpalen (= stappen van de ontwikkeling). Wat ziet u hier staan? Getallenlijn Een lijn van de leeftijden, in stapjes van 2 maanden. Het aantal jaar + aantal maanden. Dus 2;6 = 2 jaar en 6 maanden of 3;4 = 3 jaar en 4 maanden. Gekleurd driehoekje: De echte leeftijd van het kind op de datum van invullen (de datum staat in de tabel bovenin). Gekleurde (rode) balk per lijn: De ontwikkelleeftijd van het kind: waar staat het kind in zijn/ haar ontwikkeling? Elk ingekleurd vakje is 2 maanden. 2
Meerdere gekleurde balken: De resultaten van eerdere registraties staan onder elkaar in verschillende kleuren: hoe groot is de ontwikkeling van het kind in de afgelopen periode geweest? Gekleurde balk en driehoekje Het verschil tussen de echte leeftijd en op welke leeftijd het kind is in zijn/ haar ontwikkeling. Bij een verschil van 6 maanden of meer (3 vakjes) spreken we van een voorsprong of achterstand. In het voorbeeld is er op de tekenontwikkeling een achterstand. Bij de spraak- en taalontwikkeling niet. Bij het doornemen van het individuele rapport met de pm er zijn de volgende vragen belangrijk: - Wat gaat er goed? - Wat kan er beter? - Herken ik mijn kind? Zie ik het ook zo thuis? - Wat kunnen wij doen om ons kind te stimuleren? Uitleg van de ontwikkelingsgebieden Omgaan met zichzelf Kinderen leren zichzelf kennen: het eigen lichaam en eigen emoties. Het kind ziet zichzelf als ik en bekijkt de wereld vooral vanuit zichzelf (egocentrisch). Het kind leert wat wel of niet mag en leert hoe hij/ zij zelf met regels moet omgaan. Dit is vaak nog wel moeilijk voor een peuter. Omgaan met anderen Kinderen leren hoe ze met andere kinderen moeten omgaan, bijvoorbeeld in het delen van speelgoed of elkaar helpen. Kinderen leren verschillen tussen zichzelf en andere kinderen te zien. Kinderen ontwikkelen een voorkeur voor bepaalde kinderen (eerste vriendjes). Ook de omgang met volwassenen ontwikkelt zich; de mate waarin het kind een volwassene nodig heeft en op zoekt. 3
Zelfredzaam Spelontwikkeling Spraak- en taalontwikkeling Grote motoriek Kleine motoriek Tekenontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Ontluikende geletterdheid Aandacht voor lichamelijke verzorging (zelfstandig eten en drinken, aan- en uitkleden), zindelijk worden, eigen wil duidelijk kunnen aangeven en begrijpen wat anderen van hem/ haar verwachten. Het soort spel wat kinderen spelen ontwikkelt naar mate ze ouder worden. Kinderen spelen eerst alleen en gaan steeds meer samen spelen. Kinderen ontdekken verschillende materialen om mee te spelen en later ontstaat doen alsof spel of rollenspel. De ontwikkeling van het begrijpen en uitspreken van de Nederlandse taal. Dit start bij geluiden nadoen en eigen woordjes maken. Ze kunnen steeds duidelijker praten en voorwerpen goed benoemen. Er ontstaan korte zinnen. En kinderen gebruiken de juiste woordvolgorde en werkwoorden in een zin. Alle grote bewegingen die de kinderen doen, zoals kruipen, lopen, klimmen, springen, gooien en vangen van een bal, hinkelen en huppelen. Alle kleine bewegingen die kinderen doen, vooral in het gebruiken van hun hand en vingers; bijvoorbeeld om iets op te pakken, bouwen met blokken of lego, bladzijdes omslaan, kralen rijgen, potlood vasthouden en rits dicht doen. De soort tekeningen die kinderen uit zichzelf maken. Kinderen tekenen eerst krabbels en (toevallige) lijnen. Hierin zie je steeds duidelijkere patronen. Kinderen geven hun tekeningen steeds meer een betekenis. Ook ontwikkelen kinderen zich in het tekenen van dieren en mensen. Het verwerken van allerlei informatie die via de zintuigen binnenkomt. Bijvoorbeeld het maken van een puzzel, het gebruiken van tegenstellingen (warm-koud, groot-klein), voorwerpen sorteren (stoel bij tafel), gebruiken van voorzetsels (in, op, onder enz), tijdsbesef (dag, nacht, toen, nu). De interesse voor prentenboeken en de relatie ontdekken tussen geschreven en gesproken tekst. Kinderen ontdekken hoe een boek werkt en leest zelf een boekje aan de hand van plaatjes of schrijft zelf zijn/ haar naam. 4
Ontluikende gecijferdheid De ontwikkeling van het leren tellen en het gebruiken van getallen in het dagelijks leven (3 jaar, 2 schoenen, tram 4). Ook leren kinderen omgaan met hoeveelheden (meer, minder). 5