ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9654

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBMNE:2014:6635

Uitspraak. RECHTBANK BREDA Sector kanton. Locatie Bergen op Zoom. zaak/rolnr.: AZ VERZ beschikking d.d. 22 juli 2009.

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ8108

ECLI:NL:RBLEE:2005:AT7230

ECLI:NL:RBZWB:2014:603. Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer AZ

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2773

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBNNE:2017:1905

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6904

ECLI:NL:RBLEE:2004:AR5337

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

ECLI:NL:RBROT:2014:10830

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Niet gebleken dat arbeidsplaatsen komen te vervallen of sprake is van een economische noodzaak. Afwijzing verzoeken.

ECLI:NL:RBOBR:2016:7513

ECLI:NL:RBOBR:2013:2742

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678


ECLI:NL:RBDHA:2015:16283

ECLI:NL:RBNNE:2014:1696

ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7609

ECLI:NL:RBNHO:2016:8196

ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7501

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBNHO:2013:13257

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBAMS:2010:BN8433

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:RBDOR:2008:BD6428

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7336

ECLI:NL:RBNHO:2015:4553

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0280

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

Arbeids- en ontslagrecht 9 december 2014 Chris van Wijngaarden

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

Wederindiensttredingsvoorwaarde Ontslagbesluit; zzp'er; stageovereenkomst

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBLEE:2004:AQ9609

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBARN:2011:BR4527

ECLI:NL:RBDHA:2017:1591

ECLI:NL:RBLIM:2016:9653

ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ4083

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBLIM:2017:7110

ECLI:NL:RBARN:2012:BV9280

ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999

ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7374

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ1779

ECLI:NL:RBAMS:2014:5353

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

LJN: AV7838,Sector kanton Rechtbank Haarlem, / VV EXPL Print uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2016:6590


ECLI:NL:RBLIM:2016:3870

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBMAA:2003:AF5395

ECLI:NL:RBOVE:2016:5288

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBROT:2011:BU3349

ECLI:NL:RBLIM:2017:6026

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBNNE:2015:5097

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC8945

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBHAA:2003:AO1229

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBROT:2016:4938

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

Transcriptie:

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9654 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-04-2008 Datum publicatie 18-04-2008 Zaaknummer 373256 AZ VERZ 08-32 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Arbeidsrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische noodzaak. Het door werkgever in samenspraak met de centrale ondernemingsraad opgestelde sociaal plan wordt niet toegepast bij de berekening van de ontslagvergoeding. Dit plan voldoet niet aan de eisen van artikel 3.6 van de aanbevelingen voor procedures ex artikel 7.685 BW. Er is dienaangaande geen overleg gevoerd met de vakorganisaties, laat staan dat daarover overeenstemming is bereikt. De goedkeuring van de COR kan daarvoor niet in de plaats treden. Vindplaatsen Rechtspraak.nl ROR 2008, 3 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Zaandam Zaaknummer 373256 AZ VERZ 08-32 datum 15 april 2008 BESCHIKKING tot ontbinding arbeidsovereenkomst inzake Inmerc B.V. te [adres] verzoekende partij gemachtigde mr. B.S. Hageman (gepleit door mr. M. Stiebner Bergman) tegen

[verweerder] te [adres] verwerende partij gemachtigde mr. L.W.J. van den Heuvel. 1. Het verzoek Het verzoek van Inmerc strekt tot ontbinding van een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Het verzoek is gebaseerd op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 7:685 BW, te weten de bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, waarbij de arbeidsplaats van [verweerder] is komen te vervallen en geen ander, passend werk voorhanden is. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan. 2. Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan. 3. Vergoeding Voor het geval van toewijzing van het verzoek is door [verweerder] gevraagd om toekenning van een vergoeding van 193.054 bruto, althans een redelijke vergoeding. 4. Mondelinge behandeling De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 8 april 2008. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de terechtzitting is voorgevallen. Deze worden zo nodig uitgewerkt in een proces-verbaal. De gemachtigde van Inmerc heeft een pleitnota overgelegd. De uitspraak is tenslotte bepaald op vandaag te 14.00 uur. 5. Vaststaande feiten In deze procedure mag worden uitgegaan van de volgende feiten omdat deze voldoende aannemelijk zijn geworden. 5.1 Tussen partijen bestaat sinds 21 juni 1993 een arbeidsovereenkomst. De (laatste) functie van [verweerder], die thans [leeftijd] oud is, was [functie]. Het laatstverdiende salaris bedroeg, inclusief vakantiebijslag, 4.242,95 bruto per maand. De (fictieve) opzegtermijn beloopt vijf maanden. [verweerder] is sinds 9 oktober 2006 gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Inmiddels werkt hij weer voor 75%. 5.2 De afgelopen jaren heeft Inmerc een moeilijke periode doorgemaakt. Over 2007 is een verlies geleden van [bedrag] bij een omzet van [bedrag] Het Mercurius-concern, waarvan Inmerc deel uitmaakt, heeft een derde partij (NDC/VDK) bereid gevonden om Inmerc over te nemen. Daarbij is echter de voorwaarde gesteld dat Inmerc eerst wordt gereorganiseerd, in welk verband het aantal

personeelsleden moet worden teruggebracht. 5.3 Inmerc heeft inderdaad tot een reorganisatie besloten, waarvoor zij goedkeuring heeft gevraagd en verkregen van de Centrale Ondernemingsraad van Mercurius. Tengevolge van deze reorganisatie moeten 6 van de 19 werknemers vertrekken. Voor twee van hen is een andere betrekking gevonden in het concern. Voor één is een ontslagvergunning gevraagd en verkregen bij het CWI. Voor twee werknemers loopt de CWI procedure nog. [verweerder] is de laatste. 6. Beoordeling van het verzoek 6.1 Ontvankelijkheid Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan, die zouden nopen tot nietontvankelijkheid van het verzoek. 6.2 Ontslagverboden Ik heb mij ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een verbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat blijkt niet het geval. In zoverre [verweerder] thans (nog) arbeidsongeschikt is, heeft deze ongeschiktheid niets uit te staan met het onderhavige ontbindingsverzoek. 6.3 Ontbinding of niet 6.3.1 Voldoende is gebleken van gewijzigde omstandigheden, die een voldoende gewichtige reden opleveren om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden. 6.3.3 Het lijdt geen redelijke twijfel dat Inmerc zich bedrijfseconomisch in moeilijk vaarwater bevindt en dat iets moet worden ondernomen om een faillissement af te wenden. Dat is besloten tot overdracht van de onderneming aan een derde partij is daarom alleszins begrijpelijk. Tevens is het niet prima facie onredelijk, dat Inmerc in dat verband tegemoet wil komen aan de eisen van de overnemende partij, wat betreft de door te voeren reorganisatie. Het is niet aan de kantonrechter om wat dat betreft op de stoel van de ondernemer te gaan zitten. De door [verweerder] aangevoerde bezwaren tegen de reorganisatie moeten dan ook worden gepasseerd. 6.3.4 In het midden kan hier blijven of Inmerc in deze wel heeft voldaan aan de mogelijk op haar rustende CAO-verplichtingen tot voorafgaand overleg met de vakbonden, nu dat op zichzelf niet kan leiden tot afwijzing van het verzoek. Het gebrek aan overleg met de vakbonden heeft echter wel consequenties voor wat betreft de werking van het hierna te bespreken sociaal plan. 6.3.5 Voldoende gebleken is verder, dat de arbeidsplaats van [verweerder] door deze reorganisatie blijvend is komen te vervallen. Dat hij in staat zou zijn om de functie van prepress manager te vervullen, aan wie een deel van de voorheen door [verweerder] vervulde werkzaamheden zijn toebedeeld, is niet aannemelijk geworden. Het gaat bij deze laatste functie om een veel meer inhoudelijke functie, die bovendien op een veel hoger (salaris)niveau is ingeschaald. De huidige functie van [verweerder] is als uniek en niet inwisselbaar aan te merken, zodat het zogenaamde afspiegelingsbeginsel geen toepassing kan vinden. 6.4 Vergoeding 6.4.1 Ik ben van mening dat aan [verweerder] in redelijk heid een vergoeding toekomt ten laste van de wederpartij. Die vergoeding wordt gesteld op een bedrag van 53.036,88 bruto, voor zover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten.

6.4.2 Uitgangspunt bij het vaststellen van de te betalen ontbindingsvergoeding is de zogenaamde kantonrechterformule, die ingevolge landelijke afspraken door vrijwel alle Nederlandse kantonrechters wordt gehanteerd. 6.4.3 In het nu door mij te beslissen geval, behoort deze formule als volgt te worden ingevuld: aantal gewogen dienstjaren: 25 (afgerond); bruto maandsalaris, inclusief vakantiebijslag, 4.242,95; correctiefactor 0,50. 6.4.4 Ik ben omtrent de correctiefactor van oordeel, dat in dit geval voldoende is gebleken van feiten en/of omstandigheden, die moeten resulteren in een kleinere factor dan de bij een zogenaamde "kleurloze" of "neutrale" ontbinding te hanteren factor 1. De financiële situatie waarin Inmerc zich bevindt is immers dusdanig penibel, dat een vergoeding met factor 1 een te zware belasting vormt. 6.4.5 Toepassing van het door Inmerc gehanteerde sociaal plan, dat in hoofdzaak neerkomt op een bescheiden aanvullingsregeling, komt de kantonrechter in deze zaak te mager voor. We hebben hier immers te maken met een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer van thans [leeftijd], met een eenzijdig arbeidsverleden, die een uiterst slechte positie inneemt op de arbeidsmarkt. Bovendien heeft de kantonrechter nog acht geslagen op de fictieve opzegtermijn. Daarbij wordt aangetekend, dat voor wat betreft dat sociaal plan niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Aanbevelingen voor procedures ex artikel 7.685 van het Burgerlijk Wetboek. Er is dienaangaande geen overleg gevoerd met de vakorganisaties, laat staan dat daarover overeenstemming is bereikt. De goedkeuring van de COR kan daarvoor niet in de plaats treden. 6.4.6 Gelet op deze uitkomst moet aan Inmerc een termijn worden gegund om het verzoek in te trekken. 7. Kosten Omtrent de proceskosten moet worden geoordeeld zoals hierna bepaald. 8. Beslissing Partijen worden in kennis gesteld van het voornemen hun arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2008, onder toekenning aan [verweerder] van een vergoeding groot 53.036,88 bruto, voorzover mogelijk te beschouwen als aanvulling op toekomstige uitkeringen of andere arbeidsinkomsten, en onder afwijzing van het eventueel meer of anders verzochte. Inmerc krijgt tot en met 22 april 2008 de gelegenheid het verzoek in te trekken, dit schriftelijk aan de griffie van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam, en onder toezending van een afschrift aan de wederpartij. Voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken wordt deze beschikking definitief op de dag na de genoemde uiterste datum voor intrekking. Inmerc wordt in dat geval veroordeeld tot betaling van hetgeen [verweerder] ingevolge deze beschikking toekomt. Iedere partij moet de eigen kosten dragen. Deze beschikking wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad. Aldus gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.