- ONDERWIJSRAAD 's-gravenhage, 2.-Î juni 19 65 No. 209 H.O. Bezuidenhoutseweg 125 Bericht op het schrijven van 15 januari 1965» D.G.W. 123I98/II en 11 mei 1965, D.G.W. 127573. Betreffende: Wettelijke regeling van _ _.-. de academische ziekenhuizen hij ^ e Excellentie de minister van de openhare universiteiten. «f derwy T«!? * ensoiia PP e n» Nieuwe 's-qravenhage, Uitleg 1, D/AB AAN Ter voldoening aan uw verzoek van 11 mei I965, D.G.W. 127573» het oordeel van de Onderwijsraad te vernemen over iet hem by sohryven van uw amhtsvoorganger dd. 15 januari I965, D.G.W. I23198/II, aangeboden ontwerp wettelijke regeling van de academische ziekenhuizen by de openbare universiteiten, heeft de Eerste Afdeling van de Baad thans de eer u als volgt te berichten. Algemene opmerkingen1 In de loop van de besprekingen van het aangeboden wetsontwerp en ontwerp algemene maatregel van bestuur, is de Afdeling gaandeweg vertrouwd geraakt met de gedachte van een algemene regeling voor de aoademisohe ziekenhuizen, in dier voege, dat zulk een regeling in de eerste plaats een gelijkheid van grondslag en uitgangspunt zal bieden voor de ziekenhuizen bij de onderscheidene openbare universiteiten. Uit de toeliohting blijkt naar de mening der Afdeling voldoende, dat de huidige situatie niet geheel bevredigend is. De Afdeling waardeert in het ontwerp, dat het ruimte wil laten voor "historisch gegroeide verhoudingen en plaatselijke omstandigheden" (toelichting, blz. 3) en dat niet een uniformiteit van de aoademisohe ziekenhuizen wordt beoogd. Gegeven de wenselijkheid om tot een algemene regeling te komen, kan de Afdeling zich verenigen met het uitgangspunt, dat aan de aoademisohe ziekenhuizen een gelijke juridische grondslag wordt gegeven als aan de universiteiten. De Afdeling stemt derhalve in met de grondslag van de nieuwe regeling, namelijk, dat volgens het voorgestelde artikel 36 a_, eerste lid, aan het academische ziekenhuis rechtspersoonlijkheid wordt verleend, waardoor aan dit ziekenhuis een evenwaardige plaats wordt gegeven naast de zelfstandige universiteit. Een nadere overweging van dit uitgangspunt heeft er uw ambtsvoorganger toe gebracht by schrijven van 15 januari I965, D.G.W. I23198/I, een viertal vragen bij de Aoademisohe Raad aanhangig te maken, waarop de Dagelijkse Baad van de Academische Raad in zijn brief van 2 april 1965, nr. 369, is ingegaan. Inzake het eerste punti benoeming en ontslag van de raad van het ziekenhuisbestuur, ondersteunt de Afdeling het voornemen van uw ambtsvoorganger om artikel 4 van het ontwerp-algemene maat- Men gelieve bij het antwoord dagtekening en nummer van dit schrijven te vermelden ^ 421576* - 135
i Onderwijsraad Eerste Afdeling regel van bestuur in dier voege te wijzigen, dat de voorzitter van het ziekenhuisbestuur door de Kroon wordt benoemd en dat de overige leden van het bestuur worden benoemd en ontslagen door de minister, met dien verstande, dat deze benoeming geschiedt op voordracht van curatoren. Het beginsel van de evenwaardigheid gedoogt haars inziens niet, dat laatstbedoelde voordracht overeenkomstig het advies van de Aoademisohe Raad bindend zou zijn. De Afdeling acht het integendeel gewenst, dat de minister in deze uitdrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid heeft. Inzake het tweede punt,betreffende de functie en werking van de oommissie van overleg, als bedoeld in artikel 20 van het ontwerp algemene maatregel van bestuur, acht de Afdeling het inderdaad wenselijk om een vierde lid toe te voegen, dat voorziet in een beslissende instantie voor het geval binnen de oommi sie geen overeenstemming kan worden bereikt tussen curatoren en ziekenhuisbestuur. De Afdeling distanoieert zich op dit punt van het advies van de Aoademisohe Raad, waar de commissie van overleg wordt beschouwd als een orgaan voor nader overleg over zaken, waaromtrent curatoren en het ziekenhuisbestuur in eerste aanleg van mening blijken te verschillen. De betekenis van de oommissie van overleg aoht de Afdeling juist daarin gelegen, dat zij door regelmatig contact geschillen voorkomt. In de nieuwe constructie, waarby het accent in sterkere mate valt op de zelfstandigheid van het ziekenhuis, is het met het oog op de belangen van de opleiding van aanstaande medici noodzakelijk, dat in een orgaan als de oommissie van overleg een afwegewvan belangen kan plaats vinden. Moohten onverhoopt de meningen van'curatoren en het ziekenhuisbestuur onverenigbaar blijven, dan voorziet daarin het door u nader geformuleerde vierde lid van artikel 20«Inzake het derde punt betreffende het recht van de ziekenhuisdirectie gehoord te worden door het ziekenhuisbestuur in een aantal essentiële gevallen, acht de Afdeling de door uw ambtsvoorganger ter zake gegeven argumentatie - zie meergenoemde brief van 15 januari 1965 - dit recht in artikel 8, eerste lid, en artikel 13, de leden 1 tot en met 4 van het ontwerp-algemene maatregel van bestuur te doen vervallen, overtuigend. Anders dan in het advies van de Aoademisohe Raad naar voren wordt gebracht, gaat het hierbij niet om de vraag, of essentiële zaken al of niet aan de ziekenhuisdireotie om advies zullen worden voorgelegd,-waarby dan een onderscheid gemaakt zou kunnen worden tussen een belangrijke aangelegenheid als de vaststelling van het ziekenhuisreglement, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, en minder essentiële aangelegenheden, als voorzien by artikel 13 - maar om de positie van de ziekenhuisdireotie ten opzichte van het ziekenhuisbestuur. In de nieuwe constructie draagt het ziekenhuisbestuur de uiteindeiyke verantwoordelijkheid voor de beleids- en beheersaangelegenheden van het ziekenhuis en niet y zoals de Aoademisohe Raad het stelt de ziekenhuisdireotie. Inzake het vierde punt betreffende het voortbestaan van de mogelijkheid de eigendom van gebouwen en terreinen in bijzondere gevallen by de universiteit te doen berusten in plaats van by het academisch ziekenhuis, verenigt de Afdeling zich gaarne met het advies van de Academische Raadt er zullen zich zeker gevallen voordoen, waarby het wenselijk is van zulk een mogelijkheid gebruik te maken.
Onderwijsraad Eerste Afdeling *" " Artikelsgewijze opmerkingen. ' Voorontwerp van wet. Artikel 36a. tweede lid. Onder bestuursreglement moet blijkens artikel 4 van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs worden verstaan, het reglement der universiteit of hogeschool. In dit lid zal bedoeld zyni het zi ekenhui sbestuursreglement» Artikel 56. derde lid. Deze bepaling geeft de Afdeling aanleiding tot de vraag, wat precies moet worden verstaan onder "haar toekomende bevoegdheden" Gelet op de toeliohting zou duidelijker zijn t "een deel van de haar toekomende bevoegdheden" De wettelijke formulering zou ook aan duidelijkheid winnen, indien tot uitdrukking werd gebraoht, dat het hier gaat om een derde naaravalsvorm, dust "aan haar toekomende bevoegdheden" Artikel 92a. In het tweede en derde lid zal gesproken moeten worden van het ziekenhuisbestuursreglement. ( In het vijfde lid dient achter ( genomen'een komma te worden geplaatst. Artikel 109a. vüfde lid. Haar aanleiding van het advies van curatoren der rijksuniversiteit te Groningen dd. 8 januari 1965» olz. 2, vestigt de Afdelinj er uw aandacht op, dat het voor de rechtszekerheid gewenst is, dat de provincie en de gemeente, als belanghebbenden by het academisch ziekenhuis van Groningen, in dit stadium reeds met het oog op de schadeloosstelling in de regeling worden gekend. Wat de redactie van het zesde lid aangaat, merkt de Afdeling op, dat ir de uitdrukking "berust de eigendom" het woord "berust" niet past bij "eigendom" en in feite bewaargeving suggereert. 2uiverder zou zijn te stellen, dat het ziekenhuis eigenaar is van de ter beschikking staande terreinen en gebouwen by het ziekenhuis. Slotbepalingen (I). In overeenstemming met het advies van curatoren van de Yrye Universiteit te Amsterdam dd. 20 februari 1964» geeft de Afdeling u in overweging om in artikel 4 van de Pensioenwet van 1922 het gestelde na de laatste komma als volgt te lezent "of aan één der in de artikelen 36 en 92 van de laatstgenoemde Wet bedoelde interuniversitaire instituten dan wel aan een academisch ziekenhuis b$ij een van de vorengenoemde universiteiten*.
Onderwijsraad Eerste Afdeling - 4 - Voorontwerp van een algemene maatregel van bestuur. By de bestudering van de verhouding tussen het voorontwerp van wet en het voorontwerp van algemene maatregel van bestuur, is in de Afdeling de vraag opgeworpen, of wel alle beginselen van de nieuwe regeling in de wet zyn opgenomen. Inzonderheid geldt dit voorzieningen, als neergelegd in artikel 4 van het voorontwerp van de algemene maatregel van bestuur (wijze van benoeming van bestuursleden), of in artikel 5, eerste lid (inzake de vertegenwoordiging van het ziekenhuis in en buiten rechten). Artikel 1 De Afdeling vraagt zich af, of by "Onze minister" niet ook de minister van sooiale zaken en volksgezondheid moet worden betrokken. De défini ie van "de universiteit" correspondeert niet met de toelichting (blz. 6) by artikel 36a van het wetsontwerp, waar wordt gemotiveerd waarom in het eerste lid van dat artikel gesproken wordt van "het academisch ziekenhuis bjj, een rijksuniversiteit" in plaats van "academisch ziekenhuis ten dienste van een ryksuniversiteit". Artikel 2, tweede lid. Overeenkomstig de in de Wet op het wetensohappeiyk onderwy3 gebezigde terminologie ware het woord "onderwysvak" te vervangen door "onderwijsopdracht". Artikel 3 Evenals in de artikelen 8 en 13 van het voorontwerp, zullen in dit artikel de woorden "de directie gehoord" kunnen vervallen. Ook by deze bepaling zal overeenkomstig artikel 8, derde lid, een procedure moeten worden aangegeven, voor het geval de in de aanhef van deze bepaling bedoelde overeenstemming niet wordt bereikt. Artikel A. eirate lid In verband met de in het eerste lid aangebrachte wijzigingen stelt de Afdeling de vraag, of de tekst van de laatste volzin van dit eerste lid wel voldoende duidelijk is. Dient het vierde lid nu wel te worden gehandhaafd, of is het de bedoeling, dat de minister omtrent benoemingen steeds vooraf overleg pleegt met gemeente en provincie? Artikel 4. zesde lid Leest "ziekenhuisbestuursreglement". Zo ook in artikel 6, eerste lid onder oene, artikel 6, derde lid, artikel 8, eerste en derdelid, artikel 10, eerste lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, eerste en derde lid en artikel 16.
Onderwijsraad Eerste Afdeling - 5 - Artikel 7 De Afdeling stelt u voor de woorden "als regel" te doen vervallen en aan het slot toe te voegen: "tenzy het bestuur anders beslist" Artikel 14 Gelet op het bepaalde in artikel 36a, vierde lid, van het voorontwerp van wet, acht de Afdeling artikel I4, eerste en tweede lid, overbodig. Het derde lid maakt niet duidelijk, of de minister de mogelijkheid krijgt om in te grypen by conflicten. Deze bepaling acht de Afdeling wel zeer vaag. Artikel 15 De terminologie van deze bepaling, acht de Afdeling onduidelijk» door de woorden "ter beschikking staan* in de aanhef en "bestemd voor" aan het slot, wordt in feite niets geregeld. Samens de Eerste Afdeling van de Onderwij sraad, 1 (prof. dr. H.H. Janssen, Voorzitter ) (mr. H. Drop, Secretaris).