ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE-SECTOR Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport - drs. J.J. van der Wel drs. C.T.A.

Vergelijkbare documenten
ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE-SECTOR Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport - drs. O. Verheij drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE- SECTOR Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport - dr. E. Hello drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE-SECTOR Vacatures in het schooljaar eindrapport - drs. J.J. van der Wel drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE-SECTOR Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport - drs. J.J. van der Wel drs. C.T.A.

- eindrapport - drs. C.T.A. van Bergen drs. F.E.M. Berndsen drs. A. Vermeij drs. C.A. Crommelin

ARBEIDSMARKTBAROMETER VOORTGEZET ONDERWIJS Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER VOORTGEZET ONDERWIJS 2002/2003. Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport -

Vacatures in het 3e kwartaal van 2004

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE- SECTOR 2001/2002. Vacatures in het 3 e kwartaal van tussenrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS 2002/2003. Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS Vacatures in het schooljaar eindrapport - drs. J.A.E. Rigter drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS Vacatures in het 3 e kwartaal van eindrapport - drs. W. Feenstra drs. C.T.A.

Vacatures in het schooljaar

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS Vacatures in het schooljaar eindrapport - drs. J.A.E. Rigter drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER VOORTGEZET ONDERWIJS Vacatures in het schooljaar eindrapport -

Vacatures in het schooljaar

Vacatures in het schooljaar

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS Vacatures in het schooljaar eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE 2001/2002. Vacatures in het schooljaar 2001/ eindrapport - drs. C.A. Crommelin drs. C.T.A.

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS 2001/2002. Vacatures in het schooljaar Eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER VOORTGEZET ONDERWIJS Vacatures in het schooljaar eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER VOORTGEZET ONDERWIJS 2001/2002. Vacatures in het schooljaar 2001/ eindrapport -

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS 2001/2002. Vacatures in het 3 e kwartaal van tussenrapport - drs. M.B.J. Voorpostel drs. H.S.

Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2011/2012

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ARBEIDSMARKTBAROMETER PRIMAIR ONDERWIJS 2000/ eindrapport - drs. H.S. Vrielink. Amsterdam, 13 juli 2001 Regioplan publicatienr.

Tekortvakken in het voortgezet onderwijs Deborah van den Berg januari 2012

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Rotterdam. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

ONVERVULDE UREN IN DE SECTOREN PO, VO EN BVE. Resultaten van een belronde bij de start van het schooljaar 2001/2002.

INVENTARISATIE LERARENTEKORTEN IN AMSTERDAM eindrapport - drs. C.A. Crommelin drs. F.E.M. Berndsen dr. B. Dekker

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Amsterdam. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Rapportage Onderzoek Lerarentekort

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Arbeidsmarktbarometer po, vo, mbo 2010 / 2011

INHOUDSOPGAVE. Samenvatting... 1 Inleiding... 1

Arbeidsmarktbarometer po, vo, mbo 2009/2010

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Utrecht

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe

Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2010/2011

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio West- en Midden-Brabant

Uw brief van. 2 en 5 april 2004

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Rotterdam / Rijnmond

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

Uitstroom richting pensioen in het po, vo en mbo

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zeeland

Waar is de leraar scheikunde? Ontwikkelingen in tekortvakken in het vo

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Holland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

Sectorale arbeidsmarktinformatie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Friesland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Flevoland

resultaten Vacature-enquête

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Achterhoek. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Rivierenland. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Scholenpanelrapportage vacatures & vervangingen

Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2011/2012

Scholenpanelrapportage vacatures & vervangingen

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2014

Verzuim en vervanging in het primair onderwijs 2009

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Midden Limburg. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Verzuimonderzoek PO en VO 2012

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2017

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Brabant. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Verzuimanalyse MBO-sector

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Werving van leraren. Onderzoek in opdracht van SBO. Sil Vrielink Lette Hogeling Danny Brukx. ResearchNed bv Nijmegen, oktober 08

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

MONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG Capaciteitsgegevens in het jaar 2008

Zzp ers in de provincie Utrecht Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011

in het kort OFED Arbeidsmarktmonitor elektrotechnische detailhandel 2013

De BAPO (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen)

Kortetermijnontwikkeling

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Zuid Limburg. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) April 2011

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Onderwijs en vluchtelingenkinderen

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Onderzoek Passend Onderwijs

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Loopbaanmonitor onderwijs 2011

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Noordwest-Veluwe. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

GROEPSGROOTTE EN PERSONELE INZET IN HET BASISONDERWIJS

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Transcriptie:

ARBEIDSMARKTBAROMETER BVE-SECTOR 2006-2007 Vacatures in het 3 e kwartaal van 2006 - eindrapport - drs. J.J. van der Wel drs. C.T.A. van Bergen Amsterdam, januari 2007 Regioplan publicatienr. 1223 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: 020 531 531 5 Fax: 020 626 519 9 Onderzoek uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek B.V. in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

INHOUDSOPGAVE Voorwoord Samenvatting... I 1 Inleiding... 1 1.1 Achtergrond... 1 1.2 Onderzoeksvragen... 2 1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling... 3 1.4 Leeswijzer... 6 2 Vacatures voor management... 7 2.1 Vacatures in het derde kwartaal van 2006... 7 2.2 Kenmerken van ontstane vacatures... 8 2.3 Wijze van vervulling... 9 2.4 Knelpunten bij de vervulling van managementvacatures... 10 3 Vacatures voor leraren... 11 3.1 Vacatures in het derde kwartaal van 2006... 11 3.2 Kenmerken van ontstane vacatures... 13 3.3 Wijze van vervulling... 16 3.4 Knelpunten bij de vervulling van vacatures... 17 4 Vacatures voor ondersteunend personeel... 21 4.1 Vacatures in het derde kwartaal van 2006... 21 4.2 Kenmerken van ontstane vacatures... 22 4.3 Wijze van vervulling... 24 4.4 Knelpunten bij de vervulling van vacatures... 25 Literatuur... 27 Bijlagen... 29 Bijlage 1 Populatieschatting... 31 Bijlage 2 Tabellen bij hoofdstuk 2, 3 en 4... 33 Bijlage 3 Formatiegegevens... 37 Bijlage 4 Verschil met vacaturemeting van het CBS... 39 Bijlage 5 Definities van de belangrijkste begrippen... 41 Bijlage 6 Afkortingen... 43

VOORWOORD Door een teruglopende conjunctuur en de werking van ingezet beleid bevond de onderwijsarbeidsmarkt zich de afgelopen jaren in een rustig vaarwater. De prognoses zijn echter somber en wijzen op een rust van tijdelijk aard: een combinatie van de uitstroom van ouder personeel en een aantrekkende conjunctuur kan de komende jaren voor grote tekorten zorgen. In het najaar van 2006 kon al geconstateerd worden dat in de bve-sector, na enkele jaren van relatief evenwicht, de mobiliteit op de arbeidsmarkt weer wat was toegenomen. De instellingen slaagden er op dat moment evenwel nog goed in om vacatures te vervullen. Bij een toename van de tekorten kan de kwaliteit van de opleidingen echter onder druk komen staan door een grotere lesuitval, het inzetten van onvoldoende gekwalificeerd personeel en het verlies van ervaring. Het is dus een belangrijke vraag of de sector erin slaagt zowel kwantitatief als kwalitatief in de vraag naar personeel te voorzien. Om adequaat op de ontwikkelingen in te kunnen springen en de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden, hebben beleidsmakers en andere betrokkenen in het bve-veld behoefte aan actuele en betrouwbare gegevens over de onderwijsarbeidsmarkt. De Arbeidsmarktbarometer BVE, die Regioplan in opdracht van het ministerie van OCW uitvoert, levert belangrijke informatie over het ontstaan en de vervulling van vacatures in de sector. Het voorliggende rapport heeft betrekking op de vacatureontwikkelingen voor management, onderwijzend en ondersteunend personeel in de bve-sector in het derde kwartaal van 2006. Alle respondenten van de bve-instellingen die opnieuw zo vriendelijk zijn geweest om, ondanks hun veelal drukke werkzaamheden, hun medewerking aan ons onderzoek te verlenen, willen we daarvoor bedanken. Daarnaast bedanken wij de betrokken medewerkers van de directie AP en van de directie BVE van het ministerie van OCW voor de begeleiding van het onderzoek. Drs. C.T.A. van Bergen (projectleider)

SAMENVATTING In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voert Regioplan Beleidsonderzoek ieder jaar de Arbeidsmarktbarometer BVE uit. Dit monitoronderzoek is bedoeld om een actueel inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de vacaturevervulling in de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (bve). Er worden gegevens verzameld over vacatures voor managementpersoneel, leraren en ondersteunend personeel. Evenals in de voorgaande jaren is er in 2006 een aparte meting gehouden over het derde kwartaal, omdat er juist rond het begin van het schooljaar relatief veel verschuivingen op de onderwijsarbeidsmarkt plaatsvinden. In dit rapport presenteren we de resultaten van de meting over het derde kwartaal van 2006. Managementpersoneel Het aantal openstaande managementvacatures in de bve-sector nam in het derde kwartaal van 2006 verder toe. Dit is opmerkelijk aangezien het aantal vacatures dat voor managers ontstond in deze periode niet steeg. Figuur S1 geeft de vacatureontwikkeling voor managementpersoneel over de afgelopen jaren voor het derde kwartaal weer in percentages van de totale werkgelegenheid, ook wel vacature-intensiteit genoemd. 1 Het percentage ontstane en vervulde vacatures voor management is in 2006 op het niveau gebleven van het afgelopen jaar. Tot 2004 daalde het aandeel openstaande vacatures nog. De stijging van de openstaande vacature-intensiteit, die vorig jaar inzette, heeft dit jaar doorgezet en lijkt trendmatig te zijn geworden. 1 De vacature-intensiteit is het aandeel vacatures als deel van de totale werkgelegenheid in het segment (bijvoorbeeld management) in de sector. I

Figuur S1 Managementvacatures in het derde kwartaal 2002-2006 in percentages van de totale werkgelegenheid voor management in de bvesector 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% Ontstane vacatures Vervulde vacatures Openstaande vacatures 1,0% 0,5% 0,0% 2002 2003 2004 2005 2006 Ontstane managementvacatures In het derde kwartaal van 2006 zijn er 34 voltijdsvacatures voor managementpersoneel ontstaan, ongeveer 3,2 procent van de totale werkgelegenheid voor managers in de bve-sector. Dit is een fractie minder dan vorig jaar in dezelfde periode. De vacatures ontstonden door reorganisatie of fusie, natuurlijk verloop (BAPO, FPU, WAO, et cetera) en vrijwillig vertrek naar een andere school of naar een functie buiten het onderwijs. Vervulde managementvacatures In dezelfde periode zijn 31 voltijdsvacatures voor management vervuld. De vervulde vacature-intensiteit ligt daarmee op 2,9 procent, vrijwel gelijk aan vorig jaar De helft van het nieuw aangestelde managementpersoneel kwam van de eigen instelling en ongeveer een derde vanuit het bedrijfsleven. Gemiddeld meldden zich vijfentwintig kandidaten per vacature. Openstaande managementvacatures Aan het einde van het derde kwartaal stond nog voor 25 fte aan managementvacatures open die op dat moment eigenlijk vervuld hadden moeten zijn. De openstaande vacature-intensiteit is dit jaar opnieuw toegenomen en komt op 2,3 procent. In vergelijking met het aantal ontstane en vervulde vacatures is het aantal vacatures dat aan het einde van het kwartaal nog openstond hoog. Veel managementvacatures stonden dus relatief lang (langer dan de periode waarover gemeten wordt, namelijk drie maanden) open. Hoewel ook de II

openstaande vacature-intensiteit steeg, nam het aantal vacatures dat als moeilijk vervulbaar werd gezien niet toe. Leraren Bij de vacatures voor leraren zien we dezelfde trend als bij de managementvacatures: hoewel het percentage ontstane vacatures niet verder is toegenomen, groeide het percentage openstaande vacatures opnieuw en kwam bijna uit op het niveau van 2002, toen er sprake was van een zeer krappe arbeidsmarkt. Aangezien ook het percentage openstaande vacatures, dat langer dan een maand vervuld had moeten zijn, toenam, kunnen we concluderen dat de spanning op de arbeidsmarkt voor leraren toeneemt. Figuur S2 laat de ontwikkeling van vacatures voor leraren zien in elk derde kwartaal vanaf 2002. Figuur S2 Vacatures voor leraren in het derde kwartaal 2002-2006 in percentages van de totale werkgelegenheid voor leraren in de bve-sector 5,5% 5,0% 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2002 2003 2004 2005 2006 Ontstane vacatures Vervulde vacatures Openstaande vacatures Ontstane vacatures voor leraren In het derde kwartaal van 2006 zijn in de bve-sector 852 voltijdsvacatures voor leraren ontstaan. Dat is 3,3 procent van de totale werkgelegenheid voor leraren in de sector. De ontstane vacature-intensiteit bleef nagenoeg gelijk aan die van de vorige meting. In het Noorden zijn naar verhouding de meeste vacatures ontstaan. Vergelijken we naar de sectoren dan ontstonden relatief de meeste vacatures in de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn. Ruim één op de zes vacatures was een vervangingsvacature. Dit is de verhouding die we in vrijwel elke meting over het derde kwartaal terugzien. De meeste reguliere vacatures ontstonden door de groei van het aantal deelnemers. Ontslag van vast of tijdelijk personeel, natuurlijk verloop en vrijwillig vertrek van personeel naar een andere school zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het ontstaan van een derde van de lerarenvacatures. III

Vervulde vacatures In deze periode is voor 725 fte aan lerarenvacatures vervuld. De vacatureintensiteit bedraagt daarmee 2,8 procent, ongeveer evenveel als vorig jaar. Naast de meest ontstane vacatures kende het Noorden naar verhouding ook de meest vervulde vacatures. Ruim een derde van vacatures is intern vervuld: door uitbreiding van uren van zittend personeel (van binnen of buiten de sector) of door herplaatsing van personeel. Dit jaar zijn naar verhouding relatief veel vacatures vervuld door leraren afkomstig van een andere instelling (21%). Ongeveer een even groot deel van de nieuwe leraren kwam uit de beroepspraktijk, iets minder dan gebruikelijk. Gemiddeld meldden zich iets meer dan negen kandidaten op de vacatures; het aantal kandidaten is daarmee iets toegenomen. Openstaande vacatures Aan het einde van het derde kwartaal stond nog voor 256 fte aan vacatures open. Het percentage openstaande vacatures dat al vervuld had moeten zijn, komt daarmee op 1,0 procent. Ook voor leraren is de openstaande vacatureintensiteit dus voor het tweede opeenvolgende jaar toegenomen. De regio Noord, en in mindere mate West, kenden naar verhouding de meest openstaande vacatures. De meeste vacatures stonden open voor de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn. Als we het aantal nog openstaande vacatures relateren aan het aantal ontstane vacatures, lijkt de sector Educatie echter meer moeite met het vervullen van de vacatures te hebben ondervonden. Een derde van de vacatures die eigenlijk al vervuld hadden moeten zijn, stond langer dan een maand open en een kwart van de openstaande vacatures werd door de respondenten zelf als moeilijk vervulbaar beschouwd. In beide gevallen is sprake van een toename. In vergelijking met vorig jaar lijkt de spanning op de arbeidsmarkt voor leraren in de bve-sector dan ook te zijn toegenomen. De meest genoemde noodmaatregel voor openstaande vacatures is dat een andere leraar de lessen waarneemt. Uitval van de les werd opnieuw niet vaak genoemd. Ondersteunend personeel Het beeld van de vacatureontwikkeling bij ondersteunend personeel lijkt sterk op het beeld dat we al eerder hebben gezien bij managementpersoneel en leerkrachten: het aantal openstaande vacatures neemt toe zonder dat het aantal ontstane vacatures is toegenomen. Bij ondersteunend personeel is deze stijgende lijn echter al zichtbaar sinds 2004, een jaar eerder dan bij beide andere functiegroepen. Evenals bij vacatures voor leraren is ook het aantal openstaande vacatures dat al meer dan een maand vervuld had moeten zijn, toegenomen. Figuur S3 illustreert deze ontwikkeling, de figuur biedt een overzicht van de ontwikkeling van de vacatures voor ondersteunend personeel in het derde kwartaal van de jaren 2002 tot 2006. IV

Figuur S3 Vacatures voor ondersteunend personeel in het derde kwartaal 2002-2006 in percentages van de totale werkgelegenheid voor ondersteunend personeel in de bve-sector 5,0% 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% Ontstane vacatures Vervulde vacatures Openstaande vacatures 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2002 2003 2004 2005 2006 Ontstane vacatures In het derde kwartaal van 2006 ontstonden voor 583 fte aan vacatures voor ondersteunend personeel. Dit levert een ontstane vacature-intensiteit op van 3,9 procent. Veruit de meeste vacatures betroffen reguliere vacatures, veelal ontstaan door natuurlijk verloop groei van het deelnemeraantal, reorganisatie of fusie of door vrijwillig vertrek. Voor vacatures voor onderwijsondersteunend personeel (oop) bleken natuurlijk verloop en groei van het deelnemeraantal de belangrijkste ontstaansredenen. Een kwart van de vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel (obp) ontstond door reorganisatie of fusie. Ten opzichte van vorig valt vooral de toename van natuurlijk verloop als ontstaansreden voor vacatures op. Vervulde vacatures In het derde kwartaal van 2006 werd in totaal 454 fte vervuld voor ondersteunend personeel. Dit betekent dat de vervulde vacature-intensiteit 3,0 procent bedroeg. De meeste vacatures zijn vervuld door personeel afkomstig uit het bedrijfsleven. Bij oop ging het om meer dan de helft van het nieuwe personeel. Ruim een kwart van de vacatures voor ondersteunend personeel is intern vervuld, hetgeen in sterkere mate gold voor het obp. Openstaande vacatures Aan het einde van het derde kwartaal stond voor 214 fte aan vacatures open die al in het kwartaal vervuld hadden moeten zijn. De openstaande vacatureintensiteit bedroeg 1,4 procent. V

Hoewel slechts een klein deel van deze openstaande vacatures, vier procent, door de respondenten gekenschetst is als moeilijk vervulbaar, is het aantal vacatures dat langer dan een maand openstond juist weer toegenomen, tot bijna de helft van alle openstaande vacatures. Al met al lijkt de vraag naar ondersteunend personeel dit jaar iets moeilijker te vervullen zijn dan in het voorgaande jaar. VI

1 INLEIDING 1.1 Achtergrond In de Arbeidsmarktbarometer BVE over het schooljaar 2005-2006 constateerden we dat er in deze sector vrijwel geen tekorten op de onderwijsarbeidsmarkt waren. Er ontstonden in dat schooljaar naar verhouding weinig vacatures en de meeste vacatures konden worden vervuld. Het aantal openstaande vacatures bleef dus beperkt. Tegelijkertijd ontstond de indruk dat de mobiliteit op de arbeidsmarkt weer enigszins was toegenomen. We concludeerden dat de bve-sector er in schooljaar 2005-2006 goed in was geslaagd om de vacatures te vervullen. 1 In de nota Werken in het onderwijs 2007 concludeerde ook het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dat de onderwijsarbeidsmarkt vrijwel in evenwicht is. 2 Oorzaken daarvoor waren de zwakke conjunctuur van de voorbije jaren en beleidsinvesteringen die hun rendement hebben opgeleverd. Door de vergrijzing verwacht het ministerie evenwel dat de tekorten in de nabije toekomst weer zullen oplopen. Ook zal het onderwijs door de inmiddels weer aantrekkende conjunctuur bij de werving van personeel wederom meer concurrentie ondervinden vanuit het bedrijfsleven. Om adequaat op de actuele situatie op de onderwijsarbeidsmarkt te kunnen reageren, laat het ministerie van OCW jaarlijks een aantal onderzoeken uitvoeren waarvan de Arbeidsmarktbarometer BVE er één is. De arbeidsmarktbarometer is een monitoronderzoek dat dient als knelpuntindicator en tegelijkertijd effecten van het gevoerde beleid meet. Ieder schooljaar rapporteren we tweemaal over de arbeidsmarktsituatie in de bve-sector. In deze eerste rapportage bespreken we de vraag naar leraren, ondersteunend personeel en managers in de bve-sector (de stroomgegevens ) in het derde kwartaal van 2006. Daarnaast besteden we aandacht aan de achtergronden van de vacatures en de wijze waarop deze worden vervuld. Naast de reguliere rapportages van de Arbeidsmarktbarometer zijn de resultaten van de barometers ook op internet te vinden. Via de website www.onderwijsarbeidsmarktbarometer.nl is het mogelijk om zelf tabellen samen te stellen. Ook kan de situatie op de onderwijsarbeidsmarkt van de afgelopen jaren worden bekeken. 1 Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2006). Arbeidsmarktbarometer BVE-sector 2005-2006. Vacatures in het schooljaar 2005-2006. Den Haag: Sdu. 2 In de nota Werken in het Onderwijs 2007 (OCW 2006) worden voorspellingen voor de sectoren po en vo gepresenteerd. Afhankelijk van de conjunctuurontwikkeling wordt voor het vo de verwachting uitgesproken dat een tekort tot een zeer groot tekort zal ontstaan. 1

1.2 Onderzoeksvragen In het derde kwartaal van 2006 onderscheiden we vragen naar stroomgegevens (over het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures) en verdiepingsvragen (onder meer over reden van ontstaan en wijze van vervulling). De onderstaande vragen beantwoorden we steeds voor de verschillende soorten functies (management, onderwijsgevend personeel en ondersteunend personeel 3 ). Stroomgegevens bve-sector 1) Hoe groot is de vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) die in het derde kwartaal van 2006 ontstaan is, onderverdeeld naar functie (management, onderwijsgevend personeel, onderwijsondersteunend personeel, organisatie- en beheerspersoneel)? 2) Hoe groot is de vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) die in het derde kwartaal van 2006 vervuld is, onderverdeeld naar functie? 3) Hoe groot is de openstaande vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) in het derde kwartaal van 2006, onderverdeeld naar functie? 4) Worden de openstaande vacatures in het derde kwartaal van 2006 als moeilijk vervulbaar beschouwd en hoe lang staan deze vacatures open? 5) Doen zich regionale verschillen voor als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen? 6) Doen zich verschillen voor naar functie of vakgebied als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen? 7) Welke ontwikkelingen doen zich voor in de totale vacaturevoorraad en in de vervulde en openstaande vacaturevoorraad? Verdiepingsvragen voor het derde kwartaal 2006 8) Wat zijn de oorzaken voor het ontstaan van de vacaturevoorraad in het derde kwartaal van het kalenderjaar (groei van de formatie, vertrek, natuurlijk verloop, ziekte, zwangerschap, ander verlof)? 9) Wat is de herkomst van nieuwe werknemers en invallers? Waren ze voorheen werkzaam bij een andere instelling of in een andere subsector, komen ze van de opleiding of uit een beroepspraktijk buiten het onderwijs? Gaat het bij leraren om herintreders of zijinstromers? 3 Onder ondersteunend personeel verstaan we het onderwijsondersteunend personeel (OOP) en het organisatie- en beheerspersoneel (OBP). 2

10) Hoeveel kandidaten hebben zich aangeboden voor de vervulling van vacatures? 11) Doen zich binnen de bve-sector regionale verschillen voor als het gaat om oorzaken van ontstaan en wijze van vervulling van vacatures en de problemen die bij de vervulling worden ervaren? 12) Doen zich verschillen voor naar functie als het gaat om oorzaken van ontstaan en wijze van vervulling van vacatures en de problemen die bij de vervulling worden ervaren? 13) Welke oplossingen passen instellingen toe wanneer zij uren voor leraren niet kunnen vervullen? 1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling Voor de eerste meetperiode van het schooljaar 2006-2007 zijn gegevens verzameld over het derde kwartaal van 2006. Deze gegevens zijn direct na het einde van het derde kwartaal via een schriftelijke vragenlijst verzameld. Schriftelijke enquête De enquête bestond uit drie onderdelen, elk gewijd aan één van functiegroepen: onderwijzend personeel; ondersteunend personeel (onderwijsondersteunend en organisatie- en beheerspersoneel); 4 managementpersoneel. In de enquête kwamen de volgende onderwerpen aan bod: Stroomgegevens de vacaturevoorraad die in het voorafgaande kwartaal is ontstaan; de vacaturevoorraad die in het voorafgaande kwartaal is vervuld; de vacaturevoorraad die aan het einde van het voorafgaande kwartaal nog niet is vervuld; de mate waarin de openstaande vacatures moeilijk vervulbaar worden geacht; de duur van de periode dat de openstaande vacatures onvervuld blijven. De ervaring leert dat een groot deel van de vacatures in het eerste kwartaal van het schooljaar ontstaat. Over deze periode wordt, naast vragen over de stroomgegevens, daarom een aantal verdiepingsvragen gesteld. 4 In het onderdeel over ondersteunend personeel kunnen respondenten de gegevens uitsplitsen naar oop en obp. 3

Verdiepingsvragen over vacatures de kenmerken (zoals regulier of vervanging, sector, vakgebied) van de vacatures (leraren); de oorzaken van ontstaan van vacatures (leraren, ondersteunend personeel, management); de wijze van vervulling van vacatures (leraren, ondersteunend personeel, management); het aanbod van kandidaten (leraren, management); het toepassen van noodoplossingen voor onvervulde vacatures, bijvoorbeeld lesuitval (leraren). Benaderde instellingen De bve-sector bestaat momenteel uit 70 instellingen: 42 roc s, 13 aoc s en IPC s, 13 vakscholen en 2 overige instellingen. 5 Evenals in de voorgaande jaren hebben we alle bve-instellingen benaderd: er is dus geen steekproef getrokken. Voor het benaderen van de instellingen beschikt Regioplan over een actueel bestand met personen binnen bve-instellingen die informatie kunnen geven over de vacatures binnen hun instelling of een deel van hun instelling (een unit/sector of enkele units/sectoren). Het aantal contactpersonen op roc s is afhankelijk van de organisatie van de instelling. Sommige roc s kennen een centrale organisatiestructuur, waardoor één contactpersoon gegevens over de hele instelling kan leveren. In andere gevallen moeten de gegevens decentraal (bijvoorbeeld per unit of sector) worden verzameld. Daarnaast zijn er contactpersonen die de vragen alleen voor het personeel van het centrale bureau kunnen beantwoorden. Op aoc s, de vakscholen en de overige instellingen antwoordt een contactpersoon altijd voor de gehele instelling. Aangezien niet altijd duidelijk is welke informatie op welk niveau beschikbaar is, wordt ook tijdens de metingen bekeken of er voldoende informatie kan worden verstrekt en wordt zo nodig binnen een instelling naar een nieuwe contactpersoon gezocht. Respons Tijdens deze meting zijn 115 contactpersonen benaderd, hetgeen opnieuw minder is dan in voorgaande jaren. De oorzaak daarvan is dat de instellingen steeds vaker aangeven de gegevens centraal te verzamelen en de enquête dus ook centraal willen beantwoorden. Soms doet zich daarbij wel het probleem voor dat achtergrondinformatie van vacatures, waarmee de verdiepingsvragen uit de vragenlijst kunnen worden beantwoord, niet altijd centraal beschikbaar is. Dat laatste is niet ondenkbaar op het centrale niveau van 5 Bron: www.bveraad.nl 4

grote roc s, waar de contactpersonen in sommige gevallen de administratie over enkele duizenden personeelsleden moeten bijhouden. Een positief effect is dat de dekking verbetert: we beschikken vaker over informatie van het hele roc. Na toezending van de enquête zijn alle contactpersonen, die de enquête nog niet hadden teruggestuurd, gebeld. Tijdens het rappel is contact gezocht met de contactpersonen en is gevraagd of de vragenlijsten op de juiste plek en bij de juiste persoon waren aangekomen. Indien dat het geval was, is de contactpersonen gevraagd de enquête alsnog in te vullen en terug te sturen.wanneer de vragenlijst niet op de juiste plaats was aangekomen, is per post of per e- mail een nieuwe vragenlijst verstuurd. De respons berekenen we op basis van het totaal aantal contactpersonen dat we hebben benaderd en het aantal contactpersonen dat heeft meegewerkt aan deze meting. Aangezien een deel van de contactpersonen informatie geeft over het hele roc en anderen alleen over één unit, heeft de informatie van de verschillende contactpersonen een ongelijke impact. In tabel 1.1 geven we weer hoeveel vragenlijsten we per functiegroep hebben uitgezet, hoeveel contactpersonen uiteindelijk hebben meegewerkt en over welk deel van de units/sectoren zij informatie hebben verstrekt. Tabel 1.1 Populatie en respons in aantal contactpersonen en aantal units Contactpersonen Units/sectoren Benaderd Respons Benaderd Respons Op (vragenlijst deel A) 108 46 (42%) 221 110 (50%) Oop/obp (vragenlijst deel B) 115 48 (43%) 223 110 (49%) Management (vragenlijst deel C) 86 42 (49%) * * * Vragenlijsten over management worden grotendeels op het centrale niveau beantwoord. Gemeten naar aantal contactpersonen die gerespondeerd hebben, was de respons, van even boven de veertig procent, lager dan voorgaande jaren. Kijken we echter naar het aantal units/sectoren, dan ligt het percentage units of sectoren waarover we informatie hebben ontvangen opnieuw rond vijftig procent. Verschillende respondenten gaven aan dat de gevraagde informatie te gedetailleerd was en dat zij daarvoor afhankelijk waren van personen op unit- of sectorniveau die deze informatie vervolgens niet tijdig opleverden. Het ging hierbij om verdiepingsvragen naar bijvoorbeeld ontstaansredenen en de wijze waarop vacatures vervuld zijn. Representativiteit Voor elke categorie contactpersonen hebben we gecontroleerd of er significante, regionale afwijkingen bestonden in de respons. De verschillen waren in beide meetperioden niet significant en er bestond geen noodzaak om correctieberekeningen ( wegingen ) toe te passen. 5

1.4 Leeswijzer In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van het onderzoek per functietype besproken. Het gaat zowel om reguliere vacatures als om vacatures voor langdurige vervanging. We beginnen in hoofdstuk 2 met de vacatures voor directiepersoneel. In hoofdstuk 3 bespreken we de vacatures voor leraren. Het laatste hoofdstuk gaat over de vacatures voor ondersteunend personeel. Ieder hoofdstuk begint met de resultaten van de stroomgegevens. Eerst worden de, op basis van de steekproefgegevens berekende, populatieschattingen gepresenteerd van de aantallen: ontstane vacatures; vervulde vacatures; vervallen vacatures; openstaande vacatures. Om inzicht te krijgen in de relatieve omvang van de vacatures, worden de populatieschattingen gerelateerd aan de werkgelegenheid, Met behulp van deze vacature-intensiteiten kunnen we de vacatureproblematiek in verschillende schooljaren met elkaar vergelijken. In het vervolg van ieder hoofdstuk gaan we bovendien in op de verschillende achtergrondkenmerken van de vacatures, zoals ontstaansredenen, wijze van vervulling en knelpunten bij de vervulling. Bij de verdiepingsgegevens geven we steeds aan van hoeveel respondenten (n) deze gegevens afkomstig zijn. Het gaat bij de achtergrondkenmerken van ontstane vacatures dus om steekproefgegevens afkomstig van respondenten die aangeven dat er vacatures zijn ontstaan en die over deze ontstane vacatures de verdiepingsvragen konden beantwoorden. Vanwege een soms geringe celvulling is het vrijwel niet mogelijk om significante verschillen te meten. Als er zich desondanks opvallende verschillen voordoen die een indicatie geven van een eventuele trend, bespreken we die kort in de tekst. Bij de gepresenteerde populatieschattingen voor de ontstane, vervulde, vervallen en openstaande vacatures hanteren we symmetrische 95 procent betrouwbaarheidsintervallen. Naast de hoofdstukken over vacatures per functie, kent deze rapportage vier bijlagen. In bijlage 1 hebben we een populatieschatting opgenomen. Vervolgens presenteren we in bijlage 2 de bij hoofdstuk 2, 3 en 4 horende tabellen. In bijlage 3 en bijlage 4 geven we respectievelijk een korte uitleg over de gebruikte formatiegegevens en een beschrijving van de verschillen tussen de vacaturemeting voor de arbeidsmarktbarometer en de vacaturemeting van het CBS. Bijlage 5, ten slotte, bevat een begrippenlijst waarin de belangrijkste begrippen en de door ons gehanteerde definities worden beschreven 6

2 VACATURES VOOR MANAGEMENT 2.1 Vacatures in het derde kwartaal van 2006 Tabel 2.1 geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten van de populatieschatting voor de ontstane, vervulde, vervallen en openstaande managementvacatures. 1 Bij managementfuncties gaat het om een klein aantal vacatures. Uit de resultaten kunnen we daarom geen al te stellige conclusies trekken. Tabel 2.1 Populatieschattingen van het aantal managementvacatures in de bvesector Aantallen Fte Intensiteiten Ontstane vacatures 35 34 3,2% Vervulde vacatures* 31 31 2,9% Vervallen vacatures* 0 0 0,0% Openstaande vacatures* 29 25 2,3% * De vervulde, vervallen en openstaande vacatures kunnen ook vóór het derde kwartaal zijn ontstaan. De som van deze drie is daarom niet gelijk aan het aantal ontstane vacatures in het derde kwartaal. Naar schatting is in het derde kwartaal van 2006 voor 35 fte aan managementvacatures ontstaan. Dat is ongeveer 3,2 procent van de totale formatie van managementpersoneel in de bve-sector. In dit kwartaal is voor 31 fte aan vacatures vervuld, waarmee de vervulde vacature-intensiteit op 2,9 procent komt. Aan het eind van het kwartaal stond nog voor 25 fte aan vacatures open die op dat moment al vervuld hadden moeten zijn, hetgeen de openstaande vacature-intensiteit op 2,3 procent brengt. Uit de vrij hoge openstaande vacature-intensiteit en de ontstane en de vervulde vacature-intensiteit die dicht bij elkaar liggen, kan worden opgemaakt dat veel managementvacatures al vóór het derde kwartaal van 2006 ontstaan zijn. Dit wijst erop dat managementvacatures relatief lang openstaan. Figuur 2.1 geeft inzicht in de ontwikkelingen van de managementvacatures in de bve-sector in het derde kwartaal van 2002 tot en met 2006. 1 De tabellen van de populatieschattingen met onder- en bovengrens zijn opgenomen in bijlage 3. 7

Figuur 2.1 Vacature-intensiteiten management derde kwartaal, 2002-2006 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% Ontstane vacatures Vervulde vacatures Openstaande vacatures 1,0% 0,5% 0,0% 2002 2003 2004 2005 2006 De ontstane en vervulde vacature-intensiteit verschillen niet veel met die we in het derde kwartaal van het vorig jaar hebben gemeten. De openstaande vacature-intensiteiten zijn echter voor het tweede opeenvolgende jaar toegenomen en liggen in 2006 op het niveau van 2002. Sinds 2005 is de daling, die vanaf 2002 inzette, omgebogen in een stijging. 2.2 Kenmerken van ontstane vacatures Eén op de drie instellingen kende ten minste één vacature voor managementpersoneel. Het gaat zowel om vacatures die al openstonden vóór het begin van het derde kwartaal als om vacatures die tijdens het derde kwartaal zijn ontstaan. In tabel 2.2 presenteren we de redenen waarom de vacatures zijn ontstaan. Reorganisatie (of fusie) is in dit kwartaal veruit de belangrijkste ontstaansreden. Andere genoemde redenen zijn natuurlijk verloop, vrijwillig vertrek naar een andere school en vrijwillig vertrek naar een functie buiten het onderwijs. De groei van het deelnemeraantal is opnieuw niet genoemd als ontstaansreden. Uit de genoemde oorzaken is op te maken dat het in alle gevallen om reguliere vacatures gaat. 8

Tabel 2.2 Ontstaansredenen van managementvacatures (n=9) Fte Percentage Reguliere vacatures Groei deelnemeraantal 0,0 0% Vrijwillig vertrek van personeel naar andere school 2,0 16% Vrijwillig vertrek naar functie buiten het onderwijs 1,0 8% Ontslag van vast of tijdelijk personeel 0,0 0% Natuurlijk verloop (BAPO, FPU, Wia, overlijden) 3,0 24% Reorganisatie/fusie 6,6 52% Vervangingsvacatures Ziekte of verlof (zwangerschap et cetera) 0 0% Anders, namelijk 0 0% Totaal fte (steekproef) 12,6 fte* * Dit komt overeen met ongeveer driekwart van de ontstane vacatures. Natuurlijk verloop en vrijwillig vertrek zijn de afgelopen jaren vaak genoemd als redenen voor het ontstaan van vacatures. In het oogspringend tijdens deze meting is de mate waarin reorganisatie of fusie genoemd is als ontstaansreden, juist ook omdat het door verschillende respondenten werd genoemd. 2.3 Wijze van vervulling Van twaalf fte aan managementvacatures is bekend hoe deze zijn vervuld. De helft van de vacatures is intern vervuld door personeel afkomstig van de eigen instelling (tabel 2.3). Aangevuld met het personeel afkomstig uit een andere onderwijssector brengt dat het totaal aan nieuw managementpersoneel dat al werkzaam was in het onderwijs op twee derde. Bijna een derde is afkomstig uit het bedrijfsleven. Tabel 2.3 Herkomst van managementpersoneel (n=9)* Fte Percentage Intern Van deze instelling 6,4 52% Extern Uit een andere onderwijssector 2,0 16% Van een andere bve-instelling 0,0 0% Uit het bedrijfsleven 3,8 31% Van de overheid 0,0 0% Totaal fte (steekproef) 12,2 fte * Deze gegevens hebben betrekking op de vacatures waarvan de wijze van vervulling bekend is, omgerekend ruim 80 procent van de vervulde vacatures. 9

Ook de afgelopen jaren was een belangrijk deel van het nieuwe managementpersoneel afkomstig van de eigen instelling. Binnen het onderwijs, en dus ook in de bve-sector, is dat een bekend beeld. 2.4 Knelpunten bij de vervulling van vacatures Aan de hand van drie indicatoren kunnen we bepalen of er zich bij de vervulling van openstaande vacatures knelpunten voordoen. De indicatoren zijn: het aantal kandidaten dat zich heeft gemeld voor een vacature; het percentage onvervulde vacatures, waarmee we een beeld krijgen van (eventuele) spanningen op de arbeidsmarkt; het percentage moeilijk vervulbare vacatures, gebaseerd op het oordeel van de respondenten. Aantal kandidaten per vacature In het derde kwartaal van 2006 hebben zich gemiddeld 25 kandidaten voor een managementvacature gemeld. Het aantal kandidaten dat vorig jaar op managementvacatures reageerden, lag op iets meer dan de helft hiervan. Zoals gebruikelijk, doet zich een sterke spreiding in het aantal kandidaten voor: van één kandidaat tot vijfenzeventig kandidaten. Onvervulde vacatures Aan het einde van het derde kwartaal van 2006 stond voor 25 fte aan vacatures open. Dat brengt de openstaande vacature-intensiteit op 2,3 procent, opnieuw hoger dan vorig jaar. Een deel van de vacatures is al voor het derde kwartaal ontstaan, hetgeen ook blijkt uit het aantal maanden dat vacatures openstaan. Vier op de tien openstaande vacatures staan aan het einde van het derde kwartaal al langer dan drie maanden open, terwijl de vacature al vervuld had moeten zijn. Moeilijk vervulbare vacatures In het derde kwartaal noemt één contactpersoon één vacature moeilijk vervulbaar. Vorig jaar werden in deze periode vier openstaande vacatures als moeilijk vervulbaar beschouwd. Het beperkte aantal moeilijk vervulbare vacatures is wel opmerkelijk wanneer we ons realiseren dat de openstaande vacature-intensiteit is toegenomen en de vacatures naar verhouding lang openstaan. 10

3 VACATURES VOOR LERAREN 3.1 Vacatures in het derde kwartaal van 2006 In tabel 3.1 presenteren we de belangrijkste resultaten van de populatieschattingen van de ontstane vacaturevoorraad, de vervulde vacaturevoorraad, de vervallen vacaturevoorraad en de openstaande vacaturevoorraad voor leraren. 1 Tabel 3.1 Populatieschattingen vacatures voor leraren Aantallen Fte Intensiteit Ontstane vacatures 1451 852 3,3% Vervulde vacatures* 1247 725 2,8% Vervallen vacatures* 23 13 0,0% Openstaande vacatures* 411 256 1,0% * De vervulde, vervallen en openstaande vacatures kunnen ook vóór het derde kwartaal zijn ontstaan. De som van deze drie is daarom niet gelijk aan het aantal ontstane vacatures in het derde kwartaal. De totale hoeveelheid ontstane vacatures voor leraren in het derde kwartaal van 2006 komt uit op 852 fte. Dit komt overeen met een ontstane vacatureintensiteit van 3,3 procent. In het derde kwartaal is voor 725 fte aan vacatures vervuld, hetgeen een vervulde vacature-intensiteit van 2,7 procent oplevert. Aan het einde van de periode stond nog voor 256 fte aan vacatures open die op dat moment al vervuld hadden moeten zijn. De openstaande vacatureintensiteit bedraagt daarmee 1,0 procent. Om een indruk te bieden van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor leraren in de bve-sector over de afgelopen jaren, geven we in figuur 3.1 een overzicht van de ontstane, vervulde en openstaande vacature-intensiteiten in elk derde kwartaal vanaf 2002. 1 De tabellen van de populatieschattingen met onder- en bovengrens zijn opgenomen in bijlage 3. 11

Figuur 3.1 Vacature-intensiteiten voor leraren in het derde kwartaal, 2002-2006 5,5% 5,0% 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2002 2003 2004 2005 2006 Ontstane vacatures Vervulde vacatures Openstaande vacatures In het derde kwartaal van 2006 liggen zowel de ontstane als de vervulde vacature-intensiteit ongeveer op het niveau van het derde kwartaal van 2005. De openstaande vacature-intensiteit daarentegen is toegenomen. Bij de openstaande vacature-intensiteit, en in mindere mate de ontstane en de vervulde vacature-intensiteit, lijkt er sprake te zijn van een opwaartse trend. In tabel 3.2 zijn de vacatureaantallen uitgesplitst naar regio (tabel 3.2). Vanwege het kleine aantal respondenten in de sector moeten deze gegevens worden opgevat als een indicatie. De vraag naar leerkrachten en de mate waarin in deze vraag kan worden voorzien, lijken ongelijk over de regio s verdeeld te zijn. De openstaande vacature-intensiteit is het hoogst in de regio Noord en West. In het noorden zijn ook naar verhouding de meeste vacatures ontstaan. Tabel 3.2 Vacature-intensiteiten voor leraren in het derde kwartaal per regio Noord Oost West Zuid Ontstane vacature-intensiteit 5,5% 3,7% 3,3% 2,3% Vervulde vacature-intensiteit 4,4% 4,3% 2,6% 2,0% Vervallen vacature-intensiteit 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% Openstaande vacature-intensiteit 1,8% 0,3% 1,3% 0,7% 12

3.2 Kenmerken van ontstane vacatures Tachtig procent van de respondenten meldde dat er vacatures voor leraren zijn ontstaan. De gegevens in deze paragraaf zijn gebaseerd op deze groep respondenten voor zoverre ze de vragen naar achtergrondkenmerken van ontstane vacatures konden beantwoorden. 2 Tabel 3.3 geeft de verhouding weer tussen reguliere vacatures en de vacatures voor (langdurige) vervanging. 3 Eén op de zeven vacatures die zijn ontstaan, is een vervangingsvacature. Het merendeel van de ontstane vacatures betreft dus reguliere vacatures. Deze verhouding tussen reguliere vacatures en vervangingsvacatures is de verhouding die we vrijwel ieder jaar meten. Tabel 3.3 Verdeling ontstane vacatures over reguliere en vervangingsvacatures (n=31) Percentage Reguliere vacatures 85% Vervangingsvacatures 15% Totaal aantal fte (steekproef) 272 fte* * Dit komt overeen met driekwart van de ontstane vacatures. In het groen onderwijs (aoc s) zijn naar verhouding de minste vacatures ontstaan. Wanneer we ons beperken tot de roc s zijn de meeste vacatures in de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW) ontstaan en de minste in de sector Techniek (figuur 3.2). 2 Op een vergelijkbare wijze geven we ook in het vervolg van dit hoofdstuk steeds aan hoeveel respondenten (n) de verdiepingsvragen hebben beantwoord. 3 Bij vervangingsvacatures gaat het om de vervanging van personeel dat bijvoorbeeld langdurig ziek is, of dat gebruikmaakt van een verlofregeling. De vervanging van personeel dat definitief uit dienst treedt, bijvoorbeeld vanwege pensioen, telt als reguliere vacature mee. 13

Figuur 3.2 Verdeling van ontstane vacatures voor leraren over de sectoren (n=29) 4 23% 4% 19% Educatie of Algemeen vormend GDW Techniek Economie 14% 39% Groen onderwijs De opleidingen binnen de roc s, exclusief de opleidingen in de sector Educatie, de vakscholen en de aoc s, vallen onder negentien bedrijfstakken. In lijn met de verdeling van de aantallen ontstane vacatures over de sectoren, vallen veel ontstane vacatures onder de bedrijfstak Gezondheid, dienstverlening, welzijn en sport (48%). Andere bedrijfstakken waarvoor relatief veel vacatures gemeld zijn, zijn Economie, administratie, sociaal-juridisch en beveiliging (14%), Handel (9%) en Bouw, hout en interieur (6%). Zij nemen samen bijna een derde van de ontstane vacatures voor hun rekening. 5 Gezondheid en Economie voeren vrijwel elk jaar de lijst aan. Voor Gezondheid ligt een deel van de verklaring in de gestage toename van het aantal deelnemers in de afgelopen jaren. 6 Het aandeel van Gezondheid binnen de ontstane vacatures is dit jaar opnieuw toegenomen. Het aantal deelnemers in de sector Techniek is over de afgelopen jaren gezien, afgenomen. Van bijna de helft van de vacatures is de ontstaansrede bekend. Groei van het deelnemeraantal is met 37 procent opnieuw de voornaamste ontstaansgrond voor vacatures. Wel is het aandeel van deze oorzaak in de afgelopen jaren naar verhouding wat groter geweest (aandeel lag steevast boven de veertig procent). Andere veelgenoemde oorzaken zijn ontslag van vast of tijdelijk personeel (13%), vrijwillig vertrek van personeel naar een andere school (11%) en natuurlijk verloop (11%). Reorganisatie lijkt het primaire proces minder te raken dan de rest van de organisatie. Bij zowel manage- 4 Voor de cijfers, zie bijlage 2, tabel B2-3. 5 Deze gegevens zijn gebaseerd op in totaal 154 fte aan ontstane vacatures. Zie bijlage 2 voor de tabel (B2-4). De ontstane vacature-intensiteit kunnen we niet per bedrijfstak berekenen. 6 Jaarbericht 2005 (Bve Raad, 2006). 14

mentvacatures als vacatures voor obp wordt het vaker als ontstaansreden voor vacatures genoemd (zie tabel 2.2 en tabel 4.3). Bij de reguliere vacatures maken we onderscheid tussen de vervangingsvraag (waarbij totale formatie niet stijgt) 7 en de uitbreidingsvraag (waarbij totale formatie wel stijgt). 8 De helft van de reguliere vacatures betreft de uitbreidingsvraag en de andere helft betreft dus de vervangingsvraag. Tabel 3.4 Redenen voor ontstaan van vacatures voor leraren, derde kwartaal 2004-2006 2004 (n=46) 2005 (n=37) 2006 (n=26) Reguliere vacatures Groei deelnemeraantal 47% 46% 37% Vrijwillig vertrek van personeel naar andere 6% 11% 11% school Vrijwillig vertrek naar functie buiten het 1% 2% 5% onderwijs Ontslag van vast of tijdelijk personeel 21% 13% 13% Natuurlijk verloop (BAPO, FPU, Wia, 7% 11% 11% overlijden) Reorganisatie/fusie 1% 2% 2% Urenvermindering 1% 2% 1% Start nieuwe opleiding** - - 2% Vervangingsvacatures Ziekte 11% 1% 9% Zwangerschaps-/ouderschapsverlof 2% 8% 4% Buitengewoon-/opfris-/spaarverlof 0% 3% 0% Anders 3% 0% 4% Totaal aantal fte (steekproef) 225 fte 303 fte 169 fte* * Dit komt overeen met zevenenveertig procent van de ontstane vacatures in het derde kwartaal van 2006. ** In 2004 en 2005 niet als aparte antwoordcategorie opgenomen. De redenen voor het ontstaan van vacatures volgen hetzelfde patroon als in voorgaande jaren. Veruit de meeste vacatures zijn ontstaan als gevolg van de groei van het aantal deelnemers. Evenals vorig jaar is ongeveer een op de negen vacatures ontstaan door natuurlijk verloop. De verwachting is dat met name door het natuurlijk verloop ( vergrijzing ) de vervangingsvraag gaat toenemen (Centerdata, Ecorys, QQQ 7 De uitbreidingsvraag bestaat uit vacatures veroorzaakt door de groei van het deelnemeraantal, door reorganisatie of fusie en door de start van een nieuwe opleiding. 8 De vervangingsvraag bestaat uit vacatures veroorzaakt door vrijwillig vertrek van personeel, ontslag en natuurlijk verloop. Het verschil tussen het getal in de tekst en de som van de percentages in de tabel wordt veroorzaakt door afronding. 15

Delft, 2006). Een eerste aanwijzing daarvoor is dat in de voorbije jaren de uitbreidingsvraag (groei deelnemeraantal) steeds groter was dan de vervangingsvraag (onder meer vrijwillig vertrek van personeel, ontslag en natuurlijk verloop), terwijl dat dit jaar, ondanks de (lichte) toename van het deelnemeraantal 9, nagenoeg in evenwicht is. De vervangingsvraag is dus sterker toegenomen. 3.3 Wijze van vervulling Ruim een derde van de vervulde vacatures, in totaal 36 procent, is intern vervuld (tabel 3.5). Eén op de vijf vacatures is vervuld door personeel uit de beroepspraktijk, waarvan twee derde een bijscholing volgt. Eveneens een vijfde van de vervulde vacatures is vervuld door ervaren docenten van een andere instelling. Sinds vorig jaar is de antwoordcategorie herplaatsing van personeel binnen de eigen instelling opgenomen. Ongeveer één op de acht vervulde vacatures is op deze wijze vervuld. Tabel 3.5 Herkomst van nieuwe leraren, derde kwartaal 2004-2006 2004 (n=42) 2005 (n=29) 2006 (n=24) Intern Uitbreiding van uren personeel binnen dezelfde unit/sector/afdeling 20% 20% 16% Uitbreiding uren personeel van een andere unit/sector/afdeling (binnen roc/aoc) 13% 12% 7% Herplaatsing van personeel binnen de eigen instelling** - 7% 12% (Potentiële) wachtgelders 1% 1% 1% Extern (Ervaren) leraar van een andere instelling 18% 14% 21% Pas afgestudeerde leraar 7% 7% 11% Herintreder 4% 0% 0% Personeel uit beroepspraktijk (volgt wel bijscholing) 17% 19% 13% Personeel uit beroepspraktijk (volgt geen bijscholing) 11% 10% 7% Junior docent of docent in duaal opleidingstraject 0% 5% 7% Anders 7% 5% 4% Totaal aantal fte (steekproef) 200 fte 206 fte 152 fte* * Dit komt overeen met de helft van de vervulde vacatures. ** In 2004 niet als aparte antwoordcategorie opgenomen. 9 Jaarbericht 2005 (Bve Raad, 2006). 16

Evenals de afgelopen jaren is ongeveer een derde van de vacatures intern vervuld. Vervulling door personeel uit de beroepspraktijk zien we in het derde kwartaal van 2006 minder vaak dan in de voorgaande jaren toen het aandeel van personeel uit de beroepspraktijk rond de dertig procent lag. Driekwart van de nieuwe leraren heeft een tijdelijke aanstelling gekregen (tabel 3.6). Ongeveer één op de tien leraren is niet in dienst van de instelling, maar van een uitzendbureau. Tabel 3.6 Type aanstelling dat nieuwe leraren hebben gekregen (n=30) Percentage Tijdelijk contract 74% Via een uitzendbureau 11% Vast contract 8% Detachering via een bedrijf (geen uitzendbureau) 4% Detachering via een andere school 2% Totaal aantal fte (steekproef) 213 fte* * Dit komt overeen met bijna zeventig procent van de vervulde vacatures. 3.4 Knelpunten bij de vervulling van vacatures Om te identificeren in welke mate instellingen knelpunten ondervinden bij de vervulling van vacatures, kijken we naar de volgende vier indicatoren: het aantal kandidaten dat zich voor een vacature heeft gemeld; het percentage openstaande vacatures; het percentage moeilijk vervulbare vacatures; het aantal maanden dat de vacatures openstaan op het moment van de meting. Waar mogelijk, kijken we ook of er regionale verschillen zijn in de knelpunten. Vanwege de kleine aantallen in de respons is het niet mogelijk om statistisch significante verschillen te meten. Aantal kandidaten per vacature In het derde kwartaal van 2006 bedroeg het gemiddeld aantal kandidaten 9,3, hetgeen iets meer is dan in het derde kwartaal van het vorig jaar. Het aantal kandidaten was het laagst in het Noorden (gemiddeld drie kandidaten) en in het Zuiden het hoogst (gemiddeld vijftien kandidaten). Onvervulde vacatures Het aantal vacatures dat aan het eind van het derde kwartaal in 2006 (nog) niet vervuld, is schatten we op 256 fte (zie tabel 3.1). Dit brengt de openstaande vacature-intensiteit op één procent. 17

Van ruim zestig procent van de onvervulde vacatures is bekend voor welke sector deze vacatures zijn. Een derde van de onvervulde vacatures betreft vacatures in de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (figuur 3.3). De sectoren Educatie en Economie kennen beide een aandeel van een kwart. Figuur 3.3 Verdeling openstaande vacatures over de sectoren (n=19) 10 25% 0% 26% Educatie of Algemeen vormend GDW Techniek 15% Economie Groen onderwijs 33% Wanneer we de openstaande vacatures relateren aan de ontstane vacatures (figuur 3.2), dan zien we dat in de sector Educatie met veertig procent relatief veel ontstane vacatures onvervuld blijven. In de andere sectoren ligt het percentage wat lager: namelijk rond de dertig procent. Van de respondenten die te kennen hebben gegeven dat zij te kampen hebben met onvervulde vacatures, geeft zeventig procent aan dat er specifieke vakken zijn waarvoor het moeilijk is om nieuwe docenten te vinden. Meest genoemde vakken zijn economie en bedrijfseconomie, Engels, bouwkunde/ infratechniek en diverse technische vakken (elektrotechniek, procestechniek, motorvoertuigentechniek en werktuigbouw). Percentage moeilijk vervulbare vacatures Zestig procent van de respondenten heeft aan het einde van het derde kwartaal nog openstaande vacatures. Ruim de helft van deze mensen beschouwt een deel van deze openstaande vacatures als moeilijk vervulbaar. In totaal wordt bijna een kwart van de openstaande vacatures als moeilijk vervulbaar gezien. 10 Voor de cijfers, zie bijlage 2, tabel B2-3. 18

In vergelijking met het derde kwartaal van het vorige jaar zijn zowel het aantal respondenten dat openstaande vacatures hebben gemeld als het percentage moeilijk vervulbare openstaande vacatures toegenomen. Aantal maanden dat vacatures openstaan Van tachtig procent van de openstaande vacatures 11 is bekend hoe lang deze op het meetmoment (1 oktober 2006) vervuld hadden moeten zijn. Een derde van de openstaande vacatures stond minder dan twee weken open. 12 Een ongeveer even groot deel had echter al langer dan een maand vervuld moeten zijn. Dit percentage is voor het tweede achtereenvolgende jaar toegenomen. Figuur 3.4 Aantal maanden dat onvervulde vacatures voor leraren openstaan (n=19) 13 26% 4% 2% 37% 31% Tot een halve maand open Halve tot één hele maand open Eén tot twee maanden open Twee tot drie maanden open Meer dan drie maanden open Noodoplossingen Evenals de voorgaande jaren is het waarnemen van de lessen door een andere leraar de meest genoemde oplossing voor openstaande vacatures (tabel 3.7). Uitstellen en later inhalen van lessen is, qua frequentie, de tweede noodoplossing in de bve-sector. Evenals in het voortgezet onderwijs worden ook in de bve-sector lessen waargenomen door iemand die niet aan de bevoegdheidseisen voldoet, bijvoorbeeld, een lio, een assistent of een instructeur. Uitval van lessen wordt slechts zelden door de respondenten als noodoplossing genoemd. 11 Gebaseerd op 88 fte aan openstaande vacatures. 12 Dit getal zegt niets over de gemiddelde tijd dat vacatures openstaan. 13 Voor de cijfers, zie bijlage 2, tabel B2-5. 19

Tabel 3.7 Noodoplossingen voor openstaande vacatures (n=22)* Aantal Percentage Andere leraar/leraren nemen de lessen waar 20 91% Lessen worden uitgesteld en later ingehaald 10 45% Een toa, onderwijsassistent of instructeur neemt de lessen waar 5 23% Groepen worden samengevoegd 5 23% Iemand die niet voldoet aan de benoembaarheideisen neemt de lessen waar 3 14% Lessen vallen uit 2 9% * Respondenten konden meer dan één mogelijkheid aangeven, zodat het totaal meer is dan 100 procent. 20