MET BELEID VOORUIT. Tijdspaarfonds Bouw & Infra. Aanvullingsfonds Bouw & Infra. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra

Vergelijkbare documenten
INHOUDSOPGAVE. Algemeen. Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra 'Mededeling' Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra

JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR Toekomstgericht aan het werk

Uta-werknemers CAO voor de Bouwnijverheid

BTER Van duurzaamheid naar continuïteit. Jaarverslag over het boekjaar 2012

Jaarverslag over boekjaar. Investeren in mens en werk

BTER Duurzaamheid 2011 J aar v er slag 2 011

INHOUDSOPGAVE. Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra 3 Bestuursverslag over het boekjaar Jaarrekening

Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid. Jaarverslag over het boekjaar 2011

Individueel budget 2017

\y J. van Dongen secretaris cao-partijen. Technisch Bureau Bouwnijverheid

Samen BTER. Jaarverslag over het boekjaar 2010

UTA-werknemers CAO voor de Bouwnijverheid. Bedrijfstakeigen regelingen. Jaarboek 2011

Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid. Jaarverslag over het boekjaar 2009

STICHTING TIJDSPAARFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID I. Statuten

UTA-werknemers CAO voor de Bouwnijverheid

Individueel budget » WERKEN IN DE BOUW & INFRA

Werken en Betrokkenheid. Samen BTER. Jaarverslag over het boekjaar 2008

Aangepaste regeling verplicht overwerk geldend vanaf 1 september 2012 (artikel 28 CAO voor de Bouwnijverheid 2012)

Aangepaste regeling verplicht overwerk geldend vanaf 1 september 2012 (artikel 28 CAO voor de Bouwnijverheid 2012)

DE MEEST GESTELDE VRAGEN OVER TIJDSPAARFONDS

Bijlage 18: Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid. I. Statuten

Stabiliteit door flexibiliteit. Samen BTER. Jaarverslag over het boekjaar 2007

UTA-werknemers CAO voor de Bouwnijverheid

INHOUDSOPGAVE. Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra 3 Bestuursverslag over het boekjaar Jaarrekening

Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Timmerfabrieken

stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf Jaarverslag 2010

Aangepaste regeling verplicht overwerk geldend vanaf 1 september 2012 (artikel 28 CAO voor de Bouwnijverheid 2012)

stichting Aanvullingsfonds Natuursteenbedrijf Jaai^erslag 2015

Collectief en individueel in balans. Samen BTER. Jaarverslag over het boekjaar 2006

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Reglement Vakantiefonds

Vrijwillige aansluiting bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfbouw)

Aangepaste regeling verplicht overwerk geldend vanaf 1 september 2012 (artikel 28 CAO voor de Bouwnijverheid 2012)

Vraag en antwoord. Individuele budget

Jaarrekening Stichting VUTilVI te Bussum. Van: statutaire vestigingsplaats: Bussum Adres: Nieuwe 's-gravelandseweg HM Bussum

Vierdaagse werkweek 55-plus

Fusie tussen Cordares en APG Groep

Vierdaagse werkweek 55-plus

Handleiding zelfstandig ondernemers Afbouw en Natuursteen

1 < < w T FONDSENBEHEER WATERBOUW B.V. Jaarverslag 2014 STICHTING VAKANTIEFONDS WATERBOUW

Reglement Vakantiefonds. de Stichting Vakantiefonds Waterbouw. de Stichting Fondsenbeheer Waterbouw. het bestuur van het vakantiefonds

Tijdspaarfonds Bouw & Infra

Betreft: Nota van wijzigingen cao Bouw & Infra 2018/2019

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Opleldings- en Ontwikkelingsfonds Afboutv

stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf in liquidatie (i.l.) Liquidatieverslag tot en met

INFORMATIEBLAD VOOR WERKGEVERS (v )

INFORMATIEBLAD VOOR WERKNEMERS (v )

Trefwoordenregister. Jaarboek 2008

REGLEMENT TIJDSPAARREGELING In de Metaal en Technische Bedrijfstakken

Vrijwillige aansluiting. bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfbouw)

CAO voor de Bouwnijverheid

stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf i.l. Jaarverslag 2014

JUS. Jaarurensystematiek. een inhoudelijke toelichting bij de invoering in de gehandicaptenzorg. JaarUrenSystematiek (JUS)

Jaarrekening Stichting Scholings- en Werkgelegenheidsfonds voor de Timmerfabrieken te Bussum. Van:

Jaarboek 2011 Werkgeversdiensten. Werkgeversdiensten

Cao Bouwnijverheid (201 1) en Cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouwnijverheid ( )

Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid. Jaarverslag over het boekjaar 2008

Jaarbericht OFE Detailhandel. Jaarrekening Overige gegevens Resultaatbestemming Controleverklaring Gebeurtenissen na balansdatum

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

Cordares. 1.1 Zorgvuldig en toegewijd Segment bedrijfstakregelingen Segment niet-bedrijfstakregelingen

De vierdaagse werkweek 55-plus

BeterExcedent pensioen werknemer BeterExcedent pensioen

Stichting Vermogensbeheer Belangenbehartiging Pensioengerechtigden van de Vervoer- en Havenbedrijven REGLEMENT STAP 6 NETTO HAVENPENSIOEN VAN SVBPVH

CAO voor de Bouwnijverheid

NVTZ Handreiking afbouw bezoldiging bestuurder (overgangsrecht WNT)

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Hoofdlijnen onderhandelingsresultaat Cao Bouwnijverheid

JAARREKENING 2013 STICHTING SOCIAAL FONDS PARKET (SFP)

Individueel Keuzebudget (IKB)

Cordares

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarverslag over het boekjaar 2014

PRINCIPEAKKOORD CAO APOTHEKEN

ONDERHANDELINGSRESULTAAT CAO ABBOTT HEALTHCARE PRODUCTS B.V.

Onderhandelingsresultaat Bouw-cao Regio bijeenkomsten juni-juli 2015

CAO EN APO VOOR DE WERKNEMERS IN DE SIGARENINDUSTRIE VANAF 1 JULI JANUARI 2016 TOT 1 JANUARI 2018

VEEL GESTELDE VRAGEN OVER HET ONDERHANDELINGSRESULTAAT CAO Waarom heeft het zo lang geduurd voordat er een nieuwe cao is?

Het Individueel Aanvullend Pensioen (IAP)

BeterExcedent pensioen werknemer BeterExcedent pensioen

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

Proces Naleving Versie: april 2018

Principeakkoord CAO voor de bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijven 1

Reglement. Compensatieregeling pensioen RTL Nederland

CAO-PARTIJEN SCHILDERS fax:

Onderhandelaarsresultaat Cao-Onderzoekinstellingen 2017

De vierdaagse werkweek 55-plus

Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid. Jaarverslag over het boekjaar 2010

Individueel Keuzebudget (IKB)

Nota van wijzigingen bij de aanmelding van de tussentijdse wijziging CAO BTER voor de Bouwnijverheid

STATUTEN STICHTING AANVULLINGSFONDS MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. november 2004

Grondslag voor premie berekening WAO/WIA basispremie (Aof) 6,46% plus. Premie werkgever. werknemer. 6,96% - 6,96% 215,10 opslag kinderopvang 0,50%

Fiscale vragen en antwoorden over het loopbaanbudget

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 3332

Uitleg Loonstrook. Pagina 1

CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Uw werknemer kan vanaf zijn of haar 60 e jaar 80% gaan werken. Hij/zij behoudt 90% van het salaris en 100% van de pensioenopbouw

Bijlage 1: Aanpassingen Arbeidsvoorwaardenregeling Hilversum (ARH) i.v.m. IKB

Transcriptie:

MET BELEID VOORUIT Tijdspaarfonds Bouw & Infra Aanvullingsfonds Bouw & Infra Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015

INHOUDSOPGAVE Algemeen 2 Voorwoord 2 Cluster van besturen 2 Bestuur 4 Kerncijfers 7 Premiebeleid 8 Uitvoering 9 Beleggingsbeleid 12 Communicatie 15 Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra 17 Bestuursverslag over het boekjaar 2015 18 Jaarrekening 2015 32 Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) 47 Bestuursverslag over het boekjaar 2015 48 Jaarrekening 2015 63 Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra 78 Bestuursverslag over het boekjaar 2015 79 Jaarrekening 2015 90 Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra 104 Bestuursverslag over het boekjaar 2015 105 Jaarrekening 2015 127 1

Algemeen Algemeen VOORWOORD Met beleid vooruit In 2015 liet de sector bouw & infra een lichte omzetgroei zien. Met name de woningmarkt liet een flinke stijging zien en daardoor ook de woningbouw. Deze groei resulteerde niet direct in een toename van het aantal vaste dienstverbanden. Hier is nog steeds een lichte afname te zien ten opzichte van 2014. Het aandeel arbeid in de flexibele schil liet daarentegen wel een stijging zien. Partijen bij de cao Bouw & Infra hebben in 2015 de arbeidsvoorwaarden vernieuwd. Weloverwogen zijn keuzes gemaakt waarmee de sector vooruit kan. Keuzes die niet altijd makkelijk waren maar wel noodzakelijk gezien de ontwikkelingen in de sector. Een van de meest in het oog springende wijzigingen in de cao is het stopzetten van de vergoedingsregeling vanuit het Scholingsfonds in liquidatie (hierna Scholingsfonds (i.l.)). Dit betekent zeker niet dat scholing als minder relevant wordt gezien. In tegendeel, een goede scholing van medewerkers is essentieel om als sector te blijven ontwikkelen. Cao-partijen hebben andere keuzes gemaakt voor het ontwikkelen van kennis en de financiering daarvan. Een voorbeeld daarvan is het nieuw op te richten kennis en adviescentrum dat in 2016 operationeel wordt. Ook bij het Tijdspaarfonds zijn er wijzigingen naar aanleiding van de gemoderniseerde cao. Besloten is dat alle werknemers per 1 januari 2016 beschikken over een 'Individueel Budget'. De werknemer heeft recht op een bijdrage van de werkgever aan dit Individueel Budget. Voor de bouwplaatswerknemer wordt het saldo voor het Individueel Budget verplicht betaald aan het Tijdspaarfonds. UTA-werknemers kunnen op vrijwillige basis deelnemen. Daarnaast is een nieuw saldo toegevoegd voor Duurzame Inzetbaarheid waaruit de werknemer zelf zaken kan betalen die er aan bijdragen dat hij gezond en voldoende geschoold blijft deelnemen aan het arbeidsproces. Binnen het Aanvullingsfonds is besloten om de extra verlofdagen regeling (EVD) gefaseerd maar zeer geleidelijk af te bouwen. De extra verlofdagenregeling is in de nieuwe cao Bouw & Infra vervangen door de extra roostervrije dagen regeling (ERVD). Uit het Tijdspaarfondssaldo Duurzame Inzetbaarheid kan de werknemer voortaan naar eigen behoefte sparen en daaruit extra verlofdagen betalen. De wijzigingen in de cao maken dat de sector is voorbereid op de toekomst, de blik is vooruit! CLUSTER VAN BESTUREN In het jaar 2001 besloten partijen bij de cao voor de Bouwnijverheid 1 tot clustering van de fondsbesturen. Deze clustering betreft voor het verslagjaar 2015 de volgende bedrijfstakeigen regelingen (BTER): Tijdspaarfonds Bouw & Infra; Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra; Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Aanvullingsfonds Bouw & Infra Deze fondsen zijn ondergebracht in stichtingen. Deze stichtingen zijn aparte rechtspersonen, maar de bestuursleden van deze fondsen zijn dezelfde. Deze groep bestuursleden wordt hierna aangeduid als het 2

Algemeen clusterbestuur BTER. De fondsen geven invulling aan de collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken zoals die door partijen bij de cao Bouw & Infra zijn vastgesteld. In de bestuursvergaderingen wordt uit praktisch oogpunt een algemeen gedeelte in de agenda gereserveerd voor de behandeling van onderwerpen die voor meer dan één fonds van belang zijn, zoals: het toetsingskader ter verkrijging van het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); het handhavingsbeleid en naleving van de werkingssfeer van de cao. In het verslagjaar 2015 is het clusterbestuur vijf keer in een reguliere vergadering bijeen geweest. De onderlinge samenhang en herkenbaarheid van de fondsen komt terug in de gelijkvormige logo s. Het uitbrengen van één gezamenlijk jaarverslag is een ander voorbeeld van samenhang en eenheid van de fondsen. De fondsen streven naar een zo veel mogelijk gelijk uitvoeringsbeleid. 1 Per 1 januari 2015 is de naam van de cao voor de Bouwnijverheid gewijzigd in cao Bouw & Infra. Cao Bouw & Infra 2015-2017 Op 13 juni 2015 is door partijen bij de cao Bouw & Infra een onderhandelingsakkoord bereikt over de nieuwe cao. Na raadpleging van de achterbannen zijn alle cao-partijen op 8 juli 2015 definitief akkoord gegaan met het bereikte akkoord. De naam van de cao is gewijzigd van cao voor de Bouwnijverheid in cao Bouw & Infra en heeft een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2017. Ook kwam men overeen dat de nieuwe cao voor de Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra een looptijd kent van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. De naam van die cao is per 1 januari 2016 gewijzigd van cao voor de Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid in cao BTER Bouw & Infra. De tekst van de cao Bouw & Infra is begin december 2015 definitief vastgesteld en direct daarna aangemeld bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek deze cao algemeen verbindend te verklaren. Op 4 april 2016 is het besluit tot algemeenverbindendverklaring van die cao gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 18112. Cao BTER Bouw & Infra 2016-2019 De besprekingen voor de nieuwe tekst van de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra zijn direct gestart na het definitief bereikte akkoord van de cao Bouw & Infra. De definitieve tekst van de cao BTER Bouw & Infra is in september 2015 aangemeld bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek deze cao algemeen verbindend te verklaren. Op 22 december 2015 is het besluit tot algemeenverbindendverklaring van die cao gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 37453. Enkele afspraken die gemaakt zijn in de cao Bouw & Infra werken door in de cao BTER Bouw & Infra per 1 januari 2016, zoals: de overgangsregeling voor de declarabele extra verlofdagen voor oudere bouwplaatswerknemers; de versobering van de vergoedingsregelingen van het Aanvullingsfonds; het vervallen van de vergoedingsregeling van het Scholingsfonds (i.l.); de introductie van een individueel budget voor de werknemer ter compensatie van de versobering 3

Algemeen seniorendagen, versobering aanvullingsregelingen en het vervallen van de vergoedingsregeling van het Scholingsfonds (i.l.); de hervorming van het Tijdspaarfonds (beheer individueel budget voor bouwplaatswerknemers; dit fonds maakt deel uit van de cao Bouw & Infra). BESTUUR Samenstelling van besturen Het bestuur is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. Ieder van de vier fondsbesturen bestaat uit dezelfde tien personen, van wie vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV en twee door CNV Vakmensen. Werkgeversbestuursleden (allen namens Bouwend Nederland) Dhr. W. Ketting, fungerend voorzitter Tijdspaarfonds Dhr. N.J. van Til, fungerend voorzitter Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, Scholingsfonds (i.l.) en Aanvullingsfonds Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. E. Tierolf Werknemersbestuursleden Dhr. P.H. Roos [2], voorzitter alle fondsen sinds 1 september 2015 (namens FNV) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen) Het fungerend voorzitterschap wisselt per kalenderjaar tussen de werkgevers- en de werknemersleden. Bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar, en zijn herbenoembaar. Bij tussentijds vertrek van een bestuurslid wordt een opvolger benoemd voor de resterende tijd binnen de periode van drie jaar. Het clusterbestuur BTER heeft een rooster van aftreden opgesteld. Mevrouw Van Veldhuizen en de heren Van der Spek, Tierolf, en Van Til zijn per 1 januari 2015 voor een periode van drie jaar aangesteld als bestuurslid door de benoemende organisaties. De heren Borst en Crombeen zijn in december van het verslagjaar per 1 januari 2016 voor een nieuwe termijn van drie jaar benoemd. [2] Mevrouw M.B. van Veldhuizen was voorzitter alle fondsen tot 1 september 2015 en is opgevolgd door de heer P.H. Roos Bestuurlijke commissies Het clusterbestuur BTER heeft uit praktische overwegingen besloten tot de instelling van een aantal bestuurlijke commissies. In deze commissies zijn gelijke aantallen bestuursleden van zowel werkgevers- als werknemerszijde vertegenwoordigd. De commissies doen voorstellen voor besluiten aan het clusterbestuur BTER. 4

Algemeen Naam Commissie Namens fonds Toelichting Jaarverslagen Financiën Erkenningscommissie Gevalsbehandeling Voorzittersoverleg Werkingssfeer Naleving Cluster BTER Cluster BTER Scholingsfonds (i.l.) Aanvullingsfonds Cluster BTER met bpfbouw Cao Bouw & Infra Cao Bouw & Infra Controleert uitvoerder APG bij samenstellen van de concept-jaarverslagen Adviseert het bestuur van het O&O-fonds over zaken die de financiering van subsidienten betreffen Beoordeelt toelating (nieuwe) cursusinstituten en cursussen voor opname in de scholingsfondscatalogus Beoordeelt individuele gevallen bij verzoeken waarin de reglementen niet voorzien Adviseert het clusterbestuur BTER en het bestuur bpfbouw over contractonderhandelingen voor de uitvoering van de premie-inning waarna de besturen zelfstandig besluiten Neemt besluiten over het van toepassing verklaren van de cao voor werkgevers Neemt besluiten over de juistheid van het toepassen van de cao Het Technisch Bureau Bouwnijverheid Het clusterbestuur BTER laat zich bijstaan en adviseren door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, een aparte stichting die op 27 juni 2001 is opgericht. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden: beoordeling van alle relevante bestuursstukken; voorbereiding van contracten met opdrachtnemers; algehele kwaliteitsbewaking en rapportage over bevindingen; organisatie, planning en agendering van de bestuursvergaderingen; voortgangsbewaking van extern geplaatste opdrachten; het voeren van de bestuurscorrespondentie met instanties en dragende organisaties; analyse van de gevalsbehandeling aan de hand van voorleggers van de uitvoerder; uitbrengen van advies aan besturen over de gevalsbehandeling; het in voorkomende gevallen voeren van gerechtelijke procedures namens het clusterbestuur BTER. Dat is onder meer het geval als uit werkingssfeeronderzoek is gebleken dat de cao Bouw & Infra niet juist wordt nageleefd. 5

Algemeen Bestuursstatuut Alle leden van het clusterbestuur BTER hebben zich geconformeerd aan het bestuursstatuut, ook wel complianceregeling genoemd. Het bestuursstatuut heeft als doel het waarborgen van de integriteit en deskundigheid van bestuursleden. Zo kunnen premiebetalers erop vertrouwen dat de bestuursleden zorgvuldig en deskundig met hun (financiële) verantwoordelijkheden omgaan en dat zij de doelstellingen van de fondsen goed bewaken. Een belangrijk kenmerk van het bestuursstatuut is het vermijden van belangenverstrengeling bij de vaststelling van het beleggingsbeleid. In het bestuursstatuut zijn bepalingen opgenomen over: vertrouwelijkheid van informatie; voorwetenschap; het privé verhandelen van beleggingen en effecten; het aanvaarden van geschenken; het vervullen van andere relevante functies; het gebruikmaken van diensten van derden tegen marktconforme condities en tarieven; het hebben van een financieel belang in andere organisaties waarmee de fondsen te maken hebben. Verklaring omtrent het gedrag In de statuten van alle vier de fondsen is vastgelegd dat van nieuw te benoemen bestuursleden door de benoemende organisatie een Verklaring Omtrent het Gedrag van de kandidaat overgelegd dient te worden. Bestuursvergoedingen sinds 2015 De vacatiegelden voor het voorbereiden en bijwonen van vergaderingen en de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten voor de clusterbestuursleden zijn gelijk aan de bedragen die de Sociaal Economische Raad (SER) voor haar leden heeft vastgesteld. Sinds 1 januari 2015 is de regeling door de SER versoberd en is de tot 2014 van toepassing zijnde jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor representatieve verplichtingen vervallen. Sinds 1 januari 2015 geldt de door de SER vastgestelde vergoedingsregeling tot nader order voor onbepaalde tijd. Het clusterbestuur heeft ingestemd met de aangepaste vergoedingsregeling met ingang van 2015. Administratie De administratie van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds (i.l.) en het Aanvullingsfonds is opgedragen aan APG Rechtenbeheer N.V. gevestigd te Heerlen. De administratie van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds is opgedragen aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid te Harderwijk. APG verzorgt voor alle fondsen, dus inclusief het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, de inning van premies. Btw verschuldigd per 1 januari 2016 Tot en met het verslagjaar 2015 zijn de BTER-fondsen geen btw verschuldigd over de prijs van de administratieve dienstverlening door APG. Dat staat bekend onder de naam koepelvrijstelling voor paritaire organisaties. Deze koepelvrijstelling is voor de BTER-fondsen in het verslagjaar ingetrokken door de Belastingdienst per 1 januari 2015 met een overgangsjaar tot 1 januari 2016. Dat betekent dat de BTER-fondsen met ingang van 1 januari 2016 btw verschuldigd zijn over de prijs van de dienstverlening door APG. De wettelijke voorwaarde ter verkrijging van de koepelvrijstelling is dat voor de administratiekosten van alle deelnemende fondsen niet meer wordt betaald aan APG dan de kostprijs. Dat is - en was ook voorheen - niet aan de orde, doordat APG wel een opslag berekent over de kostprijs. Op basis van deze constatering heeft de Belastingdienst bepaald dat de koepelvrijstelling niet langer aan de orde is. 6

Algemeen Accountant De jaarrekeningen van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds (i.l.) en het Aanvullingsfonds zijn door Ernst & Young Accountants LLP gecontroleerd. Voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds heeft BDO Audit & Assurance BV de controle uitgevoerd. De accountantscontrole van de BTER-fondsen wordt jaarlijks verricht op basis van een controleplan. In het controleplan wordt aandacht besteed aan de reikwijdte van de controle, de controleaanpak en de geïdentificeerde risicogebieden. In overleg met het clusterbestuur BTER wordt jaarlijks vastgesteld of en zo ja welke specifieke zaken aanvullende aandacht behoeven. De controlewerkzaamheden zijn primair gericht op: de afgifte van de controleverklaring bij de jaarrekening; de beoordeling of het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening; de beoordeling of de geïnde BTER-premies rechtmatig zijn besteed in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO; de rapportage van bevindingen in het accountantsverslag. In het accountantsverslag rapporteert de accountant de uitkomsten van zijn werkzaamheden over het verslagjaar aan het clusterbestuur BTER. Na afronding van de accountantscontrole van de jaarrekeningen van de BTER-fondsen worden jaarlijks in de maand juni het accountantsverslag en de overige uitkomsten van de accountantscontrole gepresenteerd aan het clusterbestuur BTER. KERNCIJFERS (Bedragen in miljoenen euro's) Tijdspaarfonds Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Scholingsfonds (i.l.) Aanvullingsfonds Totaal Bijdragen - 80,1-41,9 122,0 Beleggingsopbrengsten 2,4 1,2-0,2 3,8 Overige opbrengsten 0,1 5,2 11,2 0,2 16,7 Totale opbrengsten 2,5 86,5 11,2 42,3 142,5 Uitkeringen - 69,5 7,7 37,9 115,1 Overige lasten 3,2 10,1 3,5 4,3 21,1 Totale lasten 3,2 79,6 11,2 42,2 136,2 Resultaat -0,7 6,9 0,0 0,1 6,3 7

Algemeen PREMIEBELEID Het bestuur stelt ieder jaar de premies vast voor de verschillende fondsen. Tot en met het verslagjaar 2015 zijn de begrotingen ter goedkeuring voorgelegd aan Bouwend Nederland, FNV en CNV Vakmensen. Bij de vaststelling wordt gekeken naar de te verwachten uitgaven, de ontwikkeling van de loonsom en de hoogte van een eventuele vereiste reserve. Over het algemeen wordt getracht grote premieverschillen van jaar tot jaar te voorkomen. Voor elk van de fondsen wordt een afzonderlijk premiebeleid gehanteerd. Dat komt doordat de fondsen onderling verschillen in hun aard en doelstelling. De betaalperiodiciteit van het fonds bepaalt het beleggingsbeleid van dat fonds. Voor een aantal fondsen zijn de betaalmomenten vooraf goed te bepalen. Voor andere fondsen is dat niet het geval. Werkingssfeeronderzoeken Werkgevers die onder de werkingssfeer van de cao Bouw & Infra vallen, zijn verplicht voor hun werknemers premie af te dragen aan de BTER-fondsen en het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfbouw). Werkgevers waarvan het vermoeden bestaat dat zij wel onder de werkingssfeer van de cao Bouw & Infra vallen maar zich niet hebben aangemeld bij APG, en die dus ook geen premies aan de BTER-fondsen en bpfbouw betalen, worden onderzocht. Als blijkt dat deze werkgevers ten onrechte geen premies hebben afgedragen worden ze eventueel met terugwerkende kracht alsnog ingeschreven en worden premienota s opgelegd. Het clusterbestuur neemt kennis van de voortgang en de resultaten van de werkingssfeeronderzoeken door middel van de rapportage werkingssfeeronderzoeken. Begroting In het najaar van het verslagjaar zijn de begrotingen voor 2016 van het Tijdspaarfonds, het Aanvullingsfonds en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds door het bestuur vastgesteld. Doordat de vergoedingsregeling van het Scholingsfonds (i.l.) voor gevolgde scholingsdagen op of na 1 januari 2016 is vervallen, is in het verslagjaar geen begroting gemaakt voor 2016. Na afwikkeling van alle lopende zaken zal het Scholingsfonds (i.l.) in de loop van 2016 opgeheven worden. Tijdspaarfonds Het Tijdspaarfonds int geen premies: werkgevers betalen per werknemer een loonbedrag aan het Tijdspaarfonds. Dit loonbedrag is onder meer bedoeld voor de opbouw van de vakantietoeslagaanspraken, een aantal verlofdagen van de werknemers, en vanaf 1 januari 2016 voor een budget voor duurzame inzetbaarheid. Op deze bedragen zit geen opslag voor het dekken van de kosten voor het uitvoeren van de regeling. Deze lasten worden betaald vanuit de directe beleggingsopbrengsten. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt de premie vast. De verdeling van de premie wordt vastgesteld op basis van de per deelfonds begrote uitgaven en de verwachte inkomsten van de beleggingen. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de premie is dat een stijging of daling binnen een bandbreedte van tien procent blijft. Overschotten en/of tekorten in enig jaar worden ten gunste respectievelijk ten laste gebracht van het vermogen. Scholingsfonds (i.l.) Het Scholingsfonds (i.l.) heft zelf geen premie. De activiteiten van het Scholingsfonds (i.l.) worden gefinancierd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vanuit het S-Fonds. 8

Algemeen Aanvullingsfonds Het Aanvullingsfonds houdt geen reserve aan. Een lastendekkende premie is het uitgangspunt. UITVOERING Kwaliteitsbewaking De prestaties en het kwaliteitsniveau van uitvoeringsorganisatie APG worden bewaakt. Hiertoe worden door het clusterbestuur BTER jaarlijks Service Level Agreements (SLA s) afgesloten met APG. De controle gebeurt door objectieve metingen waarbij de administratieve processen kwalitatief en kwantitatief in beeld worden gebracht. Door middel van Service Level Monitoring (SLM) wordt het niveau van dienstverlening systematisch door het bestuur gevolgd. In de SLM-rapportage wordt per kalenderkwartaal verslag gedaan van processen als het vaststellen en innen van premie, beheer en uitbetaling van fondsgelden, communicatie en klachtenafhandeling. Het innen van premies en incassomaatregelen Werkgevers moeten hun bijdragen aan cao-fondsen op tijd betalen. Als zij dat niet doen, zijn bijzondere incassomaatregelen nodig. Deze bijzondere incassoactiviteit worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van APG. In het incassocontract met APG is de afspraak vastgelegd dat voor de bedrijfstakeigen fondsen extra inkomsten worden verkregen door de zogeheten kickback-fee. Doorlopende incassomachtigingen Betaling door middel van een doorlopende incassomachtiging is sneller en vergt minder verwerkingskosten dan betaling met een acceptgiro of overschrijving. Ook de kans op fouten of vergeten tijdig te betalen is kleiner. Door de snellere betaling hebben de fondsen een groter beleggingsrendement en minder kosten. Het clusterbestuur BTER stimuleert dat betaling door middel van een doorlopende machtiging gebeurt. Controle op juiste premieafdracht Een goed controle- en handhavingsmodel zorgt ervoor dat de rechten van elke werknemer in de Bouw & Infra zo veel mogelijk gewaarborgd zijn. Dat voorkomt bovendien concurrentievervalsing. Daarom heeft het clusterbestuur BTER samen met het Technisch Bureau Bouwnijverheid en APG een handhavingsmodel ontwikkeld dat sinds mei 2007 gefaseerd is uitgevoerd. In beginsel zijn alle opgaven van loon en premie sinds 1 januari 2006 op tijdigheid, juistheid en volledigheid gecontroleerd. Nieuw premie-inningsproces (PRINS) Per 1 januari 2016 is voor de BTER Bouw & Infra en voor bpfbouw een nieuw proces in gebruik genomen voor de gegevensaanlevering inzake de arbeidsverhoudingen en de premie-inning. Dat proces vervangt het huidige systeem dat sinds 2006 door uitvoerder APG wordt gebruikt. Het nieuwe proces is al in gebruik voor twee andere pensioenfondsen zodat door schaalvoordelen op langere termijn een administratiekostenbesparing per opdrachtgever verwacht wordt. Het nieuwe proces staat bekend onder de naam PRINS. De afkorting PRINS staat voor PRemie- en INnings Systematiek. Dat omvat het totale proces van het door werkgevers periodiek aanleveren en verwerken van gegevens en de afdracht van premies en bijdragen. Het clusterbestuur heeft kennisgenomen van de voordelen die het nieuwe proces biedt, zoals: controle op juistheid en consistentie aanlevering voordat gegevens worden ingestuurd; eerdere foutsignalering; snellere premie-inning; 9

Algemeen betere service en online sneller inzicht in geregistreerde gegevens; wijzigingen in regelingen zijn eenvoudiger en sneller in te regelen; door synergievoordelen lagere administratiekosten; door digitale correspondentie snellere communicatie tegen lagere kosten. De bedrijfstak is in de loop van 2015 tijdig en uitvoerig geïnformeerd over dit nieuwe proces zodat de gegevensverwerking en de premie-inning vanaf 2016 geen vertraging hoeft op te lopen ten gevolge van aanloopproblemen. Nieuwbouw administratieve uitvoering De administratieve processen van de BTER Bouw & Infra zijn vele jaren gezamenlijk uitgevoerd met de (vroeg)pensioenregelingen van de sector. Het gemeenschappelijk gebruik en onderhoud van dezelfde technische voorziening voor verschillende regelingen - ook voor andere bouwgerelateerde cao s - was gebruiksvriendelijk en efficiënt. Door het vertrek van bpfbouw per 1 januari 2014 naar een nieuw administratief proces (het zogeheten GPS-domein) voor de uitvoering van de pensioenregeling zijn schaalvoordelen vervallen. Bovendien zijn per 1 januari 2016 de gegevensaanlevering en premie-inning voor zowel de BTER als voor bpfbouw overgegaan naar PRINS (zie de vorige paragraaf in dit bestuursverslag). Voor de toekomstige uitvoering van de BTER heeft het clusterbestuur al in 2014 ingestemd met een vernieuwing van processen en verzelfstandiging van de administratieve systemen. Deze nieuwe processen zijn efficiënter en de systemen voldoen weer aan de actuele automatiseringsstandaards. In de loop van 2014 en dit verslagjaar is de administratieve uitvoering van de diverse BTER gefaseerd in gebruik genomen in het nieuwe systeem Sirius. Het clusterbestuur heeft - net als voorheen - de voortgang van het proces actief gevolgd. De wijzigingen ten gevolge van de hervorming van het Tijdspaarfonds per 1 januari 2016 is hierin ook meegenomen en zal vroeg in 2016 operationeel zijn. De uitvoering van de BTER blijft meedelen in synergie- en schaalvoordeel met de administratieve processen die met bpfbouw worden gedeeld. Zo wordt de BTER-persoonsadministratie ook gebaseerd op de gegevenslevering door de werkgever via de periodieke loonopgaven. De verschillende regelingen maken gebruik van generieke voorzieningen, zoals workflow en rapportage, maar ook van een gemeenschappelijke financiële administratie en excassovoorziening. Een belangrijk onderdeel van de zelfstandige BTER-persoonsadministratie is het onderhouden van werknemersmachtigingen, die het mogelijk maken de voor bpfbouw verkregen persoonsgegevens ook te gebruiken voor de BTER. Bijvoorbeeld om via de Wet BRP (basisregistratie personen) de adresgegevens te actualiseren en overlijdensberichten te verwerken. Vanwege de omvang van de verandering van de BTER-administratie is het clusterbestuur BTER nauw betrokken bij dit project. Voor het volgen van het project is een stuurgroep aangesteld, waarin onder meer het Technisch Bureau Bouwnijverheid is vertegenwoordigd. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid rapporteert over de voortgang van het project aan het clusterbestuur. Digitale gegevensaanlevering Sinds 2012 is het mogelijk declaraties (Aanvullingsfonds) en presentielijsten (Scholingsfonds (i.l.)) digitaal aan te leveren in plaats van de inzending van formulieren per gewone post. Bij deze digitale gegevensaanlevering zijn controles op juistheid en volledigheid naar de voorkant van het administratieve proces verplaatst. Daardoor wordt voorkomen dat declaraties worden ingestuurd die niet verwerkt kunnen worden. Voor werkgevers en 10

Algemeen opleidingsinstituten is het digitale proces eenvoudiger en sneller dan het oude papieren proces. De digitalisering van aanvraagprocessen is in de loop van 2015 ook benut voor enkele werknemersregelingen van het Aanvullingsfonds. Nadat alle belanghebbenden ruimschoots in de gelegenheid zijn gesteld te wennen aan digitale aanleveringsmogelijkheid heeft het clusterbestuur in het verslagjaar besloten papieren aanleveringen voortaan niet meer toe te staan. 11

Algemeen BELEGGINGSBELEID Het beleggingsbeleid is afgestemd op de specifieke karakteristieken van elk fonds, waaronder de liquiditeitsbehoefte. Hierbij wordt gestreefd naar een optimaal rendement tegen een voor het fonds aanvaardbaar risico. Conform het huidige debiteuren- en limietenbeleid wordt uitsluitend uitgeleend aan partijen met ten minste een AA -rating, of partijen die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank. Tijdspaarfonds De beleggingsconstructie bij de Rabobank (Rabo Equity Strategie Obligatie, of RESO) is 15 december 2011 aangekocht voor 210 miljoen euro. De garantiewaarde van de belegging is 200 miljoen euro indien deze wordt aangehouden tot einde looptijd (15 december 2016). De belegging bestaat ultimo 2015 uit een vaste component van 146,9 miljoen euro (exclusief opgelopen interest) waar niet mee belegd wordt en een variabele component van 70,6 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. De RESO is een gestructureerde obligatie met een aantal bijzondere kenmerken. Het doel van de RESO is het innemen van langetermijnposities op een hefboomprincipe ( leveraged ) om een positief rendement te behalen. De strategie van de variabele component is om een langetermijnpositie in te nemen in Europese aandelen. De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. De vaste component is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te waarborgen. De variabele component is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om in de strategie te beleggen. Aan deze beleggingsstrategie is een kredietfaciliteit gekoppeld van 170,1 miljoen euro. Hierdoor is het mogelijk om de belegging gedurende het gehele jaar in stand te houden. Ook als er in mei uitbetaald moet worden aan de deelnemers. De ontvangen bedragen worden tweemaal per maand afgestort naar de rekening van het Tijdspaarfonds bij de Rabobank. Hiermee wordt vanaf mei per storting de rekening-courantschuld, die is ontstaan door het uitbetalen aan de deelnemers van het Tijdspaarfonds, afgelost. Ultimo 2015 was de reële waarde van de belegging bij Rabobank 217,5 miljoen euro exclusief opgelopen interest. De stand van de rekening-courant bij Rabobank bedroeg ultimo 2015 47,0 miljoen euro negatief. Het totaal van de rentelasten en -baten op de rekening-courant bedroeg 0,1 miljoen euro negatief. In mei 2015 werd de jaarcoupon ter waarde van drie miljoen euro uitgekeerd. Aan de aan prestaties gerelateerde contingent couponvoorwaarden is niet voldaan en deze is derhalve niet uitgekeerd. Over 2015 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 0,2 procent op de liquide middelen. Het gemiddelde saldo van de liquide middelen in 2015 was 4,5 miljoen euro. Ultimo 2015 was de stand van de liquide middelen 7,1 miljoen euro. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds De op lange termijn beschikbare middelen van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zijn sinds 2008 belegd in een beleggingsproduct met hoofdsomgarantie van de Rabobank ter waarde van 160 miljoen euro. In voorgaande jaren is in totaal 82,5 miljoen euro aan het product onttrokken ter dekking van de liquiditeitsbehoefte. In 2015 zijn geen middelen aan het product onttrokken. De garantiewaarde bedroeg ultimo 2015 80,4 miljoen euro. 12

Algemeen Ultimo 2015 was de waarde van de beleggingen 84,3 miljoen euro. Over 2015 werd een gemiddeld rendement op de beleggingen behaald van 0,8 procent. Over 2015 heeft een couponuitbetaling plaatsgevonden van 0,8 miljoen euro. De kort beschikbare middelen worden uitgezet op de geldmarkt. Ultimo 2015 was de stand van de liquide middelen 30,9 miljoen euro. Scholingsfonds (i.l.) De liquide middelen bestaan in zijn geheel uit gelden op de bankrekening van het fonds. Over 2015 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 0,0 procent over het gemiddelde saldo van 1,3 miljoen euro. Ultimo 2015 was de stand van de liquide middelen 0,9 miljoen euro. Aanvullingsfonds Gedurende het verslagjaar vonden geldmarktuitzettingen plaats tegen een gemiddeld percentage van 0,4 procent. Ultimo 2015 waren er geen beleggingen in deposito s en obligaties. Ultimo 2015 was de stand van de liquide middelen 31,8 miljoen euro. 13

Algemeen Aard van de beleggingen Aard van de beleggingen voor het cluster van BTER-fondsen over de afgelopen jaren: Bedragen in miljoenen euro's Tijdspaarfonds Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Scholingsfonds (i.l.) Aanvullingsfonds Totaal 2015 Beleggingen - kort -47,0 - - - -47,0 Beleggingen - lang 217,5 84,3 - - 301,8 Totaal 170,5 84,3 - - 254,8 2014 Beleggingen - kort -24,9 - - - -24,9 Beleggingen - lang 218,0 84,4 - - 302,4 Totaal 193,1 84,4 - - 277,5 2013 Beleggingen - kort -20,9 - - - -20,9 Beleggingen - lang 215,6 82,8 - - 298,4 Totaal 194,7 82,8 - - 277,5 2012 Beleggingen - kort -6,4 - - 4-2,4 Beleggingen - lang 212,6 81,4-5 299,0 Totaal 206,2 81,4-9,0 296,6 2011 Beleggingen - kort -15,5 - - 35,1 19,6 Beleggingen - lang 211,4 90,2-5 306,6 Totaal 195,9 90,2-40,1 326,2 14

Algemeen COMMUNICATIE Doelgroepen De BTER-fondsen hebben te maken met de volgende doelgroepen: werkgevers; werknemers: bouwplaatsmedewerkers; werknemers: UTA-medewerkers; ex-werknemers (die mogelijk recht hebben op werknemersregelingen) -> via vakbondsconsulenten; vakbondsconsulenten; werkgeversorganisaties; opleidingsinstituten (geldt alleen voor Scholingsfonds (i.l.)). Communicatiemiddelen BTER-bouw communiceert via drie websites: bter-bouw.nl, de toegangssite; inclusief informatie van het Aanvullingsfonds; tijdspaarfondsbouw.nl, met name gericht op werknemers; scholingsfonds.nl, met name gericht op werkgevers en opleidingsinstituten. Tezamen worden deze drie websites ook wel de BTER-portal genoemd. Online enquête In december 2014 is een online enquête gestart op de drie websites bter-bouw.nl, scholingsfonds.nl en tijdspaarfondsbouw.nl. Via de vragenlijst konden bezoekers van de websites hun mening geven over diverse aspecten van de website: gebruiksvriendelijkheid, vindbaarheid van informatie, vormgeving, et cetera. In afwachting van de resultaten van de cao-besprekingen die in de loop van 2015 zijn afgerond zijn de websites tussentijds niet gewijzigd. Nadat de cao BTER Bouw & Infra in september 2015 en de cao Bouw & Infra in december 2015 definitief zijn vastgesteld, zijn de websites aangepast met informatie over de aangepaste regelingen van het Tijdspaarfonds en het Aanvullingsfonds. Door het wegvallen van het Scholingsfonds (i.l.) per 1 januari 2016 behoeft die website en de digitale catalogus geen aandacht meer voor zover dat het toekomstige gebruik betreft. De bevindingen van de bezoekers van de websites zullen in de loop van 2016 aan het clusterbestuur BTER worden gepresenteerd. Administratienet Er is daarnaast een website die ook over bpfbouw en andere bedrijfstakeigen regelingen informeert: administratienet.nl Kerntaak is informatie over de opgave loon en premie (OLP) in de Bouw & Infra. Naast de vier BTER-regelingen Bouw & Infra gaat het ook om andere regelingen van de sectoren Natuursteen, Mortel en Bikudak. De website is bedoeld voor werkgevers, administratiekantoren en softwareleveranciers in de Bouwnijverheid. Beveiligde webomgeving De BTER-fondsen kennen een aantal beveiligde websites, waar daartoe gemachtigde personen terecht kunnen met behulp van een toegangscode: MijnBTER, actief sinds 2012, bedoeld voor werkgevers. Privaat deel op Tijdspaarfonds.nl, bedoeld voor werknemers. Zij kunnen hier hun actuele saldo opvragen. 15

Algemeen De portal Netwerken op administratienet.nl: via deze beveiligde applicatie kan de administrateur met behulp van een inlogcode de maandelijkse loon- en premieafdracht doorsturen. Dit gaat ook over bpfbouw en andere bedrijfstakeigen regelingen en wijzigt per 1 januari 2016 naar de Selfservice Werkgevers Portal in verband met de invoering van het nieuwe systeem voor aangifte van loon- en premiegegevens (project PRINS via pensioenaangifte.apg.nl). Helpdesk telefonisch en e-mail Werkgevers en werknemers kunnen bellen naar drie verschillende telefoonnummers voor het Tijdspaarfonds, het Aanvullingsfonds en het Scholingsfonds (i.l.). Daarnaast is er voor werkgevers (en administratiekantoren/softwareleveranciers) een helpdesk voor vragen over de opgave loon en premie. Met het Tijdspaarfonds kan ook per e-mail worden gecorrespondeerd via administratie@tijdspaarfondsbouw.nl. Het Scholingsfonds (i.l.) heeft een digitaal contactformulier op de website scholingsfonds.nl. Printuitgave Zes keer per jaar verschijnt de papieren uitgave Bouwpensioen & BTER-post. Deze wordt naar alle werkgevers(organisaties) en vakbondsconsulenten verstuurd. De Bouwpensioen & BTER-post bericht niet exclusief over de BTER-regelingen, maar ook over het pensioenfonds bpfbouw. Overige communicatiemiddelen Jaarverslag De BTER-fondsen hebben de wettelijke verplichting om een jaarverslag per fonds uit te brengen. Dit wordt in één gezamenlijk jaarverslag uitgegeven. Brieven Werknemers en werkgevers worden per brief geïnformeerd over toekenning van regelingen die ze hebben aangevraagd. Bij het Tijdspaarfonds ontvangt iedere werknemer een startbrief. Met betrekking tot de premieinning ontvangen werkgevers facturen. Jaarboek Tot en met 2013 ontvingen werkgevers de gedrukte versie van het jaarboek (voor de pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen). Sinds 2014 is het jaarboek alleen digitaal beschikbaar in pdf-formaat. Het jaarboek is te downloaden via administratienet.nl. In het jaarboek staat praktische informatie over de bedrijfstakeigen regelingen en de uitvoering ervan. Het jaarboek biedt bovendien contactinformatie aan van relevante instellingen. Voorlichting via vakbonds- en werkgeversconsulenten Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben een cruciale taak in de informatievoorziening. De werknemersorganisaties (vakbonden) hebben een taak bij de tussentijdse opnames van Tijdspaarfonds-tegoeden en verzorgen voor het Aanvullingsfonds de intake van een aantal regelingen. Dit wordt uitgevoerd door vakbondsconsulenten. 16

Tijdspaarfonds Bouw & Infra JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra BESTUURSVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015 Bestuur De Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. De vijf werkgeversleden zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven. Van de werknemersleden zijn er drie benoemd door FNV en twee door CNV Vakmensen. Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. W. Ketting, fungerend voorzitter Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. E. Tierolf Dhr. N.J. van Til Werknemersbestuursleden Dhr. P.H. Roos 1, voorzitter sinds 1 september 2015 (namens FNV) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen) 1 Mevrouw M.B. van Veldhuizen was voorzitter tot 1 september 2015 en is opgevolgd door de heer P.H. Roos Doelstelling De Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra bestaat sinds 1 januari 2006. Het Tijdspaarfonds verschaft de werknemer een vergoeding wegens: de wettelijke 8 procent vakantietoeslag; loonderving voor bovenwettelijke verlofdagen; loonderving voor een aantal van de roostervrije dagen; loonderving bij kort verzuim. Sinds 2012: loonderving bij discontinuïteit in de bedrijfsvoering. Vanaf 2016: inzet van middelen ten behoeve van Duurzame Inzetbaarheid. AFSPRAKEN CAO BOUW & INFRA 2015-2017: INDIVIDUEEL BUDGET Partijen bij de cao Bouw & Infra hebben in juni 2015 een onderhandelingsakkoord bereikt over de nieuwe cao. Deze cao heeft een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2017. De naam van de cao is gewijzigd van cao voor de Bouwnijverheid in cao Bouw & Infra. Onder meer is besloten dat per 1 januari 2016: de Scholingsfondsregeling vervalt; er geen nieuwe rechthebbenden op de eindejaarsuitkering voor arbeidsongeschikte ex-werknemers meer komen; 18

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra de vergoedingsregeling eenmalige uitkering bij werkloosheid vervalt; de extra verlofdagenregeling voor oudere werknemers na een overgangsregeling vervalt. Ook kwam men overeen dat de nieuwe cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra een looptijd kent van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. De naam van die cao is per 1 januari 2016 gewijzigd van cao voor de Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid in cao BTER Bouw & Infra. Door deze afspraken verandert vanaf 1 januari 2016 een aantal zaken in het Tijdspaarfonds. Onder meer is besloten dat alle werknemers (bouwplaats en UTA) per 1 januari 2016 beschikken over een 'Individueel Budget'. De werknemer heeft recht op een bijdrage van de werkgever aan dit Individueel Budget. Onderdeel van het Individuele Budget per 1 januari 2016 is een nieuw saldo voor Duurzame Inzetbaarheid van de werknemer. Het saldo Duurzame Inzetbaarheid kan de werknemer naar eigen inzicht inzetten. De werknemer dient hiervan zaken te betalen die eraan bijdragen dat hij gemotiveerd en gezond kan blijven deelnemen aan het arbeidsproces. Uit dit budget kan de werknemer investeringen doen in zijn of haar loopbaantraject, scholing betalen of extra verlofdagen kopen. STATUTEN EN REGLEMENTSWIJZIGING Het bestuur heeft in het verslagjaar twee keer besloten tot een wijziging van de statuten. De eerste aanleiding was de organisatiewijziging van de benoemende werknemersorganisatie FNV Bouw. Per 1 januari 2015 is FNV Bouw gefuseerd met een aantal andere bonden tot FNV. Vanaf die datum treedt FNV in de rechten en plichten van onder meer FNV Bouw. De tekst van de statuten inzake de benoemende organisatie is daarop aangepast van FNV Bouw naar FNV. De tweede aanleiding is de naamwijziging van de cao voor de Bouwnijverheid en de cao Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid. Deze cao s en de daaraan verbonden stichting Tijdspaarfonds heten voortaan Bouw & Infra. Deze gelegenheid tot naamswijziging van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid in de Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra was voor het bestuur tevens aanleiding een aantal andere redactionele en inhoudelijke veranderingen door te voeren, zoals de toevoeging van het per 1 januari 2016 geïntroduceerde begrip Individueel Budget. Het reglement is ook door het bestuur per 1 januari 2016 geactualiseerd en op enkele punten vereenvoudigd. De meeste definitiebepalingen zijn overgegaan van het reglement naar de statuten. De actualisatie betreft het nieuwe begrip Duurzame Inzetbaarheid, de naamswijziging van het saldo Discontinuïteit, Overwerk en Reisuren naar Spaaruren en de bepaling inzake het niet meer ambtshalve uitbetalen van het saldo Dagen. Werking van het Tijdspaarfonds In de cao Bouw & Infra is bepaald dat deelname aan het Tijdspaarfonds verplicht is voor bouwplaatswerknemers. Een UTA-werknemer (Uitvoerend, Technisch en Administratief werknemer) kan op vrijwillige basis deelnemen. In dat geval is de werkgever verplicht aan dat verzoek te voldoen. Als onderdeel van de loonbetaling betaalt de werkgever de bijdrage aan het Tijdspaarfonds binnen 14 dagen na afloop van iedere loonperiode ten behoeve van het Individueel Budget. Als de UTA-werknemer niet vrijwillig deelneemt aan het Tijdspaarspaarfonds dan betaalt de werkgever de geldswaarde van het Individueel Budget gelijk met iedere salarisbetaling op het rekeningnummer van de UTA-werknemer. De situatie tot en met 2015 De stortingen aan het Tijdspaarfonds bestonden tot en met 31 december 2015 uit drie verschillende onderdelen: 19

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Saldo VakantieDagen (VD) Saldo VakantieToeslag (VT) Saldo Discontinuïteit, Overwerk en Reisuren (DO&R*) *dit saldo geldt alleen als de werkgever het Spaarurenmodel bij verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers toepast als bedoeld in artikel 28 van de cao. In schema tot en met 2015: Bouwplaatswerknemewerknemer UTA- Vergoeding 8 procent wettelijke vakantietoeslag Ja Ja Verlof- en verzuimdagen - Bovenwettelijke verlofdagen 5 (tot 18 jaar 9 dagen) 5 (tot 18 jaar 7 dagen) - Roostervrije dagen 10 5 - Kortverzuimdagen 3 3 Optioneel: DO&R Ja Nee En vanaf 1 januari 2016: Saldo Dagen (voorheen VD) Saldo VakantieToeslag (VT) ongewijzigd Nieuw: Saldo voor Duurzame Inzetbaarheid (DI) Saldo SpaarUren* (SU, voorheen DO&R*) *dit saldo geldt alleen als de werkgever het Spaarurenmodel bij verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers toepast als bedoeld in artikel 28 van de cao. 20

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra De drie saldi Dagen, Vakantietoeslag en Duurzame Inzetbaarheid vormen samen voor de werknemer zijn Individuele Budget. In schema met ingang van 1-1-2016: Verlof- en verzuimdagen - Bovenwettelijke verlofdagen 5 5 - Roostervrije dagen 10 5 - Kortverzuimdagen 3 3 Duurzame Inzetbaarheid Ja Ja Eventueel SpaarUren Ja Nee SAMENSTELLING DUURZAME INZETBAARHEID De werkgeversbijdrage aan het budget voor duurzame inzetbaarheid bedraagt voor de bouwplaatswerknemer 3,21% over het vast overeengekomen loon en 1,56% van het salaris van de UTA-werknemer. Deze percentages zijn per 1 januari 2016 als volgt opgebouwd: Bouwplaatswerknemewerknemer UTA- Vergoeding 8 procent wettelijke vakantietoeslag Ja Ja Duurzame inzetbaarheid 2016 Bouwplaatswerknemer UTAwerknemer Vervallen scholingsdagen 0,86% N.v.t. Levensloopbijdrage 1,50% 1,50% Budget afbouw seniorendagen en vermondering cao-fondsen 0,85% 0,06% Totaal 3,21%* 1,56%* * Op deze percentages wordt 1,5 procentpunt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (als bedoeld in artikel 48 van de cao Bouw & Infra). DE REKENREGELS VOOR DE BIJDRAGE INDIVIDUEEL BUDGET Het Tijdspaarfonds administreert de bedragen voor de vakantietoeslag, de verlof- en verzuimdagen en voor de duurzame inzetbaarheid apart. De drie componenten van het Individueel Budget worden als volgt vastgesteld per loonperiode van een maand of vier weken. UL x 8 x AD AL 21

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra De bijdrage Vakantietoeslag wordt berekend als: [(ULx aantal uur) + (bedrag D)] x 8% De bijdrage Duurzame Inzetbaarheid wordt berekend als: UL x 8 x 261 x % Waarbij: UL = uurloon; voor UTA-werknemers moet het maandsalaris worden teruggerekend naar een uursalaris; AD = het voor de betreffende deelnemer geldende totaal van het aantal vakantie-, kortverzuim- en roostervrije TSF-dagen op jaarbasis; AL = het aantal loonbetalingsperioden per jaar (12/maand of 13/vier weken); Aantal uur = aantal uren waarover loon is verschuldigd in de desbetreffende loonperiode; Bedrag D = is de uitkomst van de berekening saldo Dagen; % = voor het jaar 2016 3,21% voor bouwplaatswerknemers en 1,56% voor UTA-werknemers. Op deze percentages wordt 1,5 procentpunt in mindering gebracht voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen. Betalen per loonperiode De werkgever maakt binnen 14 dagen na afloop van iedere loonbetalingsperiode de geldwaarde van de drie componenten van het individueel budget over naar: de Tijdspaarfondsrekening van de bouwplaatswerknemers; de Tijdspaarfondsrekening van de UTA-werknemers die vrijwillig aan het Tijdspaarfonds deelnemen; de bankrekening van de UTA-werknemer die niet deelneemt aan het Tijdspaarfonds. Op iedere loonstrook van de werknemer worden de drie componenten van het Individueel Budget afzonderlijk gespecificeerd. Vierdaagse werkweek bouwplaatswerknemer van 55 jaar of ouder Volgens artikel 26a van de cao Bouw & Infra kan een bouwplaatswerknemer van 55 jaar of ouder kiezen voor een vierdaagse werkweek. In dat geval worden alleen de vakantietoeslag, het tegoed van drie kortverzuimdagen en het tegoed voor de duurzame inzetbaarheid verplicht gestort. Alle overige verlof- en roostervrije dagen zijn namelijk nodig om de vierdaagse werkweek te kunnen realiseren. Geen loonbetaling bij opname TSF-dagen De waarde van het saldo Dagen maakt deel uit van het Individueel Budget. Als de werknemer een of meer van deze dagen opneemt, hoeft de werkgever het loon over die dagen niet door te betalen, omdat hij de loonwaarde van deze dagen periodiek heeft betaald aan het Tijdspaarfonds. De werknemer kan deze dagen daardoor zelf uit zijn individueel budget financieren. De werknemer heeft het recht deze verlof- en roostervrije dagen voor het einde van het kalenderjaar op te nemen. De werknemer kan een aanvraag doen om zijn of haar tegoeden tussentijds uit het Tijdspaarfonds op te nemen wanneer dat hem of haar het beste uitkomt. Dat geldt voor alle tegoeden. 22

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra KEUZEMOGELIJKHEDEN Het Tijdspaarfonds kent naast de vaste stortingen nog een aantal individuele keuzemogelijkheden. De gemaakte keuzes gelden slechts zolang de werknemer dat wenst. In overleg met de werkgever kunnen keuzes elke loonperiode weer aangepast worden. Extra stortingen De deelnemer kan met instemming van de werkgever ook de geldswaarde van andere inkomensbestanddelen op zijn individuele tijdspaarrekening laten storten. Bijvoorbeeld: overige verlof- en/of roostervrije dagen; verlof- en/of roostervrije dagen die aan het eind van het jaar niet zijn opgenomen; reisuren en/of de chauffeurstoeslag. Van deze mogelijkheid werd nauwelijks gebruik gemaakt. Deze bepalingen zijn per 1 januari 2016 uit het reglement geschrapt. Vrij beschikken over saldo De werknemer kan steeds onbeperkt en vrij beschikken over zowel de gestorte bedragen voor de vakantietoeslag, als over de bedragen voor verlof- en verzuimdagen, als over het bedrag voor de duurzame inzetbaarheid. Het maakt niet uit of en wanneer er daadwerkelijk verlof is opgenomen of dat er sprake is geweest van andere vormen van verzuimdagen. De enige voorwaarde daarbij is dat de werknemer geen hogere bedragen opneemt dan het saldo toelaat. De werknemer wordt geacht zijn tegoed voor DO&R/ Spaaruren alleen op te nemen ter compensatie van de opname-uren die door de werkgever worden ingezet. In mei wordt het totaal opgebouwde saldo vakantietoeslag automatisch overgemaakt op de bankrekening van de werknemer zonder dat hij of zij daarvoor een aanvraag hoeft te doen. Overzicht uitbetaling tegoeden Soort saldo (Vakantie)Dagen Ambtshalve uitbetaling Ja, steeds in mei t/m 2016 Tussentijdse opname mogelijk op aanvraag Ja (Vakantie)Dagen Nee, vanaf mei 2017 Ja Vakantietoeslag Ja, in mei Ja Duurzame Inzetbaarheid Nee Ja DO&R/SpaarUren Ja, in april Ja Flexibele afdracht De deelnemer kan in een kalenderjaar minder verlofdagen en/of roostervrije dagen opnemen dan waar de 23

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra werkgever voor heeft betaald aan het Tijdspaarfonds. In dat geval kan hij kiezen voor verlaging van de afdracht in het volgende kalenderjaar met het aantal minder opgenomen dagen. De geldswaarde van dat aantal dagen kan onder voorwaarden worden gebruikt voor een storting in een levensloopregeling. Van deze mogelijkheid werd nauwelijks gebruik gemaakt. Deze bepalingen zijn per 1 januari 2016 uit het reglement geschrapt. Volledige of gedeeltelijke storting De deelnemer kan voor de saldo s Dagen en Vakantietoeslag kiezen voor een gedeeltelijke storting. In dat geval wordt niet de volledige 100 procent maar 55 procent van het per loonbetalingsperiode vastgestelde bedrag afgedragen aan het Tijdspaarfonds. De deelnemer ontvangt het bedrag (= 45 procent van het vastgestelde bedrag) dat niet in het Tijdspaarfonds wordt gestort direct bij de uitbetaling van het loon. Het nettoloon is dus hoger; de afdracht aan het Tijdspaarfonds wordt met hetzelfde bedrag verlaagd. Per saldo is het totale netto (jaar)loon van de deelnemer bij de gedeeltelijke storting dus precies gelijk aan de 100 procentvariant. Het saldo voor de Discontinuïteit Overwerk en Reisuren/Spaaruren betreft altijd de gedeeltelijke storting, dus 55 procent. Het saldo voor de Duurzame Inzetbaarheid betreft altijd de volledige storting. In schema volledige of gedeeltelijke storting: Soort saldo (Vakantie)Dagen Volledige storting = 100% Ja, naar keuze Gedeeltelijke storting = 55% Ja, naar keuze Vakantietoeslag Ja, naar keuze Ja, naar keuze Duurzame Inzetbaarheid Ja Nee DO&R/SpaarUren Nee Ja Fiscale aspecten Voor het toepassen van de vierweken- of maandtabel gedurende het hele jaar is met de Belastingdienst afgesproken dat een mogelijk tijdsverschil tussen betalen aan en uitbetaling door het fonds moet worden voorkomen. Een dergelijk tijdsverschil doet zich voor als de werkgever gedurende het hele jaar inhoudingen doet op de component vakantietoeslag, terwijl de gestorte bedragen slechts op één moment in een jaar (in mei) kunnen worden opgenomen. Daarom is met de Belastingdienst afgesproken dat ook vakantietoeslag uit het Tijdspaarfonds tussentijds kan worden opgenomen. De vierweken- of maandtabel kan dan worden toegepast. Verder is afgesproken dat de eerste achttien dagen dat de werkgever geen loon betaalt aan een werknemer fiscaal niet te beschouwen zijn als onbetaalde verlofdagen in de zin van de wet. Deze achttien dagen worden immers via het Tijdspaarfonds aan de werknemer betaald. Discontinuïteit, Overwerk en Reisuren/Spaaruren In 2012 hebben partijen bij de (toenmalige) cao voor de Bouwnijverheid een akkoord gesloten over verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers van 18 jaar of ouder met een volledig dienstverband. Ten behoeve van de opvang van discontinuïteit in de bedrijfsvoering kunnen deze werknemers verplicht worden tachtig opname-uren per kalenderjaar op te bouwen door middel van verplicht overwerk. Om de tachtig opname-uren te realiseren, 24

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra kunnen werknemers naast overwerkuren ook reisuren aanwenden. Deze regeling staat bekend onder het Spaarurenmodel en is vastgelegd in artikel 28 van de arbeidsvoorwaarden-cao Bouw & Infra. De geldswaarde van deze tachtig opname-uren wordt door de werkgever aan het Tijdspaarfonds overgemaakt. Dit gebeurt per loonbetalingsperiode waarin de overuren zijn gemaakt. Over de opname-uren die hier tegenover staan, wordt acht procent vakantietoeslag van het vast overeengekomen loon berekend en gestort naar het Tijdspaarfonds. De storting DO&R/Spaaruren betreft de gedeeltelijke storting en is dus 55 procent van de brutowaarde. Bij minder drukke periodes zal de werkgever de werknemer juist minder dagen willen laten werken. Dat is dan mogelijk als compensatie voor de overuren die eerder zijn gemaakt. De werknemer kan die dagen betaald krijgen uit het saldo van de 80 opname-uren via het Tijdspaarfonds. Het is de bedoeling dat de werknemer zijn of haar DO&R/Spaaruren-tegoed in het Tijdspaarfonds alleen opneemt ter compensatie van niet-gewerkte uren in een minder drukke periode. De werknemer kan voor deze vrije dagen tussentijds bedragen opnemen uit zijn DO&R/Spaaruren-saldo via de werknemersorganisatie. Als de werknemer geen of niet volledig gebruikmaakt van de mogelijkheid tot tussentijdse geldopnames maakt het Tijdspaarfonds het spaarsaldo-do&r/spaaruren op de eerste werkdag na 1 april van ieder kalenderjaar ambtshalve over op de tegenrekening van de werknemer. Kerncijfers 2015 2014 2013 2012 2011 Aantal werkgevers ultimo verslagjaar 7.404 7.485 7.785 8.598 9.489 Aantal deelnemers ultimo verslagjaar [2] 63.170 65.925 74.238 88.448 99.844 Ontvangen bedragen (in miljoenen euro's) 232,2 239,8 271,5 317,8 353,8 Ontvangen bedragen DO&R (in miljoenen euro's) 0,9 1,0 1,2 0,5 - Betaalde bedragen (in miljoenen euro's) 233,6 254,2 301,7 343,5 364,8 Betaalde bedragen DO&R (in miljoenen euro's) 1,0 1,1 0,7 - - Administratiekosten (in miljoenen euro's) 2,6 3,2 3,0 3,2 2,9 Rendement beleggingen (in miljoenen euro's) 2,4 5,5 6,0 4,4 12,6 [2] Dit betreft het aantal deelnemers ultimo verslagjaar met een positief saldo 25

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Bijdragebeleid Uitvoeringskosten Werkgevers betalen voor de opbouw van de tegoeden de desbetreffende nettoloonwaarde aan het Tijdspaarfonds. Op deze betaling zit geen opslag voor het dekken van de uitvoeringskosten van de regeling. De uitvoeringskosten worden betaald uit de beleggingsrendementen. In tabel 2 staat vermeld hoeveel het fonds per rechtjaar heeft ontvangen. Ontvangen bedrag (in Rechtjaar [3] Ontvangen bedrag (in miljoenen euro's) Tijdspaarregeling miljoenen euro's) DO&R/SU regeling 2011-2012 349,1-2012 - 2013 306,7 0,6 2013-2014 257,0 1,2 2014-2015 235,8 1,0 2015-2016 219,1 0,8 [3] Een rechtjaar voor het Tijdspaarfonds loopt van de maand mei in een betreffend jaar tot de maand mei van het daaropvolgende jaar. Het rechtjaar DO&R/Spaaruren loopt van april tot en met maart van het daaropvolgende jaar. In tabel 3 staat vermeld hoeveel het fonds per kalenderjaar heeft ontvangen: Ontvangen bedrag (in Kalenderjaar Ontvangen bedrag (in miljoenen euro's) Tijdspaarregeling miljoenen euro's) DO&R/SU regeling 2010 371,4-2011 353,8-2012 317,8 0,5 2013 271,5 1,2 2014 239,8 1,0 2015 232,2 0,9 Uit de voorgaande tabellen blijkt dat de bedragen die aan het Tijdspaarfonds worden afgedragen elk jaar minder worden. Dat komt omdat het aantal bouwplaatswerknemers met een dienstverband onder de cao Bouw & Infra jaarlijks afgenomen is. Uitvoering De uitvoering van de Tijdspaarfondsadministratie is uitbesteed aan APG Rechtenbeheer N.V.. Omdat over de tegoeden geen rentevergoeding aan de werknemer wordt verstrekt, is het Tijdspaarfonds niet aangemerkt als een bancaire inrichting. 26

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Tussentijdse opnames van tegoeden Aanvragen voor tussentijdse opnames van bouwplaatspersoneel lopen via de werknemersorganisaties FNV, CNV Vakmensen of Vakvereniging Het Zwarte Corps. De werknemer kan op de website tijdspaarfondsbouw.nl inloggen op een beveiligde omgeving. Daar kan hij of zij een vakbondsconsulent kiezen. De aanvraag voor een tussentijdse gehele of gedeeltelijke opname van een saldo wordt dan via de gekozen vakbondsconsulent in behandeling genomen. UTA-werknemers kunnen via dezelfde webomgeving van het Tijdspaarfonds opdrachten voor tussentijdse opnames geven zonder tussenkomst van een vakbondsconsulent. Aprilbetaling Als de werknemer geen of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot tussentijdse geldopnames saldo DO&R/Spaaruren, zal het Tijdspaarfonds het dan aanwezige saldo op de eerste werkdag na 1 april van ieder kalenderjaar ambtshalve overmaken op de tegenrekening van de werknemer. Meibetaling Tenzij de werknemer anders aangeeft, wordt jaarlijks in de maand mei het totale saldo aan vakantietoeslag uitbetaald dat op dat moment op de rekening in het Tijdspaarfonds staat. Dat is tot en met mei 2015 ook van toepassing geweest voor het saldo verlof- en verzuimdagen. Vanaf 2016 kan de werknemer het saldo Dagen alleen op aanvraag opnemen wanneer het hem of haar het beste uitkomt. Het bestuur heeft besloten om eenmalig in mei 2016 het saldo Dagen ook ambtshalve uit te betalen. Controle op juiste en tijdige afdrachten De werkgever dient binnen veertien dagen na afloop van elke loonbetalingsperiode van vier weken of een maand de bijdragen aan het Tijdspaarfonds te betalen. Op elke loonstrook van de werknemer staat vermeld welke bedragen aan het Tijdspaarfonds zijn betaald en op welke loonperiode die betaling betrekking heeft. De werknemer kan met zijn saldo-overzichten van het Tijdspaarfonds en zijn loonstroken controleren of de betalingen door de werkgever tijdig en volledig zijn gedaan. Saldo-overzichten worden ieder kwartaal per post toegezonden aan de deelnemers als in dat kwartaal een saldowijziging heeft plaatsgehad. Op de private pagina s van de website van het Tijdspaarfonds kan de werknemer tussentijds zijn meest actuele saldi raadplegen. Correcties op foute betalingen De werkgever is verantwoordelijk voor tijdige en juiste betaling. Om de loonrechten van de werknemers te beschermen, ontbreekt de mogelijkheid voor een werkgever om een betaling aan het Tijdspaarfonds ongedaan te maken. Een onjuiste betaling hoeft overigens niet direct een probleem te zijn. De werkgever is in de gelegenheid bij een eerstvolgende storting een correctie door te voeren. Dit betreft dan doorgaans relatief kleine financiële verschillen die bij het voortduren van het dienstverband (en dus bij nieuwe stortingen aan het Tijdspaarfonds) in korte tijd rechtgezet kunnen worden. Zo kan de werkgever bij een volgende storting zelf een correctie toepassen als hij een keer te veel heeft betaald. Bij een te lage betaling kan de werkgever tussentijds een aanvullende betaling doen of bij de eerstvolgende periodieke storting het tekort aanvullen. Als de werkgever een (veel) te hoge storting heeft gedaan is hij niet eenvoudig in de gelegenheid te corrigeren met volgende betalingen of die correctie zal een te lange termijn vergen. Dan doet die werkgever een beroep op de administratie van het fonds om een correctie uit te voeren. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt op verzoek van een werkgever een (veel) te hoge betaling teruggestort. Dat is alleen aan de orde als van de werkgever redelijkerwijs niet gevraagd kan worden zijn fout binnen redelijke termijn zelf te herstellen met toekomstige verplichtingen aan het Tijdspaarfonds. In voorkomende gevallen wordt het ten onrechte afgedragen bedrag in zijn geheel aan de werkgever teruggestort, waarna de werkgever alsnog de juiste betaling kan doen. Als de werknemer tussentijds zijn (te hoge) saldo heeft opgenomen, of als de ambtshalve uitbetaling in april of mei heeft plaatsgevonden, dan is terugstorten aan de werkgever niet meer mogelijk. De werkgever moet dan zelf bij 27

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra de (ex-)werknemer een vordering instellen. Beslaglegging Alle tegoeden die bij het Tijdspaarfonds zijn geregistreerd zijn nettoloonbedragen. Als een werknemer schulden heeft die niet tijdig worden afgelost, dan hebben schuldeisers de mogelijkheid beslag te laten leggen op de Tijdspaarfondstegoeden. De procedure daarvoor is dezelfde als bij loonbeslag die bij werkgevers wordt ingediend. Veelal wordt zowel loonbeslag als beslag bij het Tijdspaarfonds gelegd. In tegenstelling tot bij loonbeslag wordt bij het Tijdspaarfonds geen beslagvrije voet toegepast. Bij een beslaglegging blokkeert het Tijdspaarfonds de tegoeden van de werknemer tot het bedrag waarover beslag is gelegd. De geblokkeerde tegoeden worden aan de beslaglegger overgemaakt bij de ambtshalve uitbetaling in april of mei of zo veel eerder als de deelnemer heeft verzocht om tussentijdse betaling. Beslaglegging in 2015 In 2015 zijn 61 nieuwe beslagleggingen geregistreerd. Het bedrag dat in 2015 aan de beslagleggers is overgemaakt bedraagt 383.561 euro. Dat is inclusief beslagen uit voorgaande jaren die doorlopen in 2015. In 2014 werden 69 nieuwe beslagleggingen geregistreerd en werd 367.620 euro aan de beslagleggers overgemaakt. Saldo en beleggingen In de hierna volgende grafiek is het verloop aangegeven van de door werkgevers aan het Tijdspaarfonds betaalde bedragen. VD is het door het Tijdspaarfonds ontvangen equivalent in geld van de TSF-dagen. VT is de ontvangen wettelijke vakantietoeslag van acht procent. 350 300 250 200 150 100 50 0 feb 11 mei 11 aug 11 nov 11 feb 12 mei 12 aug 12 nov 12 feb 13 mei 13 aug 13 nov 13 feb 14 mei 14 aug 14 nov 14 feb 15 mei 15 aug 15 nov 15 feb 16 mei 16 Vakantiedagen Vakantietoeslag Kredietfaciliteit (KF) 28

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra In december 2011 is een beleggingsconstructie aangekocht bij Rabobank met een aankoopsom van 210 miljoen euro en een looptijd van vijf jaar. De beleggingsconstructie heeft een garantiewaarde van 200 miljoen euro indien deze tot einde looptijd wordt aangehouden. Er is voor deze beleggingsconstructie gekozen vanwege de mate van betrouwbaarheid, de gegeven garanties, de flexibiliteit en het betere rendement. Door deze beleggingsconstructie kan een beter rendement worden behaald dan het rendement op geldmarktbeleggingen. Het geld dat is vastgelegd in deze beleggingsconstructie kan niet worden gebruikt voor de jaarlijkse uitbetaling in mei. Dit risico is ondervangen door een kredietfaciliteit van 170 miljoen euro die gekoppeld is aan deze beleggingsconstructie. In de bovenstaande grafiek is te zien in hoeverre de kredietfaciliteit KF wordt aangesproken. De naam van deze beleggingsconstructie van de Rabobank heet Equity Strategie Obligatie (RESO). De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. De vaste component is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te garanderen. De variabele component is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om te beleggen. De belegging bestaat ultimo 2015 uit een vaste component van 146,9 miljoen euro waar niet mee belegd wordt en een variabele component van 70,6 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. Het rendement uit de belegging bestaat uit: een vaste jaarlijkse rente van 3 miljoen euro; een extra coupon afhankelijk van goede resultaten van de belegging; ongerealiseerde waardeontwikkelingen. Het rendement uit deze belegging wordt aangewend voor dekking van de administratiekosten. De belegging van het fonds is onderhevig aan de inherente risico s die samenhangen met beleggen. Het beleggingsbeleid is gericht op het beperken van deze risico s. Het belangrijkste risico van de belegging is het risico van koersdaling. Dit risico wordt ondervangen door de garantie dat voor de belegging 200 miljoen euro uitgekeerd wordt indien deze belegging tot einde looptijd wordt aangehouden, en doordat met slechts een deel (de variabele component) van de belegging echt belegd wordt. Hierdoor is het maximale risico beperkt tot 10 miljoen euro. Een onderdeel van de aan de beleggingsconstructie gekoppelde kredietfaciliteit is een aflossingsverplichting op deze faciliteit. Sinds enige jaren lopen de in het fonds gestorte bedragen terug (zie de afname van de spaarsaldi in de grafiek) door het lagere aantal werknemers in de sector. Hierdoor is het voor het Tijdspaarfonds moeilijker de aflossingsverplichting na te komen. Sinds oktober 2014 is als gevolg daarvan met de Rabobank een nieuwe aflossingsverplichting van 90 miljoen euro per zes maanden voortschrijdend overeengekomen waar dat tot oktober 2014 120 miljoen euro per zes maanden voortschrijdend was. Duurzame Inzetbaarheid In de hierna volgende grafiek is het verloop aangegeven van de door werkgevers aan het Tijdspaarfonds betaalde bedragen met betrekking tot Duurzame Inzetbaarheid als onderdeel van het Individueel Budget. 29

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra 20 15 Saldo (in miljoenen euro's) 10 5 0 jan 16 feb 16 mrt 16 apr 16 mei 16 Duurzame Inzetbaarheid (DI) Begroting Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen. Communicatie Met betrekking tot de algemene communicatie van alle BTER-clusterfondsen wordt verwezen naar het algemene deel van het BTER-jaarverslag. Hier volgt een toelichting op de specifieke communicatiemiddelen van het Tijdspaarfonds: Startbrief Zodra van een werkgever een eerste betaling aan het Tijdspaarfonds voor een werknemer is ontvangen, krijgt de werknemer een startbrief. In die brief staat onder meer: algemene informatie over het Tijdspaarfonds; de toegangscode voor het beveiligde webportaal met persoonlijke informatie; informatie over de keuze van een vakbondsconsulent voor tussentijdse opnames van tegoeden. Website Het Tijdspaarfonds heeft een eigen website: tijdspaarfondsbouw.nl. De website bestaat uit een publiek deel en een privaat deel. Het publieke deel is voor iedereen toegankelijk en geeft algemene informatie over de tijdspaarregeling. Het private deel is bestemd voor de individuele deelnemer aan het Tijdspaarfonds en is alleen toegankelijk via een persoonlijke toegangscode. Het private deel biedt de werknemer onder meer een actueel overzicht van zijn saldo, de mutaties (betalingen en opnames) en de mogelijkheid een vakbondsconsulent van de werknemersorganisaties te kiezen. Via de vakbondsconsulent kunnen tussentijds bedragen opgenomen worden van het opgebouwde tegoed. Saldo-overzichten Ieder kalenderkwartaal ontvangt de werknemer per post een saldo-overzicht met de bij- en afschrijvingen die sinds het vorige saldo-overzicht hebben plaatsgevonden. Met beknopte teksten op dit overzicht wordt de 30

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra werknemer gewezen op algemene en actuele ontwikkelingen rond het Tijdspaarfonds. Keuze vakbondsconsulent Het bestuur heeft geconstateerd dat niet alle deelnemers een vakbondsconsulent hebben gekozen. Daarom is besloten de werknemers in een aparte brief te informeren over de rol van de vakbondsconsulent in het Tijdspaarfonds. Steeds per kalenderkwartaal worden nieuwe deelnemers aangeschreven die in dat kwartaal nog geen keuze voor een vakbondsconsulent hebben gemaakt. Als men na afloop van het kalenderjaar dan nog steeds geen keuze heeft gemaakt, volgt nogmaals een schriftelijk advies om alsnog een keuze te maken. Vervolgens wordt aan het einde van elk kalenderjaar bezien welke werknemers nog steeds geen keuze hebben gemaakt voor een vakbondsconsulent. Die werknemers worden opnieuw en zo nodig ieder jaar per brief geïnformeerd. In 2014 waren dat 11.011 deelnemers. Tegen het eind van 2015 zijn geen jaarbrieven verzonden. Dat gebeurt alsnog in het tweede kwartaal van 2016 na de ambtshalve uitbetaling van het saldo Dagen en Vakantietoeslag. De reden voor dit uitstel is dat door prioriteitenstelling bij APG ten gevolge van de nieuwe afspraken cao Bouw & Infra andere zaken voor gingen. Na elke mailing is een verhoogd aanbod van reacties van deelnemers te verwachten. Dat verhoogde aanbod van reacties samen met de hogere werkdruk in verband met de nieuwe cao-voorwaarden zou wellicht niet tegen de vereiste kwaliteitsnormen door APG verwerkt kunnen worden. De werknemersorganisaties worden door het Tijdspaarfonds ieder kwartaal geïnformeerd welke werknemers in dat kwartaal voor welke vakbondsconsulent hebben gekozen. De werknemersorganisaties kunnen die deelnemers dan rechtstreeks benaderen en informeren over hun dienstverlening. 31

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra JAARREKENING 2015 Balans per 31 december 2015 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro's) Activa 2015 2014 Beleggingen (1) 170.496 193.098 Vorderingen en overlopende activa (2) 3.540 2.923 Liquide middelen (3) 7.147 7.572 Totaal activa 181.183 203.593 Passiva 2015 2014 Beschikbaar saldo van baten en lasten (4) 22.327 23.046 Spaarrekening (5) 135.570 137.106 Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds (6) 2.759 4.689 Overige schulden en overlopende passiva (7) 20.527 38.752 Totaal passiva 181.183 203.593 32

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro's) Baten 2015 2014 Beleggingsopbrengsten (8) 2.402 5.514 Overige baten (9) 49 - Totaal van de baten 2.451 5.514 Lasten 2015 2014 Administratiekosten (10) 2.586 3.202 Overige lasten (11) 584 606 Totaal van de lasten 3.170 3.808 Saldo staat van baten en lasten -719 1.706 33

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Kasstroomoverzicht over 2015 (Bedragen in duizenden euro's) 2015 2014 Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten Administratiekosten -3.215-3.395 Ingelegde gelden 233.044 240.804 Uitbetaalde gelden -234.580-255.316 Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds -2.326 1.595 Leningen Aanvullingsfonds en Opleidings- en Ontwikkelingsfonds -18.000 10.000 Overige ontvangsten en betalingen -354-489 Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten -25.431-6.801 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutaties beleggingen 22.058 4.007 Directe beleggingsopbrengsten 2.948 2.932 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 25.006 6.939 Mutatie liquide middelen -425 138 Liquide middelen primo periode 7.572 7.434 Mutatie liquide middelen -425 138 Liquide middelen ultimo periode 7.147 7.572 34

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ALGEMEEN Naar aanleiding van de totstandkoming van de cao Bouw & Infra in juli 2015 heeft het bestuur van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid op 16 december 2015 via een statutenwijziging besloten de naam van de stichting te wijzigen in Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra. Deze statutenwijziging is bij de notaris gepasseerd op 26 april 2016. In dit jaarverslag wordt steeds de nieuwe naam van de stichting gebruikt. Stichting Tijdsspaarfonds Bouw & Infra (Tijdspaarfonds) verschaft aan werknemers die deelnemen aan de CAO Bouw & Infra een vergoeding wegens loonderving bij vakantiedagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee gelijk te stellen dagen, de vakantietoeslag, alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen. De regeling van het Tijdspaarfonds is vanaf 1 januari 2006 in werking getreden. Statutair heeft op 14 november 2006 de oprichting plaatsgevonden. De regeling 'Discontinuïteit Overwerk en Reisuren', afgekort DO&R-regeling, is ten behoeve van de opvang van discontinuïteit in de bedrijfsvoering door verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers. De regeling is vanaf 1 september 2012 in werking getreden. De verantwoording betreft de tijdspaarregeling en de DO&R-regeling van Tijdspaarfonds welke bij contract is opgedragen aan APG. Met ingang van 1 januari 2016 is de naam van deze regeling gewijzigd in 'Saldo SpaarUren (SU)'. De regeling 'Duurzame inzetbaarheid (DI)' is een nieuwe regeling die vanaf 1 januari 2016 in werking is getreden. De regeling voorziet er in dat de werknemer een individueel budget krijgt dat naar eigen inzicht kan worden ingezet om zaken te betalen die eraan bijdragen dat hij gemotiveerd en gezond kan blijven deelnemen aan het arbeidsproces. Uit dit budget kan de werknemer investeringen doen in zijn of haar loopbaantraject, scholing betalen of extra verlofdagen kopen. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven. WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. 35

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Beleggingen Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) De Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) wordt opgenomen tegen reële waarde verminderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten. De RESO wordt tot het einde van de looptijd aangehouden. Baten en lasten die direct voortvloeien uit het aanhouden van deze belegging, waaronder interest en gerelateerde kosten, worden in de staat van baten en lasten verwerkt. De ongerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. De gerealiseerde waardeontwikkelingen bij verkoop of bij einde van de looptijd worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. De reële waarde is bepaald met behulp van beschikbare informatie. Vorderingen en overlopende activa De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Spaarrekening Dit betreft het saldo van ingelegde en uitbetaalde gelden van het Tijdspaarfonds voor de vakantiedagen en vakantietoeslag en voor de DO&R-regeling. De tegoeden op de spaarrekening worden in mei, respectievelijk in april, uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen. Met ingang van 1 januari 2016 zal de Spaarrekening ook bestaan uit gelden betreffende de nieuwe regeling 'DI'. Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden en overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten bestaan uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt de interest uit de beleggingen verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeontwikkelingen. Voor het beheer van de RESO wordt een management fee in rekening gebracht. De in rekening gebrachte management fee wordt verwerkt in de indirecte beleggingsopbrengsten van de RESO. 36

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft. KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 37

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Toelichting op de balans per 31 december 2015 (Bedragen in duizenden euro's, tenzij anders vermeld) ACTIVA 1. Beleggingen 2015 2014 Zero coupon deposito (vaste component) 146.923 159.717 Buffer (variabele component) 70.548 58.298 Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) 217.471 218.015 Kredietfaciliteit Rabobank -46.975-24.917 Totaal beleggingen 170.496 193.098 Per 15 december 2011 is de Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) aangeschaft. De garantiewaarde van de RESO wordt na afloop van de gehele looptijd gegarandeerd (15 december 2016) en bedraagt 200 miljoen euro. De RESO is een gestructureerde obligatie met een aantal bijzondere kenmerken. Het beheer van de RESO vindt plaats door de Rabobank. Door middel van financiële instrumenten worden posities ingenomen in Europese aandelen. Het doel van de RESO is het innemen van langetermijnposities op een leveraged basis om een positief rendement te behalen. De strategie van de variabele component is om een langetermijnpositie in te nemen in Europese aandelen. De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. Het zero coupon deposito (de vaste component) is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te garanderen. De buffer (de variabele component) is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om in de strategie te beleggen. Onder de beleggingen bevindt zich een kredietfaciliteit in de vorm van een bankrekening. De kredietfaciliteit is gekoppeld aan de gestructureerde obligatie RESO. Betalingen vanaf deze bankrekening mogen alleen gedaan worden voor uitkeringen in het kader van de TSF-regeling. 2. Vorderingen en overlopende activa De vorderingen en overlopende activa bestaan uit vooruitbetaalde administratiekosten APG eerste kwartaal 2016 van 605 (2014: 0), een liquiditeitsbuffer verstrekt aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid 430 (2014: 430), opgebouwde interest op de RESO 2.447 (2014: 2.447), rente rekening courant 0 (2014: 2), nog te ontvangen afrekening administratiekosten 2015 28 (2014: 0) en een te vorderen bedrag op deelnemers 30 (2014: 44). 3. Liquide middelen De liquide middelen ultimo 2015 zijn het eigendom van de stichting. Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De liquide middelen zijn dagelijks opvraagbaar. 38

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra PASSIVA 4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit betreft het cumulatieve saldo van baten en lasten. Het verloop is als volgt: 2015 2014 Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het begin van het jaar 23.046 21.340 Saldo volgens de staat van baten en lasten -719 1.706 Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het einde van het jaar 22.327 23.046 Het beschikbaar saldo van baten en lasten is vrij besteedbaar. 5. Spaarrekening Dit betreft het saldo van ingelegde en uitbetaalde gelden van het Tijdspaarfonds verdeeld in Vakantietoeslag, Vakantiedagen en gelden betreffende de DO&R-regeling. De tegoeden op de spaarrekening voor het deel Vakantietoeslag worden in mei uitbetaald en kunnen daarnaast tussentijds door de deelnemers worden opgenomen. De tegoeden voor Vakantiedagen kunnen met ingang van 2016 alleen tussentijds door de deelnemers worden opgenomen waarbij een eenmalige uitzondering is gemaakt voor de mei-2016 uitkering; de tegoeden voor Vakantiedagen worden in mei 2016 nog eenmalig 'ambtshalve' uitgekeerd. De tegoeden op de spaarrekening, betreffende de DO&R-regeling, worden in april uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen. Spaarrekeningen totaal 2015 2014 Tijdspaarregeling 134.837 136.243 DO&R-regeling 733 863 Stand aan het einde van het jaar 135.570 137.106 39

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Verloop spaarrekening Tijdsspaarregeling 2015 2014 Stand aan het begin van het jaar 136.243 150.643 Bij: Aangeleverd 232.174 239.792 Af: Uitbetaald - vakantietoeslag 130.403 141.841 - Roostervrije dagen 57.321 62.417 - Bovenwettelijke vakantiedagen 28.660 31.209 - Kortverzuim 17.196 18.725 Stand aan het einde van het jaar 134.837 136.243 Verloop spaarrekening DO&R 2015 2014 Stand aan het begin van het jaar 863 976 Bij: Aangeleverd 870 1.012 Af: Uitbetaald 1.000 1.125 Stand aan het einde van het jaar 733 863 6. Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds Dit saldo betreft de gelden die door de werkgevers zijn gestort, maar nog verwerkt moeten worden. 7. Overige schulden en overlopende passiva 2015 2014 Lening Aanvullingsfonds Bouw & Infra - 18.000 Lening Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra 20.000 20.000 Te betalen aan deelnemers Tijdspaarfonds 65 461 Te betalen rente en bankkosten 344 175 Te betalen kosten Technisch Bureau Bouwnijverheid 105 92 Te betalen administratiekosten - 11 Te betalen accountantskosten 13 13 Totaal 20.527 38.752 Lening Aanvullingsfonds Bouw & Infra Deze lening met Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra bestond uit een in mei 2013 verstrekte lening van 20 miljoen met een rentepercentage van 1 procent. Deze lening is in 2015 afgelost. Lening Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra Deze lening met Stichting Opleidings- & Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra bestaat uit een in mei 2014 verstrekte 40

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra lening van 20 miljoen met een verlengde looptijd tot en met 31 december 2016 en een rentepercentage van 1 procent. Ultimo 2015 was er nog niet afgelost op deze lening. Niet in de balans opgenomen verplichtingen Het fonds bezit in het kader van de beleggingsconstructie met de Rabobank een kredietfaciliteit. Deze kredietfaciliteit bevat een stortingsverplichting van 90 miljoen euro voor elke voortschrijdende periode van zes aaneengesloten kalendermaanden. 41

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Toelichting op de staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro's, tenzij anders vermeld) BATEN 8. Beleggingsopbrengsten De post directe beleggingsopbrengsten bestaat uit interest op de RESO en de bijbehorende kredietfaciliteit en interest over het saldo liquide middelen. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen de waardemutatie van de variabele en de vaste component van de RESO. 2015 2014 Directe beleggingsopbrengsten Interest op liquide middelen 6 29 Interest op RESO en kredietfaciliteit Rabobank 2.940 3.068 Indirecte beleggingsopbrengsten Waardeontwikkeling RESO 680 3.211 Management-fee RESO -1.224-794 Totaal beleggingsopbrengsten 2.402 5.514 9. Overige baten Deze post bestaat uit overige baten van 49 (2014: 0). LASTEN 10. Administratiekosten Dit zijn de door APG op basis van de administratieovereenkomst in rekening gebrachte kosten 2.007 (2014: 2.731) en fondskosten 579 (2014: 471). De fondskosten bestaan uit accountantskosten 31 (2014: 28) en bestuurskosten 548 (2014: 443). Beloning bestuurders De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTER-fondsen. In 2015 was het aan het Tijdspaarfonds toegerekende bedrag 20 (2014: 23), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Tijdspaarfonds heeft geen personeel in dienst. 11. Overige lasten Deze post betreft bankkosten 271 (2014: 326), rente lening Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra 86 (2014: 150), rente lening Stichting Opleidings- & Ontwikkelingsfonds Bouw en Infra 200 (2014: 129) en overige lasten 27 (2014: 1). 42

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra ONDERTEKENING VAN DE JAARREKENING Harderwijk, 23 juni 2016 Het bestuur, W. Ketting A.W.J. Borst G.C.J.J. Peek E.Tierolf N.J. van Til P.H. Roos J.G. Crombeen G. Lokhorst S.H. ter Maat M. Hulsegge 43

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Overige gegevens STATUTAIRE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2015 is onttrokken aan het beschikbaar saldo van baten en lasten. 44

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het Bestuur van Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2015 van Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2015 en de Staat van baten en lasten over 2015 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 45

Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra per 31 december 2015 en van het saldo van baten en lasten over 2015 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds en de relevante bepalingen van Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Amsterdam, 23 juni 2016 Ernst & Young Accountants LLP w.g. S.B. Spiessens RA 46

JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) BESTUURSVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015 Bestuur De Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid in liquidatie (i.l.) is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. De vijf werkgeversleden zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven. Van de werknemersleden zijn er drie afkomstig van FNV en twee van CNV Vakmensen. Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. N.J. van Til, fungerend voorzitter Dhr. A.W.J. Borst Dhr. W. Ketting Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. E. Tierolf Werknemersbestuursleden Dhr. P.H. Roos 1, voorzitter sinds 1 september 2015 (namens FNV) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen) 1 Mevrouw M.B. van Veldhuizen was voorzitter tot 1 september 2015 en is opgevolgd door de heer P.H. Roos Doelstelling Het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) bestaat sinds 1988 en is uitvoerder van de bedrijfstakeigen regeling voor de stimulering van scholing van bouwplaatswerknemers. De regeling is opgenomen in artikel 62a van de arbeidsvoorwaarden-cao Bouw & Infra. In dit cao-artikel is geregeld dat werkgevers de taak hebben in hun onderneming een opleidings- en scholingsbeleid te voeren. Elk jaar moet de werkgever een scholingsplan maken, waarin rekening gehouden wordt met de scholingswensen van hun werknemers. Werkgevers komen in aanmerking voor een vergoeding voor de cursus-, verlet-, en reiskosten van hun bouwplaatswerknemers. STATUTAIRE DOELSTELLING De statutaire doelstelling van de stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) luidt (artikel 3): De stichting Scholingsfonds heeft ten doel: 1. uitvoering te geven aan de vergoedingsregeling voor de vergoeding van verlet-, cursus- en reiskosten aan de werkgever wiens werknemer deelneemt aan de scholingsactiviteiten als bedoeld in artikel 62a van de cao voor de Bouwnijverheid; 2. uitvoering te geven aan de erkenningsregeling voor opleidingsinstituten die scholing aanbieden waarvoor de vergoedingsregeling van toepassing is; 3. uitvoering te geven aan scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen. Bij de ontwikkeling van een scholingsplan kunnen werkgevers advies inwinnen bij de opleidingsinstituten die zijn 48

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) vermeld in de digitale catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid. Vooral de wat grotere instituten hebben hiervoor speciale opleidingsadviseurs in dienst. Het clusterbestuur stimuleert werkgevers een gericht scholingsbeleid te voeren. Het Scholingsfonds (i.l.) is vooral toegespitst op vaktechnische bijscholing. Wettelijk verplichte cursussen maken geen deel uit van de werkingssfeer van het Scholingsfonds (i.l.), zodat die cursussen niet zijn opgenomen in de Scholingsfondscatalogus. Voor die cursussen is geen stimulering nodig doordat de wet hierin dwingend voorziet. ARTIKEL 62A VAN DE CAO BOUW & INFRA In artikel 62a van de cao Bouw & Infra is vastgelegd dat de bouwplaatswerknemer tot 1 januari 2016 per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon. Als voorwaarde geldt dat het scholing betreft voor de huidige functie van de werknemer of voor een toekomstige onder de cao Bouw & Infra vallende functie als bouwplaatswerknemer. Het Scholingsfonds (i.l.) verstrekt de werkgever een vaste vergoeding voor verlet- en reiskosten van de werknemer. De werkgever betaalt het werkelijke loon door aan de werknemer op de dagen dat de werknemer scholing heeft gevolgd. Naast die vergoedingen betaalt het Scholingsfonds (i.l.) aan de werkgever een vaste bijdrage in de cursuskosten. De werkgever betaalt de werkelijke cursuskosten aan het cursusinstituut. In bepaalde gevallen kan een werknemer gebruikmaken van een zelfstandig scholingsrecht. Die situatie kan zich voordoen als de werkgever geen opleidings- en scholingsbeleid heeft ontwikkeld of als hij een werknemer twee jaar of langer niet in de gelegenheid heeft gesteld om een cursus in het belang van zijn functie te volgen. De werknemer kan dan bij vakorganisaties informeren naar geschikte cursussen. Het Scholingsfonds (i.l.) vergoedt de verlet-, reis- en cursuskosten dan rechtstreeks aan de werknemer en brengt die in rekening bij de nalatige werkgever. In het verslagjaar is er geen gebruikgemaakt van het zelfstandig scholingsrecht. AFSPRAKEN CAO BOUW & INFRA 2015-2017: BUDGET DUURZAME INZETBAARHEID Partijen bij de cao Bouw & Infra hebben in juni 2015 een onderhandelingsakkoord bereikt over de nieuwe cao. Deze cao heeft een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2017. De naam van de cao is gewijzigd van cao voor de Bouwnijverheid in cao Bouw & Infra. Onder meer is besloten dat per 1 januari 2016 de scholingsfondsregeling vervalt. Daarvoor in de plaats komt per 1 januari 2016 een 'Individueel Budget' waarover alle werknemers (bouwplaats en UTA) kunnen beschikken. Alle werknemers hebben recht op een bijdrage van de werkgever aan dit Individueel Budget. Onderdeel van het Individuele Budget is een nieuw saldo voor Duurzame Inzetbaarheid van de werknemer. Het saldo Duurzame Inzetbaarheid kan de werknemer naar eigen inzicht inzetten. De werknemer dient hiervan zaken te betalen die eraan bijdragen dat hij gemotiveerd en gezond kan blijven deelnemen aan het arbeidsproces. Uit dit budget kan de werknemer investeringen doen in zijn of haar loopbaantraject, scholing betalen of extra verlofdagen kopen. De leerling-werknemer dient de zogeheten Samengestelde Praktijk Toetsdagen uit dit budget te bekostigen, aangezien er voor de werkgever voor deze dagen geen loondoorbetalingsplicht meer geldt. Het bestuur heeft in december 2015 besloten de activiteiten van de stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) per 1 januari 2016 te beëindigen. Doordat in het jaar 2016 nog financiële transacties plaatshebben, zal naar verwachting de stichting voor eind 2016 worden ontbonden. 49

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) STATUTENWIJZIGING Het bestuur heeft in het verslagjaar besloten tot een wijziging van de statuten. De aanleiding daarvoor was de organisatiewijziging van de benoemende werknemersorganisatie FNV Bouw. Per 1 januari 2015 is FNV Bouw gefuseerd met een aantal andere bonden tot FNV. Vanaf die datum treedt FNV in de rechten en plichten van onder meer FNV Bouw. De tekst van de statuten inzake de benoemende organisatie is daarop aangepast van FNV Bouw naar FNV. Doordat het Scholingsfonds (i.l.) per 1 januari 2016 wordt beëindigd is een statutaire naamswijziging van Bouwnijverheid naar Bouw & Infra niet aan de orde. BELEIDSDOELSTELLINGEN EN VERGOEDINGENSTRUCTUUR Het bestuur van het Scholingsfonds (i.l.) heeft uit zijn midden een paritaire erkenningscommissie aangesteld. Deze bestuurlijke erkenningscommissie van het Scholingsfonds (i.l.) volgt de ontwikkelingen op scholingsgebied in het algemeen en in de bedrijfstak bouw in het bijzonder. De commissie laat zich bijstaan door het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP). Aan de hand van de volgende onderwerpen beziet de commissie samen met cao-partijen of de beleidsdoelstellingen van het Scholingsfonds (i.l.) en de vergoedingenstructuur aanpassing behoeven: economische teruggang landelijk en specifiek in de bouwsector; verminderde inkomsten voor het fonds; vergrijzing van de beroepsbevolking; instroombehoefte aan jonge vakmensen; carrière en doorstroombehoefte van werknemers. Kerncijfers 2015 2014 2013 2012 2011 Aantal werkgevers ultimo verslagjaar [2] 7.404 7.485 7.785 8.598 9.489 Aantal werknemers ultimo verslagjaar [2] 62.270 62.687 66.948 79.301 94.273 Aantal gevolgde scholingsdagen 26.505 24.146 30.048 41.921 38.371 Uitkeringen (in miljoenen euro's) 7,7 7,2 8,7 11,7 11,0 [2] Aantallen werkgevers en werknemers die onder de cao Bouw & Infra vallen Financiering Het Scholingsfonds (i.l.) wordt gefinancierd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra, vanuit het zogeheten S-fonds. Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt voor alle deelfondsen jaarlijks het premiepercentage vast. Werkgevers en werknemers betalen een procentuele bijdrage over het vast overeengekomen loon aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. 50

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Uitvoering VERGOEDINGSREGELING Een cursus komt alleen voor vergoeding in aanmerking als die cursus is erkend door het Scholingsfonds (i.l.). De erkende cursussen staan vermeld in de catalogus op de website scholingsfonds.nl. Het cursuspakket van het Scholingsfonds (i.l.) is toegespitst op vaktechnische bijscholing. Wettelijk verplichte cursussen vallen niet onder de reikwijdte van het Scholingsfonds (i.l.). Vergoeding cursuskosten De vergoeding per werknemer geldt voor cursussen op het terrein van de volgende thema s: vaktechniek: 113,- kwaliteitszorg en milieu: 74,- communicatie en samenwerking (inclusief leermeester): 89,- organisatie, planning en automatisering: 113,- De hoogte van de vergoedingen is de laatste jaren niet gewijzigd. Vergoeding van verlet- en reiskosten Als verlet- en reiskostenvergoeding keert het Scholingsfonds (i.l.) aan de werkgever een vast bedrag als tegemoetkoming in de loonkosten per werknemer per cursusdag uit. De werkgever betaalt het werkelijke vast overeengekomen loon door aan de werknemer. De vergoeding van het Scholingsfonds (i.l.) aan de werkgever is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer op de datum waarop de cursus is gevolgd: Leeftijd Staffel (in procenten) Vergoeding (in euro) 22 100 160 21 87,5 140 20 75 120 19 65 104 18 55 88 17 45 72 16 40 64 De loonkosten van de leermeestercursussen worden op grond van cao-afspraken volledig vergoed. Uitkeringen in 2015 In 2015 heeft het Scholingsfonds (i.l.) 7,7 miljoen euro (2014: 7,2 miljoen) uitgekeerd. Hiervan had 4,4 miljoen euro (2014: 3,8 miljoen) betrekking op verletvergoedingen en 3,3 miljoen (2014: 3,4 miljoen) op cursuskosten. Aan reguliere cursussen werd 3,1 miljoen euro (2014: 3,1 miljoen) uitgegeven; aan samengestelde praktijktoetsen 0,2 miljoen (2014: 0,3 miljoen). Het Scholingsfonds (i.l.) draagt bij in de kosten van het afleggen van Samengestelde Praktijkexamens (SPT s) voor leerling-werknemers in de sector Bouw. De SPT s worden afgelegd bij een opleidingsbedrijf. Regeling vierdaagse werkweek voor 55-plussers De cao Bouw & Infra kent een bijzondere regeling voor werknemers die 55 jaar of ouder zijn. Dit staat in artikel 51

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) 26a van die cao. Zij kunnen 32 uur per week werken bij een voltijds arbeidsovereenkomst van 40 uur. Hiervoor hebben deze werknemers onder meer hun roostervrije dagen inclusief twee scholingsdagen per jaar ingeleverd. De werkgever is voor hen geen bijdrage aan het S-fonds verschuldigd. Voor deze werknemers is een afwijkende vergoedingsregeling door het Scholingsfonds (i.l.) vastgesteld. Over de eerste twee cursusdagen per kalenderjaar worden alleen de cursuskosten vergoed. Vanaf de derde cursusdag worden zowel de cursuskosten als de reis- en verletkosten vergoed. Maximering van het aantal te vergoeden scholingsdagen Sinds 2009 heeft de bouwsector te lijden onder de economische crisis. Hoewel er sinds 2014 landelijk sprake is van een voorzichtig herstel en stijgende huizenprijzen, heeft dat tot en met 2015 nog geen positieve invloed gehad op de werkgelegenheid in de sector. Het bestuur kan moeilijk inschatten in welke mate de teruggang in de werkgelegenheid invloed heeft op het beroep op de vergoedingsmogelijkheden die het Scholingsfonds (i.l.) biedt. Het bestuur is van mening dat een terugloop van werkgelegenheid niet gecompenseerd moet worden door extra scholing. Het bestuur volgt de ontwikkelingen op dit gebied daarom nauwkeurig via de kwartaalrapportages. Maximeringsbepaling In artikel 62a van de cao Bouw & Infra is geregeld dat de bouwplaatswerknemer per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon. Het maximum aantal te vergoeden cursusdagen moet in overeenstemming zijn met die cao-bepaling. Sinds juli 2010 worden per werknemer niet meer dan zes cursusdagen per jaar per dienstbetrekking vergoed. Per werkgever worden per jaar niet meer cursusdagen vergoed dan tweemaal het aantal bouwplaatswerknemers dat bij hem of haar in dienst is. De uitgangspunten van de regeling zijn zo geformuleerd dat rekening gehouden wordt met parttimedienstverbanden, kleine werknemersbestanden, gebroken dienstverbanden en het feit dat een personeelsbestand in één jaar sterk in grootte kan schommelen. Het gemiddelde van twee cursusdagen per werknemer per jaar wordt sectorbreed in de praktijk overigens niet gehaald. Overige bepalingen: de maximering heeft steeds betrekking op één kalenderjaar; een niet-benut saldo gaat niet over naar een volgend kalenderjaar; bij een wisselende personeelsgrootte in de loop van het jaar mag met het grootste aantal werknemers gerekend worden; als er slechts één of twee werknemers in dienst zijn, dan is de jaarruimte voor die werkgever maximaal zes dagen; vergoeding van de cursusdagen vindt plaats in volgorde van binnenkomst van de deelnamelijsten, totdat de maximumruimte is bereikt; parttimefactoren zijn niet van belang; bij gebroken dienstverbanden (een werknemer heeft in een jaar meer dienstbetrekkingen) geldt het maximum van zes dagen bij elke werkgever ongeacht de duur van het dienstverband. In de erkenningsregeling ligt vast dat een cursus niet langer mag duren dan tien dagen. Bij een langere cursus zal eerder sprake zijn van een opleiding dan van bijscholing. Extra scholing boven de maximeringsruimte is uiteraard wel mogelijk, maar niet met een vergoeding door het Scholingsfonds (i.l.). Een erkende cursus van meer dan zes dagen mag wel gevolgd worden, maar er worden maximaal zes dagen vergoed. De gedachte is dat de maximeringsbepalingen zo veel mogelijk uniform toegepast moeten worden voor alle werkgevers in de bedrijfstak. Verzoeken voor een uitzondering op de maximale vergoedingsruimte zijn tot en met het verslagjaar niet toegestaan door het bestuur. 52

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Controle De toets op deze maximeringsbepalingen is niet altijd eenvoudig doordat het kalenderjaar de maatstaf is. In januari is (nog) niet bekend hoe groot het personeelsbestand in de loop van het resterende jaar wordt. Toch kan er al in januari om een vergoeding gevraagd worden. Die aanvraag moet dan al afgehandeld worden. In dat geval is de grootte van het personeelsbestand van het voorgaande kalenderjaar voorlopig de maatstaf. Daardoor kan de situatie zich voordoen dat er al vroeg in het kalenderjaar meer dagen vergoed worden dan op basis van het (te bereiken) werknemersbestand mogelijk is. Het bestuur heeft besloten in voorkomende situatie geen correctie achteraf toe te passen of een terugvordering in te stellen. Leerlingen Leerling-werknemers volgen doorgaans geen cursus uit de Scholingsfondscatalogus. Zij zullen immers eerst opgeleid moeten worden voor een bouwplaatsberoep wil er sprake kunnen zijn van bijscholing en vergroting van de vakbekwaamheid als bedoeld door het Scholingsfonds (i.l.). Voor de leerlingen is echter wel een bijdrage aan het Scholingsfonds (i.l.) verschuldigd. Sinds 2000 kunnen leerbedrijven daarom een bijdrage vragen in de kosten voor het door leerlingen afleggen van de Samengestelde Praktijktentamens (hierna: SPT). Daarnaast ontvangt het leerbedrijf of het opleidingsbedrijf waar de leerling in dienst is een leeftijdsafhankelijke tegemoetkoming in de loonkosten van het Scholingsfonds (i.l.). De SPT s worden afgelegd bij een daartoe erkend opleidingsbedrijf. Fundeon is de instantie die de vergoeding aanvraagt bij het Scholingsfonds (i.l.). De vaste vergoeding per SPT is 148 euro, oftewel twee dagen van 74 euro. Deze vergoeding wordt door het Scholingsfonds (i.l.) op declaratiebasis aan Fundeon betaald. Een leerling-werknemer kan meer dan één opleiding tegelijk volgen. Daardoor is het afleggen van meer SPT s per kalenderjaar mogelijk. Er worden maximaal zes dagen per leerling vergoed. Op werkgeversniveau geldt ook hier maximaal het aantal bouwplaatswerknemers maal twee op jaarbasis, waarbij leerlingen ook tot werknemers worden gerekend. ERKENNINGSREGELING Het Scholingsfonds (i.l.) kent een erkenningsregeling voor cursusinstituten. De erkenningsregeling toetst en waarborgt dat de kwaliteit van de cursusinstituten hoog genoeg is. Verder wil het bestuur met deze regeling een aanvaardbare prijs-kwaliteitverhouding bij de cursusinstituten stimuleren. Bovendien is het bestuur ervan overtuigd dat de erkenningsregeling leidt tot een transparante markt van opleiders en cursusaanbod. Erkenning is steeds mogelijk vanaf de eerste dag van een kalenderkwartaal. De erkenning geldt steeds voor een periode van maximaal twee jaren. Zodra een opleider is erkend, worden de door het Scholingsfonds (i.l.) erkende cursussen van die opleider in de digitale catalogus opgenomen. Het cursusaanbod kan door de opleiders steeds per de eerste van het kalenderkwartaal geactualiseerd en uitgebreid worden. Erkenningsaudit De zogeheten erkenningsaudit wordt afgenomen door het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP). CINOP is een onafhankelijk adviesbureau op het gebied van leren, opleiden en ontwikkelen. Op basis van de adviezen van CINOP besluit de bestuurlijke erkenningscommissie welke instituten erkend worden door het Scholingsfonds (i.l.). Als een instituut na twee jaar voortzetting van de erkenning wenst, dan wordt voor de volgende tweejaarstermijn een periodieke audit gehouden door CINOP. De laatste erkenning had plaats per 1 juli 2015. Doordat partijen bij de cao Bouw & Infra in juni 2015 besloten het Scholingsfonds (i.l.) op te heffen zijn sindsdien geen nieuwe 53

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) verzoeken tot erkenning in behandeling genomen. Opleiders waarvan de erkenningstermijn afliep per 1 oktober 2015 bleven erkend tot eind 2015. Monitoren op cursusprijs Het bestuur acht het van belang dat de erkende cursussen tegen een aanvaardbare en marktconforme prijs worden aangeboden. In beginsel heeft het Scholingsfonds (i.l.) geen invloed op de hoogte van de cursusprijs. Die wordt door het cursusinstituut vastgesteld. Bij de herhalingsaudits wordt door CINOP gerapporteerd hoe de hoogte van de cursusprijs zich verhoudt tot vergelijkbare cursussen van andere aanbieders. Bestuurlijke erkenningscommissie Het bestuur heeft uit zijn midden vier leden aangesteld die tot taak hebben het bestuur te adviseren over de erkenning van instituten en erkenning van het cursusaanbod. Deze commissie, ook bekend als de Commissie Scholingsfonds, bestaat uit twee werkgevers- en twee werknemersleden. De twee werknemersleden komen van FNV en van CNV Vakmensen. De erkenningscommissie laat zich bijstaan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, CINOP en APG Rechtenbeheer N.V. Kosten De kosten van een eerste erkenningsaudit en een herhalingsaudit worden doorbelast aan het cursusinstituut dat erkend wil worden. Het tarief hiervoor was in 2015 1.100 euro, exclusief btw. Na goedkeuring van de gewijzigde of nieuwe cursus door de bestuurlijke erkenningscommissie wordt aan de opleider per cursus die in de catalogus is opgenomen steeds per 1 januari en per 1 juli 35 euro, exclusief btw, in rekening gebracht. Het bestuur heeft besloten cursusinstituten niet langer te erkennen en te schrappen uit de catalogus als dat instituut ook na herhaalde aanmaningen weigert de auditkosten en/of de cataloguskosten te betalen. Ook na intrekking van de erkenning blijft de betalingsverplichting bestaan. In het verslagjaar is geen cursusinstituut om die reden uit de catalogus geschrapt. BEROEPSCOMMISSIE ERKENNINGSREGELING Als een cursusinstituut na een audit niet erkend wordt door het bestuur, dan kan dat instituut daartegen in beroep gaan. Ook als het bestuur een erkenning tussentijds intrekt, kan het betrokken instituut een beroep instellen. De onafhankelijke Beroepscommissie Erkenningsregeling behandelt de beroepschriften. Deze commissie bestaat uit drie leden, één afkomstig uit de advocatuur, één afkomstig uit het onderwijs en één afkomstig uit de (bouwrelevante) wetenschap. In het verslagjaar zijn geen beroepschriften ingediend. DIGITALE AANLEVERING VAN PRESENTIELIJSTEN De cursusinstituten moeten via presentielijsten aan het Scholingsfonds (i.l.) doorgeven welke cursisten aanwezig zijn geweest. Dit vormt de basis voor de vergoedingen aan de werkgever. Sinds 2011 kunnen presentielijsten online worden aangeleverd net als aanlevering op papier. Nadat voldoende ervaring is opgedaan met de digitale aanlevermogelijkheid heeft het bestuur besloten dat in de loop van 2015 aanlevering op papier niet meer mogelijk is. Sinds 2014 is het ook mogelijk om de presentielijsten digitaal aan te leveren via een XML-bestand. Dat is met name handig bij aanlevering van grotere hoeveelheden gegevens. In 2015 ontving het Scholingsfonds (i.l.) 8.048 presentielijsten. In 2014 waren dit er 7.714. 54

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) SECTORPLAN 2013-2015 Sociale partners in de bouw- en infrasector richten zich samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op bevordering van werkzekerheid en het zo veel mogelijk voorkomen van werkloosheid in de sector. Bouwtechniek ontwikkelt zich voortdurend, wordt complexer, evenals de daarmee samenhangende regelgeving. De vakbekwaamheidseisen die aan bouwplaatsmedewerkers worden gesteld ontwikkelen zich in gelijke mate. De sector staat voor de uitdaging de duurzame inzetbaarheid van de werknemers te vergroten, zodat de werknemers op langere termijn behouden blijven. Daarom investeren zij samen via een sectorplan in de arbeidsmarkt. Het sectorplan Bouw & Infra heeft een looptijd van twee jaar en is geëindigd per 31 oktober 2015. Het sectorplan bestaat uit verschillende thema s met in totaal 10 maatregelen. Het Scholingsfonds (i.l.) is betrokken bij de maatregel tot stimuleren van toekomstgerichte scholing ten behoeve van duurzame technologieën en toekomstgerichte competenties. Door het Scholingsfonds (i.l.) erkende cursussen die tussen 1 november 2013 en 31 oktober 2015 zijn gevolgd onder de Scholingsfondsthema s Duurzaam bouwen, Isolatietechniek en Communicatie komen voor cofinanciering [50/50] door SZW in aanmerking. Het sectorplan beoogt 14.000 werknemers per jaar een cursus te laten volgen uit die thema s. KLACHTENREGELING Het Scholingsfonds (i.l.) kent een klachtenregeling. Wie vindt dat de vergoedingsregeling niet goed wordt uitgevoerd of dat de statuten of het reglement niet correct zijn geïnterpreteerd, kan een klacht indienen bij het Scholingsfonds (i.l.). Klachten over de werkingssfeer van het Scholingsfonds (i.l.) of de aard en inhoud van de reglementaire voorwaarden zijn niet-ontvankelijk. Het bestuur heeft een klachtencommissie benoemd, bestaande uit één medewerker van het Technisch Bureau Bouwnijverheid en twee medewerkers van APG Rechtenbeheer N.V, die niet bij de uitvoering zijn betrokken. De klachtencommissie neemt klachten in behandeling van: werkgevers die de cao Bouw & Infra toepassen; werknemers die onder dezelfde cao vallen; anderen die rechtstreeks in hun belang worden getroffen. In het verslagjaar is er geen klacht bij het Scholingsfonds (i.l.) ingediend. BEGROTING Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen. 55

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Gegevens over het verslagjaar Scholingsgraad Het gemiddeld aantal gevolgde scholingsdagen per werknemer, de zogeheten scholingsgraad, bedroeg in 2011 0,40. De scholingsgraad steeg vervolgens in 2012 naar 0,47. Vanaf 2013 daalde de scholingsgraad naar 0,41 in 2013 en 0,37 in 2014. In 2015 daalde de scholingsgraad verder naar 0,28. De hierna volgende grafiek toont het gemiddelde aantal gevolgde scholingsdagen per kalenderjaar. 0,50 0,45 0,40 0,35 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 0,00 2011 2012 2013 2014 2015 Scholingsgraad 56

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) AANTAL SCHOLINGSDAGEN PER ONDERWERP Het hiernavolgende overzicht laat het aantal gevolgde scholingsdagen per cursusonderwerp zien. Onderwerp 2015 2014 2013 2012 2011 Afwerkingstechnieken 2.941 2.672 1.482 6.886 6.835 Betontechnieken 960 558 831 524 304 Buisleidingen 137 430 652 2.191 2.235 Isolatietechnieken 158 125 233 478 501 Maatvoeren en uitzetten 842 570 569 708 345 Onderhoud, renovatie, restauratie en slopen 47 89 134 62 27 Steigerbouw 2.010 1.043 1.373 2.022 1.540 Transportmiddelen 252 218 210 394 478 Wegenbouw 217 367 488 734 1.274 Arbeidsmiddelen 109 168 256 306 168 Dakwerken 1.091 497 823 619 693 Installatietechnieken 87 73 70 212 293 Lassers, machinisten, monteurs 598 777 912 967 882 Metselen en voegen 497 650 1.445 967 847 Bestraten 2.067 1.138 1.291 1.891 2.037 Timmeren en houtbewerken 2.331 1.670 2.290 1.355 1.899 Verticaal transport 1.924 1.802 3.180 1.160 323 Werken op hoogte 16 23 30 50 44 Kwaliteitszorg en milieu 1.000 758 1.208 694 638 Communicatie en samenwerking 4.718 4.245 4.871 7.779 7.169 Organisatie, planning en automatisering 2.135 3.396 3.489 3.906 2.592 SPT 2.368 2.877 4.211 8.016 7.247 Totaal 26.505 24.146 30.048 41.921 38.371 57

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) AANTAL WERKNEMERS EN WERKGEVERS Het volgende overzicht geeft het aantal werknemers en werkgevers weer waarvoor in 2015 scholingsdagen zijn vergoed. Het overzicht is onderverdeeld naar afzonderlijke regio s. Regio Aantal werknemers Aantal werkgevers Groningen 775 103 Leeuwarden 597 74 Enschede 2.353 232 Nieuwegein 3.129 186 Apeldoorn 1.749 163 Arnhem 1.737 192 Zaandam 1.540 139 Alkmaar 979 93 Leiden 1.643 188 Rotterdam 1.563 161 Breda 1.636 216 Roermond 626 57 Den Bosch 2.247 104 Eindhoven 548 78 Maastricht 506 45 Totaal 21.628 2.031 58

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) CURSUSPERIODE Het volgende diagram laat zien dat de scholingsdagen vooral in de eerste maanden van het kalenderjaar worden gevolgd. 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 2015 2014 2013 2012 2011 59

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) AANTAL GEVOLGDE SCHOLINGSDAGEN PER CURSUSTHEMA Hierna volgt een diagram van het aantal in de afgelopen vijf jaar per thema gevolgde scholingsdagen. De leermeestercursussen maken deel uit van thema 3, communicatie en samenwerking, maar worden volgens caoafspraken voor 100 procent vergoed. Voor andere cursussen van thema 3 betaalt het Scholingsfonds (i.l.) een vergoeding van 89 euro per cursusdag. 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 2015 2014 2013 2012 2011 Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 4 Thema 1 = vaktechniek Thema 2 = kwaliteitszorg en milieu Thema 3 = communicatie en samenwerking Thema 4 = organisatie, planning en automatisering BEDRIJFSOMVANG In het hierna getoonde diagram is de verdeling weergegeven van de deelname in de afgelopen vijf jaar aan scholingsdagen van bedrijven met verschillende aantallen werknemers. Scholingsdagen gevolgd door werknemers in het midden- en kleinbedrijf (tot en met negentien werknemers) omvatten 16,7 procent van het totale aantal gevolgde cursussen in 2015. In 2014 was dit 15,1 procent. 60

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) 25000 20000 15000 10000 5000 0 2015 2014 2013 2012 2011 tot 5 5 tot 9 10 tot 19 20 tot 49 50 tot 99 100 en meer Communicatie Voor een overzicht van de communicatie (doelgroepen, middelen, activiteiten) wordt ook verwezen naar het algemene deel van het jaarverslag. Scholing levert een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling van werknemers. Een vergoedingsregeling voor cursuskosten voor bouwplaatswerknemers onder de cao Bouw & Infra vormt daarvoor een stimulans. Voor het bestuur is dit het uitgangspunt van het beleid. Dit beleid wordt verder voor een belangrijk deel bepaald door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het terrein van arbeidsmarktpolitiek en wet- en regelgeving. Met zijn communicatieactiviteiten wil het Scholingsfonds (i.l.) werkgevers goed informeren over de mogelijkheden tot bijscholing van werknemers. Einde Scholingsfonds (i.l.) Cao-partijen hebben besloten dat de vergoedingsregeling vanuit het Scholingsfonds (i.l.) komt te vervallen per 1 januari 2016. Dit besluit en de praktische gevolgen daarvan zijn door het bestuur van Scholingsfonds (i.l.) gecommuniceerd met de cursusinstituten (circa 100) en de bouwwerkgevers (circa 7.500). Berichtgeving over de motieven van de beëindiging is voorbehouden aan de werknemers- en werkgeversorganisaties. Begin augustus 2015 zijn alle cursusinstituten per brief geïnformeerd door het bestuur. Alleen cursusdagen die zijn gevolgd tot en met 31 december 2015 komen nog voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast zijn nieuwsberichten geplaatst op de websites scholingsfonds.nl en administratienet.nl. In de schriftelijke edities van Bouwpensioen en BTER-post zijn sinds oktober 2015 informatieve artikelen geplaatst. De doelgroep van 61

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Bouwpensioen en BTER-post betreft werkgevers, administratiekantoren, cursusinstituten, werkgevers- en werknemersorganisaties. In het eerst kwartaal van 2016 zijn werkgevers geadviseerd te controleren of zij inmiddels alle vergoedingen van het Scholingsfonds (i.l.) hebben ontvangen. 62

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) JAARREKENING 2015 Balans per 31 december 2015 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro s) Activa 2015 2014 Kortlopende vorderingen (1) Te vorderen uitkeringen - 18 Te vorderen op instituten - 10 Vooruitbetaalde kosten TBB 307 307 Overige vorderingen 109 15 Totaal kortlopende vorderingen 416 350 Liquide middelen (2) 930 1.168 Totaal activa 1.346 1.518 Passiva 2015 2014 Eigen vermogen (3) Beschikbaar saldo van baten en lasten - - Kortlopende schulden (4) Overige schulden en overlopende passiva 1.346 1.518 Totaal passiva 1.346 1.518 63

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro s) Baten 2015 2014 Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds (5) 11.084 10.612 Interest (6) - 2 Overige baten (7) 96 95 Totaal baten 11.180 10.709 Lasten 2015 2014 Uitkeringen (8) 7.741 7.212 Administratiekosten (9) 3.418 3.496 Overige lasten (10) 21 1 Totaal lasten 11.180 10.709 Onttrokken aan het saldo van baten en lasten - - 64

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Kasstroomoverzicht over 2015 (Bedragen in duizenden euro s) 2015 2014 Kasstroom uit scholingsactiviteiten Uitgekeerde scholings- en verletvergoedingen -7.720-7.124 Administratiekosten -3.214-3.503 Overige inkomsten 10.696 10.745 Kasstroom uit scholingsactiviteiten -238 118 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Directe beleggingsopbrengsten - 2 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten - 2 Mutatie liquide middelen -238 120 Liquide middelen primo periode 1.168 1.048 Mutatie liquide middelen -238 120 Liquide middelen ultimo periode 930 1.168 65

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ALGEMEEN Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid in liquidatie (het Scholingsfonds i.l.) vergoedt cursus-, verlet- en reiskosten wegens scholingsdagen in de bouwnijverheid in Nederland. De administratie van het Scholingsfonds (i.l.) is bij contract opgedragen aan APG. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Vanaf 2006 is de scholingsfondsregeling een subfonds van de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra (het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds). Vanuit deze hoedanigheid worden er geen premies meer ontvangen in het Scholingsfonds doch wel uitkeringen verstrekt en kosten gemaakt. Alle uitkeringen en kosten in het kader van de scholingsfondsregeling (S-fonds) worden gedekt middels een subsidie vanuit het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds en toegekend aan het Scholingsfonds (i.l.). De jaarrekening van het Scholingsfonds (i.l.) is voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds de subsidieverantwoording. Op basis van de jaarrekening wordt de subsidie definitief toegekend door het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds staat garant voor alle uitgaven die gedaan worden in het kader van de scholingsfondsregeling. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) 640 Organisaties zonder winststreven en RJ 170 'Discontinuïteit en ernstige onzekerheid over continuïteit'. LIQUIDATIE In 2015 is de nieuwe cao Bouw & Infra vastgesteld door cao-partijen. In deze cao is de scholingsfondsregeling vervallen per 1 januari 2016. Derhalve heeft het bestuur van het Scholingsfonds (i.l.) op 16 december 2015 besloten de stichting te ontbinden met ingang van 1 januari 2016. De afronding van de liquidatie door middel van het opstellen van een liquidatieverslag zal in het tweede halfjaar van 2016 plaatsvinden. WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA Vergelijking met voorgaand jaar Door het liquidatiebesluit is voor de jaarrekening 2015 niet meer uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel van de werkzaamheden van het Scholingsfonds (i.l.) wordt voortgezet (de continuïteitsveronderstelling); de jaarrekening is opgesteld op liquidatiebasis. Anders dan de in de staat van baten en lasten getoonde transactieresultaten, is er geen sprake van een effect op vermogen en resultaat van de wijziging van de veronderstelling van continuïteit naar discontinuïteit. De vergelijkende cijfers van het fonds zijn niet aangepast. Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. 66

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) De activa en passiva zijn gewaardeerd tegen liquidatiewaarde. Kortlopende vorderingen Voor vorderingen wordt indien noodzakelijk een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het Scholingsfonds (i.l.). Kortlopende schulden Alle kortlopende schulden hebben een looptijd van korter dan één jaar. RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden of plaatsvindt voor liquidatie, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden of plaatsvindt voor liquidatie, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. De verwachte baten en lasten uit de liquidatieperiode zijn toegerekend aan boekjaar 2015. Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds subsidieert de administratiekosten, de uitkeringslasten en de overige lasten van het fonds. Het negatieve saldo van de staat van baten en lasten wordt in zijn geheel gesubsidieerd als gevolg van het feit dat de scholingsfondsregeling valt in een subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Uitkeringen De uitkeringen betreffen gederfde loonkosten en reis- en cursuskosten en zijn aan de periode toegerekend waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de uitkeringen in 2016 die betrekking hebben op 2015 en eerder. Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft, waarbij de administratiekosten uit de liquidatieperiode zijn toegerekend aan boekjaar 2015. 67

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Verstrekte subsidies In de statuten van het fonds staat vermeld dat het fonds de mogelijkheid heeft om subsidies te verstrekken aan derden. In dit boekjaar heeft het fonds geen subsidies verstrekt. KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. GRONDSLAGEN VERGELIJKENDE CIJFERS 2014 De grondslagen die betrekking hebben op de vergelijkende cijfers 2014 waren als volgt: WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA Algemeen Een actief werd in de balans opgenomen als het waarschijnlijk was dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zouden vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kon worden vastgesteld. Een verplichting werd in de balans opgenomen als het waarschijnlijk was dat de afwikkeling daarvan gepaard zou gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kon worden vastgesteld. Kortlopende vorderingen Voor vorderingen werd op de nominale waarde een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening was gerelateerd aan de uitstaande vorderingen. Liquide middelen De waardering vond plaats tegen nominale waarde. Kortlopende schulden De kortlopende schulden werden gewaardeerd tegen nominale waarde. RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten werden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hadden. Baten werden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel had plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kon worden vastgesteld. Lasten werden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel had plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kon worden vastgesteld. Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds subsidieerde de administratiekosten, de uitkeringslasten en de overige lasten van het fonds. Het negatieve saldo van de staat van baten en lasten werd als gevolg van het feit dat de scholingsfondsregeling viel in een subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, in zijn geheel gesubsidieerd. 68

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Uitkeringen De uitkeringen betroffen gederfde loonkosten en reis- en cursuskosten en waren aan de periode toegerekend waarop zij betrekking hadden. Hierbij was rekening gehouden met de uitkeringen in januari en februari 2015 die betrekking hadden op 2014 en eerder. Administratiekosten De administratiekosten werden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking had. Verstrekte subsidies In de statuten van het fonds staat vermeld dat het fonds de mogelijkheid heeft om subsidies te verstrekken aan derden. In boekjaar 2014 heeft het fonds geen subsidies verstrekt. 69

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Toelichting op de balans per 31 december 2015 (Bedragen in duizenden euro s, tenzij anders vermeld) ACTIVA.. 1. Kortlopende vorderingen Te vorderen uitkeringen Dit betreft vorderingen op werkgevers 0 (2014: 18). Vorderingen op instituten 2015 2014 Nog te innen op instituten 20 10 Af: voorziening dubieuze vorderingen - stand begin boekjaar - 2 - afgeboekte bedragen - -2 - dotatie voorziening 20 - Stand einde boekjaar 20 - Stand einde boekjaar van de vorderingen op instituten - 10 De vorderingen op instituten ultimo 2015 zijn voorzichtigheidshalve geheel voorzien. Vooruitbetaalde kosten TBB Dit betreft een vooruitbetaald bedrag, inzake een liquiditeitsbuffer, aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid. Overige vorderingen Dit betreft een vordering inzake herziene directe lasten TBB 108 (2014: 0), te vorderen omzetbelasting 1 (2014: 0) en de afrekening administratiekosten 0 (2014: 15). 2. Liquide middelen Liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekening van het Scholingsfonds 930 (2014: 1.168). De middelen staan ter vrije beschikking. 70

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) PASSIVA 3. Eigen vermogen Het beschikbaar saldo van baten en lasten is nihil. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten en de lasten als gevolg van de scholingsregeling dekken. 4. Kortlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2015 2014 Nog te betalen administratiekosten 397 86 Nog te betalen uitkeringen 855 852 Nog te betalen omzetbelasting - 2 Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Toegekende subsidie boekjaar -3.162-3.201 Correctie subsidie boekjaar -256-295 Dekking uitkeringen boekjaar, regeling 62-a -7.666-7.116 Reeds ontvangen voorschotten 11.178 11.190 94 578 Totaal overige schulden en overlopende passiva 1.346 1.518 In het totaal van 397 aan nog te betalen administratiekosten is een bedrag van 285 begrepen aan nog te betalen kosten voor de afwikkeling van het liquidatietraject. 71

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Toelichting op de staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro s, tenzij anders vermeld) BATEN 5. Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten 2015 van het Scholingsfonds (i.l.) subsidiëren. De bijdragen zijn als volgt te specificeren: 2015 2014 Toegekende subsidie (S2) 3.162 3.201 Correctie subsidie (S2) 256 295 Dekking uitkeringen, regeling 62-a (S2) 7.666 7.116 11.084 10.612 De werkelijke administratiekosten over 2015 zijn hoger uitgevallen dan vooraf begroot en het verschil is als correctie subsidie opgenomen. Doordat er geen premieopbrengsten zijn maar wel uitkeringslasten is er een negatieve stand van baten en lasten. Voor dit negatieve saldo (7.666) is een subsidieaanvraag gedaan aan en toegezegd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. 6. Interest Dit betreft de interest over het saldo liquide middelen. 7. Overige baten Dit betreft de facturatie inzake het vermelden van de opleidingen in de catalogus van het Scholingsfonds (i.l.) 96 (2014: 95). 72

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) LASTEN 8. Uitkeringen De uitkeringen betreffen gederfde cursus-, verlet- en reiskosten. Hieronder zijn de lasten gespecificeerd: 2015 2014 Loonvergoedingen en toeslagen 4.412 3.811 Cursuskosten 3.329 3.401 7.741 7.212 9. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren: 2015 2014 Administratiekosten APG 1.309 1.382 Fondskosten 296 301 Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken 1.813 1.813 3.418 3.496 De administratie- en fondskosten uit de liquidatieperiode (285) zijn toegerekend aan boekjaar 2015. De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTER-fondsen. In 2015 was het aan het Scholingsfonds (i.l.) toegerekende bedrag 30 (2014: 36), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Scholingsfonds (i.l.) heeft geen personeel in dienst. 10. Overige lasten Deze post betreft de dotatie aan de voorziening dubieuze vorderingen 20 (2014: 0) en bankkosten 1 (2014: 1). 73

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) ONDERTEKENING VAN DE JAARREKENING Harderwijk, 23 juni 2016 De vereffenaars, N.J. van Til P.H. Roos A.W.J. Borst W. Ketting G.C.J.J. Peek E. Tierolf J.G. Crombeen G. Lokhorst S.H. ter Maat M. Hulsegge 74

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Overige gegevens STATUTAIRE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2015 is nihil. 75

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: de vereffenaars van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid i.l. Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2015 van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid i.l. te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2015 en de Staat van baten en lasten over 2015 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van de vereffenaars De vereffenaars van de stichting zijn verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. De vereffenaars zijn tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de vereffenaars van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 76

Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (i.l.) Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid i.l. per 31 december 2015 en van het saldo van baten en lasten over 2015 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven. Benadrukking van de toelichting liquidatie Wij vestigen de aandacht op de toelichting liquidatie zoals opgenomen in de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, waarin de ontwikkelingen zijn uiteengezet die onder andere als gevolg hebben dat de jaarrekening is opgesteld op basis van liquidatiewaarde. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Amsterdam, 23 juni 2016 Ernst & Young Accountants LLP w.g. S.B. Spiessens RA 77

Aanvullingsfonds Bouw & Infra JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra BESTUURSVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015 Bestuur De Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. Vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV en twee door CNV Vakmensen. Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. N.J. van Til, fungerend voorzitter Dhr. A.W.J. Borst Dhr. W. Ketting Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. E. Tierolf Werknemersbestuursleden Dhr. P.H. Roos 1, voorzitter sinds 1 september 2015 (namens FNV) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen) 1 Mevrouw M.B. van Veldhuizen was voorzitter tot 1 september 2015 en is opgevolgd door de heer P.H. Roos Doelstelling Het Aanvullingsfonds heeft als doel uitvoering te geven aan bepalingen in de cao Bouw & Infra die gaan over zieke en/of werkloze werknemers. Zij hebben recht op een financiële ondersteuning vanwege hun lagere inkomsten. Ook wordt de re-integratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers door het Aanvullingsfonds gestimuleerd. Tot slot voorziet het Aanvullingsfonds in een financiële tegemoetkoming in de hogere loonkosten voor oudere bouwplaatswerknemers die extra doorbetaalde verlofdagen hebben. CAO BOUW & INFRA 2015-2017 Op 13 juni 2015 is door partijen bij de cao Bouw & Infra een onderhandelingsakkoord bereikt over de nieuwe cao. Op 8 juli 2015 hebben alle achterbannen van cao-partijen ingestemd met het bereikte akkoord. De naam van de cao is gewijzigd van cao voor de Bouwnijverheid in cao Bouw & Infra en heeft een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2017. Ook kwam men overeen dat de nieuwe cao voor de Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra een looptijd kent van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. De naam van die cao is per 1 januari 2016 gewijzigd van cao Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid in cao BTER Bouw & Infra. Het Aanvullingsfonds maakt deel uit van de cao BTER Bouw & Infra. De tekst van de cao Bouw & Infra is begin december 2015 definitief vastgesteld en direct daarna aangemeld bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek deze cao algemeen verbindend te verklaren. Op 4 april 2016 is het besluit tot algemeen verbindend verklaring van die cao gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 18112. CAO BTER BOUW & INFRA 2016-2019 De besprekingen voor de nieuwe tekst van de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra zijn direct gestart na 79

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra het definitief bereikte akkoord van de cao Bouw & Infra. De definitieve tekst van de cao BTER Bouw & Infra is in september 2015 aangemeld bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek deze cao algemeen verbindend te verklaren. Op 22 december 2015 is het besluit tot algemeen verbindend verklaring van die cao gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 37453. Enkele afspraken die gemaakt zijn bij de cao Bouw & Infra werken door in de cao BTER Bouw & Infra per 1 januari 2016. Voor het Aanvullingsfonds betreft dat het volgende per 1 januari 2016: de overgangsregeling voor de extra verlofdagen voor oudere werknemers; de versobering van de vergoedingsregeling eindejaaruitkering voor WAO- en WIA-gerechtigden; het vervallen van de eenmalige uitkering bij werkloosheid. STATUTEN- EN REGLEMENTSWIJZIGING Het bestuur heeft in het verslagjaar twee keer besloten tot een wijziging van de statuten. De eerste aanleiding was de organisatiewijziging van de benoemende werknemersorganisatie FNV Bouw. Per 1 januari 2015 is FNV Bouw gefuseerd met een aantal andere bonden tot FNV. Vanaf die datum treedt FNV in de rechten en plichten van onder meer FNV Bouw. De tekst van de statuten inzake de benoemende organisatie is daarop aangepast van FNV Bouw naar FNV. De tweede aanleiding is de naamwijziging per 1 januari 2016 van de cao Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid in de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra. De daaraan verbonden stichting Aanvullingsfonds heet voortaan Bouw & Infra. Deze gelegenheid tot naamswijziging was voor het bestuur tevens aanleiding een aantal andere redactionele en inhoudelijke veranderingen door te voeren. Ook het reglement is per 1 januari 2016 geactualiseerd door het bestuur en op enkele punten vereenvoudigd. De meeste definitiebepalingen zijn overgegaan van het reglement naar de statuten. De actualisatie betreft het nieuwe begrip Extra Roostervrije Dagen (ERVD), de beperking van de groep rechthebbenden op de eindejaarsuitkering en het vervallen van het recht op de eenmalige uitkering bij werkloosheid. Kerncijfers 2015 2014 2013 2012 2011 Aantal werkgevers ultimo verslagjaar 8.182 8.219 8.485 9.317 10.171 Aantal werknemers ultimo verslagjaar 100.175 100.411 105.645 121.748 140.503 Bijdragen (in miljoenen euro's) 41,9 42,8 45,1 45,0 30,4 Aanvullingen (in miljoenen euro's) 11,6 17,0 21,1 18,5 16,4 80

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Premiebeleid Het premiepercentage wordt jaarlijks door het bestuur van het Aanvullingsfonds vastgesteld. Bij de vaststelling wordt gekeken naar de te verwachten uitgaven, de ontwikkelingen van de loonsom en de hoogte van de noodzakelijke reserve. Over het algemeen probeert het bestuur grote premiefluctuaties van jaar tot jaar te voorkomen. In de hierna volgende tabel zijn de premies van de afgelopen vijf jaar weergegeven. Bouwplaatswerknemer 2015 2014 2013 2012 2011 % werkgeversdeel 1,32 1,32 1,39 1,185 1,04 % werknemersdeel 0,31 0,31 0,24 0,205 0,00 % totaal 1,63 1,63 1,63 1,39 1,04 UTA-werknemer 2015 2014 2013 2012 2011 % werkgeversdeel 0,285 0,285 0,24 0,195 0,00 % werknemersdeel 0,285 0,285 0,24 0,195 0,00 % totaal 0,57 0,57 0,48 0,39 0,00 BELEGGINGEN Het fonds had in 2015 geen beleggingen. BEGROTING Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen. 81

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Uitvoering Sinds 1 januari 2006 is de uitvoering van het Aanvullingsfonds opgedragen aan APG Rechtenbeheer N.V. De regelingen van het Aanvullingsfonds betreft twee soorten regelingen die als volgt kunnen worden verdeeld: werknemersregelingen, waarbij de uitkering of vergoeding toekomt aan de werknemer; werkgeversregelingen, waarbij de werkgever op declaratiebasis een tegemoetkoming in loonkosten kan aanvragen. WERKNEMERSREGELINGEN In de hierna volgende tabel zijn de werknemersregelingen van het Aanvullingsfonds opgenomen die van toepassing waren in het verslagjaar 2015. Type uitkering Aan wie Wijzigingen in verslagjaar 1. Eindejaarsuitkering WAO WAO-gerechtigden Hoogte van de uitkering 2. Eindejaarsuitkering IVA/WGA IVA/WGA-gerechtigden Hoogte van de uitkering 3. Eenmalige uitkering Werknemer die werkloos is geworden geen 4. Doorbetaling ouderdomspensioenpremie (max. 6 maanden) 5. Bonus bij re-integratie in het tweede ziektejaar [2] Werknemers met een WW- en/of ZWuitkering Zieke werknemers die weer (deels) aan het werk gaan in het tweede ziektejaar [2] Deze regeling valt formeel onder de werkgeversregelingen. De werkgever betaalt aan de werknemer een aanvulling op het loon geen geen Toelichting bij de werknemersregelingen Hierna volgt per regeling een toelichting en wordt aangegeven of de regeling wijzigt per 1 januari 2016. 1. Eindejaarsuitkering gerechtigden op de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) De werknemer aan wie voor 1 januari 2006 een WAO-uitkering is toegekend, heeft bij voortduring van die uitkering recht op een eindejaarsuitkering van het Aanvullingsfonds. De hoogte van de eindejaarsuitkering is afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarop de eindejaarsuitkering betrekking heeft. Als de WAO-uitkering in de loop van het kalenderjaar is beëindigd, bestaat recht op de eindejaarsuitkering naar rato. Formeel moet de werknemer de eindejaarsuitkering zelf aanvragen. Bouwplaatswerknemers kunnen de aanvraag via de werknemersorganisaties indienen. UTA-werknemers kunnen de aanvraag via de werknemersorganisaties of rechtstreeks bij uitvoerder APG indienen. Het bestuur heeft besloten dat het Aanvullingsfonds rechtstreeks bij het UWV de relevante WAO-gegevens opvraagt van diegenen die al eerder een eindejaarsuitkering hebben ontvangen. Dat betreft gegevens in welke arbeidsongeschiktheidsklasse de werknemer is ingedeeld en over welke periode in dat jaar de WAO-uitkering is verstrekt. Als vaststaat dat de werknemer rechthebbende is op de eindejaarsuitkering, dan ontvangt hij in november schriftelijk bericht van het Aanvullingsfonds. De werknemer wordt dan geïnformeerd over de hoogte 82

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra van de eindejaarsuitkering, wanneer die wordt betaald en op welk rekeningnummer de uitkering wordt overgemaakt. 2. Eindejaarsuitkering gerechtigden op Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) of Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) Personen die recht hebben op de eindejaarsuitkering omdat ze IVA- of WGA-uitkeringsgerechtigd zijn, moeten zich jaarlijks aanmelden om in aanmerking te komen voor de eindejaarsuitkering van het Aanvullingsfonds. Een bouwplaatswerknemer moet zich bij een van de werknemersorganisaties melden. De UTA-werknemer kan zich ook direct bij uitvoerder APG aanmelden. Voor de WGA-gerechtigde bestaat alleen recht op de eindejaarsuitkering zolang hij (meestal tijdelijk) een uitkering ontvangt bij een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80-100%. Indexatie De eindejaarsuitkeringen worden sinds 2008 ieder jaar geïndexeerd. De indexatie wordt berekend op basis van de percentuele jaarlijkse stijging van de cao-lonen in de Bouw & Infra. Peildatum is 1 juli van ieder kalenderjaar. In 2014 is er niet geïndexeerd omdat de cao-lonen toen niet gestegen zijn. AO-klasse 2015 2014 2013 2012 2011 80-100% incl IVA en WGA 724 706 706 701 694 65-80% 597 565 565 561 555 55-65% 470 459 459 455 451 45-55% 398 388 388 385 382 35-45% 326 318 318 316 313 minder dan 35% Geen Geen Geen Geen Geen Partijen bij de cao BTER Bouw & Infra zijn in 2015 overeengekomen dat er vanaf 1 januari 2016 geen nieuwe rechthebbenden op de eindejaarsuitkering bijkomen. Alleen als men ook in 2015 recht had op de eindejaarsuitkering dan behoudt men dat recht als ook aan de overige voorwaarden is voldaan. 3. Eenmalige uitkering bij werkloosheid Het Aanvullingsfonds verstrekt aan de werkloos geworden werknemer een eenmalige uitkering van 425 euro bruto. In 2015 zijn 2.075 eenmalige uitkeringen verstrekt. In 2014 waren dit er 4.454. Aanvraagprocedure De bouwplaatswerknemer die werkloos raakt, moet de eenmalige uitkering via de vakbondsconsulent aanvragen. UTA-werknemers kunnen die zelf aanvragen bij APG, maar dat kan ook via de vakbondsconsulent. Om in aanmerking te komen voor de eenmalige uitkering moet de aanvrager twee documenten meesturen: een inschrijfbewijs als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf; een ontslagbewijs. De eenmalige uitkering is niet bedoeld voor werknemers die direct na hun ontslag ander werk hebben gevonden. Daarom is het verplicht om een inschrijfbewijs als werkzoekende van het UWV bij de aanvraag mee te sturen. Sinds 1 juli 2012 geldt deze regeling ook voor werknemers die op hun ontslagdatum ziek zijn en direct daarna een Ziektewetuitkering krijgen. Partijen bij de cao BTER Bouw & Infra zijn in 2015 overeengekomen dat er vanaf 1 januari 2016 geen nieuwe 83

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra rechthebbenden op de eenmalige uitkering bijkomen. Als de eerste werkloosheidsdag op of na 1 januari 2016 valt dan bestaat geen recht meer. 4. Doorbetaling van ouderdomspensioenpremie bij werkloosheid De werkloos geworden werknemer heeft maximaal zes maanden recht op doorbetaling van de ouderdomspensioenpremie. Deze vergoeding moet hij of zij zelf aanvragen. De bouwplaatswerknemer moet de vergoeding via de vakbondsconsulent aanvragen. UTA-werknemers kunnen die zelf aanvragen bij APG, maar dat kan ook via de vakbondsconsulent. Dit kan zodra de WW-uitkering is beëindigd. Duurt de werkloosheid langer dan zes maanden, dan kan de aanvraag gedaan worden na afloop van de eerste zes maanden van werkloosheid. Sinds 1 juli 2012 geldt deze regeling ook voor werknemers die op hun ontslagdatum ziek zijn en direct daarna een Ziektewetuitkering krijgen. 5. Bonus bij re-integratie in het tweede ziektejaar Als een zieke werknemer re-integreert in zijn tweede ziektejaar bestaat er recht op een re-integratiebonus uit het Aanvullingsfonds. De werknemer ontvangt zijn bonus van zijn werkgever als volgt: de werkgever vult het loon van de werknemer aan tot 100 procent over de periode vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van zijn re-integratie. WERKGEVERSREGELINGEN Het Aanvullingsfonds kent twee vergoedingsregelingen aan de werkgever; een voor extra verlofdagen van oudere werknemers en een bonus bij re-integratie van de werknemer in zijn tweede ziektejaar. Extra verlofdagen tot en met 31 december 2015 (EVD-regeling) De EVD-regeling van het Aanvullingsfonds zorgt voor tegemoetkoming in de loonkosten van werkgevers voor de extra verlofdagen van bouwplaatswerknemers van 55 jaar en ouder. In de cao Bouw & Infra is vastgelegd dat bouwplaatswerknemers van 55 jaar en ouder recht hebben op tien extra doorbetaalde verlofdagen per jaar. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben recht op dertien extra doorbetaalde verlofdagen per jaar. De werkgever krijgt een tegemoetkoming in de loonkosten voor dit extra verlof, zodat de oudere werknemer voor de werkgever niet duurder is dan de werknemer tot 55 jaar. UTApersoneel kent ook extra verlof bij hogere leeftijden, maar dit valt niet onder de declaratieregeling van het Aanvullingsfonds. Toeslagpercentage en aantal gedeclareerde dagen De werkgever krijgt naast de vergoeding voor het dagloon ook een vergoeding in de vorm van een toeslag op het dagloon voor alle werkgeverslasten die aan de loondoorbetaling gekoppeld zijn. Onder werkgeverslasten wordt onder meer begrepen de pensioenpremie en de bijdragen aan het Tijdspaarfonds. Het toeslagpercentage wordt elk halfjaar opnieuw vastgesteld op basis van het loon van een zogenoemde maatman. Eind 2014 is het toeslagpercentage voor het eerste halfjaar van 2015 vastgesteld op 56 procent. Dit percentage behoefde geen aanpassing voor het tweede halfjaar. 84

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Gedeclareerde EVD dagen + uitgekeerd bedrag 180000 35 160000 30 140000 120000 25 in dagen 100000 80000 20 15 in miljoenen 60000 40000 10 20000 5 0 2015 2014 2013 2012 2011 Gedeclareerde dagen Gedeclareerde Uitgekeerd bedrag dagen in miljoenen Uitgekeerd bedrag in miljoenen 0 In 2015 zijn 123.873 extra verlofdagen gedeclareerd. In 2014 waren dat er 126.748. Het uitgekeerde bedrag bedroeg in 2015 25,6 miljoen euro. In 2014 was dat 25,8 miljoen euro. Overgangsregeling extra verlofdagen voor oudere (bouwplaats)werknemers per 1 januari 2016 Door partijen bij de cao Bouw & Infra is besloten het recht op en het aantal extra verlofdagen voor oudere werknemers te wijzigen vanaf 1 januari 2016. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: de groep werknemers van 55 jaar en ouder per 31 december 2015 behouden hun huidige recht op extra verlofdagen; degenen die vlak voor deze leeftijd zitten krijgen in de toekomst ook recht op extra verlofdagen omdat zij niet zelf meer voldoende extra dagen kunnen opbouwen via het nieuwe Individuele Budget; introductie van een Individueel Budget voor alle werknemers ongeacht hun leeftijd, waaruit zij voortaan zelf extra verlof kunnen betalen, zodat ook jongeren hiervan later profiteren; de huidige regeling 4-daagse werkweek voor 55-plussers wordt behouden. N.B. UTA-werknemers hebben ook recht op extra verlofdagen, maar dat komt in dit jaarverslag verder niet aan de orde omdat die verlofdagen niet onder de vergoedingsregeling van het Aanvullingsfonds vallen. Per 1 januari 2016 is de Extra Verlof Dagen-regeling (EVD) vervangen door de Extra RoosterVrije Dagen-regeling (ERVD als bedoeld in artikel 36c van de arbeidsvoorwaarden-cao Bouw & Infra). Deze dagen zijn geen vakantiedagen in de zin van artikel 7:634 BW, zoals voorheen met de EVD wel het geval was. EVD kent daardoor een verjaringstermijn van 5 jaar; ERVD 1 jaar. 85

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Per kalenderjaar is het recht op ERVD vanaf 1 januari 2016 als volgt geregeld: Werknemers Geboren voor 1956 Geboren tussen 1956 en 1961 ERVD per kalenderjaar 13 dagen 10 dagen Werknemers die op 1 januari 2016 50 t/m 54 jaar zijn, hebben vanaf hun 57e jaar recht op de volgende extra roostervrije dagen: Werknemers ERVD per kalenderjaar Geboren in 1961 (57 jaar in 2018) 10 Geboren in 1962 (57 jaar in 2019) 9 Geboren in 1963 (57 jaar in 2020) 8 Geboren in 1964 (57 jaar in 2021) 7 Geboren in 1965 (57 jaar in 2022) 6 Doordat werknemers voortaan recht hebben op ERVD vanaf hun 57e jaar in plaats van hun 55e jaar zijn er in 2016 en 2017 geen nieuwe toetreders in de regeling. De werknemer geboren in 1965 bereikt in 2032 de AOWgerechtigde leeftijd. Dit betekent dat bij gelijkblijvende voorwaarden de laatste ERVD worden opgenomen en vergoed over het jaar 2032. Werknemers geboren in 1966 of later krijgen nooit recht op ERVD. Opnemen ERVD binnen het kalenderjaar De ERVD moet in het kalenderjaar waarin het recht is opgebouwd opgenomen worden. De werkgever stelt de werknemer daarvoor in de gelegenheid. Niet opgenomen dagen vervallen na afloop van het kalenderjaar. Een vergoeding voor de extra loonkosten aan de werkgever is alleen aan de orde als de ERVD tijdig is opgenomen en de werkgever binnen 6 maanden na opname van de ERVD de declaratie heeft ingediend. Voor extra verlofdagen die in 2015 of eerder zijn opgebouwd, geldt nog wel de oude verjaringstermijn van 5 jaar na afloop van het jaar van opbouw. EVD opgebouwd in 2011 moet uiterlijk in 2016 opgenomen worden. Naar rato Een werknemer die gedurende het kalenderjaar 57 jaar wordt, heeft recht op deze dagen naar rato. Bij dienstverbanden die slechts een deel van het kalenderjaar bestrijken, of hebben bestreken, wordt het recht op ERVD vastgesteld naar rato van de duur van het dienstverband. Introductie Individueel Budget per 1 januari 2016 In de cao Bouw & Infra is het zogeheten Individueel Budget voor de werknemer geïntroduceerd. Dit is onder meer bedoeld voor compensatie van de versobering van de extra verlofdagenregeling. Dit budget is er zowel voor de bouwplaatswerknemer als voor de UTA-werknemer, ongeacht hun leeftijd. De werkgeversbijdrage aan dit budget zal stijgen naarmate de kosten voor de afbouw van seniorendagen zullen afnemen. Met dit individuele budget kunnen werknemers weer extra verlofdagen kopen. Digitale verwerking declaraties extra verlofdagen (EVD) oudere werknemers Het bestuur heeft besloten dat sinds 1 juli 2014 de werkgever de declaratie uitsluitend digitaal kan indienen. Dat gaat via het beveiligde webportaal MijnBTER. Sindsdien is de mogelijkheid geboden de declaraties aan te leveren 86

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra via een XML-bestand. Deze mogelijkheid is vooral interessant voor grotere aanleveringen (van grote werkgevers) of voor administratiekantoren, die voor meer werkgevers de declaratie-indiening verzorgen. Werking van de digitale procedure Als niet aan alle voorwaarden is voldaan voor vergoeding wordt de declaratie niet geaccepteerd. De reden daarvoor wordt direct teruggekoppeld aan de aanvrager. Bij een juiste declaratie beschikt de werkgever sneller over de vergoeding. De handtekening van de werknemer op het papieren declaratieformulier is uiteraard niet meer mogelijk. Ter controle op juistheid van de gedeclareerde EVD wordt aan alle bouwplaatswerknemers die ouder zijn dan 55 jaar eenmaal per jaar een brief gestuurd met algemene EVD-informatie en wordt de werknemer geïnformeerd over welke dagen zijn werkgever EVD heeft gedeclareerd. De werknemer wordt daardoor meer bewust van zijn EVD-rechten. Dat proces is voor het eerst in mei 2013 uitgevoerd. Medio februari 2016 hebben 12.120 werknemers de brief ontvangen. In februari 2015 betrof dat 12.135 werknemers. Bonus bij re-integratie De werkgever ontvangt van het Aanvullingsfonds een bonus bij succesvolle re-integratie van zijn werknemer in zijn tweede ziektejaar. De bonus aan de werkgever betreft een eenmalig bedrag van 2.500 euro. De werknemer ontvangt zijn bonus via de werkgever. De werkgever vult het loon van de werknemer aan tot 100 procent over de periode vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van de tweede maand van zijn re-integratie. De hoogte van de bonus voor de werknemer kan per geval verschillen. Succesvolle re-integratie Er is sprake van succesvolle re-integratie als de werknemer minimaal twee loonbetalingsperioden van vier weken of een maand onafgebroken weer aan het werk is voor minimaal 50 procent van het voorheen geldende arbeidspatroon. Als er al in het eerste ziektejaar sprake is van re-integratie van 50 procent of meer bestaat geen recht op de bonus. Er is dan immers al sprake van re-integratie van een zeer grote omvang. In 2015 zijn 32 verzoeken voor een re-integratiebonus afgehandeld. In 2014 waren dat er 60. In 2015 zijn 27 bonussen bij succesvolle re-integratie toegekend en uitbetaald door het Aanvullingsfonds. In 2014 waren dat er 51. De hiernavolgende figuur geeft een overzicht van de afgelopen jaren. 87

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra 120 100 80 60 40 20 0 2015 2014 2013 2012 2011 Afgehandeld Uitbetaald BESTUURLIJKE COMMISSIE AANVULLINGSFONDS Het bestuur van het Aanvullingsfonds heeft uit zijn midden een paritaire commissie aangesteld. In deze commissie worden vooral praktische en uitvoeringstechnische aangelegenheden besproken. De commissie vergadert veelal op dezelfde dag aansluitend aan de vergadering van het clusterbestuur BTER. De commissie is in het verslagjaar vier keer in vergadering bijeen geweest. Een vast agendapunt van de commissievergaderingen is de gevalsbehandeling. Als een werknemer of een werkgever op reglementaire gronden niet of niet volledig in aanmerking komt voor een toekenning van een regeling, kan men een beroep doen op de zogenoemde hardheidsclausule van het reglement. Termijnoverschrijding is een vaak voorkomende grond om een aanvraag op reglementaire gronden af te wijzen. Maar er kunnen bijzondere of onvoorziene omstandigheden aan de orde zijn die toekenning alsnog rechtvaardigen. Het bestuur heeft aan de bestuurlijke commissie de bevoegdheid gemandateerd in voorkomende gevallen een gunstiger besluit te nemen indien daarvoor naar de mening van de commissie aanleiding bestaat. Communicatie Met betrekking tot de algemene communicatie van alle BTER-fondsen wordt verwezen naar het algemene deel van het jaarverslag. Informatie en begeleiding door de werknemersorganisaties Voorlichting over de aanvullingsregelingen is belangrijk voor de werknemers die werkzaam zijn onder de cao 88

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Bouw & Infra. Financiële regelingen en administratieve procedures zijn soms ingewikkeld en geen dagelijkse kost voor de werknemer. Welke regelingen zijn er, welke voorwaarden gelden er, hoe en wanneer moet een aanvraag ingediend zijn? Vragen waarop de werknemersorganisaties goed antwoord kunnen geven. Naast informatie over de aanvullingsregelingen kunnen de werknemersorganisaties de werknemers ook verder begeleiden, informeren en helpen bij het indienen van digitale aanvragen. 89

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra JAARREKENING 2015 Balans per 31 december 2015 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro s) Activa 2015 2014 Belegde middelen (1) Kasgeldleningen - 18.000 Som der belegde middelen - 18.000 Vlottende activa (2) Vorderingen op werkgevers 4.019 4.093 Overige vorderingen 1.243 2.345 Nog te ontvangen interest 18 26 Som der vlottende activa 5.280 6.464 Liquide middelen (3) 31.801 14.523 Totaal activa 37.081 38.987 Passiva 2015 2014 Beschikbaar saldo van baten en lasten (4) -431-505 Kortlopende schulden (5) Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers 33.060 33.034 Te betalen loonheffing 2.867 3.169 Nog te betalen uitkeringen 1.041 1.940 Overige schulden 544 1.349 Som der kortlopende schulden 37.512 39.492 Totaal passiva 37.081 38.987 90

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro s) Baten 2015 2014 Bijdragen (6) 41.932 42.759 Beleggingsopbrengsten (7) 153 259 Overige baten (8) 162 94 Totaal baten 42.247 43.112 Lasten 2015 2014 Vergoedingen extra verlofdagen oudere werknemers (9) 26.121 25.061 Eindejaarsuitkeringen (10) 8.241 9.029 Aanvullingen bij werkloosheid (11) 3.386 7.928 Re-integratiebonus (12) 68 128 Administratiekosten (13) 4.077 6.013 Overige lasten (14) 280 419 Totaal lasten 42.173 48.578 Saldo van baten en lasten 74-5.466 91

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Kasstroomoverzicht over 2015 (Bedragen in duizenden euro s) 2015 2014 Kasstroom uit loopbaan- en aanvullingsactiviteiten Bijdragen van werkgevers 42.007 43.467 Vermogensoverdracht St. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra 1.100 - Vernogensoverdracht St. Risicofonds voor de Bouwnijverheid 813 - Aanvullingen -13.551-20.770 Uitgekeerde extra verlofdagen -26.095-25.841 Administratiekosten -4.988-6.132 Overige -128-276 Kasstroom uit aanvullingsactiviteiten -842-9.552 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkoop en aflossingen van beleggingen 18.000 10.000 Directe beleggingsopbrengsten 120 293 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 18.120 10.293 Mutatie liquide middelen 17.278 741 Liquide middelen primo periode 14.523 13.782 Mutatie liquide middelen 17.278 741 Liquide middelen ultimo periode 31.801 14.523 92

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ALGEMEEN Naar aanleiding van de totstandkoming van de cao Bouw & Infra in juli 2015 heeft het bestuur van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid op 16 december 2015 via een statutenwijziging besloten de naam van de stichting te wijzigen in Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra. Deze statutenwijziging is bij de notaris gepasseerd in mei 2016. In dit jaarverslag wordt steeds de nieuwe naam van de stichting gebruikt. Het Aanvullingsfonds Bouw & Infra (verder Aanvullingsfonds) verstrekt aanvullingen op uitkeringen en/of eenmalige uitkeringen aan werknemers die werkloos zijn of een ziektewetuitkering ontvangen. De administratie van het Aanvullingsfonds is bij contract is opgedragen aan APG. Aanvullingen bij werkloosheid Een eenmalige uitkering van 425 euro voor de werkloos geworden werknemer; Een aanvulling pensioenpremie om een volledige ouderdomspensioenopbouw tijdens het eerste halfjaar van de ww- en/of zw-uitkering te realiseren. Andere doelstellingen van het aanvullingsfonds Het verstrekken van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een wao- of iva-uitkering; Het uitkeren van een re-integratiebonus van 2.500 aan de werkgever als een zieke werknemer in zijn tweede ziektejaar het werk hervat; Het verstrekken van een vergoeding voor kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling als een werknemer gebruik maakt van het zelfstandig recht op inschakeling van een re-integratiebedrijf; Het verstrekken van tegemoetkomingen aan werkgevers voor de kosten op basis van hun plicht het loon door te betalen over extra verlofdagen waarop werknemers van 55 jaar en ouder recht hebben. In de reglementen van het Aanvullingsfonds is geregeld welke voorwaarden gelden voor toekenning van een aanvulling of uitkering. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven. Voor opstelling van de jaarrekening is uitgegaan van continuïteitsveronderstelling. 93

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Belegde middelen Kasgeldleningen Kasgeldleningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Vlottende activa Vorderingen op werkgevers Voor vorderingen op werkgevers wordt op de nominale waarde een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen met betrekking tot bijdragen die vermoedelijk buiten incasso worden gesteld. Overige vorderingen De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Kortlopende schulden Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze post betreft de nog te betalen vergoeding van extra verlofdagen aan werknemers van 55 jaar en ouder. De post is opgebouwd door de opgebouwde, nog niet opgenomen extra verlofdagen van werknemers met een dienstbetrekking ultimo boekjaar te vermenigvuldigen met een gemiddeld dagtarief. De overige kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. 94

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Bijdragen De bijdragen zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen in januari, februari en maart 2016 die betrekking hebben op 2015 en eerder. Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten bestaan uit directe beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt de interest van de beleggingen en de liquide middelen verantwoord. Vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze vergoeding betreft de lasten van tien of dertien extra verlofdagen, toegekend aan werknemers van 55 jaar en ouder, respectievelijk 60 jaar en ouder. Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft. KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 95

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Toelichting op de balans per 31 december 2015 (Bedragen in duizenden euro s, tenzij anders vermeld) ACTIVA.. 1. Belegde middelen Kasgeldleningen Onderstaand is het verloop van de leningen aan Stichting Tijdspaarfonds Bouw & Infra (verder Tijdspaarfonds) weergegeven. 2015 2014 Stand begin boekjaar 18.000 28.000 Afgelost -18.000-10.000 Stand einde boekjaar - 18.000 Deze post bestaat uit een in mei 2013 verstrekte lening aan het Tijdspaarfonds van 20 miljoen (looptijd tot en met 31 december 2015, rente 1 procent). Ultimo 2015 is deze lening geheel afgelost. 2. Vlottende activa Vorderingen op werkgevers 2015 2014 Nog te innen bijdragen van werkgevers 4.667 5.020 Af: voorziening dubieuze vorderingen - stand begin boekjaar 927 2.202 - afgeboekte bijdragen -541-1.653 - toevoeging voorziening dubieuze vorderingen 262 378 Stand einde boekjaar 648 927 Stand einde boekjaar van de vorderingen op werkgevers 4.019 4.093 Voor de vorderingen op in faillissement verkerende werkgevers is een 100 procent voorziening getroffen. De vorderingen op werkgevers die in surseance van betaling verkeren en werkgevers vallend onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen zijn voor 60 procent voorzien. Overige vorderingen Dit betreft vooruitbetaalde administratiekosten 604 (2014:0), een vooruitbetaald bedrag betreffende een 96

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra liquiditeitsbuffer aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid 310 (2014: 310), een vordering inzake herziene directe lasten TBB 200 (2014: 0), nog te vorderen administratiekosten 102 (2014: 100), nog te vorderen overige bedragen 27 (2014: 22), een vordering op Stichting Opleiding & Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra (verder Opleidings- & Ontwikkelingsfonds) 0 (2014: 1.100) en een vordering op de inmiddels opgeheven Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid (verder Risicofonds) betreffende een vermogensoverdracht 0 (2014: 813). Nog te ontvangen interest Dit betreft nog te ontvangen interest op de belegde middelen. 3. Liquide middelen De liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekeningen van het Aanvullingsfonds en staan ter vrije beschikking van het fonds. Het saldo bevat voor 28,6 miljoen (2014: 12,0 miljoen) aan liquide middelen die op een private banking spaarrekening staan met een hoger rendement dan een reguliere bankrekening. PASSIVA 4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit is het cumulatieve saldo van lasten en baten. Het verloop is als volgt: 2015 2014 Stand begin boekjaar -505-1.452 Saldo van de staat van baten en lasten 74-5.466 Vermogensoverdracht Risicofonds - 5.313 Vermogensoverdracht Opleidings- en Ontwikkelingsfonds - 1.100 Stand einde boekjaar -431-505 Het beschikbaar saldo van baten en lasten is vrij besteedbaar. Continuïteitsanalyse Het bestuur stelt de begroting op, uitgaande van een evenwicht tussen baten en lasten. De realisatie in 2014 en 2015 wijkt echter af van de begroting, waardoor er ultimo 2014 en 2015 sprake is van een negatief beschikbaar saldo van baten en lasten. Het bestuur heeft het beschikbaar saldo van baten en lasten in 2014 gedeeltelijk aangezuiverd met vermogensoverdrachten vanuit twee andere fondsen. Het bestuur heeft in 2015 maatregelen genomen om de inkomsten en uitgaven in balans te brengen. Zo is de premie voor 2016 verhoogd. Over 2015 was het exploitatieresultaat positief, maar nog niet positief genoeg om te komen tot een positief beschikbaar saldo van baten en lasten ultimo 2015. De begroting 2016 voorziet in een positief beschikbaar saldo van baten en lasten ultimo 2016. Het fonds beschikt over voldoende middelen om de activiteiten voor ten minste 12 maanden voort te zetten waardoor de continuïteit is gewaarborgd. 97

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra 5. Kortlopende schulden Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Dit bedrag betreft de per 31 december 2015 te betalen extra verlofdagen die tot uiterlijk 31 december 2020 kunnen worden opgenomen. Te betalen loonheffing Deze post omvat de nog af te dragen loonheffing over uitkeringen 2.867 (2014: 3.169). Nog te betalen uitkeringen Dit betreft nog te betalen aanvullingen 1.041 (2014: 1.940). Overige schulden Deze post omvat te betalen pensioenpremies 457 (2014: 1.112), nog te betalen administratiekosten 87 (2014: 192), nog te betalen rente lening Risicofonds 0 (2014: 41) en nog te betalen overige kosten 0 (2014: 4). 98

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Toelichting op de staat van baten en lasten over 2015 (Bedragen in duizenden euro s, tenzij anders vermeld) BATEN 6. Bijdragen Sinds 1 januari 2006 zijn de bij het fonds aangesloten werkgevers verantwoordelijk voor het aanleveren van de loongrondslag ten behoeve van de premieberekening. Over deze grondslag wordt vervolgens de premie voor het fonds vastgesteld. Dientengevolge worden de premiebaten voor de jaarrekening bepaald op de door werkgevers aangegeven loongrondslag en de daarop vastgestelde premie tot en met drie maanden na afloop van het boekjaar. Het gemiddelde bijdragepercentage bedraagt: 2015 2014 Bouwplaatswerknemers 1,630 1,630 UTA-werknemers 0,570 0,570 De bijdragen voor Bouwplaatswerknemers, respectievelijk UTA-werknemers, betreffen in het jaar 2015 31,359 miljoen (2014: 32,340 miljoen), respectievelijk 10,573 miljoen (2014: 10,419 miljoen). 7. Beleggingsopbrengsten Dit betreft de rente over de beleggingen en het saldo van de liquide middelen. 8. Overige baten Dit betreft baten incassokosten 85 (2014: 60) en overige incidentele baten 77 (2014: 34). LASTEN 9. Vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze vergoeding betreft de lasten van tien of dertien extra verlofdagen, toegekend aan werknemers van 55 jaar en ouder, respectievelijk 60 jaar en ouder. 10. Eindejaarsuitkeringen Deze post betreft de verstrekking van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. 11. Aanvullingen bij werkloosheid Deze post betreft de aanvullingen bij werkloosheid van 3.386 (2014: 7.928). 12. Kosten re-integratie Deze kosten betreffen de vaste bonus aan de werkgever van 2.500 euro per werknemer. De bonus is een tegemoetkoming in de extra loonkosten en de kosten voor re-integratie ten behoeve van de werknemer die in 99

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra zijn tweede ziektejaar voor tenminste 50 procent van zijn gebruikelijke arbeidspatroon het werk heeft hervat. 13. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren: 2015 2014 Administratiekosten APG 2.422 4.192 Fondskosten 450 616 Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken 1.205 1.205 4.077 6.013 De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTER-fondsen. In 2015 was het aan het Aanvullingsfonds toegerekende bedrag 34 (2014: 44), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Aanvullingsfonds heeft geen personeel in dienst. 14. Overige lasten Dit betreft overige resultaatposten. Deze post is als volgt te specificeren: 2015 2014 Toevoeging voorziening oninbaarheid 262 377 Overige incidentele lasten 18 42 280 419 100

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra ONDERTEKENING VAN DE JAARREKENING Harderwijk, 23 juni 2016 Het bestuur, N.J. van Til P.H. Roos A.W.J. Borst W. Ketting G.C.J.J. Peek E. Tierolf J.G. Crombeen G. Lokhorst S.H. ter Maat M. Hulsegge 101

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra Overige gegevens STATUTAIRE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2015 is toegevoegd aan het cumulatief saldo van baten en lasten. 102

Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra MEDEDELING BIJ DE JAARREKENING 2015 STICHTING AANVULLINGSFONDS BOUW & INFRA Geachte lezer, Deze mededeling hoort bij de jaarrekening 2015 van Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra. Na vaststelling van de jaarrekening is gebleken dat in de jaarrekening een fundamentele fout zit waardoor deze jaarrekening in ernstige mate tekort schiet in het geven van het vereiste inzicht. De fout betreft een te hoge vaststelling van de balanspost Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers. Deze post is in de jaarrekening naar de huidige inschatting 9,3 miljoen euro te hoog weergegeven; hierdoor is het Beschikbaar saldo van baten en lasten 9,3 miljoen euro te laag weergegeven in de jaarrekening 2015. Wij verzoeken u bij het lezen van de jaarrekening 2015 rekening te houden met deze fout. De fout zal verwerkt worden in de jaarrekening 2016 van de stichting, conform de dan geldende verslaggevingsrichtlijnen. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra N.J. van Til P.H. Roos 103

Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2015