Datum: 4 augustus Algemeen

Vergelijkbare documenten
de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Reactie consultatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK

De NOB heeft kennis genomen van het consultatiedocument Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 en maakt graag gebruik van de mogelijkheid te reageren.

Hieronder worden eerst een aantal opmerkingen van algemene aard gemaakt. Daarna volgen een aantal opmerking op artikel niveau.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Indien dit niet de bedoeling is vragen de Nederlandse makelaars en taxateurs om bevestiging/verduidelijking op dit punt.

CMS_LawTax_Negative_28-10 CONSULTATIE UITVOERINGSBESLUIT WWFT 2018

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Verkopers van goederen

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

No.W /III 's-gravenhage, 19 juli 2007

De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme

Wwft actualiteiten

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Makelaars in onroerende zaken

Baas boven Baas: het UBO-register!

Eerste Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de leden van de Commissie voor Financiën Postbus EA Den Haag

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren. Versie 2015

Inbreng Consultatie Ministerie van Financiën

DE LWTF: DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VOOR VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN. mr. George Croes (Senior Policy Advisor Integrity Supervision Dept.

4 e AntiWitwas Richtlijn

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

WWFT Orde van Advocaten Utrecht. 7 september Mr. dr. B. Snijder-Kuipers

Inhoudsopgave. Voorwoord Wat witwassen is. 2 De strijd tegen witwassen. 3 De FATF

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Na enige inleidende opmerkingen zal ik nader ingaan op het conceptbesluit. Inleiding... 3

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financial Intelligence Unit Suriname (MOT)

Identiteit van de uiteindelijk begunstigden van een vennootschap

4 e /5 e antiwitwasrichtlijn. en het UBO register. VCO &NCI Symposium Compliance & Integriteit: morgen en in October 2018

De nieuwe Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Bijlage 7 De risk-based approach van de Wwft

Fiche 4: Wijziging richtlijn administratieve samenwerking op het gebied van belastingen

(Voor de EER relevante tekst)

Consument houdt bij Aangeslotene onder andere een en/of rekening aan samen met zijn echtgenote.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Afstudeerproduct Ken-je-cliënt -checklist. Studentnummer:

Aan de Koning. het Europees Parlement en de Raad (Implementatiewet wijziging vierde antiwitwasrichtlijn),

doordat de vereniging zelf Wwft-plichtig is; doordat de vereniging te maken heeft met een onderneming die Wwft-plichtig is.

8.50 Privacyreglement

Samenvoeging WID/MOT. implementatie derde witwasrichtlijn. Discussiepaper. ASRE Onderzoeksseminar juni 2008

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2. Hieronder volgen eerst enkele algemene aandachtspunten. Daarna behandelen we enkele onderdelen artikelsgewijs. Doel van de regeling

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Consultatieverslag Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

28 september 2017 Kennistafel Financial Economic Crime

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

COMPLIANCE RICHTLIJNEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

NVB reactie op het concept uitvoeringsbesluit Wwft 2018

Witwasbestrijding, meldingsplicht en het OM

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Verklaring m.b.t. de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) van rechtspersonen en andere juridische constructies

VOORSTEL VAN WET (CONSULTATIEVERSIE)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Stel vast dat de dienstverlening van het dossier onder de LID verplichting valt. De

registratie uiteindelijk belanghebbenden

Ontwikkelingen inzake het UBO-register in Nederland

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

3. Het UBO-register en de uitwisseling van UBO-informatie (deel I)

ARTIKEL PM. WIJZIGING VAN DE WET TER VOORKOMING VAN WITWASSEN EN FINANCIEREN VAN TERRORISME

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Reactie NautaDutilh consultatie Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden

Reactie op prejudiciële vraag 19/01141

Datum Betreft. Dringende oproep SBF: houd ANBI's buiten implementatiewet Registratie uiteindelijk belanghebbenden

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Klokkenluidersregeling

Verklaring betreffende de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) van een vennootschap of vereniging

No.W /II 's-gravenhage, 15 februari 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

I. METHODOLOGIE. 1. Algemene presentatie van de vragenlijst. De verkorte vragenlijst is onderverdeeld in twee hoofdstukken.

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

3. Dit document is van toepassing op alle overeenkomsten en transacties die door of namens BTCFORCASH worden verricht.

Richtsnoeren voor de interpretatie van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) voor belastingadviseurs en accountants

26 mei secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax c.heck@knb.nl

Veel gestelde vragen (FAQ)

Aanvraagformulier FGD Algemene vragen zakelijk

: LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Commentaar op concept besluit 'Autokostenfictie. Bewijs 2,5%-bestelauto.', nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid,

Wijzigingen ingevolge het oorspronkelijke wetsvoorstel (TK , nr. 2) zijn grijs gearceerd.

Reactie op het Wetsvoorstel toezicht trustkantoren SAMENVATTING

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De implementatie van het UBO-register

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

Impuls Kindercampus PRIVACYREGLEMENT

Transcriptie:

Reactie van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op de internetconsultatie inzake het conceptwetsvoorstel ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn Datum: 4 augustus 2016 Algemeen 1. De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: NOB) stelt het bijzonder op prijs dat voor deze wetswijziging een consultatie plaats vindt doch betreurt het dat deze consultatieronde zich -welhaast traditiegetrouw- afspeelt gedurende een korte periode van 6 weken in de zomermaanden (5 juli tot 10 augustus) waardoor voor belangenorganisaties de mogelijkheid om in overleg met diverse experts tot een reactie te komen ernstig wordt beperkt. De NOB verzoekt daarom in toekomstige gevallen bij een consultatieperiode in de zomerperiode deze termijn op ten minste 8 weken te stellen. 2. De NOB merkt op dat de WWFT zich in toenemende mate richt op de identificatie en verificatie van cliënten en UBO s door instellingen. Het identificeren en verifiëren van de identiteit lijkt daarbij een doel op zich te worden met sancties op noncompliance. De relatie met het uiteindelijke doel van de WWFT - het tegengaan en melden van mogelijk witwassen of financieren van terrorisme - lijkt hierbij uit het oog verloren te worden. Het aantal meldingen van ongebruikelijke (en niet noodzakelijkerwijs ook verdachte) transacties en zeker het aantal transacties dat vervolgens als verdacht wordt aangemerkt staat nu al in schril contrast tot de inspanningen die instellingen moeten leveren en de kosten die zij moeten maken om aan alle verplichtingen met betrekking tot het cliëntenonderzoek ingevolge de WWFT te voldoen. De effectiviteit van deze inspanningen wordt verder nog beperkt door de geringe opsporingscapaciteit bij de politie, FIOD-ECD en Openbaar Ministerie. 3. De NOB ondersteunt de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme volledig doch is van mening dat de last van deze maatregelen die door de FATF (een overlegorgaan van staten) en de Europese Commissie en het Europees Parlement en de lidstaten van de Europese Unie worden getroffen, op deze wijze vooral bij private instellingen wordt gelegd zonder daar een dienovereenkomstige vergroting van de opsporings- en vervolgingscapaciteit tegenover te stellen. 4. Na de Wet identificatie bij dienstverlening (WID) die sterk rule based was, kwam de WWFT met een principle based approach, een ontwikkeling die de NOB heeft toegejuicht en waar de NOB nog steeds achter staat. De NOB constateert in dit conceptwetsvoorstel een terugkeer naar een gedetailleerde rule based approach van het cliëntenonderzoek. Daarbij worden instellingen uiteenlopend van de zelfstandig gevestigde belastingadviseur tot beursgenoteerde internationaal opererende banken en verzekeraars geconfronteerd met dezelfde regels. Deze one size fits all benadering gaat daarbij zeker voor de kleinere kantoren van beroepsbeoefenaren te veel klemmen. De compliance eisen worden zodanig aangescherpt dat het overigens ook voor de grotere kantoren steeds lastiger wordt om daaraan te voldoen, nu de eisen veelal de Muiderpoort, Sarphatistraat 500, 1018 AV Amsterdam, Postbus 2977, 1000 CZ Amsterdam Tel. (020) 514 18 80, Fax (020) 514 18 89, E-mail: nob@nob.net, Website: www.nob.net, IBAN: NL73 ABNA 0450 0450 05, KvK nr. 40531315

weinig rekening houden met de beperkte juridische en praktische mogelijkheden in een globaliserende wereld. 5. Belangrijke delen van de implementatie van de richtlijn zullen bij AmvB worden geregeld, waardoor de parlementaire controle hierop beperkt is. De NOB verzoekt met betrekking tot deze AmvB s de voorhangprocedure te volgen zodat deze belangrijke AmvB s ook door het parlement in de beoordeling betrokken kunnen worden. De NOB vreest overigens dat het regelen bij AMvB s betekent dat een onoverzichtelijke en gedetailleerde regelgeving ontstaat, waardoor de naleving wordt bemoeilijkt. Bovendien komt de gewenste uniformiteit van de regelgeving binnen Europa in gevaar. 6. De NOB pleit er voor dat de implementatiewet zo min mogelijk afwijkt van de vierde anti-witwasrichtlijn met het oog op uniformiteit van de regelgeving binnen Europa voor instellingen die binnen Europa met elkaar samenwerken. Artikel 1 Identificeren 7. Deze term wordt omschreven als opgave laten doen van de identiteit. De NOB wijst er (nogmaals) op dat dit een onjuiste omschrijving is van de term identifying uit de richtlijn. De omschrijving in de Nederlandse wetgeving veronderstelt dat een identiteit alleen achterhaald kan worden doordat een ander daar opgave van doet op verzoek van de instelling. Het is evenwel zeer goed mogelijk dat de identiteit op andere wijze achterhaald wordt, bijvoorbeeld doordat de combinatie van naam en foto op internet te vinden is. Daarmee is een identiteit van een betrokkene vastgesteld, die vervolgens afhankelijk van diens rol geverifieerd dient te worden. De NOB stelt daarom voor als omschrijving van identificeren te hanteren de identiteit vaststellen en bij verifiëren de juistheid van de identiteit vaststellen. Familielid van een politiek prominente persoon Persoon bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon Politiek prominente persoon 8. De NOB is er geen voorstander van dat de PEP definitie en de daarmee samenhangende begrippen worden geregeld in een AmvB. Dit vermindert de leesbaarheid van de wet en vergroot het gevaar van definities die afwijken van de richtlijn. Uiteindelijk belanghebbende 9. De NOB is er geen voorstander van dat de UBO definitie wordt geregeld in een AmvB. Dit vermindert de leesbaarheid van de wet en vergroot het gevaar van definities die afwijken van de richtlijn. 10. De richtlijn introduceert de mogelijkheid om in bepaalde specifieke gevallen een persoon of personen behorend tot het hoger leidinggevend personeel te noteren als 2

UBO(s). Het gaat om de gevallen waar (a) geen persoon of personen zijn te achterhalen die (direct of indirect) via aandelen, stemrecht of eigendom kwalificeren als UBO en ook geen persoon of personen zijn achterhaald die zeggenschap met andere middelen hebben, of gevallen waarin twijfel bestaat of de achterhaalde personen wel UBO zijn, en (b) geen gronden voor verdenking bestaan. Dit is letterlijk overgenomen op pag. 4 van de MvT bij het conceptwetsvoorstel. De NOB vindt het onder (b) bepaalde niet duidelijk en vraagt dit toe te lichten Artikel 2b, 2c en 2d 11. De NOB heeft bezwaar tegen de verregaand gedetailleerde voorschriften in deze artikelen vanwege de one size fits all benadering waarbij de maatstaf vooral is ingegeven door (zeer) grote instellingen. Hier wreekt zich dat regelgeving die geschreven is voor financiële instellingen van toepassing is verklaard op zelfstandige beroepsbeoefenaren. Op blz. 25 van de MvT wordt in de 3 e alinea gesteld dat Van een instelling wordt verwacht dat zij op een continue basis haar organisatie doorlicht ten einde te beoordelen in welke gevallen en bij welke bedrijfsonderdelen er risico s op witwassen en financieren van terrorisme bestaan. Dat er zich onder de instellingen vele zeer kleine kantoren van belastingadviseurs bevinden lijkt hier volledig uit beeld te zijn geraakt. De gedachte is misplaatst dat deze instellingen voortdurend bezig moeten zijn met het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering terwijl de realiteit is dat deze beroepsbeoefenaren procentueel zelden met witwassen of het financieren van terrorisme te maken krijgen. Dit geldt overigens voor deze beroepsgroep ook voor de grotere kantoren. Voor de zeer grote ondernemingen is de eis dat de dagelijkse leiding goedkeuring moet geven voor de gedragslijnen, procedures en maatregelen weer veel gevraagd. Deze aanwijzingen misstaan ook in de principle based approach van de WWFT. Artikel 3 lid 2 onder b, lid 3 onder a, lid 5 onder b en c 12. De NOB merkt op dat het wegvallen van een ondergrens voor de UBO vooral bij personenvennootschappen tot onuitvoerbare situaties kan leiden in het geval van grote vennootschappen met veel UBO s. De nog uit te brengen AmvB inzake de UBO zal voor deze situaties van grote betekenis zijn. 13. De NOB is voorts van mening dat de vervanging van risicogebaseerde, adequate maatregelen door redelijke maatregelen niet zinvol is temeer daar de MvT stelt dat hiermee wordt bedoeld dat het niet langer relevant is of er een risico bestaat, doch slechts van belang is dat er een redelijke inspanning wordt gedaan. Daarmee is de relatie tussen het nut van de inspanning en het risico doorbroken en verschuift dit naar een verzwaarde nalevingslast zonder dat daarmee een bijzonder doel gediend wordt. Overigens merkt de NOB op dat de term redelijk minder dwingend overkomt dan risicogebaseerd, adequaat, zodat in dat opzicht de voorgestelde wijziging geen verduidelijking oplevert. 3

Artikel 3 lid 9 14. De eis dat de instelling het cliëntenonderzoek aantoonbaar afstemt op de risicogevoeligheid voor witwassen of financiering van terrorisme, is de implementatie van art 13 lid 4 van de richtlijn. De toevoeging van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie is een nodeloze en te ver gaande detaillering. Deze veronderstelt dat dit soort fijnmazigheid voortdurend mogelijk en nodig is. De NOB verwijst naar hetgeen hierboven is opgemerkt in alinea 2 en 11 en merkt op dat dit wederom een verzwaring van de nalevingseisen is die niet past bij het risico van de sector in Nederland. Artikel 6 15. De NOB betreurt het dat door de wijziging van artikel 6 (het weglaten van de opsomming van cliënten waarop in ieder geval een vereenvoudigd cliëntenonderzoek kan plaatsvinden) onduidelijkheid ontstaat in hoeverre de cliënten in de sfeer van geregistreerde instellingen, overheidsorganen enzovoort vallen onder een vereenvoudigd cliëntenonderzoek. Juist dit soort cliënten en vooral overheidsorganen bleken ten tijde van de WID zeer lastig zo niet onmogelijk te identificeren/verifiëren door hun omvang, afwijkende rechtsvorm en gebrek aan capaciteit tot medewerking. De NOB vraagt aandacht voor dit punt. De uitwerking in een AmvB van de risicofactoren waarmee rekening moet worden gehouden (de NOB begrijpt dat de AMvB gebaseerd zal zijn op bijlage II van de richtlijn) zal de naleving van deze regelgeving op zichzelf compliceren en verzwaren. Artikel 8 lid 7 16. Het wegvallen van het verschil tussen een in Nederland gevestigde Nederlandse cliënt/pep of UBO/PEP en een niet in Nederland gevestigde dan wel niet- Nederlandse cliënt/pep of UBO/PEP is een wijziging die tot gevolg heeft dat voortaan ook bij dienstverlening aan een Nederlandse cliënt in Nederland altijd een PEP-check moet plaatsvinden inclusief de passende maatregelen om de bron van het vermogen en de middelen gebruikt bij de transactie/relatie te achterhalen. Dit betekent een aanzienlijke toename van de administratieve en nalevingskosten voor belastingadviseurs. De NOB betreurt het daarom dat het verschil tussen PEP s in Nederland en buiten Nederland verdwijnt. De NOB vraagt zich af of het noodzakelijk is dat dit verschil verdwijnt, omdat in geval van een in Nederland woonachtige of gevestigde cliënt dan wel UBO er op verschillende wijze informatie beschikbaar is. De NOB vraagt hier om een nadere toelichting. Artikel 17 lid 2 17. In dit artikel wordt de termijn waarbinnen de instelling nadere gegevens of inlichtingen moet verstrekken aan de FIU gewijzigd van binnen de door de Financiële inlichtingen eenheid gestelde termijn gewijzigd in onverwijld. De NOB heeft bezwaar tegen deze wijziging van artikel 17 lid 2 die niet wordt ingegeven door de richtlijn. De NOB is van mening dat hier wederom sprake is van een knellende one 4

Artikel 20b size fits all approach. De NOB wijst er op dat belastingadviseurs (en accountants maar ook andere beroepsgroepen) ongebruikelijke transacties veelal waarnemen bij gelegenheid van het raadplegen (opstellen) van jaarstukken dan wel het doen van aangifte en derhalve maanden of jaren na de ongebruikelijke transactie. Ook wijst de NOB er op dat de behandeling van meldingen aan de zijde van FIU en OM doorgaans veel tijd in beslag neemt. De NOB vindt het dan niet evenwichtig in alle gevallen wettelijk een onverwijlde reactie te vragen, waardoor de instelling nodeloos het gevaar loopt van non-compliance. De NOB stelt daarom voor dat de FIU een redelijke termijn stelt rekening houdend met de mate van spoed in het concrete geval. 18. Artikel 2d legt de taak van het doen van een melding ingevolge artikel 16 WWFT bij de compliance functie. Dit is conform hetgeen de NOB altijd heeft bepleit. Artikel 20b van het conceptwetsvoorstel stelt nu dat een werkgever een medewerker van een instelling die zelf te goeder trouw een melding doet, niet mag benadelen. Dit lijkt in strijd met artikel 2d en zou opgevat kunnen worden als een vrijbrief voor elke medewerker om in strijd met de procedures van de instelling zelf te gaan melden. De NOB stelt voor om in de MvT op te nemen dat dit niet betekent dat een medewerker zich niet aan de interne regels hoeft te houden en dat als er geen goede grond is voor een medewerker om de interne regels niet te volgen daar wel gebruikelijke disciplinaire gevolgen aan verbonden kunnen zijn. Artikel 29 en volgende 19. De NOB vindt het zorgelijk dat belastingadviseurs worden belast met een regelgeving die in het consultatiedocument weer zwaardere eisen stelt dan voorheen en die niet in verhouding staat tot het risico in de sector en de bijdrage aan de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering doch die wel gepaard gaan met dwangsommen en bestuurlijke boetes geregeld bij AmvB, te meer nu het hier gaat om (in de woorden van de MvT, pag. 48) relatief hoge boetes die op grond van de Wwft kunnen worden opgelegd en die in dit wetsvoorstel verder worden verhoogd. Artikel 33 20. Artikel 33 WWFT regelt de vastleggingseisen met betrekking tot de gegevens verkregen door het cliëntenonderzoek. Het consultatiedocument voegt in artikel 33 lid 1 onder a sub 1 o na cliënt toe of de uiteindelijk belanghebbende. Hierdoor worden de eisen die gesteld worden aan de te verkrijgen gegevens met betrekking tot de UBO via de achterdeur op onwerkbare wijze uitgebreid en wederom een aanzienlijke administratieve last en nalevingslast geïntroduceerd. Het gevolg van deze wijziging is niet alleen dat de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, het adres en de woonplaats dienen te worden achterhaald, terwijl voor identificatie op dit moment elke identificerende combinatie van gegevens volstaat, maar dat tevens verificatie dient plaats te vinden aan de hand van een persoonsidentificerend document. Hierbij wordt uit het oog verloren dat in veel gevallen vooral in het internationale verkeer in het geheel geen contact plaats vindt met de UBO. De UBO is immers niet de cliënt en kan zelfs een minderheidsaandeelhouder zijn (thans nog 25%+, straks wellicht een 5

nog geringer belang/zeggenschap), die geheel buiten de transactie staat. Ook een 100% UBO hoeft overigens geen enkele betrokkenheid met de transactie en de dienstverlenende instelling te hebben. 21. Er is derhalve in dit soort gevallen geen moment waarop de instelling een identiteitsbewijs kan inzien en de identiteit van de persoon in kwestie kan verifiëren met een foto in het identiteitsbewijs. Het is naar de mening van de NOB essentieel in dit soort gevallen te verifiëren dat degene wiens naam als UBO genoemd wordt juridisch daadwerkelijk ook de UBO is en derhalve dat de aandeelhoudersrelatie dan wel de zeggenschap relatie van genoemde persoon wordt vastgesteld. Diens beeltenis heeft geen toegevoegde waarde bij gebrek aan een persoonlijke én juridische relatie met de instelling. Anders gezegd, de verificatie zou zich moeten richten op de relatie van de geïdentificeerde UBO met de cliënt en niet op diens identiteit. 22. De NOB merkt op dat een vennootschap waarvan de aandelen uiteindelijk middellijk gehouden worden door een UBO geen enkele juridische mogelijkheid heeft om een identiteitsbewijs in te zien ter verificatie dan wel een afschrift daarvan te achterhalen. Waar het achterhalen van dit soort documenten van de vertegenwoordiger van een cliënt al de nodige problemen veroorzaakt zal dit eens te meer gelden voor de UBO. Men is vaak bevreesd voor het in verkeerde handen raken van dit soort gegevens. 23. De NOB is van mening dat deze nadere eis buitengewoon belastend kan zijn voor instellingen die internationaal diensten verlenen, nauwelijks bijdraagt aan het doel van de WWFT, niet wordt gesteld door de richtlijn en om goede redenen dan ook niet opgenomen zou moeten worden in de WWFT. Artikel 34a lid 1 24. Belastingadviseurs en andere beroepsbeoefenaren gebruiken de persoonsgegevens verkregen uit het cliëntenonderzoek ook voor de normale dienstverlening van de instelling. Artikel 34a lid 1 lijkt hier geen rekening mee te hebben. Artikel 34a lid 3 25. In het voorgestelde artikel 34a lid 3 wordt aangegeven dat de op grond van de WWFT verzamelde persoonsgegevens vernietigd moeten worden bij het verstrijken van een bewaartermijn van vijf jaar, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. 26. Voor (onder meer) beroepsbeoefenaren geldt in beginsel een bewaartermijn van de administratie tot 7 jaar na afloop van de dienstverlening. Als een belastingplichtige inkomsten of vermogen uit het buitenland heeft, kan er gedurende 12 jaar een navordering worden ingesteld. In die situatie zal de belastingadviseur gedurende 12 jaar de gegevens willen bewaren. De NOB vraagt of hier rekening mee gehouden kan worden. 6

Artikel 38 lid 3 27. Lid 1 van artikel 38 bepaalt dat ten aanzien van cliënten waarnaar reeds cliëntenonderzoek is verricht voor de inwerkingtreding van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn, de instelling bij eerste gelegenheid het cliëntenonderzoek ingevolge de nieuwe regels verricht. Lid 3 bepaalt dat de dagelijkse beleidsbepaler die verantwoordelijk is voor de naleving van de WWFT door de instelling beslist of een cliëntrelatie wordt voortgezet (art. 38 lid 3 WWFT). De NOB gaat er van uit dat deze bevoegdheid intern gedelegeerd kan worden. 28. Uiteraard is de NOB graag bereid bovenstaande punten nader toe te lichten. 7