UITVOERINGSNOTITIE ENERGIEBESPARING IN DE INDUSTRIE

Vergelijkbare documenten
Nulmeting energiebesparing industrie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 20 december 2017 Betreft Resultaten 2016 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING WET MILIEUBEHEER

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING WET MILIEUBEHEER

Datum 9 oktober 2015 Betreft Resultaten 2014 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

ECFD/U Lbr. 16/052

Groeiplan voor warmte. een initiatief van provincies, gemeenten en sector

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen

INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING WET MILIEUBEHEER

Financieringsvoorwaarden ondersteuning Samenwerkingsafspraken energiebesparing bij bedrijven

INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING WET MILIEUBEHEER

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Van Energie naar Klimaat Energietransitie in Nederland Timme Lucassen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Wijziging Activiteitenbesluit Wet milieubeheer

Datum 4 december 2018 Betreft Resultaten 2017 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Datum 23 december 2016 Betreft Voortgangsrapportage Energieakkoord 2016 en uitvoering Urgendavonnis

(GL) inzake slechte prestatie energiebesparing door bedrijven

Bijlage bij brief De maatregel wordt hier nader uitgewerkt.

deelsessie Gelderse aanpak: stimulering bedrijven Door Roland Bus & Roy Ellenbroek (GEA) Krijn Ratsma (St. Energieke Regio)

Startnotitie Ontwikkelingsperspectief Circulaire Economie Noord-Holland

ENERGIEBESPARINGS- EN INFORMATIEPLICHT WET MILIEUBEHEER

INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING WET MILIEUBEHEER

Raadsvoorstel. Aan de raad, Zaaknummer Portefeuillehouder Voorstel

Energiebesparing door handhaving van energie afspraken

Energie-audit: kansen voor energie efficiency met nieuwe richtlijn (EED) Teun Bolder 6 oktober 2015

16 e NATIONALE ENERGIEBESPARINGS- OVERLEG

Energie-audit: kansen voor energie efficiency met nieuwe richtlijn (EED) Teun Bolder 6 oktober 2015

Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency

Kansen voor warmte. Frans Rooijers Lustrumcongres Stichting Warmtenetwerk,

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen

Jaarplan Programma Warmte en Koude Metropoolregio Amsterdam juni 2016 juni warmtekoude. metropoolregio amsterdam

Presentatie SIM MEA-Industrie & LEA. Ron Bissels 16 april 2018

Regionale Energie Strategie

Michiel Steerneman Provincie Z-Holland 12 september 2017 POWERS SUSTAINABILITY

Regionale Energie Strategie

Onderwerp Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht

Presentatie PILOT REGIONALE ENERGIESTRATEGIE

Energieakkoord voor duurzame groei. Juli 2014 WERK IN UITVOERING. Ed Nijpels. Wie zaten aan tafel tijdens de onderhandelingen?

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van EEP

HOE KAN MIJN BEDRIJF VOLDOEN AAN DE VERPLICHTINGEN ROND ENERGIE

Collegevoorstel. Onderwerp. Samenvatting. Voorstel. Besluit. Registratienr.: BP openbaar

Helmonds Energieconvenant

MJA3 ICT-sector. Jeroen van der Tang. Manager Duurzaamheid & Milieu Nederland ICT

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Berg en Dal

MJA: verleden, heden en toekomst

Van Label C tot EED. Alles wat u moet weten over de weten regelgeving rond energiebesparing MJA3/MEE EPBD. Activiteiten besluit.

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

Raadsfractie t.a.v. dhr F. Visser, fractievoorzitter ChristenUnie Haarlem

1. Wethouder Tiemens te machtigen voor het ondertekenen van het Gelders Energie Akkoord.

Klimaatakkoord gebouwde omgeving. Leonie Jansen VNG

Erkende maatregelen voor Energiebesparing

Transitieopgave in het kader van de Regionale Energiestrategie. Regio West Friesland

Gebouwde Omgeving. Joop oude Lohuis, Leonie Jansen, Annemie Loozen

Raadsvoorstel. Samenvatting

ANALYSE ENERGIEAUDIT GROTE ONDERNEMINGEN 26/11/2018

Memo: Aanpassing Wet milieubeheer- Activiteitenbesluit Integraal Afwegingskader beleid en regelgeving (IAK)

Energie Prestatie Keuring (EPK)

Stand van zaken invoering Omgevingswet Omgevingsdienst West-Holland

Naar een 100% duurzame energievoorziening voor Flevoland?! Vera Pieterman, plv. directeur Energie & Omgeving

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Masterclass IV. Energie op bedrijventerreinen

Raadsvoorstel

Terugblik en tussenstand Regionale Energietransitie Opbrengst terugblik projectgroep op 18 oktober 2018 t.b.v. PHO+ op 21 november

Duurzaamheidsmonitor 2017 Voorbeeld

13 Resultaten, financiële consequenties en dekking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samen geven we richting aan de koers van de NKC

WHITEPAPER WET- EN REGELGEVING ENERGIEBESPARING. vandorp.eu

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Watt anders, Energieagenda Ontwerpbesluit

Memo Scope 1 32 % Scope 2 5 % Scope 3 6 %

Regionale Energiestrategie Fruitdelta Rivierenland. Raadsinformatiebijeenkomst 4 juli 2018

Energiebesparing. Erkende maatregelen. Schakeldag 25 juni Wendy Simonse

Energieconvenant bedrijfsleven Veenendaal en gemeente Veenendaal

4 juni 2019 Christian de Laat & Roderick Swart Capelle aan den IJssel DE INFORMATIEPLICHT ENERGIEBESPARING

De Amsterdamse ziekenhuizen werken samen aan goede zorg voor een gezond milieu.

Provinciale Staten van Noord-Holland. Haarlem, 8 maart Onderwerp: Beleidsagenda Energietransitie. Kenmerk:

EED energie-audit: verplichting of kans?

Energieakkoord voor duurzame groei

ENERGIE-INFRASTRUCTUUR IN HET ROTTERDAMSE HAVENGEBIED. Maart 2019

Premier Rutte: hogere ambitie Europa bij terugdringen van CO2-uitstoot. Regionale Energiestrategie NHN. Katowice 4 december 2018

Memo. extern. Geachte Mevrouw / Heer,

Michiel Steerneman NEN 2 juni 2017 POWERS SUSTAINABILITY

Evaluatie Convenant Energiebesparing bij Supermarkten

Evaluatie Kernteam EED De winkel was open voordat de inrichting gereed was!

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Omdat er veel vragen over binnenkomen bij de VNG hebben we deze hieronder geplaatst en van een antwoord voorzien.

Werkinstructie beoordeling concern-eeps variant 2

Werkdocument. Verklaringen diverse partijen mbt startmotor

Onderstaand treft u het voorstel voor het voeren van de gesprekken in de preformatie-fase.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Provincie Noord-Holland

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Betreft: inzet van uw gemeente voor energiebesparing bij bedrijven, de Gelderse Aanpak

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Transcriptie:

UITVOERINGSNOTITIE ENERGIEBESPARING IN DE INDUSTRIE JULI 2017 KENMERK 913073/952880

Notitie Uitvoering Energiebesparing in de industrie 1 Doel Deze notitie maakt inzichtelijk welke concrete activiteiten de provincie Noord-Holland gaat uitvoeren op het gebied van energiebesparing in de industrie in de periode 2017-2020, specifiek gericht op de bedrijven die onder het bevoegd gezag van de provincie Noord-Holland vallen. De provinciale inzet op het gebied van Vergunning, Toezicht en Handhaving (VTH) ten aanzien van energiebesparing in de industrie wordt op een aantal punten aangescherpt. Ook wordt in deze notitie de invulling van de makelaarsrol verder geconcretiseerd. Deze uitvoeringsnotitie is het resultaat van de uitkomsten van de door ECN opgestelde nulmeting Energiebesparing in de industrie, individuele gesprekken met diverse stakeholders en de uitkomsten van de strategische sessie Kansen voor Energiebesparing van 12 april 2017. Deze notitie gaat niet in op de energiebesparende maatregelen die de provincie Noord-Holland als organisatie zélf uitvoert. 2 Aanleiding Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven en instellingen (industrie, vastgoed, agrosectoren) met een energieverbruik hoger dan 25.000 m 3 gas en/of meer dan 50.000 kilowatt elektriciteit verplicht energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of korter. In het Nationaal Energieakkoord is afgesproken dat gemeenten en provincies hierop scherper toezien bij Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. In de provinciale beleidsagenda Energietransitie 2016-2020 heeft dit onderwerp dan ook een plek gekregen. Bij de behandeling van deze beleidsagenda op 23 mei 2016 is door Provinciale Staten het amendement A5/23-5-2016 Eerder sturen op energiebesparing bij bedrijven ingediend. Dit amendement draagt op om een nulmeting omtrent energiebesparing in de industrie op te stellen. Deze nulmeting maakt inzichtelijk hoeveel besparingspotentieel nog onbenut is bij alle bedrijven voor wie de provincie bevoegd gezag is. De resultaten van de nulmeting worden vervolgens gebruikt om de VTH-taken (vergunningverlening, toezicht, handhaving) en de makelaarsrol van de provincie zo nodig en mogelijk aan te scherpen. Begin 2017 is de nulmeting opgeleverd. In de nulmeting worden feiten en cijfers qua energieverbruik en besparingspotentieel gepresenteerd. Ook doet de nulmeting aanbevelingen voor de aanscherping van provinciaal beleid, zowel wat betreft VTH-taken als voor de invulling van de makelaarsrol. Op 12 april 2017 is een strategische bijeenkomst georganiseerd over kansen voor energiebesparing in de industrie. Eén van de doelen van deze bijeenkomst was om input te verzamelen n.a.v. de aanbevelingen uit de nulmeting. Deze bijeenkomst was specifiek gericht op de bedrijven die onder ons bevoegd gezag vallen, maar ook maatschappelijke organisaties, de haven van Amsterdam, partners vanuit de milieudialogen en Statenleden waren aanwezig. 2

3 Opbouw notitie Deze notitie start met een nadere toelichting op de uitkomsten van de nulmeting Energiebesparing in de industrie. Gestart wordt met een weergave van de feitelijke uitkomsten van de nulmeting; hoeveel energie (elektriciteit en gas) wordt verbruikt en wat is de CO 2 uitstoot. Vervolgens wordt wettelijke rol van de provincie als het gaat energiebesparing toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de de door ECN gedane aanbevelingen en de uitkomsten van de strategische. Op basis hiervan worden acties en maatregelen beschreven (activiteiten). Het provinciaal handelingsperspectief is gebaseerd op de rollen die de provincie op zich kan nemen, te weten: Eigenaar Opdrachtgever Toezichthouder Regelaar (beleids)ontwikkelaar Partner Bemiddelaar, verbinder, kennisdeler. In dit overzicht komt het woord makelaarsrol niet voor. De makelaarsrol zien we als koepelterm voor de rollen die gericht zijn op de partnerrol en de rol van bemiddelaar, verbinder en kennisdeler. 3

4 Samenvatting nulmeting 4.1 Energieverbruik In de nulmeting is gekeken naar finaal energiegebruik bij eindverbruikers. Bij de 146 inrichtingen die onder bevoegd gezag van de provincie Noord-Holland vallen, zijn 8 die horen bij de aanbodzijde van de energievoorziening, zoals bijvoorbeeld de elektriciteitscentrales van NUON en de gascompressiestations. Deze bedrijven zijn buiten de nulmeting gelaten, omdat deze bedrijven specifiek gaan over het aanbod en daarom niet meetellen qua energiebesparing, zoals ook vastgelegd in het SER Energieakkoord. De bedrijven die onder ons gezag vallen zijn ingedeeld in 5 categorieën: 1 Bedrijven die meedoen aan het Europese Emissiehandels systeem, de zogenoemde ETS deelnemers (zie bijlage 1 voor lijst bedrijven) 2 Bedrijven die een MJA 3 convenant hebben (zie bijlage 2 voor lijst bedrijven) 3 Grootverbruikers van energie ( verbruiken meer dan 200.000 kwh elektriciteit of 75.000 m3 aardgas per jaar en doen niet mee aan een convenant) 4 Middelgrote verbruikers van energie (verbruiken tussen de 50.000 en 200.000 kwh en een aardgasverbruik tussen de 25.000 en 75.000 m3 per jaar en doen niet mee aan een convenant) 5 Kleinverbruikers van energie (verbruiken minder dan 50.000 kwh elektriciteitsverbruik en minder dan 25.000 m3 aardgasverbruik per jaar en doen niet mee aan een convenant) Deze 138 bedrijven hebben een totaal finaal energiegebruik van 50 Petajoule, waarvan 14 Petajoule elektriciteitsverbruik en 36 Petajoule gasverbruik. Het totaal finaal energiegebruik van 50 PJ is vergelijkbaar met het energiegebruik van 900.000 huishoudens. Hoewel slechts 11 van de 138 bedrijven deelnemen aan emissiehandel (ETS), bepalen zij circa 87% van het finaal energiegebruik van bedrijven voor wie de provincie bevoegd gezag is. De overige 13% van het energiegebruik is als volgt verdeeld: 9,6% wordt bepaald door bedrijven die niet deelnemen aan emissiehandel (ETS) maar wel aan een MJA3 convenant en 3,7% wordt bepaald door niet ETS deelnemers die niet deelnemen aan MJA3, waarvan 3,4% door grootverbruikers van energie, 0,3% door middelgrote verbruikers en minder dan 0,1% door kleinverbruikers. Verdeling energieverbruik van provinciale bedrijven 0,3% 3,4% 0,0% 9,6% ETS geen ETS wel MJA3 Grootverbruikers Middelgrote verbruikers Kleinverbruikers 86,7% 4

Besparingspotentieel ECN heeft op basis van eerdere onderzoeken een inschatting gemaakt van het besparingspotentieel tot en met 2020. Het gaat daarbij om de verwachte besparing tot en met 2020 gebaseerd op ervaringen uit ondermeer het verleden en ervaringen bij met name de uitvoeringsdiensten in Zuid Holland. ECN gaat uit van een maximale potentiele besparing van 3 PJ in totaal op basis van handhaving van de milieuregelgeving. Omdat de cijfers niet exact het energiegebruik en besparing bepalen, maar een orde van grootte, heeft ECN het besparingspotentieel afgerond op totaal 3 PJ voor de bedrijven die onder ons bevoegd gezag vallen. Energieverbruik en besparingspotentieel door handhaving milieuregelgeving Totaal energiegebruik [PJ finaal] Verwachte besparing door handhaving milieuregelgeving tot en met 2020 [PJ finaal] ETS deelnemers 43 2 Geen ETS maar wel MJA3 5 0,4 Grootgebruikers van 2 0,2 energie Middelgrote gebruikers van 0,1 0,01 energie Kleingebruikers van energie 0,004 0,0004 Totaal 50 3 4.2 Instrumenten en bevoegdheden provincie Op het gebied van energiebesparing kent Nederland een aantal instrumenten om energiebesparing te stimuleren en af te dwingen, waarbij de Wet Milieubeheer, de Energy Efficiency Directive- audit (EED-audit) en de convenanten MEE en MJA3 de belangrijkste zijn voor de provinciale bedrijven. De provincie heeft verschillende bevoegdheden binnen dit instrumentarium. Om te kunnen bepalen op welke wijze de provincie haar VTH-taken en makelaarsrol moet aanscherpen is inzicht in dit instrumentarium en de provinciale bevoegdheden dan ook van belang. 4.2.1 Wet Milieubeheer Alle inrichtingen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is, hebben vanwege de aard van de activiteiten een omgevingsvergunning milieu nodig. De Wabo, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verwijst wat betreft energiebesparing naar de Wet Milieubeheer. In de Wet Milieubeheer staat dat eisen kunnen worden gesteld aan doelmatig gebruik van energie en grondstoffen. Voor energie: er is sprake van een doelmatig verbruik van energie wanneer alle maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder zijn gerealiseerd. Dit zijn de zogeheten rendabele maatregelen. 4.2.2.Energy Efficiency Directive (EED) In het kader van de Europese Energy Efficiency Directive (EED) hebben grote ondernemingen de verplichting om elke vier jaar een energiebesparingsonderzoek, een energie-audit, uit te (laten) voeren. Deze plicht geldt voor grote ondernemingen met meer dan 250 medewerkers en/of een jaaromzet groter dan 50 miljoen euro en/of balanstotaal groter dan 43 miljoen euro. 5

De audit geeft een overzicht van alle energiestromen binnen de onderneming, inclusief vervoer. Tevens bestaat een energie-audit uit een beschrijving van de belangrijkste factoren die het energieverbruik beïnvloeden, een gekwantificeerd overzicht van het energiebesparingspotentieel van de onderneming voor de komende 4 jaar en een beschrijving van mogelijke kosteneffectieve energiebesparingsmaatregelen. De EED zelf verplicht echter niet tot het uitvoeren van maatregelen. De Omgevingsdienst maakt wel afspraken met bedrijven over het opnemen van de maatregelen in de vergunning en de EED krijgt vervolgens een verplichtend karakter. 4.2.3 MEE en MJA convenanten Een groot aantal Nederlandse bedrijven heeft met de Rijksoverheid afgesproken hoeveel energie ze zullen besparen toten met 2020. De uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in de energieconvenanten MJA3 en MEE. Het doel van de convenanten is de benodigde energie per eenheid product of dienst te verminderen, met een jaarlijkse energie efficiëntieverbetering van gemiddeld 2% per jaar. De MJA3 deelnemers omvat een diverse groep aan bedrijven, variërend van gieterijen, betonfabrieken, koffiebranderijen, ICT bedrijven, vervoerders tot aan financiële dienstverleners. Het MEE convenant is bedoeld voor grote, industriële bedrijven die verplicht meedoen aan het emissiehandelssysteem. Elk bedrijf dat deelneemt aan MJA3 of MEE stelt iedere 4 jaar een Energie-Efficiency Plan (EEP) op. In dit plan beschrijven bedrijven welke energiebesparingsmaatregelen uitgevoerd worden. In 2016/2017 moeten alle deelnemers een nieuwe EEP indienen voor de periode 2017-2020. De MJA3- en MEE-convenanten eindigen na 2020. Voor de periode na 2020 is onbekend wat er gebeurt met deze energieconvenanten. 4.2.4. Bevoegdheden provincie Binnen het huidige beleid, zoals ook vastgelegd in de Wet Milieubeheer en WABO heeft de provincie met name een VTH-rol als het gaat om energiebesparing voor de niet ETS-bedrijven. Bij de ETS bedrijven die geen convenantdeelnemer zijn, beoordelen en houden wij toezicht op de EED-audit. Bij deelnemers van een MJA3-convenant met het Rijk doet de provincie de goedkeuring van het bijbehorende Energy Efficiency Plan (EEP) en houden daar toezicht op. Bevoegdheden provincie voor de verschillende categorie bedrijven Categorie bedrijven ETS en MEE of MJA3 deelnemer ETS, maar geen deelnemer aan MEE of MJA3 Geen ETS maar wel MJA3 Grootverbruikers van energie Middelgrote verbruikers van energie Kleinverbruikers van energie Wet milieubeheer Nee, provincie speelt geen rol, er mogen geen voorschriften energie in vergunning ETS deelnemers worden opgenomen Nee, provincie speelt geen rol, er mogen geen voorschriften energie in vergunning ETS deelnemers worden opgenomen Ja, de provincie als bevoegd gezag doet de goedkeuring EEP en houdt toezicht op uitvoering Ja, de provincie als bevoegd gezag stuurt actief op het maken van afspraken over energiebesparing Ja, de provincie als bevoegd gezag neemt energiebesparing mee als onderdeel reguliere VTH taken Ja, de provincie als bevoegd gezag neemt energiebesparing mee als onderdeel reguliere VTH taken EED, indien van toepassing Nee, provincie speelt geen rol, MEE en MJA3 deelnemers zijn vrijgesteld van auditplicht Ja, provincie als bevoegd gezag beoordeelt energieaudit en houdt toezicht op uitvoering Nee, provincie speelt geen rol, MJA3 deelnemers zijn vrijgesteld van auditplicht Ja, provincie als bevoegd gezag beoordeeld energieaudit en houdt toezicht op uitvoering Ja, provincie als bevoegd gezag beoordeeld energieaudit en houdt toezicht op uitvoering Ja, provincie als bevoegd gezag beoordeeld energieaudit en houdt toezicht op uitvoering 6

4.2.5. Makelaarsrol Naast de wettelijke taken kunnen we als provincie ook partijen ondersteunen, stimuleren en faciliteren. Activiteiten in dit kader kunnen alle provinciale bedrijven bereiken. Een goed voorbeeld dat is uitgevoerd door een ETS-bedrijf kan heel zinvol zijn om te delen met andere bedrijven. 7

5 Actielijnen Op basis van de uitkomsten van de nulmeting en inzicht in het instrumentarium zijn de volgende actielijnen uitgewerkt: 1) Monitoren voortgang afspraken ETS bedrijven en voorbereiding aanpassing Wet Milieubeheer 2) Versnellen uitvoering besparingsmaatregelen grootverbruikers 3) Inzet vervolg van energieconvenanten 4) Restwarmtebenutting 5) Onderzoek en kennisdeling Vervoersmanagement Actielijn 1 Monitoren voortgang afspraken ETS bedrijven en voorbereiding aanpassing Wet Milieubeheer In het Energieakkoord is opgenomen dat de ETSbedrijven in aanvulling op het bestaande convenant dat tussen het Rijk en deze bedrijven reeds is gesloten (het MEE-convenant) zich in zullen spannen om afspraken te maken gericht op het nemen van maatregelen om de energieefficiëntie te verbeteren om in totaal 9PJ extra te besparen. Eind 2016 kondigde de Minister aan dat hij vond dat de MEE-deelnemers in geheel Nederland te weinig vooruitgang boekten en dat hij voornemens was om tot een wettelijke verplichting over te gaan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Op het moment dat de AMvB in werking zou treden, zouden de provincies een toezichthoudende en handhavende rol op de kwaliteit en uitvoering van de voorgenomen energiebesparingsplannen van de energie-intensieve bedrijven. De Minister had ook aangegeven dat als de industrie zou komen met voorstellen die zouden leiden tot de besparing van de 9 PJ dat hij daar voor open zou staan. De brancheorganisaties hebben vervolgens een aanbod gedaan waarin maatregelen zijn uitgewerkt ter invulling van deze 9 PJ. Dit betekent dat de AMVB voorlopig niet van kracht wordt en is overeengekomen dat de voorstellen van de industrie opgenomen zullen worden in de huidige convenanten. Tevens is vastgesteld dat als de afgesproken resultaten toch achterblijven de AMvB alsnog in werking zal treden. Activiteiten Activiteit 1.1 (bij inwerkingtreding AMvB): toezichthouder en handhaver Vanwege de aankondiging dat indien de besparingsresultaten achterblijven de AMvB alsnog in werking zal treden, is het zaak om de voortgang hiervan vanuit de provincies goed te volgen. Dit om tijdig voorbereidingen te kunnen treffen om de toezichthoudende en handhavende rol goed op te kunnen pakken. Activiteit 1.2 (tot inwerkingtreding AMvB): samenwerkingspartner met het Rijk Naar aanleiding van het voorstel van de industrie is op initiatief van de provincie Noord-Holland een reactie door het IPO opgesteld. Strekking van deze reactie is dat de provincies verheugd zijn met het akkoord omdat de sector alsnog het initiatief heeft genomen. Dit is in lijn met de aanpak die met de partijen uit het Energieakkoord is beoogd. Er zijn twee aanvullende afspraken door het IPO voorgesteld: 1) De provincies willen betrokken worden bij de voortgang en resultaten van de uitvoering van de afspraken met de energie-intensieve industrie zodat zij, indien nodig of gewenst, bij kunnen dragen aan de borging van de nieuwe afspraken. De provincies hebben samen met gemeenten en waterschappen in de Investeringsagenda naar een Duurzaam Nederland aangekondigd regionale energiestrategieën op te stellen. Hiervoor is informatie over de voortgang, monitoring en gegevensuitwisseling over de uitvoering van het akkoord essentieel. 8

2) Het IPO wil indien de AMvB alsnog in werking treedt, vroegtijdig afspraken met het Rijk maken, zodat de provincies zich tijdig kunnen voorbereiden op de implementatie. De Minister heeft inmiddels gereageerd en geeft aan het IPO en andere Energieakkoord partijen op de hoogte te houden. Momenteel wordt uitgewerkt op welke wijze dit optimaal gedaan kan worden. In verband met bedrijfsvertrouwelijkheid, tenzij het bedrijf hier zelf om verzoekt, kunnen gegevens van individuele bedrijven niet gedeeld worden. Daarnaast is toegezegd tijdig met de provincies in contact te treden indien de AMvB in procedure gebracht gaat worden. 9

Actielijn 2 Versnellen uitvoering besparingsmaatregelen grootverbruikers Vanuit de handhaving Wet Milieubeheer ligt momenteel het meeste besparingspotentieel bij grootverbruikers van energie. De ambitie van de provincie is om uiterlijk in 2020 afspraken met deze bedrijven te hebben gemaakt over energiebesparing. ECN geeft aan dat dit geen garantie is dat dit besparingspotentieel ook voor het einde van 2020 gerealiseerd wordt. ECN adviseert dat er meer haast gemaakt zou kunnen worden met het daadwerkelijk realiseren van energiebesparing voor eind 2020. Toelichting In de huidige opdracht aan de omgevingsdienst NZKG is opgenomen dat van nagenoeg alle grootverbruikers uiterlijk 1 januari 2021 is vastgesteld of zij voldoen aan de Wet milieubeheer - maatregelen zijn genomen- of dat hierover afspraken zijn gemaakt. Bij middelgrote gebruikers van energie wordt het onderwerp energiebesparing meegenomen bij reguliere VTHwerkzaamheden (Vergunningverlening/Toezicht/Handhaving). De uitvoering wordt via de wortel- en stokmethode gedaan. Bedrijven worden in de gelegenheid gesteld om zelf de verantwoordelijkheid te nemen en aan de slag te gaan, voordat er stappen worden gemaakt in de sfeer van handhaving of aanpassing van vergunningen. De omgevingsdienst gaat eerst het gesprek aan met de bedrijven over de mogelijkheden en kansen die het biedt. Als er door het bedrijf uiteindelijk onvoldoende inspanning wordt geleverd, kan aanschrijving op basis van de vergunning volgen of wordt de vergunning aangepast voor het onderdeel energiebesparing. De uitvoering van het plan van aanpak is gestart in 2015. Tot de komst van het energie-akkoord heeft de provincie de afgelopen jaren geen prioriteit gegeven aan toezicht en handhaving qua energiebesparing en werd dit niet of beperkt meegenomen in de werkzaamheden. Er is nu sprake van een inhaalslag. Ook voor veel bedrijven betekent dit dat zij in de afgelopen periode hierover voor het eerst serieus het gesprek zijn aangegaan met de omgevingsdienst. Conform ons vigerende Provinciaal Milieubeleidsplan willen wij bestaande wet- en regelgeving zo goed mogelijk borgen. De verplichting dat bedrijven moeten voldoen aan de Wet Milieubeheer en de bijbehorende vereisten is dan ook ons uitgangspunt. Wij stellen echter geen aanvullende eisen of maatregelen bovenop wat landelijk en/of Europees is vastgesteld. Als het gaat om de uitvoering van de wet, wordt in de toelichting hiervan aangegeven dat het bevoegd gezag een gefaseerde uitvoering kan vastleggen. In overleg met de ondernemer wordt deze fasering vastgelegd door de tijdstippen van uitvoering te benoemen. Zo kan het bevoegd gezag rekening houden met: Bedrijfseconomische omstandigheden: het kan daarbij gaan om de financiële situatie van een inrichting waardoor aantoonbaar fasering van de maatregelen nodig is. Bijvoorbeeld de situatie dat een bedrijf geen krediet krijgt van zijn financier. Investerings- en vervangingsmomenten: het gaat er om aan te sluiten bij bekende natuurlijke momenten in de bedrijfsvoering zoals regelmatig onderhoud en renovaties. Ook al is een maatregel rendabel (terugverdientijd niet langer dan vijf jaar), de uitvoering van de maatregel is vaak goedkoper door aan te sluiten bij natuurlijke momenten. Het bevoegd gezag mag hier rekening mee houden. Deze uitgangspunten zijn ook vastgelegd in de beleidsagenda energietransitie. 10

Activiteiten Activiteit 2.1 Meer toezicht op implementatie maatregelen bij grootverbruikers Op basis van de aanbeveling van de nulmeting en bovenstaande overwegingen zetten wij in op voortzetting van de uitvoering van het plan van aanpak, waarbij voor 2021 met alle grootverbruikers afspraken hebben gemaakt over energiebesparing. In de huidige aanpak en afspraken tussen de provincie en Omgevingsdienst is echter nog niet voorzien in het nauwgezet volgen en het toezien op het nemen van de afgesproken maatregelen. Wij gaan onze opdracht aan de omgevingsdienst hierop uitbreiden vanaf 2018. In totaal zijn voor de bedrijven die onder ons bevoegd gezag vallen 71 bedrijven EED-plichtig. Daarvan hebben 53 bedrijven reeds een EED-audit ingediend. De overige 18 verwacht de OD NZKG voor eind 2017 te ontvangen en beoordeeld te hebben. Voor het beoordelen van de audits is in 2016 27.000 beschikbaar gesteld door het Rijk middels het provinciefonds. De beoordeling van de audits en het maken van afspraken met bedrijven n.a.v. de audit wordt de komende periode doorgezet. Activiteit 2.2. Bedrijven stimuleren om deel te nemen aan een keurmerk of convenant Het heeft de voorkeur dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor de realisatie van het energiebesparingspotentieel op minimaal wettelijk niveau en niet te wachten tot de Omgevingsdienst langskomt. Dit voorkomt ook lastendruk voor zowel bedrijfsleven als bevoegd gezag. De Omgevingsdienst zal een bedrijf altijd eerst stimuleren om aan de slag te gaan met keurmerken zoals de CO2-prestatieladder, ISO 50001 in combinatie met 14051 als instrument voor zelfregulering en/of het MJA3 convenant. Uit de strategische sessie energiebesparing van 12 april 2017 kwam naar voren dat bedrijven behoefte hebben aan kennis over zelfregulering en de mogelijkheden die er zijn. Ook willen zij de kennis die zij opdoen delen met andere bedrijven en van elkaar leren. Wij geven opdracht tot het organiseren van een seminar(s) voor bedrijven onder ons gezag over zelfregulering en de kansen die het biedt om aan de slag te gaan met keurmerken. Daarnaast wordt ook in de uitvoering van de VTH-taken het gesprek aangegaan met de bedrijven over keurmerken en de voordelen die dit biedt voor de bedrijven. Activiteit 2.3 Kennisdelen en faciliteren op het gebied van financieringsmogelijkheden Om bedrijven verder te faciliteren op het gebied van energiebesparing, blijkt dat bedrijven behoefte hebben aan meer inzicht en kennis over toegang tot financieringsmogelijkheden, zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau. Wij starten een pilot, in samenwerking met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, waarbij bedrijven die een energieplan indienen een advies krijgen op hun plannen over financieringsmogelijkheden zoals subsidies en fondsen. Om te bezien of deze aanpak een meerwaarde heeft voor bedrijven en ze daarmee sneller tot maatregelen komen, zelfs boven de wettelijke norm, starten we in 2018 met een pilot van een jaar die vervolgens wordt geëvalueerd. Daarnaast willen wij in samenwerking met RVO en gemeenten een markt of roadshow organiseren waarbij verschillende fondsen (dus inclusief de provinciale fondsen zoals het 11

MKB innovatiefonds en PDENH) zich kunnen presenteren aan bedrijven. Hierbij zal ook nadrukkelijk samenwerking worden gezocht met de verschillende branche-organisaties en de bedrijvenverenigingen in Noord-Holland. 12

Actielijn 3 Inzet vervolg van energieconvenanten De huidige cyclus van de energieconvenanten MEE en MJA3 loopt tot en met 2020. Voordeel van de energieconvenanten is dat bedrijven zelf actief aan de slag gaan met energiebesparing (zelfregulering). Onduidelijk is wat er na 2020 gebeurt met de energieconvenanten. ECN geeft aan dat de provincie bij het Rijk zou kunnen lobbyen voor effectief energiebesparingsbeleid voor de industrie na 2020. Toelichting Op dit moment loopt de kabinetsformatie. Duidelijk is geworden dat het bedrijfsleven zit te wachten op eenduidigheid en continuïteit van beleid ten aanzien van energietransitie. VNO-NCW bijvoorbeeld heeft aangegeven dat de uitvoering van het Klimaatakkoord van Parijs een nieuw op te stellen CO 2 -transitieplan voor Nederland nodig is met - CO 2- reductie als het enige target. Eén van de transitiepaden die hierbij hoort is de industrie. Wetgeving- nodig om de lange termijn continuïteit van ontwikkelde transitiepaden te borgen- moet niet dwingend, maar faciliterend zijn voor bottom-up initiatieven, aldus VNO-NCW. Activiteiten Activiteit 3.1 lobby effectief energiebesparingsbeleid na 2020 In het kader van de kabinetsformatie heeft het IPO ondermeer het Rijk opgeroepen tot het starten van een nationaal programma Energietransitie. Tevens heeft het IPO aangegeven dat het Rijk in moet inzetten op het afbouwen van energiegrootverbruikerskorting en het aanscherpen van het CO 2 emissiesysteem waardoor CO 2 uitstoot duurder wordt. De verwachting is dat in het nieuwe landelijke coalitie-akkoord energietransitie een belangrijk hoofdstuk zal zijn, waarbij ook ingezet moet worden op het transitiepad industrie Ook is het IPO bezig om te bezien hoe samen met VNG en Rijk en in overleg met de branches een vervolg gegeven kan worden aan de aanpak van de convenanten MJA3 en MEE. Deze aanpak moet leiden tot bovenwettelijke energiebesparing. In samenspraak met het IPO wordt de komende periode dit lobbyfiche verder uitgewerkt. 13

Actielijn 4 Restwarmtebenutting ECN beveelt aan om als provincie in te zetten op het nuttig gebruik van restwarmte en de aanleg van warmte- en stoomnetten te stimuleren. Toelichting In de beleidsagenda energietransitie is één van de speerpunten Warmte en Koude. Het duurzamer inzetten van warmte begint bij het besparen van warmte, door bijvoorbeeld beter te isoleren en/of efficiëntere installatieonderdelen te gebruiken. Hergebruik van warmte die vrijkomt uit industriële processen telt mee voor de reductie van het finale gebruik bij energie-intensieve industrie. Voor de besparing maakt het niet uit of de warmte intern wordt hergebruikt of wordt geleverd aan derden. Wel moet er sprake zijn van een nuttige toepassing van de warmte. Daarnaast bleek uit de strategische sessie dat er bij de aanwezige bedrijven veel belangstelling bestond voor dit thema en het inzetten van restwarmte zagen als een kans om te verduurzamen. Activiteiten Het stimuleren van het aanleggen van warmte- stoomnetten door de provincie wordt geen aparte lijn vanuit het speerpunt energiebesparing in de industrie, maar loopt primair via het speerpunt Warmte- en Koude. Activiteit 4.1 Participatie MRA Warmte Koude In de provincie loopt al een aantal projecten en initiatieven om warmtenetten aan te leggen en uit te breiden: - In de Metropoolregio Amsterdam werken 32 publiek private partijen samen om een regionaal robuust warmte- en koudenet te realiseren: MRA Warmte Koude. Doelstelling is om in 2040 500.000 woningbouwequivalenten aan te sluiten op een warmtenet. De partijen hebben, met de kennis van nu, een Grand Design gemaakt dat inzicht geeft in de manier waarop een regionaal net er uit kan zien. Verduurzaming van warmtebronnen is een belangrijk aandachtspunt. Binnen dit programma wordt ook nagedacht over het op korte termijn invoeden van meer restwarmte uit de industrie ten behoeve van de gebouwde omgeving en over lokale warmte, koude en stoomnetten tussen industriële partijen. Twee aandachtspunten: o vanuit dit programma is het niet bekend waar industriële restwarmtebronnen zich bevinden. Men is afhankelijk van de gegevens van de bedrijven zelf of de Omgevingsdiensten; o vanuit dit programma is capaciteit (uren) om nieuwe projecten aan te jagen, definiëren en verder te ontwikkelen (nog) niet voorzien. - Warmtenet IJmond: TATA Steel heeft inzichtelijk gemaakt welke restwarmtebronnen op korte en op lange termijn beschikbaar zijn om in te voeden in een warmtenet. Er wordt nu met lokale partners gewerkt aan de realisatie van een eerste warmtenet, gevoed met restwarmte van het noordelijk deel van het terrein. - Warmtenet Zaanstad: in gemeente Zaanstad wordt met de AEB verder gewerkt aan een uitbreiding van het bestaande warmtenet. Op korte termijn worden 4.000 woningen extra aangesloten en op lange termijn 7.000 woningen. - Nuon Diemen: een bestaand warmtenet in Amsterdam en Almere is in handen van Nuon en wordt gevoed met restwarmte van de Diemencentrale. Nuon heeft recent in de stuurgroep MRA Warmte Koude haar verduurzamingsstrategie gedeeld en wil op lange termijn het warmtenet voeden met geothermie. 14

- HVC, voorziet met zijn warmtenet de bedrijven in de Boekelermeer, maar breidt het net steeds verder uit richting de (binnen) stad Alkmaar. Activiteit 4.2 Opstellen warmteagenda In 2017 wordt voor de gehele provincie een warmteagenda opgesteld dat inzicht geeft in het warmtepotentieel. Wij onderzoeken daarbij ook welke kennis beschikbaar is en wat daarop in aanvulling nodig is. In de warmteagenda worden ook uitspraken gedaan over restwarmtebenutting bij de industrie. Activiteit 4.3 Lidmaatschap Stichting Warmtenetwerk In 2017 wordt de provincie Noord-Holland lid van deze landelijk werkende stichting, waar bijvoorbeeld ook HVC, Stadsverwarming Purmerend, het AEB en de gemeente Amsterdam reeds bij zijn aangesloten. Doel van deze stichting is kennisontwikkeling over warmte- en koudenetten. Activiteit 4.4 Routeplanner Energietransitie 2020-2050 Naast de acties voor de komende periode op het gebied van warmte, wordt via de op te stellen routeplanner Energietransitie 2020-2050 inzicht gegeven langs welke wegen Noord-Holland in de periode 2020-2050 energieneutraal kan worden en welke bijdrage de provincie hieraan kan leveren. De op te leveren routeplanner schetst de verwachte energievraag in 2050 voor de diverse vraagsectoren, waaronder de industrie. De routeplanner schetst vervolgens per vraagsector één of meerdere waarschijnlijke transitiepaden die kunnen leiden tot de geschetste sectorale toekomstbeelden. De mogelijke transitiepaden laten zien op welke momenten welke keuzes gemaakt kunnen worden en wat de voor- en nadelen hiervan zijn. Per transitiepad wordt een actorenanalyse gemaakt en specifiek ook het handelingsperspectief van de provincie beschreven. 15

Actielijn 5 Onderzoek en kennisdeling Vervoersmanagement Toelichting Handhaving van milieuregelgeving biedt ook mogelijkheden het energiegebruik voor mobiliteit te verminderen. Vervoersmanagement is in de nulmeting van ECN niet meegenomen, omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over het energiegebruik van mobiliteit voor de bedrijven voor wie de provincie bevoegd gezag is. Het inzicht in het energiegebruik van woon-werkverkeer van werknemers, van transport voor bezoekers en energiegebruik van goederenvervoer ontbreekt. Vervoersmanagement kan wel een bijdrage leveren aan energiebesparing, een bedrijf kan personeel en bezoekers stimuleren het openbaar vervoer of de fiets te gebruiken. Ook energiebesparing in goederenvervoer kan worden gestimuleerd, mits een bedrijf het goederenvervoer niet heeft uitbesteed aan een externe vervoerder, dan telt het namelijk niet mee bij de gerealiseerde besparing door het bedrijf zelf. Uit de strategische sessie van is ondermeer aan de provincie aanbevolen om op het gebied van vervoersmanagement bij bedrijven: - Best practices te tonen (zoals IJmond Bereikbaar, ervaringen en kennis van de OD IJmond verder benutten); - Kennisateliers/bijeenkomsten te organiseren en communiceren over voordelen van duurzame mobiliteit en vervoersmanagement; - In gesprekken te stimuleren dat maatregelen m.b.t. verduurzaming mobiliteit worden opgenomen Activiteiten Activiteit 5.1 Meer inzicht in verduurzaming mobiliteit bij bedrijven In de nulmeting van ECN is vervoersmanagement niet meegenomen omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over het energieverbruik van mobiliteit bij bedrijven. De opzet van het onderzoek, waarbij vooral gebruik is gemaakt van openbare bronnen zoals de CBS gegevens en beschikbare gegevens bij de omgevingsdiensten, maakten het ook lastig om gegevens over mobiliteit beschikbaar te krijgen. In de Energie-audits die bedrijven moeten indienen, is vervoersmanagement een onderdeel. Omdat dit onderwerp vanuit de nulmeting nog een blinde vlek is, willen wij hier een verdiepingsslag op maken. Wij voeren een onderzoek uit naar vervoersmanagement bij bedrijven die onder ons gezag vallen. Doel van dit onderzoek is om te kijken wat de omvang is van het besparingspotentieel en welke kansen en knelpunten bedrijven zien om dit actief op te pakken. Activiteit 5.2 Kennisateliers Tevens verkennen wij de mogelijkheden voor een concreet aanbod van kennisateliers voor bedrijven over vervoersmanagement en de besparing die dat kan opleveren voor hun organisatie. Deze ateliers moeten aansluiten en passen bij reeds lopende initiatieven in de regio, zoals het werkgeversinitiatief Breikers en de activiteiten die worden ondernomen in het kader van Beter Benutten. Daarnaast zullen de uitkomsten van het onderzoek ook aanleiding kunnen geven tot aanvullende maatregelen en acties die op dit moment nog niet kunnen worden geconcretiseerd Vanuit het programma Transitie Energie en Grondstoffen (TEG) wordt ingezet op duurzame mobiliteit. De uitvoering van deze activiteiten sluit aan bij de activiteiten van deze beleidslijn en 16

worden in samenhang hiermee en met regionale en landelijke initiatieven opgepakt. Voorkomen moet worden dat bedrijven vanuit verschillende kanten worden benaderd over vervoersmanagement en dat samenhang in aanpak ontbreekt. 6 Circulaire economie Vanuit de gedachte dat het hergebruiken van grondstoffen ook kan leiden tot energiebesparing, is in aanvulling op de nulmeting een thematafel georganiseerd tijdens de strategische bijeenkomst. In de nulmeting wordt niet specifiek ingegaan op dit onderwerp. Onze indruk is dat bedrijven die bezig zijn met energiebesparing, gelijktijdig ook nadenken over de kansen die circulaire economie en hergebruik van grondstoffen biedt. Uit de sessie bleek dat hergebruik van grondstoffen zeker kan leiden tot besparing van energie, maar dat wel goed gekeken moet worden naar onder meer transport van gescheiden afvalstromen. Het apart ophalen van bijvoorbeeld GFT, plastic en glas leidt enerzijds tot hergebruik, maar anderzijds tot meer vervoersstromen als dit niet slim wordt georganiseerd. Bedrijven gaven aan behoefte te hebben aan bijvoorbeeld een marktplaats of makelaar in vraag en aanbod van reststoffen. De rol van kennismakelaar past de provincie goed en is conform het huidige coalitie-akkoord, waarin is gesteld dat de rol van de provincie is die van verbinder van initiatieven en kennismakelaar richting bedrijfsleven en gemeenten. De beleidsopgaven met betrekking tot circulaire economie en het waar mogelijk faciliteren van bedrijven hierin worden verder uitgewerkt via het beleid op circulaire economie. De nadere uitwerking en concrete uitvoeringsplannen zijn beschreven in het ontwikkelingsperspectief circulaire economie dat 10 juli 2017 is vastgesteld door PS. 7 Roadshow projectbureau Noordzeekanaalgebied Ook in breder verband wordt aandacht besteed aan energiebesparing in de industrie en bij bedrijven. De provincie Noord-Holland voert de regie van het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied dat toeziet op het uitvoeren van de Visie Noordzeekanaalgebied. Het Bestuursplatform heeft in 2016 opdracht gegeven verder in te zetten op duurzaamheid. In dit kader wordt specifiek voor de bedrijven langs het Noordzeekanaalgebied vanaf medio 2017 een Roadshow gehouden over energiebesparing. In samenspraak met de diverse bedrijvenverenigingen in het gebied houden het projectbureau Noordzeekanaalgebied en de omgevingsdienst NZKG per bedrijvenvereniging een presentatie over de kansen die energiebesparing biedt. Daarnaast wordt tijdens de bijeenkomst ook ingezoomd op bijvoorbeeld verplichtingen en financieringsmogelijkheden. Deze roadshow bereikt kleine en grote bedrijven, dus ook de bedrijven die onder het provinciaal bevoegd gezag vallen. Deze activiteiten sluiten aan bij de provinciale activiteiten en worden in afstemming met elkaar uitgevoerd. Ook verwachten wij dat deze roadshow extra input levert voor de door ons op te zetten activiteiten. 8 Monitoring Het laten uitvoeren van een nulmeting impliceert dat er na verloop van tijd een vervolg op die nulmeting komt om inzichtelijk te maken welke voortgang er is geboekt in een periode. Voor energiebesparing in de industrie, net als voor de andere onderwerpen binnen de agenda Energietransitie wordt vanaf eind 2017 onder meer de CO 2 -uitstoot in Noord-Holland gemonitord en krijgt dit zijn vertaalslag in de Staat van de Energietransitie. Hiermee kunnen PS beoordelen of ze vindt dat er wel of geen extra inspanningen gepleegd moeten gaan worden. Er wordt voor gekozen om geen separate vervolgmeting uit te voeren, maar deze integraal op te pakken via de 17

Staat van de Transitie. Momenteel worden de parameters uitgewerkt voor de monitor en de Staat van de Energietransitie. Voor Energiebesparing in de industrie is het uitgangspunt om zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de data en indeling van de nulmeting. In samenspraak met de omgevingsdiensten zal gekeken worden op welke wijze de gegevens van de beschikbare energie-audits en afspraken vanuit de Wet Milieubeheer kunnen worden ingebracht in de monitor en Staat van de Transitie. 18

9 Samengevat en financieel In bijgevoegd schema een samenvattend overzicht van de te ondernemen activiteiten en bijbehorende bekostiging voor de periode 2017-2020. Met de vaststelling van de kaderbrief 2017 is tot en met 2020 jaarlijks 170.000 euro voor dit onderwerp door Provinciale Staten beschikbaar gesteld. In de jaarlijkse uitvoeringsagenda van de beleidsagenda Energietransitie worden waar nodig de activiteiten nog verder ingevuld of aangepast. Het zal dan met name gaan om de specifieke activiteiten in het kader van de makelaarsrol. 2017 2018 2019 2020 Activiteit Activiteit 1 Monitoren voortgang afspraken ETS bedrijven en voorbereiding aanpassing Wet Milieubeheer Activiteit 2.1 Uitvoering Plan van Aanpak energiebesparing door OD NZKG Activiteit 2.2. Bedrijven stimuleren om deel te nemen aan een keurmerk of convenant Activiteit 2.3 Kennisdelen en faciliteren op het gebied van financieringsmogelijkheden Activiteit 3 Inzet vervolg van energieconvenanten Actielijn 4 Restwarmtebenutting Activiteit 5 Onderzoek en kennisdeling Vervoersmanagement (Oplevering nulmeting Energiebesparing) Monitoring Ambtelijke inzet en via IPO Idem Idem idem 100.000 115.000 145.000 145.000 10.000 10.000 10.000 15.000 10.000 Ambtelijk via Idem idem IPO Separaat via Idem idem beleidsagenda energietransitie 20.000 15.000 40.000 Beleidsagenda Idem Idem Idem Energietransitie PM 0 15.000 5.000 25.000 Totaal 170.000 170.000 170.000 170.000 Bijlage 1 lijst ETS bedrijven die onder bevoegd gezag PNH vallen Bijlage 2 lijst MJA 3 bedrijven Bijlage 3 Brief IPO 19

Bijlage 1 Bedrijven die deelnemen aan ETS handel Bedrijf Albemare Catalysts Company Crown van Gelder Forbo Flooring Tata Steel Tate&Lyle Abott Healthcare Products Cargill BV MultiSeed Amsterdam Cargill BV Sojafabrieken Amsterdam Sonneborn Refined products Vopak Terminal Amsterdam Westpoort Grasdrogerij Hartog 20

Bijlage 2 Bedrijven die deelnemen aan MJA3 convenant Bedrijf Alpha Netherlands B.V. AWZI Haarlem-Waarderpolder Cabot Norit Nederland B.V. Chemtura Manufacturing Netherlands B.V. CONO Kaasmakers FrieslandCampina Cheese & Butter B.V. Givaudan Nederland B.V. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, RWZI Alkmaar Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, RWZI Beverwijk (inclusief slibdroger) Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM Engineering & Maintenance SPL/TA) Linde Gas Benelux B.V. Oiltanking Amsterdam B.V. Rioolwaterzuivering Den Helder Rioolwaterzuivering Geestmerambacht Rioolwaterzuivering Wervershoof RWZI Amstelveen RWZI Amsterdam West (NAW) 21

Bijlage 3 Brief IPO aan Minister Kamp inzake afspraken energie-intensieve bedrijven uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum -- -- VTH 08036/2017 13 april 2017 onderwerp Afspraken energie-intensieve industrie Geachte heer Kamp, Recent heeft de energie-intensieve industrie een akkoord gesloten dat moet leiden tot de vereiste energiebesparing van 9 Peta Joule (PJ) in 2020, zoals afgesproken in het SER Energieakkoord. Het gesloten akkoord betreft afspraken met individuele bedrijven over de borging van de beoogde resultaten van het MEE-convenant. Met het sluiten van het akkoord is een voortijdig einde gekomen aan de samenwerking tussen de Rijksoverheid en het IPO over de implementatie en uitvoering van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Deze had tot doel om met additionele regels tot een besparing van genoemde 9 PJ te komen. U geeft aan dat het akkoord en de aanpak voldoen aan de door u gestelde voorwaarde dat de afspraken minimaal gelijkwaardig moet zijn aan de werking van de AMvB die in voorbereiding was. De provincies zijn verheugd met het akkoord. De sector neemt alsnog het initiatief, in lijn met de aanpak die met de partijen uit het Energieakkoord is beoogd. Wat betreft de toekomstige uitvoering van de energie efficiëntie en -besparing bij de ETS-ondernemingen wil het IPO graag twee aanvullende afspraken met u maken: 1. Vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de energietransitie hebben provincies samen met gemeenten en waterschappen in de Investeringsagenda naar een Duurzaam Nederland aangekondigd samen met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven regionale energie strategieën op te stellen. Hiervoor is informatie over de voortgang, monitoring en gegevensuitwisseling over de uitvoering van het akkoord essentieel. Om die reden willen provincies hierbij betrokken worden zodat zij, indien nodig of gewenst, bij kunnen dragen aan de borging van de nieuwe afspraken. 2. De afgelopen maanden is er intensief overleg geweest met het IPO over de invulling van de aangehaalde AMvB. Op het moment dat de AMvB in werking zou treden, kregen de provincies een toezichthoudende en handhavende rol op de kwaliteit en uitvoering van de voorgenomen energiebesparingsplannen van de energie-intensieve bedrijven. U geeft in uw brief aan de Tweede Kamer aan dat de AMvB alsnog in procedure kan worden gebracht als de uitvoering en voortgang van het voorstel van de energie-intensieve industrie achterblijft. Het IPO hoopt, als de AMvB in werking treedt, vroegtijdig met u afspraken te kunnen maken, zodat de provincies zich tijdig kunnen voorbereiden op de implementatie. Ik hoop spoedig van u te mogen horen. Met vriendelijke groet, INTERPROVINCIAAL OVERLEG mr. H.M. Meijdam algemeen directeur 22