Memo Onderwerp: Zienswijze op ontwerp-omgevingsvergunning zonnepark Kloosterlaan Opsteller: W. van Oosten Datum: 24-04-2017 zaaknummer: Z2017-00001385-004 bevoegd gezag: Provincie Groningen zaaknummer BG Zienswijzen de heer A.P.H. Stuyling de Lange 1. Bij de besluiten is niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Dit blijkt uit: a. De door GS gehanteerde doorlooptijd van 6 dagen biedt onvoldoende ruimte om te komen tot een grondige beoordeling van het verzoek en een deugdelijke motivering. De heer Stuyling de Lange noemt bij dit punt enkel feiten die betrekking hebben op de procedure ten behoeve van het aanwijsbesluit. Er worden geen feiten aangedragen die betrekking hebben op de procedure ten behoeve van de omgevingsvergunning. Overigens is ons niet duidelijk hoe het enkele feit dat een procedure een korte doorlooptijd heeft tot de conclusie zou moeten leiden dat sprake is van een ondeugdelijke motivering en een niet grondige beoordeling. De feitelijke doorlooptijd is langer geweest gelet op het gevoerde overleg. b. De VVGB is afgegeven op basis van onvolledige gegevens omdat deze gegevens pas zijn ingediend nadat de gemeenteraad de VVGB heeft afgegeven. Na het raadsbesluit om een VVGB af te geven zijn gewijzigde en aanvullende stukken ingediend. Dit is toegestaan en bovendien is deze werkwijze niet ongebruikelijk. De in januari 2017 ingediende stukken, zijn niet benodigd voor de afweging om een VVGB af te geven. De stukken die in januari ingediend zijn, betreffen hoofdzakelijk stukken die niet relevant zijn voor de VVGB maar nodig zijn voor de overige onderdelen van de omgevingsvergunning. Het betrof technische tekeningen zoals plattegronden, doorsneden en detailtekeningen voor de te bouwen complexere bouwwerken, stukken met betrekking tot het milieudeel van de vergunning en een aantal andere stukken die niet direct relevant zijn voor de VVGB zoals kadastrale gegevens en een overeenkomst tussen de eigenaar van de grond en initiatiefnemer voor het gebruik van de gronden voor het zonnepark. Daarnaast is in januari een gewijzigde Ruimtelijke Onderbouwing ingediend. De wijzigingen hierin zijn echter van ondergeschikte aard en niet relevant voor de ruimtelijke beoordeling die in het kader van de VVGB plaatsvindt. Het betrof hier enkele reparaties van tekstuele aard en een beperkte toevoeging van informatie met betrekking tot afspraken over de nazorg. c. PS zijn niet door GS betrokken. Zowel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de provinciale omgevingsvisie (Omgevingsvisie Provincie Groningen 2016-2020, hierna: Omgevingsvisie) als de provinciale omgevingsverordening (Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016, hierna: POV) schrijven nergens voor dat Provinciale Staten betrokken moeten worden bij onderhavige procedures. De Omgevingsvisie en de POV zijn beide
door Provinciale Staten vastgesteld. In de regelingen is de bevoegdheid voor de uitvoering van de in beide beleidsstukken vastgelegde kaders namelijk uitdrukkelijk aan Gedeputeerde Staten gegeven. 2. De betreffende besluiten zijn in strijd met artikel 2.42.1 van de POV. Een bestemmingsplan mag gelet hierop niet voorzien in het plaatsen van zonneparken. Het is juist dat op grond van artikel 2.42.1 van de POV een bestemmingsplan niet mag voorzien in het plaatsen van een zonnepark. Er is echter bij onderhavig besluit ook geen sprake van het vaststellen van een bestemmingsplan. Door de afgifte van omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing wordt afgeweken van het bestemmingsplan voor maximaal 30 jaar (POV). De onderliggende bestemming wordt niet gewijzigd of aangepast. Dit is ook niet de intentie. Een vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan is een in de wet (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) gegeven mogelijkheid. Van strijd met het hiervoor genoemde artikel is gelet hierop geen sprake. 3. De betreffende besluiten zijn in strijd met artikel 2.42.1 van de POV. a. Een omgevingsvergunning mag door B&W worden afgegeven. Betreffend besluit is door GS afgegeven. Het is juist dat in het genoemde artikel van de POV alleen B&W worden genoemd. Echter, de POV bevat voornamelijk instructies aan gemeente- of waterschapsbesturen of andere overheden om op een voorgeschreven wijze besluiten te nemen of andere handelingen te verrichten. Hiermee wordt vooraf duidelijk gemaakt aan gemeenten en waterschappen wat wel en niet aanvaardbaar is met het oog op provinciale belangen. Dit staat ook beschreven in de inleiding van de POV. Gelet op de doelstelling van de POV kan niet worden gesteld dat GS niet bevoegd zouden zijn om de besluiten te nemen nu zij niet genoemd zijn in het betreffende artikel. b. De locatie aan de Kloosterlaan is niet aangewezen op basis van een gemeentelijke integrale gebiedsvisie, zoals voorgeschreven in artikel 2.42.1, tweede lid, onder e van de POV. Een van de door de POV gegeven mogelijkheden om een omgevingsvergunning af te kunnen geven is wanneer het een locatie betreft die door GS, op basis van een gemeentelijke integrale gebiedsvisie, is aangewezen. De betreffende aanwijzing doorloopt een eigen procedure en is een besluit waartegen separaat bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. De overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het aanwijsbesluit maken geen onderdeel uit van de procedure ten behoeve van de omgevingsvergunning en de motivering hiervan. De POV stelt geen eisen aan de inhoud van de gemeentelijke integrale gebiedsvisie en is gelet hierop vormvrij. Door de gemeente is een integrale gebiedsvisie verstrekt bij het verzoek om de betreffende locatie aan te wijzen. Op 24 januari 2017 heeft GS de locatie aangewezen. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste zoals hierboven genoemd. 4. De betreffende besluiten zijn in strijd met artikel 2.42.1, derde lid van de Provinciale omgevingsverordening. Dit artikel bepaald dat bij het bepalen van de omvang, situering en inrichting van een zonneparken rekening moet worden gehouden met: de historisch gegroeide landschapsstructuur, de afstand tot andere ruimtelijke elementen en een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de voorzieningen door de opwekking van zonne-energie. De betreffende besluiten zijn niet volgens de regels onderbouwd. Artikel 2.42.1, derde lid van de Provinciale omgevingsverordening schrijft voor dat aan het initiatief een inrichtingsplan ten grondslag dient te liggen waarin is rekening gehouden met de genoemde punten. Bij de aanvraag zijn een ruimtelijke onderbouwing en inpassingsplan gevoegd. Van een inrichtingsplan is
gelet hierop sprake. Zoals blijkt uit deze stukken is rekening gehouden met de in het betreffende artikel van de POV genoemde punten. Het genoemde artikel schrijft niet voor dat in de motivering van de omgevingsvergunning op dezelfde genoemde punten dient te worden ingegaan. Er wordt in de zienswijze verder ingegaan op de motivering van het aanwijsbesluit. Deze punten zijn voor de procedure met betrekking tot de omgevingsvergunning niet relevant en worden buiten beschouwing gelaten. Er is geen aanleiding om strijdigheid met artikel 2.42.1, derde lid van de POV aan te nemen. 5. De betreffende besluiten zijn in strijd met bestemmingsplan Buitengebied-zuid van de gemeente Delfzijl. Het klopt dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De strijdigheid met het bestemmingsplan is één van de redenen waarom het project vergunningplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Er wordt onder andere voor het afwijken van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend. 6. De betreffende besluiten zijn niet in overeenstemming met het Bouwbesluit 2012. Het is onduidelijk op basis waarvan de heer Stuyling de Lange concludeert dat de omgevingsvergunning niet in overeenstemming is met het Bouwbesluit 2012. Aangegeven wordt dat volgens het Bouwbesluit 2012 een tijdelijk bouwwerk tijdelijk is wanneer het ten hoogste vijftien jaar op een bepaalde plaats aanwezig is. Van tijdelijke bouwwerken zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012 is echter geen sprake, zoals ook is beschreven in de omgevingsvergunning. De bouwwerken zijn ook niet getoetst aan de regels die op grond van het Bouwbesluit 2012 gelden voor tijdelijke bouwwerken. Er is getoetst aan de eisen die gelden voor permanente bouwwerken. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat het project zal voldoen aan de op grond van het Bouwbesluit 2012 geldende eisen. 7. Het zonnepark is ruimtelijk niet goed ingepast, zoals blijkt uit het volgende: a. Bij de ruimtelijke beoordeling gaat het om een inpassing in het landschap zonder impact. Dat is in casu niet het geval omdat het zonnepark het oneigenlijke beslag van de bestemming Vuilstort met 30 jaar verlengt ten koste van de hoofdbestemming 'Agrarisch Wegdorpenlandschap'. Het vigerende bestemmingsplan staat de functie Vuilstort toe gelet op de bestemming "Bedrijfafvalstoffenterrein" op grond van het bestemmingsplan Buitengebied. Het is onduidelijk op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat dit een oneigenlijk beslag van de bestemming met zich meebrengt, daar de vuilstort gelet hierop bij recht is toegestaan. De vergunningaanvraag betreft een zonnepark. Dit is de functie waarover moet worden beslist en hierover moet, gelet op het toetsingskader vanuit de Wabo, worden beoordeeld of het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en of het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Bij deze beoordeling geldt de functie van vuilstort als de bestaande (planologische) situatie. Een goede ruimtelijke inpassing betekent niet dat sprake moet zijn van een ruimtelijke ontwikkeling zonder impact. Een nieuwe ontwikkeling leidt immers altijd tot een impact op een gebied. Beoordeeld wordt wat de ruimtelijke gevolgen zijn en of het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is het uitgangspunt is dat een ontwikkeling op een goede manier ruimtelijk moet kunnen worden ingepast. Ook wordt beoordeeld of eventuele negatieve ruimtelijke effecten zo veel als mogelijk kunnen worden beperkt. Wij zijn van mening dat gelet op de ruimtelijke onderbouwing behorend bij de aanvraag er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat het project niet in strijd is met een goede
ruimtelijke ordening. Voor de argumentatie hiervoor, verwijzen wij u naar de beantwoording onder punt b. b. Het zonnepark is goed zichtbaar vanaf de Kloosterweg en de Warvenweg (N992) en doet substantieel afbreuk aan het open landschap en de omgeving. Het klopt dat het zonnepark zichtbaar is. Zowel het bouwheerschap als de welstandscommissie Libau zijn echter betrokken bij de beoordeling en inpassing van het project. Deze inpassing is vastgelegd in de 'Landschappelijke inpassing zonnepark Farmsum'. Beide partijen hebben aangegeven dat het zonnepark kan worden ingepast en de welstandscommissie Libau heeft geadviseerd dat het plan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Er is voor ons geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van het bouwheerschap of het oordeel van de welstandscommissie Libau. Enkel de hoogte van het project en de zichtbaarheid die dit met zich meebrengt kan niet tot het oordeel leiden dat substantieel afbreuk wordt gedaan aan het open landschap en de omgeving. Om te waarborgen dat het park daadwerkelijk wordt ingepast zoals aangegeven in het inpassingsplan, is aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat het zonnepark wordt ingericht zoals aangegeven in de Landschappelijke inpassing Zonnepark Kloosterlaan (optie 1, p. 4). c. Het is onvoldoende duidelijk hoe het zonnepark wordt ingepast. De ruimtelijke onderbouwing en het ontwerpbesluit spreken elkaar tegen. Het is niet duidelijk op basis waarvan de heer Stuyling de Lange de conclusie trekt dat de ruimtelijke onderbouwing en het ontwerpbesluit elkaar tegenspreken. In beide documenten wordt aangegeven dat het op basis van welstand wenselijk is om vanaf de noordelijke zijde van het park de draagconstructie uit het zicht te onttrekken. Dit wordt gerealiseerd door het aanzicht van het plan aan de noordzijde op het noorden te richten door dummy-panelen tegen de draagconstructie te plaatsen. Dit is tevens vastgelegd in het 'Landschappelijk inpassingsplan zonnepark Farmsum'. d. De effecten van het zonnepark op de bestaande infrastructuur zijn niet of onvolledig getoetst. - De bereikbaarheid van het terrein en de bluswatervoorzieningen zijn onvoldoende onderzocht. Het plan is getoetst aan het Bouwbesluit 2012. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat het plan voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. In het Bouwbesluit 2012 wordt in artikel 6.37 de bereikbaarheid van bouwwerken voor hulpdiensten behandeld. Dit aspect is door de adviseur brandveiligheid beoordeeld en voldoende bevonden. - De toetsing beperkt zich tot het elektriciteitsnet van Groningen. Uit recente publicaties in de media is echter gebleken dat het elektriciteitsnet reeds is overbelast en onvoldoende capaciteit heeft om zonne-energie te transporteren. In diverse berichten van media is afgelopen zomer melding gemaakt van haperingen in de opnamecapaciteit van het elektriciteitsnetwerk in de provincie Groningen. Deze incidenten hadden geen relatie met de capaciteit van het netwerk, maar met de wijze van aansluiten in deze specifieke gevallen. Netbeheerder Enexis heeft deze problemen snel kunnen oplossen. Het elektriciteitsnetwerk in Nederland, en ook in Groningen, heeft nog voldoende capaciteit om een grote toename van de opwek van duurzame energie aan te kunnen. Indien nodig vindt vroegtijdig overleg plaats tussen initiatiefnemers en Enexis om de aansluiting van een specifiek project op het net te faciliteren.
e. De inrichtingsschets in de ruimtelijke onderbouwing is onvoldoende specifiek. In de ruimtelijke onderbouwing wordt de situatie woordelijk geschetst. Deze beschrijving wordt ondersteund door bij de aanvraag behorende tekeningen waarop de verschillende genoemde onderdelen zijn ingetekend. Het is niet duidelijk waarom dit onvoldoende zou zijn. 8. Het plaatsen van een zonnepark beperkt de mogelijkheid om de geplande nazorg te verlenen en schept het risico dat er bij een calamiteit geen adequate nazorg kan worden verleend. Een zonnepark is op zichzelf geen inrichting met nadelige gevolgen voor het milieu. Dit blijkt uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C. Doordat in dit geval sprake is van een zonnepark op een gesloten stortplaats, is er echter wel sprake voor een vergunningplicht voor de activiteit milieu. Op grond van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage I, onder B zijn inrichtingen in, op, onder of over een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg met betrekking tot een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd als vergunningplichtige inrichtingen aangewezen. Dergelijke inrichtingen zijn als vergunningplichtige inrichting aangewezen om te kunnen waarborgen dat de eeuwigdurende nazorg niet wordt belemmerd. In onderhavig geval is veelvuldig overleg gevoerd met zowel de provincie als verantwoordelijke voor de nazorg als de partij die de nazorg feitelijk uitvoert. Aan de omgevingsvergunning zijn voorschriften verbonden om te waarborgen dat de nazorg niet wordt belemmerd. Deze voorschriften zullen worden toegevoegd aan het reeds opgestelde nazorgplan, op basis waarvan de nazorg wordt uitgevoerd. 9. Het verdient de voorkeur om de vuilstort af te graven en de vervuilde grond af te voeren. De aanvraag is voor een zonnepark. Op deze aanvraag moet beslist worden. Als het aangevraagde vergunbaar is, moet de vergunning worden verleend.