Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

Vergelijkbare documenten
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2017:2254

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2017:1925

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:425. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3024

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1688

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:RVS:2017:1848

ECLI:NL:RVS:2017:2013

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

ECLI:NL:RVS:2015:1768

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:174, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2015:3340

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:RVS:2015:1002

ECLI:NL:RVS:2012:BY3076

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

Uitspraak /1/A2

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Uitspraak /1/A3

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

ECLI:NL:RVS:2014:3854

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

provinciale staten van Noord-Brabant. ECLI:NL:RVS:2018:2216

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:CRVB:2017:2389

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45

ECLI:NL:RVS:2017:1691

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:CRVB:2017:1486

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:25827, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:RBMID:2012:BY0806

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2017:2173

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:RVS:2017:1059

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:CRVB:2012:BV9932

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

ECLI:NL:RVS:2017:2213

ECLI:NL:CRVB:2017:1859

ECLI:NL:CRVB:2016:2114

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2017:531 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-03-2017 Datum publicatie 01-03-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201605381/1/A2 Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging Bestuursrecht Hoger beroep Bij besluit van 12 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2013 voor [appellante] definitief berekend en vastgesteld op 1.106,00 en 992,00 aan teveel uitgekeerde voorschotten van haar teruggevorderd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak 201605381/1/A2. Datum uitspraak: 1 maart 2017 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2016 in zaak nr. 16/1742 in het geding tussen: [appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen. Procesverloop Bij besluit van 12 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2013 voor [appellante] definitief berekend en vastgesteld op 1.106,00 en 992,00 aan teveel uitgekeerde voorschotten van haar teruggevorderd. Bij besluit van 28 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek van [appellante] om bij de berekening van haar zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2013 rekening te houden met een

bijzondere situatie afgewezen. Bij besluit van 13 februari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] tegen de besluiten van 12 juni 2015 en 28 december 2015 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 28 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, is verschenen. Overwegingen Inleiding 1. [appellante] heeft in 2013 zorgtoeslag ontvangen. Bij het berekenen van het voorschot heeft de Belastingdienst/Toeslagen in aanmerking genomen dat het inkomen van [appellante] over dat jaar geschat is op 7.878,00 en dat van haar toeslagpartner, [toeslagpartner], op 8.788,00 (samen 16.666,00). Volgens [appellante] ontvingen zij beiden een bijstandsuitkering. 2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de over 2013 als voorschotten ontvangen toeslagen definitief vastgesteld. Hierbij is in aanmerking genomen dat het inkomen over 2013 voor [appellante] is vastgesteld op 15.008,00 en dat van [toeslagpartner] ook op 15.008,00 (samen 30.016,00). [appellante] kon zich daar niet in vinden en heeft bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij aangevoerd dat bij de vaststelling van haar inkomen ten onrechte rekening is gehouden met een nabetaling in 2013 van een deel van haar bijstandsuitkering voor 2012. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaar opgevat als een verzoek om bij de berekening van de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2013 rekening te houden met een bijzondere situatie en dat verzoek afgewezen, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij het bepalen van de hoogte van de zorgtoeslag. 3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) de Belastingdienst/Toeslagen niet de ruimte laat om bij het bepalen van de draagkracht in het kader van het vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag vermogensbestanddelen buiten beschouwing, aangezien de wet niet voorziet in een algemene hardheidsclausule. Hoger beroep 4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij onevenredig in haar belangen wordt getroffen, doordat de Belastingdienst/Toeslagen bij het berekenen van haar draagkracht in 2013 rekening heeft gehouden met een nabetaling van een deel van haar bijstandsuitkering voor 2012. In dit kader voert [appellante] aan dat de wetgever ten onrechte heeft nagelaten in de regelgeving die van toepassing is op de toekenning van zorgtoeslag te voorzien in een mogelijkheid om bepaalde inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten, zoals die mogelijkheid wel is opgenomen in de regelgeving die van toepassing is op de toekenning van huurtoeslag. De rechtbank had in zoverre aan de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) verbindende kracht moeten ontzeggen, dan wel moeten bepalen dat de Belastingdienst/Toeslagen in dit geval wegens dringende redenen had moeten afzien van terugvordering van de teveel aan haar uitgekeerde voorschotten, aldus [appellante]. 5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 juli 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN0487), is de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 7, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van de Awir en artikel 21, aanhef en onderdeel e, onder 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bij de bepaling van de draagkracht gehouden het verzamelinkomen zoals door de inspecteur van de Belastingdienst in de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld, in aanmerking te nemen. De Awir bevat geen algemene hardheidsclausule. Daarnaast biedt de toepasselijke regelgeving voor de zorgtoeslag - anders dan die voor de huurtoeslag - geen grondslag om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat dit een bewuste keuze is geweest van de wetgever, die voortvloeit uit het verschillende karakter van de huuren zorgtoeslag. Anders dan [appellante] stelt, maakt het ontbreken van een hardheidsclausule de toepasselijke regelgeving op zichzelf niet onredelijk, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet om aan de Wzt in zoverre verbindende kracht te ontzeggen. Bij de bepaling van de draagkracht van [appellante] over 2013 is de Belastingdienst/Toeslagen derhalve terecht afgegaan op haar aanslag inkomstenbelasting over 2013. De stelling van [appellante] dat iemand die uitsluitend een bijstandsuitkering ontvangt voor zorgtoeslag in aanmerking moet komen, biedt geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van het besluit van 13 februari 2016 onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien te oordelen dat de Belastingdienst/Toeslagen de artikelen 7, eerste lid, en 8 van de Awir buiten toepassing had moeten laten, zoals [appellante] stelt. Gelet op artikel 26 van de Awir is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd. Dit laat onverlet dat [appellante] de dienst in het invorderingstraject kan verzoeken om een standaardbetalingsregeling van 24 termijnen dan wel een betalingsregeling op maat. Op deze wijze kan de Belastingdienst/Toeslagen rekening houden met haar financiële omstandigheden. Het betoog faalt. Conclusie 7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier. w.g. Pans w.g. Wieland lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2017 502.

BIJLAGE Wet op de zorgtoeslag Artikel 1 2. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen. Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen Artikel 1 1. Deze wet geldt voor inkomensafhankelijke regelingen. Artikel 2 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder: o. inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; [ ] Artikel 7 1. Ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling wordt het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen. Artikel 8 1. Toetsingsinkomen is: het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven. Artikel 26 Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd. Algemene wet inzake rijksbelastingen Artikel 21

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: [ ] e. inkomensgegeven: 1. indien over een kalenderjaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;