GEDICHTEN EERSTEJAARS Portfolio 2013-2014 ~Toon Hermans VRIEND Je hebt iemand nodig, stil en oprecht, die als het erop aan komt voor je bidt of voor je vecht. Pas als je iemand hebt, die met je lacht en met je grient, dan pas kun je zeggen: k heb een vriend. ~Toon Hermans N BEETJE Sterven doe je niet ineens, maar af en toe n beetje, En alle beetjes die je stierf, t is vreemd, maar die vergeet je, Het is je dikwijls zelfs ontgaan, je zegt ik ben wat moe, Maar op n keer dan ben je aan je laatste beetje toe. ~Bas Rompa Ik zie op het perron twee mensen lekker kussen. Er klinkt een schril gefluit. Dat zit er even tussen. Het is de conducteur Hij kijkt op de seconde. Het resultaat: twee openstaande monden. Was ik een conducteur, ik lette niet op tijden. Zijn mensen uitgekust. dan gaat mijn trein pas rijden. ~Rutger Kopland JONGE SLA Alles kan ik verdragen, het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje aardappelen, kan ik met droge ogen zien rooien, daar ben ik werkelijk hard in. Maar jonge sla in september, net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee. ~K. Schippers DE KOE Een koe is een merkwaardig beest wat er ook in haar geest moge zijn haar laatste woord is altijd boe. ~Hans Andreus VOOR EEN DAG VAN MORGEN Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind, dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier, misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, vertel het aan de stad, hoe lief ik je had. Maar zeg het aan geen mens. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat alleen maar een man alleen maar een vrouw dat een mens een mens zo liefhad. als ik jou. ~Lucebert ik draai een kleine revolutie af ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land ik ben weer water ik draag schuimende koppen op mijn hoofd ik draag schietende schimmen in mijn hoofd op mijn rug rust een zeemeermin op mijn rug rust de wind de wind en de zeemeermin zingen de schuimende koppen ruisen de schietende schimmen vallen ik draai een kleine mooi ritselende revolutie af en ik val en ik ruis en ik zing ~Paul van Ostaijen MELOPEE Onder de maan schuift de lange rivier Over de lange rivier schuift moede de maan Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee Langs het hoogriet langs de laagwei schuift de kano naar zee schuift met de schuivende maan de kano naar zee Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee ~Herman de Coninck O, IK WEET HET NIET o,ik weet het niet, maar besta, wees mooi. zeg: kijk, een vogel en leer me de vogel zien zeg: het leven is een brood om in te bijten en de appels zien rood van plezier, en nog, en nog, zeg iets. leer me huilen, en als ik huil leer me zeggen: het is niets. ~Herman De Coninck 'Slaap maar,' zeg ik tegen een dochter die allang slaapt en daar wakker van wordt.
Het onweert. Misschien wil ik wel dat zij bang is, dan kan ik vader zijn. Maar ik kan niets anders dan samen met haar niets kunnen. Zoals woorden. De dingen gebeuren. Zonder woorden zouden ze ook gebeuren. Maar dan zonder woorden. ~Herman De Coninck POEZIE Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt: mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje, en het helpt niet; zoals je een hand op haar hete voorhoofdje legt, zo dun als sneeuw gaat liggen, en het helpt niet: zo helpt poezie. ~Judith Herzberg Ziekenbezoek Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet zei ik: nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren. Nee, zei hij, nee, toch niet, je moet het maar eens proberen. ~Gerrit Komrij DE DICHTER Toen het letterkundig tijdschrift Hem een briefje toe deed komen, Waarin stond: Mijnheer, uw verzen Waren lang niet slecht, we zullen Er eerstdaags een paar van plaatsen, Zwol zijn borst tot slagschiphoogte. Heel zijn leven werd nu anders. Hij ging doen alsof hij grote Mensen hoogstpersoonlijk kende. Hij zei stad wanneer jij blad zei. Hij zei held wanneer jij speld zei. Hij zei ach wanneer jij dag zei. En daarvan wilde hij leven! ~Bart Moeyaert Met mama op de bedrand wordt de kamer lekker warm.
Ik mag nog even liggen in de holte van haar arm. Ze leest me een verhaaltje over dromen uit een land waar alle mensen wonen in een nachtblauw ledikant. Het einde moet ik zeggen, heb ik nog nooit gehoord. Maar zacht dat weet ik zeker, is vast het laatste woord. ~Bart Moeyaert Ik mag je. Nee. Ik mag je niet. Ik moet je. Dat bedoel ik. Ik heb je lief. Nee. Heb ik niet. Ik word je lief. Dat voel ik. Ik ga met jou. Nee. Ga ik niet. Ik sta je bij. Beloof ik. Ben stapel op je. Hou je vast! Ik. Hou. Van jou. ~Bart Moeyaert Soms denk ik: ik zeg u, zolang ik je al ken, hoewel ik heel gewoon geliefde van je ben en je nooit doet alsof je ouder bent dan ik, daarbij: het geldt ook andersom. Voor jou ben ik geen jij. Laatst zei je: ik zeg u, zolang ik je al ken, hoewel ik heel gewoon geliefde van je ben en het normaal zou zijn als ik je altijd joude. Maar ik vind u erg mooi. U is het kortste woord om van elkaar te houden.
~Willem Willink Slaapliedje. Het schaap heeft slaap. De koe is moe. Het varken doet zijn oogjes toe. Het paard kijkt over t prikkeldraad en denkt: Het is ontzettend laat. De kip zegt zacht nog één keer: Tok. En ach, daar slaapt ze op haar stok. De boer kruipt ook het bed maar in. Lekker dicht bij zijn boerin.