1 Antwoorden deel 1-Module B6 226055 Hoofdstuk 1: Vliegtuig 1 Waarvoor staan de letters in het woord ARBO? De letters in het woord ARBO staan voor ARBeidsOmstandigheden. 2 Voor wie geldt de Arbowet? a. werknemers b. werkgevers 3 Kruis het juiste antwoord aan. Als je de hele dag moet tillen hoe zwaar mag dan de last zijn? 10 kg. 18 kg. 23 kg. 50 kg. 4 Hiernaast zie je een veiligheidsschoen. Kleur de delen van de veiligheidsschoen die bescherming geven. 5 Kruis het juiste antwoord aan. Hoe moet je tillen? Met rechte rug en gebogen knieën. Met gebogen rug en rechte knieën. Met rechte rug en rechte knieën. Met gebogen armen en rechte knieën. 6 Waarom moet je looppaden tijdens de bouw schoonhouden? Anders worden de looppaden glad. 7 Opruimen kost tijd. Wat levert het op? Schrijf twee voordelen op. a. Het bespaart geld. b. Het is beter voor het milieu.
2 8 Hoe kun je voorkomen dat gereedschap gaat roesten? Schrijf twee maatregelen op a. Berg het zaaggereedschap droog op. b. Olie het gereedschap licht in. 9 Waaraan kun je zien of een boormachine gekeurd is? Aan de datum op de veiligheidskeuring. Meestal is er op de machine een sticker geplakt. 10 Kruis het juiste antwoord aan. Wat mag niet in de puinbak? Betonresten Hout Specieresten Trottoirtegels 11 Schrijf twee verschillen op tussen een gewoon potlood en een timmermanspotlood. a. Een timmermanspotlood is ovaal. b. De stift van een timmermanspotlood is groot en rechthoekig. 12 Schrijf twee toepassingen op van een duimstok. a. Korte, kleine maten opmeten. b. Korte, kleine maten afschrijven. 13 Zet een kruisje in de juiste kolom. Een timmerkracht moet verschillende dingen gaan opmeten Welk gereedschap kan hij het best gebruiken? Lengte van de slaapkamer De diameter van een boor De hoogte van een wc-raam De breedte van een huis De dikte van een schroef Duimstok Rolmaat Schuifmaat 14 Waarom kun je het lipje aan het begin van een rolmaat een beetje verschuiven? Dan kun je inwendige en uitwendige maten meten. 15 Schrijf twee onderdelen van de schuifmaat op. a. Een stok met een vaste bek. b. Een verschuifbare bek, met daaraan vast een pen.
3 16 Schrijf twee toepassingen van een dubbel kruishout op. a. Afschrijven van pen- en gatverbindingen. b. Afschrijven van sponningen. 17 Hoe moet je een rolmaat onderhouden? Rol af en toe de rolmaat af en haal het zand er met een doek af. 18 Hoe moet je een handzaag onderhouden? Je moet een handzaag af en toe scherpen en je moet de zaag droog opbergen. 19 Kruis het juiste antwoord aan. Je moet een houten balk gaan afkorten. Welke zaag moet je kiezen? Toffelzaag Handzaag Kapzaag Verstekzaag 20 Waarom zit op de rug van een kapzaag een stalen kap? Deze kap voorkomt het buigen van het zaagblad. 21 Waarom moeten de tanden van een zaag gezet worden? Dit voorkomt dat de zaag gaat klemmen. 22 In voorgaand figuur zie je iemand zagen. De timmerkracht houdt de handzaag verkeerd vast. Schrijf op wat hij verkeerd doet. De timmerkracht legt de wijsvinger niet langs het handvat. 23 Kruis het juiste antwoord aan. Onder welke hoek is de vouw van een steekbeitel geslepen? 15º 30º 45º 60º 24 Op de twee voorgaande figuren zie je twee gutsen. a. Zet een pijl bij de vouw van de gutsen. b.kleur de handvatten geel 25 Streep het foute antwoord door.
4 a. Bij de steekguts is de vouw aan de holle bolle zijde geslepen. b. Bij de vermetguts is de vouw aan de holle bolle zijde geslepen. c. Met de vermetguts maak je gootvormige keepvormige gaten in het hout.. 26 In voorgaand figuur zie je een steekbeitel. Schrijf op de juiste plaats de volgende namen: vouw, heft, blad en snede. 27 Bij het slijpen van een beitel ontstaat een braam. Na het slijpen moet je de beitel wetten. Wat is wetten? Wetten is de braam verwijderen. 28 Kruis het juiste antwoord aan. Welk gereedschap gebruik je als je een mooi groot gat wilt maken? Decoupeerzaagmachine Zevengatenzaag Gatzaag Schrobzaag 29 In de twee voorgaande figuren zie je twee boren. a. Met welke boor maak je steeds even diepe verzinkgaten? Met boor B. b. Waarom maak je met deze boor steeds even diepe gaten? Deze boor heeft een ring voor een diepteinstelling. 30 Kruis het juiste antwoord aan. Welke boor gebruik je voor het boren van gaten voor deuvels? Een boor die iets kleiner is dan de deuvel. Een boor die even groot is als de deuvel. Een boor die iets groter is dan de deuvel. Een boor die twee keer zo lang is als de deuvel. 31 Omcirkel het juiste antwoord. Is stelling goed of fout?
5 Met een speedboor kun je ook in koper boren. goed fout Met een metaalboor kun je ook in hout boren. goed fout Met een steenboor kun je ook in metaal boren. goed fout Met een metaalboor kun je ook in steen boren. goed fout 32 In eerstvolgende figuur zie je een doorsnede van een vandiktebank. Schrijf de namen van de onderdelen van de vandiktebank op. 1. beschermkap. 2. terugslagpallen. 3. aanvoerwals. 4. voorste drukbalk. 5. beitelas. 6. achterste drukbalk. 7. afvoerwals. 8. bladrollen. 9. tafelblad. 33 Waarvoor dienen de bladrollen? De bladrollen verminderen de wrijving op het tafelblad. 34 a. Waarom heeft de aanvoerwals ribbels? De ribbels op de aanvoerwals zorgen voor grip op het hout. b. Waarom heeft de afvoerwals geen ribbels? Zo wordt het geschaafde hout niet beschadigd. 35 Kruis het juiste antwoord aan. Wat is een belangrijk beveiligingsonderdeel op de vandiktebank? Beitelas. Geribde aanvoerwals. Drukbalk. Terugslagpallen.
6 36 Schrijf twee bewerkingen op die je kunt uitvoeren met de vandiktebank. a. Van breedte schaven. b. Van dikte schaven. c. Met een hulpstuk schuine kanten schaven van glaslatten en aftimmerlatten. (twee van de drie antwoorden moeten goed zijn) 37 Gebruik je de vandiktebank meestal voor af na de vlakbank? Voor de vlakbank. Na de vlakbank. 38 Hoeveel kun je in één keer schaven met de vandiktebank? Je kunt maimaal 5 mm in één keer schaven. 39 Schrijf in eigen woorden op hoe je dun hout op dikte kunt schaven met de vandiktebank. Je gebruikt een onderplaat als ondersteuning. Op de onderplaat nagel of lijm je een klosje zodat het hout op de onderplaat blijf liggen. De draadnagel moet je diep in het klosje indrijven zodat deze nooit de beitels raakt. 40 Zet een kruis in de juiste kolom. In de eerste kolom staan vijf bewerkingen. Welke machine moet je gebruiken om de bewerkingen uit te voeren? Bewerkingen Vlakbank Vandiktebank Vlak schaven Van breedte schaven Van dikte schaven Haaks schaven Een afschuining schaven 41 Je moet de schaafmaat op de vandiktebank instellen. Je moet de schaafmaat altijd omhoog draaiend op maat stellen. Waarom moet je dat zo doen? Anders bestaat de kans dat het tafelblad nazakt. 42 Wat is afkorten? Hout in de lengte op de juiste lengte afzagen.
7 43 Schrijf twee bewerkingen op die je op een afkortzaagmachine kunt uitvoeren. a. Hout en plaatmateriaal afkorten onder een hoek. b. Kepen en pennen maken. 44 Hoe wordt een afkortzaagmachine ook wel genoemd? Radiaalzaagmachine. 45 Welke beveiligingsonderdelen zitten er op de afkortzaagmachine? a. Vaste beschermkap. b. Bewegende beveiligingsbeugel of kunststof kap. c. Vingerwijzer. d. Automatische terugloop van de wagen. 46 Wat is een APS-aanslag? Dit is een lengteaanslag die door een motor automatisch op de ingetoetste maat wordt gezet. 47 Wat is de taak van de vingerafwijzer op een afkortzaagmachine? Deze voorkomt dat je met je vingers bij het zaagblad kunt komen. 48 Wat is seriewerk? Seriewerk bij afkorten is als bepaalde lengtes vaker afgekort moeten worden. 49 Op voorgaand figuur zie je een timmerkracht aan het werk op een afkortzaagmachine. Wat doet de timmerkracht verkeerd? Duim niet onder de vingers. 50 Hoe kun je de zaagtafel verlengen? Schrijf twee manieren op. a. Met een eenvoudige, zelfgemaakte houten tafel. b. Met een rollenbaan. 51 De afkortzaagmachine kort maimaal een dikte van 50 mm af. Hoe moet je een balk van 80 mm afkorten? Door het zaagblad hoger te zetten en het hout om te draaien en nog een keer zagen.
8 52 Als je met een afkortzaagmachine werkt, is veiligheid erg belangrijk. Schrijf vier veiligheidsregels op. a. Houd tijdens het zagen je vingers bij elkaar. b. Houd je duim onder je vingers. c. Houd je hand minstens 250 mm van het zaagblad af. d. Kort alleen stukken hout af die langer zijn dan 300 mm. e. Is het hout krom? Leg dan de bolle kant van het hout op de zaagtafel. f. Je mag nooit schulpen met de afkortzaagmachine. g. Gebruik PBM. h. Gebruik de stofafzuiging. (vier van de acht antwoorden moeten goed zijn) 53 Welke twee PBM moet je zeker gebruiken als je met een afkortzaagmachine werkt? a. Gehoorbescherming b. Oogbescherming 54 Op voorgaand figuur zie je een vlakbank. Schrijf de namen van de onderdelen op. 1. Parallelbeveiliging. 2. Afvoerblad. 3. Geleider. 4. Af te lezen maatafstelling voor diepte instelling aanvoerblad. 5. Aanvoerblad. 6. Diepte instelling aanvoerblad. 7. Frame. 55 Welke bewerkingen kun je uitvoeren op een vlakbank? Schrijf twee bewerkingen op. a. Vlak schaven. b. Haaks schaven. c. Schuin schaven. d. Afschuinen. (twee van de vier antwoorden moeten goed zijn)
9 56 Wat is het belangrijkste beveiligingsonderdeel op een vlakbank? Dit is de beveiliging van de beitelas aan de vooren achterzijde van de geleider. Het belangrijkste beveiligingsonderdeel is de parallelbeveiliging. 57 Hoe moet je de handen houden tijdens het vlak schaven van breed hout? Houd beide handen vlak op het hout. Houd je vingers gesloten en alle vingers op het hout. 58 Kruis het juiste antwoord aan. Op de twee voorgaande figuren zie je een timmerkracht werken met een vlakbank. a. Vul aan. In figuur a is de timmerkracht aan het vlak schaven. haaks schaven. b. Vul aan. In figuur b is de timmerkracht aan het vlak schaven. haaks schaven. 59 Wat is machineslag? Dit zijn de kleine golfjes op het oppervlak van het hout. 60 Hoe kun je de machineslag verminderen? Schrijf drie manieren op. a. Het aantal beitels in de beitelas te vergroten. b. De aanvoersnelheid te verlagen. c. Het toerental van de beitelas te verhogen. d. De beitels in de hoogte ten opzichte van elkaar goed afstellen. (drie van de vier antwoorden moeten goed zijn)
10 61 Op voorgaand figuur zie je hoe je een beitel in de beitelas kunt bevestigen. a. Kleur de beitel blauw. b. Kleur de veer geel. c. Kleur de beitelas rood. d. Kleur het wigvormige drukstuk groen. e. Kleur de bouten bruin. 62 In de aluminium inzetstukken bij de bladen van de vlakbank zitten sleuven. Waarvoor dienen de sleuven? De sleuven zorgen ervoor dat het geluid verminderd wordt. 63 Een langatboormachine heeft een of twee hendels. Met deze hendel(s) kun je de langatboormachine in twee richtingen bewegen. Welke twee richtingen zijn dat? a. Een hendel om het tafelblad naar links of rechts te bewegen. b. Een hendel om de boorkop naar voren of achteren te bewegen. 64 Een langgatboormachine heeft twee soorten stuitnokken. Waarvoor dienen deze stuitnokken? De stuitnokken gebruik je om... diepte in te stellen. bij seriewerk om de juiste breedte van het gat in te stellen.
11 65 Om te gaan boren plaats je eerst de juiste boor. Daarna klem je het hout met de paringkant op het tafelblad. Je hebt drie manieren om het hout op het tafelblad vast te klemmen. Welke drie zijn dat? a. Met een snelspanklem. b. Met een schroefklem. c. Met een pneumatische klem. 66 Met de langgatboormachine kun je op twee manieren gaten maken. Je kunt het gat frezen of het gat boren. Zet nummers in de twee eerst volgende figuren in de juiste volgorde van boren. 67 Je gaat boren met een langatboormachine. Welke twee PBM moet je dragen? a. Gehoorbescherming b. Oogbescherming 68 Waarom plaatst de timmerkracht vaak een klos tussen de klem en het werkstuk? Om te voorkomen dat het werkstuk beschadigd wordt en het gat niet vervormt wordt. 69 Als je een diep gat moet boren, moet je de boor af en toe terughalen. Waarom moet dat? Zo voorkom je dat de boor warm wordt en vast loopt. 70 Je moet een gat helemaal door het hout heen boren. Hoe kun je voorkomen dat het hout gaat splinteren? Schrijf twee manieren op. a. Door van twee kanten te boren. b. Door een klos achter het hout te klemmen.