Vaststelling Reikwijdte en Detailniveau Windpark Anna Wilhelminapolder Pagina 1 van 20
Inleiding Dit document vormt de vaststelling van het advies Reikwijdte en Detailniveau voor de m.e.r.- procedure voor windpark Anna Wilhelminapolder. Onderdeel van het advies vormt: - De beantwoording van de ingediende zienswijzen (zie pagina 4 tot en met 19); - De ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau (bijlage 1); - Het advies van de Commissie voor de m.e.r. (bijlage 2). De ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau heeft vanaf 10 juni 2015 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast zijn andere overheden en belangenorganisaties geraadpleegd over de ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Gedurende de termijn van inzage zijn 8 zienswijzen ingediend. Ook is de Commissie voor de m.e.r. om advies gevraagd. In dit document zijn alle zienswijzen van antwoord voorzien. Daarnaast is het advies van de Commissie voor de m.e.r. als bijlage 2 bij dit document bijgevoegd. Ten opzichte van de ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau zoals die ter inzage heeft gelegen zijn er nog de onderstaande aanvullingen. Deze aanvullingen vormen daarmee onderdeel van het vastgestelde reikwijdte en detailniveau. - De aanbevelingen van de Commissie voor de m.e.r. worden overgenomen; - De impact van windturbines op de wal- en scheepsradar wordt meegenomen in het MER; - In de ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau is er nog van uitgegaan dat voor de procedure toepassing zou worden gegeven aan artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening (gemeentelijke coördinatie). Op 9 juli 2015 heeft de gemeenteraad besloten deze procedure niet toe te passen. Procedure Op pagina 20 hebben wij de verdere procedure voor dit plaatsingsgebied beschreven. Daar is ook terug te lezen welke mogelijkheden tot inspraak er nog zijn. Afkortingen In deze nota worden diverse afkortingen gebruikt: NRD MER m.e.r. Notitie Reikwijdte & Detailniveau Milieueffectrapport Procedure milieueffectrapportage Overzicht zienswijzen datum ontvangen 1 Belangenvereniging 3MO Galathesedijk 5 3257 LE Ooltgensplaat 17-07-2015 17-07-2015 Oostflakkee 2 Zienswijze 2 Langstraat 72 3256 AM Achthuizen 18-07-2015 15-07-2015 3 Rijkswaterstaat West-Nederland Postbus 556 3000 AN Rotterdam 15-07-2015 15-07-2015 Zuid 4 Zienswijze 4 (verzonden aan Achmea Rechtsbijstand) Beatrixstraat 3 3256 AA Achthuizen 13-07-2015 15-07-2015 5 Zienswijze 5 Langstraat 44 3256 AM Achthuizen 16-06-2015 23-06-2015 6 Zienswijze 6 Hooidijk 1c 3267 LV Ooltgensplaat 20-07-2015 20-07-2015 7 Zienswijze 7 Langstraat 72A 3256 AM Achthuizen 20-07-2015 20-07-2015 8 Veltman Advocatenkantoor Postbus 2222 3800 CE Amersfoort 16-07-2015 17-07-2015 Pagina 2 van 20
Zienswijze 1 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Interferentie met andere windparken (Piet de Wit, Noord-Brabant) is een belangrijk aspect voor de bewoners van dit deel van de gemeente. Er zal zeker sprake zijn van cumulatieve effecten. Het handhaven van een ruime vide tussen windpark Piet de Wit en windpark Anna Wilhelminapolder is van essentieel belang. In de NRD worden de bestaande windparken meegenomen in de referentiesituatie (= de situatie als windpark Anna Wilhelminapolder niet gerealiseerd wordt). Zoals in figuur 7 van de NRD te zien is behoren windpark Piet de Wit en het windpark in Noord-Brabant tot de referentiesituatie. In de door de gemeenteraad vastgestelde Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie is rekening gehouden met de afstand tussen de windparken. Tussen het plaatsingsgebied Anna Wilhelminapolder en het bestaande park Piet de Wit is een vide opgenomen. 2. Zorgen worden geuit over de ecologische impact. Het gebied tussen Galathesehaven en de haven van Oude-Tonge is een stiltegebied dat grenst aan andere natuur- en recreatiegebieden. Voor stiltegebieden geldt een norm van 30 db(a), voor windturbines 47 db(a). Dit oogt tegenstrijdig. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven. Onder andere de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en Faunawet vormen ten aanzien van het onderdeel natuur het kader. In paragraaf 4.7 is vervolgens beschreven hoe de milieueffecten beoordeeld gaan worden. Bij het bepalen van de gewenste locaties in de Verordening Ruimte hebben Provinciale Staten een afweging gemaakt of de locatie gewenst is. Ten aanzien van Anna Wilhelminapolder is daarbij in de overweging (zie planmer Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie) meegenomen dat het aan een stiltegebied grenst. Provinciale Staten hebben besloten dat het windenergiebelang hier sterker heeft gewogen dan het stiltegebied. Dit heeft mede te maken met het feit dat er weinig bebouwing is en derden op grotere afstand wonen. 3. Afgevraagd wordt of wel voldoende belang wordt toegekend aan de unieke bomenrij op de grens van polderland en water. Het verwijderen van deze bomenrij betekent een aantasting van karakteristieke structuren en patronen. Daarnaast hebben deze bomen een belangrijke functie als habitat van vogels en andere dieren. Er wordt van uit gegaan dat deze bomenrij in stand wordt gehouden. Een van de aspecten in het MER vormt de beoordeling ten aanzien van ecologie. In de NRD is in paragraaf 4.6 en 4.7 ingegaan op respectievelijk landschap en natuur. Aan de genoemde bomenrij wordt dus belang toegekend. 4. Gewezen wordt op de buitendijks gelegen fietspaden. De geplande windturbines doen afbreuk aan de recreatieve beleving van fietsers. Pagina 3 van 20
De recreatieve beleving vormt in principe geen onderdeel van het MER. Het is tenslotte geen milieuaspect. In de ruimtelijke procedure (bestemmingsplan en omgevingsvergunning) zal dit wel meegewogen worden. 5. Gewezen wordt op het veiligheidsaspect. Er zou een minimale afstand van 1.000 meter aangehouden moeten worden ten opzichte van bebouwing/woningen en een minimale afstand van 400 meter tot wegen, kanalen, haventerreinen en industriegebieden. Ter onderbouwing wordt onder meer verwezen naar een handboek van Vestas en een onderzoek van het RIVM. Bij de vaststelling van de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie is rekening gehouden met een afstand van 900 meter tot woonkernen, buurtschappen en recreatieterreinen. Op basis van de wettelijke geluidsnormen wordt uitgegaan van een afstand van 400 meter tot woningen. Buiten de woonkernen zal voor individuele woningen deze afstand aangehouden worden. In figuur 9 op bladzijde 27 van de NRD is weergegeven. 6. De belangen van bewoners (en ook bezoekers/toeristen) dienen voldoende meegewogen te worden (en niet alleen flora en fauna). Zoals onder punt 5 is weergegeven wordt afstand aangehouden tot woningen. Daarnaast zijn er wettelijke normen, bijvoorbeeld ten aanzien van geluid en slagschaduw, die ook de belangen van bewoners beschermen. Daarnaast worden in het later op te stellen bestemmingsplan keuzes gemaakt ten aanzien van de locatie van windturbines. Het MER zal onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan dient een ruimtelijke afweging gemaakt te worden ten aanzien van de locaties van windturbines. Daarbij moet rekening gehouden worden met leefomgeving van omwonenden en dus ook bezoekers. 7. Er wordt bezwaar gemaakt tegen de genoemde alternatieven. Windturbines van 150 meter zijn landschappelijk gezien al veel te hoog. Nog hoger is ook in strijd met de motie van de gemeenteraad. Met hogere windturbines worden de verhoudingen in het landschap onomkeerbaar aangetast. Verzocht wordt om een 3D-visualisatie op te stellen. In de NRD wordt in paragraaf 4.6 ingegaan op landschappelijke effecten. Onderdeel hiervan vormt onder meer de effecten van een windpark op de open ruimte en de zichtbaarheid van een windpark. In het MER worden ook windturbines hoger dan 150 meter onderzocht. Het is belangrijk de uitersten in beeld te brengen. Uiteindelijk wordt de maximale hoogte vastgelegd in het bestemmingsplan. Dit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Door initiatiefnemers worden 3D-visualisaties gemaakt. 8. In de NRD wordt gesproken over optimalisatie van de alternatieven. Het baart 3MO zorgen dat het onderzoek buiten de grenzen van de politieke kaders plaatsvindt. In het MER worden ook de effecten onderzocht van windturbines hoger dan 150 meter. De kans bestaat dat hogere turbines op overige aspecten positiever scoren dan lagere turbines. Daarbij komt dat in de toekomst wellicht mogelijkheden zijn om negatieve effecten als gevolg van verlichting te verminderen of te voorkomen. Daarvoor wordt op dit Pagina 4 van 20
moment onderzoek uitgevoerd bij windpark Prinses Alexia in Zeewolde. De resultaten van dat onderzoek kunnen mogelijk worden gebruikt voor het MER voor het beoogde windpark Anna Wilhelminapolder. Uiteindelijk geldt dat de resultaten van het MER verwerkt moeten worden in een bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd orgaan om over de vaststelling van een bestemmingsplan te beslissen en dus een afweging te maken over onder andere de maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan. 9. Verwezen wordt naar het verzet van andere gemeenten in Nederland tegen windmolens op zee. De genoemde gevolgen voor de toeristische sector in andere gemeenten in Nederland zijn verwachtingen. Het is niet aangetoond dat dit ook daadwerkelijk zo is. Daarnaast maakt iedere gemeente zijn eigen afweging hierin. 10. In de NRD is niet vermeld waar een zienswijze ingediend kan worden. Hierdoor zijn belanghebbenden benadeeld. In de NRD zelf is inderdaad niet vermeld waar een zienswijze ingediend kan worden. In de publicatie van de NRD in Groot Goeree-Overflakkee en op de gemeentelijke website is echter wel aangegeven waar een zienswijze ingediend kan worden. Pagina 5 van 20
Zienswijze 2 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Aandacht wordt gevraagd voor de leesbaarheid van enkele passages, bijvoorbeeld paragraaf 1.5 van de NRD. Gevraagd wordt inzicht te geven in de daar genoemde bijlage. In het MER zal aandacht besteed worden aan de leesbaarheid van de meer technische passages. De genoemde bijlage is een bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. In deze bijlage worden activiteiten opgesomd waar een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordeling voor geldt. 2. Ten aanzien van paragraaf 4.2: afgevraagd wordt welke bijlage hier bedoeld wordt en welk Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit (voluit: Activiteitenbesluit Milieubeheer) bevat algemene milieuregels voor bedrijven en inrichtingen. Dit zijn dus regels waar een bedrijf of inrichting in ieder geval aan moet voldoen. De genoemde bijlage is een bijlage van de Activiteitenregeling milieubeheer. 3. In hoofdstuk 4 wordt vermeld dat de beoordeling van milieueffecten wordt uitgevoerd op basis van kwantitatieve gegevens. Waar dat niet mogelijk is wordt kwalitatief beoordeeld. Afgevraagd wordt wat met kwalitatief beoordelen wordt bedoeld. Met kwantitatief beoordelen wordt bedoeld dat geoordeeld wordt op basis van cijfermatige gegevens, bijvoorbeeld een geluidsnorm. Indien het niet mogelijk of zinvol is, wordt kwalitatief beoordeeld. Ten denken valt aan bijvoorbeeld een beoordeling ten aanzien van het aspect landschap. 4. Verwezen wordt naar de zienswijze van 3MO. De zienswijze van 3MO is in deze nota opgenomen als zienswijze 1. 5. Het is zorgelijk om te zien dat de gemeente de initiatiefnemers de ruimte biedt om de spelregels (o.a. de moties van de gemeenteraad) te negeren en buiten deze kaders te handelen. In het MER worden ook de effecten onderzocht van windturbines hoger dan 150 meter. De kans bestaat dat hogere turbines op overige aspecten positiever scoren dan lagere turbines. Daarbij komt dat in de toekomst wellicht mogelijkheden zijn om negatieve effecten als gevolg van verlichting te verminderen of te voorkomen. Daarvoor wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd bij windpark Prinses Alexia in Zeewolde. De resultaten van dat onderzoek kunnen mogelijk worden gebruikt voor het MER voor het beoogde windpark Anna Wilhelminapolder. Uiteindelijk geldt dat de resultaten van het MER verwerkt moeten worden in een bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd orgaan om over de vaststelling van Pagina 6 van 20
een bestemmingsplan te beslissen en dus een afweging te maken over onder andere de maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan. 6. Het landelijk karakter van de gemeente dient behouden te blijven. Als voorbeeld wordt de aaneengesloten bomenrij langs de dijk genoemd. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven. Onder andere de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en Faunawet vormen ten aanzien van het onderdeel natuur het kader. In paragraaf 4.7 is vervolgens beschreven hoe de milieueffecten beoordeeld gaan worden. Aan de genoemde bomenrij wordt dus belang toegekend. Pagina 7 van 20
Zienswijze 3 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Voor zover het plangebied buitendijks ligt wordt gewezen op het feit dat voldaan moet worden aan de Waterwet met Rijkswaterstaat als bevoegd gezag. Het plaatsingsgebied is volledig binnendijks gelegen. 2. Er is in de notitie geen rekening gehouden met de impact van turbines op de wal- en de scheepsradar. In het MER zal met dit onderdeel rekening gehouden worden. 3. Verzocht wordt Rijkswaterstaat als mogelijke belanghebbende te noemen in de notitie. Op pagina 8 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau wordt Rijkswaterstaat al als belanghebbende genoemd. Pagina 8 van 20
Zienswijze 4 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Gevraagd wordt om een persoonlijke reactie in plaats van een automatisch gegenereerd antwoord. Iedere zienswijze wordt in deze nota beantwoord. Indieners van een zienswijze krijgen hier per brief persoonlijk bericht van. 2. Reclamant geeft aan gevoelig te zijn voor laagfrequent geluid. Dit levert gezondheidsproblemen op. Afgevraagd wordt waarom er bij windturbines op zee andere afstandsnormen (ten opzichte van woningen) gehanteerd worden dan bij windturbines op land. Ten aanzien van de genoemde gezondheidsklachten geldt dat de wettelijke normen als doel hebben om mensen te beschermen tegen onaanvaardbare hinder. Bij het bepalen van deze normen hebben de gezondheidsrisico s van geluid en slagschaduw een belangrijke rol gespeeld. In het MER zal aan deze normen getoetst worden. 3. Het zicht zal drastisch veranderen. De bomenrij zal verdwijnen voor windturbines. De continue beweging van draaiende windturbines in combinatie met verlichting op de windturbines brengt de associatie met wonen in een industriegebied akelig dichtbij. In paragraaf 2.2 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is ingegaan op de te onderzoeken alternatieven. Beschreven is dat de effecten van twee verschillende windturbine klassen onderzocht zal worden: windturbines met een tiphoogte tot 150 meter en turbines met een tiphoogte van circa 185 meter (zie tabel 2.1 in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau). De in de zienswijze genoemde aspecten (zicht, rotatie van windturbines) worden onderzocht in het MER. In hoofdstuk 3 van de NRD is het wettelijk kader voor de diverse aspecten beschreven. In hoofdstuk 4 is vervolgens benoemd hoe deze aspecten in het MER beoordeeld gaan worden. 4. Het is onvoorstelbaar dat een stiltegebied wordt opgeofferd voor windturbines. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven. Onder andere de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en Faunawet vormen ten aanzien van het onderdeel natuur het kader. In paragraaf 4.7 is vervolgens beschreven hoe de milieueffecten beoordeeld gaan worden. De gevolgen voor de natuurwaarden van bijvoorbeeld een stiltegebied worden dus in beeld gebracht in het MER. 5. Reclamant zal vanwege gezondheidsredenen (zie punt 1) zijn woning moeten verkopen. Uit onderzoek blijkt dat de komst van windturbines een waardedaling tot gevolg heeft. Ten aanzien van gezondheidsproblemen: zie de beantwoording van punt 2. Eventuele planschade is pas aan de orde als het bestemmingsplan of ander ruimtelijk besluit dat het windpark mogelijk maakt onherroepelijk is. Op dat moment kan een Pagina 9 van 20
verzoek om tegemoetkoming in schade worden ingediend. Een verzoek wordt toegekend als blijkt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van verzoeker hoort te zijn en als de tegemoetkoming al niet op een andere wijze voldoende is verzekerd. Ook wordt de hoogte van de schade vastgesteld. Het verzoek moet binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van het ruimtelijk plan worden ingediend. Na een eventuele afwijzing van het verzoek is nog bezwaar, beroep en hoger beroep mogelijk. De gemeente zal de eventuele planschadekosten doorberekenen aan de initiatiefnemers van het windmolenpark. 6. Er zijn voldoende andere duurzame alternatieven. Onder andere onderzoek van het Centraal Plan Bureau ondersteunt dit. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft de ambitie om in 2020 energieneutraal te zijn. Om deze ambitie te realiseren wordt naar diverse vormen van duurzame energie gekeken. Zo wordt onder meer de haalbaarheid van een getijdencentrale in de Brouwersdam onderzocht. De rijksoverheid heeft in Europees verband de doelstelling afgesproken dat in 2020 14% van de energieconsumptie uit duurzame bronnen komt. Om dat doel te bereiken zijn forse beleidsinspanningen en investeringen nodig op alle vormen van duurzame energie. Het is geen kwestie van kiezen, maar én én. Dit betekent dat naast windenergie alle andere vormen van duurzame energie ook nodig zijn, het uitwisselen van duurzame bronnen is niet aan de orde. 7. De initiatiefnemers hebben al jaren geleden grondeigenaren benaderd, terwijl bewoners pas laat betrokken zijn bij de plannen. Het staat initiatiefnemers vrij om vooruitlopend op de te voeren procedures positie in te nemen of omwonenden of andere belanghebbenden te benaderen. De gemeente kan daar geen invloed op uitoefenen. Pagina 10 van 20
Zienswijze 5 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. De afstand van 400 meter tot woningen is te kort, zeker in combinatie met de standaardwindrichting. Voor bewoners die in lijn met de standaardwindrichting wonen zal er meer geluidsoverlast zijn. Geluid draagt tenslotte verder met de wind mee. In paragraaf 3.1 en 4.2 is ingegaan op het aspect geluid. Voor de alternatieven die in het MER onderzocht worden zal op basis van de geldende regelgeving de geluidsemissie berekend en in kaart gebracht worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de overheersende windrichting. Op basis van de wettelijke geluidsnormen wordt uitgegaan van een afstand van 400 meter tot woningen. In figuur 9 op bladzijde 27 van de NRD is dit weergegeven. 2. Verzocht wordt de afstand te vergroten, eventueel als ovaal vorm om rekening te houden met de standaardwindrichting. Zoals aangegeven onder punt 1 dient voldaan te worden aan de geldende regelgeving. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de overheersende windrichting. Pagina 11 van 20
Zienswijze 6 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Er wordt bezwaar gemaakt tegen het onderzoeken van hogere windturbines. Dit is in strijd met de door de gemeenteraad aangenomen moties. Bovendien wordt het landschap met hogere windturbines juist nog meer aangetast. In het MER worden ook de effecten onderzocht van windturbines hoger dan 150 meter. Het staat initiatiefnemers vrij dit te onderzoeken. De kans bestaat dat hogere turbines op overige aspecten positiever scoren dan lagere turbines. Daarbij komt dat in de toekomst wellicht mogelijkheden zijn om negatieve effecten als gevolg van verlichting te verminderen of te voorkomen. Daarvoor wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd bij windpark Prinses Alexia in Zeewolde. De resultaten van dat onderzoek kunnen mogelijk worden gebruikt voor het MER voor het beoogde windpark Anna Wilhelminapolder. Uiteindelijk geldt dat de resultaten van het MER verwerkt moeten worden in een bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd orgaan om over de vaststelling van een bestemmingsplan te beslissen en dus een afweging te maken over onder andere de maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan. 2. Eventuele verlichting op de windmolens is niet gewenst. Vanuit Ooltgensplaat is al een ander bestaand windpark te zien. De verlichting van dit windpark wordt als zeer hinderlijk ervaren. Zie hiervoor de beantwoording bij punt 1. 3. De gemeente wordt verzocht zo min mogelijk windmolens toe staan. De rijksoverheid heeft in Europees verband de doelstelling afgesproken dat in 2020 14% van de energieconsumptie uit duurzame bronnen komt. Om dat doel te bereiken zijn forse beleidsinspanningen en investeringen nodig op alle vormen van duurzame energie. De bijdrage van windenergie op land aan de Rijksdoelstelling van 14% duurzame energie in 2020 moet 6.000 MW opgesteld vermogen bedragen. De gezamenlijke provincies hebben in het Interprovinciaal Overleg (IPO) afspraken gemaakt over de verdeling van de 6.000 MW. De opgave voor Zuid-Holland bedraagt in totaal 735,5 MW in 2020. De gemeenteraad van Goeree-Overflakkee heeft op 19 juni 2014 de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie vastgesteld. In deze structuurvisie zijn de plaatsingsgebieden aangewezen waar windenergie gerealiseerd kan worden. 4. Er dient een afstand van tenminste 2.000 meter tot iedere woning aangehouden worden. Een kortere afstand is onder andere met het oog op slagschaduw en veiligheid (bijvoorbeeld afbreken van een wiek) niet gewenst. Voor slagschaduw en gevaren als bijvoorbeeld het afbreken van een wiek gelden normen. In paragraaf 4.3 en 4.5 van de NRD is op deze onderwerpen ingegaan. Wij wijzen er op dat de gewenste afstand van 2000 meter geen wettelijke norm is. In de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie zijn de diverse Pagina 12 van 20
plaatsingsgebied aangewezen. Daarbij is tot woonkernen gekozen voor een afstand van minimaal 900 meter. Pagina 13 van 20
Zienswijze 7 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Verzocht wordt een video-animatie te maken om het effect op het landschap goed te visualiseren. In het MER worden 3D-visualisaties gemaakt waarmee de invloed van windturbines op het landschap in beeld worden gebracht. 2. Het aspect gezondheid dient in het MER opgenomen te worden. Er dient inzicht gegeven te worden in de risico s van windturbines (inclusief ontwikkelingen elders en in omringende landen) ten aanzien van gezondheid en het effect op de ontwikkeling van jonge kinderen. In de NRD zijn in hoofdstuk 3 de wettelijke kaders weergegeven. Deze wettelijke normen hebben als doel hebben om mensen te beschermen tegen onaanvaardbare hinder. Bij het bepalen van deze normen hebben de gezondheidsrisico s van geluid en slagschaduw een belangrijke rol gespeeld. In het MER zal aan deze normen getoetst worden. 3. Voor het aspect geluid dienen geluidsbelasting en contouren volgens Europese norm berekend worden met vermelding van onnauwkeurigheden. Voor de beoordeling van laagfrequent geluid wordt de geluidsbelasting binnenshuis berekend. Na ingebruikname van het park: akoestische metingen en berekeningen laten uitvoeren ter verificatie van het MER en de eigenaar van de turbine verplichten productiegegevens beschikbaar te stellen voor toetsing van geluidsnormen. In paragraaf 3.1 en 4.2 van de NRD is de wettelijke norm en het beoordelingskader weergegeven ten aanzien van geluid. Er dient hierbij getoetst te worden aan de geldende wet- en regelgeving. Ook na realisatie van windturbines dient voldaan te worden aan de geldende wet- en regelgeving. In de omgevingsvergunning die de bouw van de windturbines mogelijk maakt worden voorwaarden opgenomen. Indien blijkt dat deze voorwaarden in de praktijk overschreden worden, dan dient de initiatiefnemer dusdanige maatregelen te nemen dat wel voldaan kan worden. Ook kan om handhaving van de voorwaarden van de omgevingsvergunning verzocht worden. 4. Er dient berekend te worden hoeveel inwoners aan geluid worden blootgesteld. In paragraaf 4.2 van de NRD wordt beschreven wat het beoordelingscriterium ten aanzien van geluid is. Het beoordelingscriterium bestaat uit het aantal woningen van derden dat is gelegen binnen de 47 db Lden en 42 db Lden contour. 5. Gekeken dient te worden naar de afstandsnormen die gehanteerd worden in omliggende landen. Wat zijn de Europese richtlijnen voor afstand tot en geluidhinder van windmolens. Er is geen Europese norm die een afstand van 1.500 meter tot woningen voorschrijft. Ieder land binnen de Europese Unie heeft hier zijn eigen wet- en regelgeving voor. Pagina 14 van 20
Bij de vaststelling van de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie is rekening gehouden met een afstand van 900 meter tot woonkernen, buurtschappen en recreatieterreinen. Op basis van de wettelijke normen wordt rekening gehouden met een afstand van 400 meter tot woningen. In figuur 9 op bladzijde 27 van de NRD is weergegeven. 6. De significante gevolgen op natuurwaarden en externe werking op Natura 2000 dient onderzocht te worden. Het MER is juist het instrument om in beeld te brengen wat de milieugevolgen van in dit geval - een windturbinepark zijn. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven. Onder andere de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en Faunawet vormen ten aanzien van het onderdeel natuur het kader. In paragraaf 4.7 is vervolgens beschreven hoe de milieueffecten beoordeeld gaan worden. 7. Er dient aandacht te zijn voor brandveiligheid, het risico van bladbreuk en de gevragen van ijsafworp. In paragraaf 3.5 van de NRD wordt ingegaan op het aspect externe veiligheid. In het MER zal onderzocht gaan worden wat bijvoorbeeld de faalkans van een windturbine is en welke risico s er zijn als bijvoorbeeld een deel van een windturbineblad afbreekt. 8. Overeenkomstig de motie van gemeenteraad dient de tiphoogte beperkt te worden tot beneden de 150 meter. Door de gemeenteraad is bij de vaststelling van de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie een motie aangenomen ten aanzien van obstakelverlichting. In motie is bepaald dat de maximale hoogte van windturbines moet worden begrensd tot een hoogte waarbij, op grond van de huidige landelijke regelgeving ten aanzien van luchtvaartveiligheid, hindernismarkering en obstakelverlichting moet worden aangebracht. Deze hoogte bedraagt op dit moment 150 meter (in de directe nabijheid van infrastructuur bedraagt de hoogte 100 meter). In het MER worden ook de effecten onderzocht van windturbines hoger dan 150 meter. De kans bestaat dat hogere turbines op overige aspecten positiever scoren dan lagere turbines. Daarbij komt dat in de toekomst wellicht mogelijkheden zijn om negatieve effecten als gevolg van verlichting te verminderen of te voorkomen. Daarvoor wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd bij windpark Prinses Alexia in Zeewolde. De resultaten van dat onderzoek kunnen mogelijk worden gebruikt voor het MER voor het beoogde windpark Anna Wilhelminapolder. Uiteindelijk geldt dat de resultaten van het MER verwerkt moeten worden in een bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd orgaan om over de vaststelling van een bestemmingsplan te beslissen en dus een afweging te maken over onder andere de maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan. Pagina 15 van 20
9. De mogelijke trillingen van windturbines in de ondergrond dient onderzocht te worden in het kader van mogelijke optredende schade aan de nabijgelegen waterkering. De locatie is gelegen nabij een primaire waterkering. In paragraaf 3.5 van de NRD is ingegaan op het aspect externe veiligheid. Daarin is benoemd dat getoetst zal worden aan de door het waterschap opgestelde beleidsregels. Dit zal ook in nauw overleg met het waterschap gebeuren. Daarnaast geldt dat zowel het nog op te stellen bestemmingsplan als de omgevingsvergunning voorgelegd worden aan het waterschap. 10. Het effect op vleermuizen en vogeltrek dient onderzocht te worden. Ook het effect van laagfrequent geluid op de gezondheid en welzijn van dieren dient onderzocht te worden. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven. Onder andere de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en Faunawet vormen ten aanzien van het onderdeel natuur het kader. In paragraaf 4.7 is vervolgens beschreven hoe de milieueffecten beoordeeld gaan worden. 11. Verzocht wordt een onderzoek naar de dalende huizenprijzen en de verkoopbaarheid van huizen te verrichten. Van aanpassing van de WOZ-waarde in de nabijheid van windturbines zijn weinig gevallen bekend: er zijn 19 gerechtelijke uitspraken gedaan in de periode van 2003 tot 2012. In 12 van deze gevallen vond een prijsaanpassing plaats. Er is echter geen sprake van een onderbouwing. De rechter vond het aannemelijk dat er sprake kon zijn van waardedaling. Slechts op één locatie is naar verkoopcijfers van woningen gekeken. Hier bleek geen aantoonbaar effect te zijn van de windturbines op de waarde van de woning in vergelijking met de waarde bij transacties van andere woningen in de regio. De WOZwaarde is daar niet bijgesteld. Uit de jurisprudentie blijkt dus dat sprake kan zijn van waarde bepalende invloed van windturbines op de WOZ-waarde. Deze jurisprudentie is echter niet eenduidig. De verwachting is dat met de in de structuurvisie aangehouden afstanden tussen windturbines en woningen, de waarde verminderende invloed tot een minimum wordt beperkt. Eventuele planschade is pas aan de orde als het bestemmingsplan of ander ruimtelijk besluit dat het windpark mogelijk maakt onherroepelijk is. Op dat moment kan een verzoek om tegemoetkoming in schade worden ingediend. Een verzoek wordt toegekend als blijkt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van verzoeker hoort te zijn en als de tegemoetkoming al niet op een andere wijze voldoende is verzekerd. Ook wordt de hoogte van de schade vastgesteld. Het verzoek moet binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van het ruimtelijk plan worden ingediend. Na een eventuele afwijzing van het verzoek is nog bezwaar, beroep en hoger beroep mogelijk. De gemeente zal de eventuele planschadekosten doorberekenen aan de initiatiefnemers van een windmolenpark. Pagina 16 van 20
Zienswijze 8 De inhoud van de zienswijze is cursief weergegeven. 1. Het bedrijf van cliënt controleert of buitenlandse zenders adequaat worden doorgegeven op de Nederlandse televisie. De plaatsing van windturbines kan een nadelige invloed op de bedrijfsvoering hebben. Verzocht wordt in het MER te onderzoeken of de plaatsing van windturbines van invloed is op de ontvangst van communicatiesignalen. De invloed op communicatiesignalen is geen milieuthema dat onderzocht moet worden in een MER. De gemeente vind het wel belangrijk dat bewoners minimaal gehinderd worden als gevolg van de plaatsing van windturbines. De gemeente zal de initiatiefnemer dan ook verzoeken om eventuele verstoring van communicatiesignalen op te lossen. De aard en omvang van eventuele verstoringen zijn helaas pas duidelijk na plaatsing van windturbines. 2. Verzocht wordt in het alternatievenonderzoek ook de volgende locaties mee te nemen die niet de provinciale Verordening Ruimte zijn genoemd: a. Den Bommel Zuid biedt ook bij de aan te houden afstand van 900 meter tot woonkernen voldoende mogelijkheden. b. Ook uitbreiding van park Piet de Wit met een tweede lijn dient onderzocht te worden. De ruimtelijke impact daarvan is veel minder dan het oprichten van een compleet nieuw park. Door de vele windparken aan de oostkant van de gemeente (Krammer, Battenoert, Anna Wilhelmina, Piet de Wit) is van vides tussen de windparken eigenlijk geen sprake. c. Het gebied tussen Ouddorp en Stellendam blijkt uit onderzoekt geschikt voor 8 turbines met een totaal vermogen van 24 MW. d. Het initiatief van Staatsbosbeheer om langs de N59 een windpark van maximaal 45 MW realiseren. Om onduidelijke en feitelijk onjuiste redenen zijn voornoemde locaties niet opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie en de provinciale Verordening. Het gaat daardoor nog steeds om alternatieven die, zoals de artikelen 7.7 en 7.23 van de Wet milieubeheer dat eisen, 'redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen'. Door de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee is op 19 juni 2014 de Partiële herziening regionale structuurvisie GO, Windenergie vastgesteld. Bij deze structuurvisie is een planmer opgesteld. In de planmer zijn diverse plaatsingsvisies onderzocht, waarbij ook verschillende plaatsingsgebieden onderzocht zijn. De resultaten uit deze planmer zijn uiteindelijk gebruikt om de diverse definitieve plaatsingsgebieden aan te wijzen. Nu wordt per plaatsingsgebied een MER opgesteld om binnen ieder plaatsingsgebied de verschillende varianten te onderzoeken. In de structuurvisie is de keuze voor de diverse plaatsingsgebieden, en dus ook de keuze om bijvoorbeeld Den Bommel Zuid te schrappen, weergegeven. Die locatiekeuze staat nu dus niet opnieuw ter discussie. In de structuurvisie is dus wel degelijk voldaan aan de eisen van artikel 7.7 en 7.23 van de Wet milieubeheer, waardoor deze nu niet opnieuw onderzocht hoeven te worden. Pagina 17 van 20
3. Verzocht wordt ook de milieugevolgen van een dubbele lijnopstelling te onderzoeken. Deze zal korter zijn en heeft mogelijk minder schadelijke gevolgen en doet meer recht aan de wens om vides tussen de windparken te behouden. Net als bij de beantwoording van punt 2 geldt ook hier dat in de structuurvisie al verschillende plaatsingsvisies onderzocht zijn. De afweging om plaatsingsgebieden aan te wijzen heeft in dat traject dus al plaatsgevonden. Uiteindelijk is voor dit plaatsingsgebied door de gemeenteraad gekozen voor een plaatsingsgebied waarbinnen feitelijk alleen een enkele lijnopstelling mogelijk is. 4. Voor een goede beoordeling van de milieueffecten ten opzichte van de referentiesituatie is het noodzakelijk om in het MER onderzoek te doen naar het heersende achtergrondgeluidsniveau. Alleen zo, door een vergelijking te maken tussen het bestaande achtergrondgeluidsniveau en het toekomstige geluidsniveau kan worden vastgesteld of na plaatsing van de turbines nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat resteert. Onderzoek hiernaar is bovendien van belang om te kunnen vaststellen of maatwerkvoorschriften op het punt van het geluid moeten worden opgelegd. De milieueffecten van de in de NRD gepresenteerde alternatieven worden ten opzichte van de referentiesituatie beoordeeld. De referentiesituatie is de huidige situatie zonder windturbines, inclusief autonome ontwikkelingen zoals andere windprojecten. Het achtergrondgeluidsniveau maakt geen onderdeel uit van de referentiesituatie, maar wordt wel kwalitatief beschreven. 5. Er dient aandacht te zijn voor de vele trekroutes van vogels en vleermuizen. In de notitie wordt wel aandacht besteed aan vogels maar worden vleermuizen niet als onderwerp genoemd. Een MER is het instrument om in beeld te brengen wat de milieugevolgen van in dit geval - een windturbinepark zijn. In hoofdstuk 3 van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau is het wettelijk kader aangegeven en vervolgens staat in hoofdstuk 4 benoemd hoe de milieueffecten gekwantificeerd, getoetst en beoordeeld worden. Hier wordt onder andere het aspect ecologie benoemd. De aanwezigheid en vliegroutes van vleermuizen wordt in dit aspect meegewogen. 6. De cumulatieve effecten van een windpark in de Anna Wilhelminapolder samen met andere voorgenomen windparken en het al vergunde windpark Krammer dienen in beeld gebracht te worden. Er wordt aan getwijfeld of windturbines in dit gebied (nabij een stiltegebied) geen significant negatieve effecten zullen hebben. Ook in dit kader is het noodzakelijk naar alternatieve locaties te zoeken. In het MER worden de milieueffecten van de gepresenteerde alternatieven vergeleken met de referentiesituatie (= de huidige situatie zonder windpark Anna Wilhelminapolder). Autonome ontwikkelingen, zoals windpark Krammer, en bestaande andere windparken maken onderdeel uit van de referentiesituatie. Daarnaast wordt door de windpartijen één ecologisch onderzoek uitgevoerd voor heel Goeree-Overflakkee. Op deze manier worden de gevolgen van alle windparken samen op het gebied van ecologie in kaart gebracht. Vervolgens wordt dit per windpark nader gespecificeerd. Pagina 18 van 20
7. Ten aanzien van landschappelijke interferentie dient niet alleen aandacht te zijn voor park Piet de Wit, maar ook voor windparken Krammer en Battenoert. Afgevraagd wordt of in dit kader nog wel sprake zal zijn van het uitgangspunt dat windparken afgewisseld dienen te worden met vides. In paragraaf 4.6 van de NRD is ingegaan op het aspect Landschap en Cultuurhistorie. Daar worden de andere windparken, Krammer en Battenoert, specifiek benoemd als het gaat om landschappelijke interferentie. Op dit moment is nog niet aan te geven wat de effecten van de verschillende alternatieven op het landschap zijn. Het MER zal daar meer inzicht in geven. Wel wordt opgemerkt dat er met het aanwijzen van de plaatsingsgebieden door de gemeenteraad al een bepaalde afstand tussen de verschillende windparken wordt gegarandeerd. De afstand tot park Piet de Wit is bijvoorbeeld ruim 3 kilometer. Pagina 19 van 20
Vervolgprocedure Na vaststelling van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau wordt het milieueffectrapport opgesteld op basis van de vastgestelde Notitie Reikwijdte en Detailniveau en de inhoudsvereisten die zijn beschreven in de Wet milieubeheer. Zodra het milieueffectrapport gereed is wordt een informatieavond georganiseerd. Tijdens deze informatieavond wordt inzicht gegeven in de resultaten van het milieueffectrapport. De datum van deze informatieavond wordt in Groot Goeree-Overflakkee en op de gemeentelijke website bekend gemaakt. Het milieueffectrapport dient vervolgens als input voor het ontwerp bestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning. Het milieueffectrapport maakt hier ook onderdeel van uit. Omdat door initiatiefnemers zowel de omgevingsvergunning als het bestemmingsplan voorbereid worden is op de procedure artikel 14.4b Wet milieubeheer van toepassing. In de ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau die ter inzage heeft gelegen was nog uitgegaan van coördinatie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Hier is geen sprake meer van nu de gemeenteraad op 9 juli 2015 heeft besloten hier geen toepassing aan te geven. Toepassing van artikel 14.4b Wet milieubeheer betekent het volgende: Zowel de ontwerp omgevingsvergunning als het ontwerpbestemmingsplan gaan gelijktijdig er inzage. Op beide ontwerp besluiten kunt u apart zienswijzen indienen. Het bestemmingsplan wordt vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad en de omgevingsvergunning wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders. Ook tijdens de ter inzage legging van beide besluiten wordt een informatieavond gepresenteerd. Vervolgens behouden beide besluiten hun eigen rechtsgang: - Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan kan beroep ingesteld worden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. - Tegen de verleende omgevingsvergunning kan beroep ingesteld worden bij de sector bestuursrecht van Rechtbank Rotterdam. Daarna is het ook nog mogelijk hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Pagina 20 van 20