Battle of the sexes. De gender gap

Vergelijkbare documenten
Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

67,3% van de jarigen aan het werk

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Bron: Cijfers FOD Economie-ADSEI 2015: definitieve cijfers 2016: voorlopige (!

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juni

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-april

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-augustus

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Arbeidsmarkt allochtonen

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

ONGELIJKHEID OP DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 9

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Laaggeschoolde mannen het hardst getroffen door de crisis

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

Toerisme in Cijfers Tourism in Figures. Aantal aankomsten per maand, 2016 Number of arrivals by month, 2016

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

Deuce: arbeidsmarktstatistieken vanuit een genderperspectief

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in april 2015

De hardwerkende Vlaming: mythe of realiteit?

De arbeidsmarkt in december 2014

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De arbeidsmarkt in juni 2014

Education at a Glance: OECD Indicators Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in januari 2016

CIJFERS BELGIË OVERNIGHT STAYS

De arbeidsmarkt in maart 2017

België in de Europese informatiemaatschappij. Een benchmark van het bezit en het gebruik van ICT in België t.o.v. 24 Europese landen in 2006

De arbeidsmarkt in mei 2015

Statistieken. Statistieksprokkels Arbeidsmarkten binnen Europa, een panoramisch overzicht. Europa, een knowledgebased

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2013

Hoofdstuk 11 DE ARBEIDSMARKT IN DE NIEUWE LIDSTATEN. Eef Stevens & Seppe Van Gils VAN DE EUROPESE UNIE. Kort samengevat

De arbeidsmarkt in oktober 2016

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De arbeidsmarkt in februari 2017

Symposium Kindcentra 2020

De arbeidsmarkt in januari 2017

OVER UREN Hoofdstuk 13

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De arbeidsmarkt in mei 2016

Werkloosheid in de Europese Unie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Europese feestdagen 2017

Europese feestdagen 2019

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De voortgang van Vlaanderen en de Europese landen met betrekking tot de Europese werkgelegenheidsstrategie.

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in mei 2014

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in oktober 2015

Europese feestdagen 2018

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

De arbeidsmarkt in augustus 2014

De arbeidsmarkt in november 2015

Tussen Lissabon en Stockholm Employment in Europe 2003 en 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PERMANENTE VORMING Hoofdstuk 13

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

De arbeidsmarkt in april 2016

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

De arbeidsmarkt in februari 2015

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

De arbeidsdeelname herstelt, maar niet iedereen profiteert mee

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

ACTIVEREN, COMPETENTIES MOBILISEREN Epiloog

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek

Laaggeletterdheid en werk Resultaten van het PIAAC onderzoek

Beroepsbevolking 2005

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Tarieven Europa: staffel 1

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

Feiten en cijfers over arbeid en gezin

Presentatie van OPTA s jaarverslag 2011

De arbeidsmarkt in februari 2016

TOERISTISCHE AANKOMSTEN EN OVERNACHTINGEN IN 2010

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Internationale vergelijking kindregelingen

Zuivelproductie per land 2015 Dairy production by country

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Statistieken. Statistieksprokkels. Qua economische prestaties in het Europese koppeloton

Ziekteverzuim anno 2002

Transcriptie:

Battle of the sexes Organisation for Economic Cooperation and Development, (2002), OECD Employment outlook july 2002, OECD Publications, Paris, 336 p. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) gunt ons jaarlijks een blik op de arbeidsmarkt in de verschillende lidstaten. Naast een globaal overzicht van de jongste trends worden enkele topics verder uitgediept. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, het fenomeen van tijdelijke arbeid en de problematiek van de langdurige werkloosheid. In een laatste hoofdstuk evalueren de auteurs het arbeidsmarktbeleid in de verschillende lidstaten. Gezien de omvang van de publicatie kiezen we er één thema uit, nl. de situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt in de OESO-landen. De arbeidsdeelname van vrouwen nam de laatste decennia toe in zowat elk OESO-land. De drijvende kracht is zowel van socio-economische, institutionele als economische aard. Gewijzigde gezinspatronen en -samenstelling belichten de noodzaak van de financiële inbreng van de vrouw voor het inkomen van het huishouden. De sociale normen veranderen, vrouwen hechten steeds meer waarde aan het verwerven van een eigen onafhankelijk inkomen. Institutionele veranderingen op de arbeidsmarkt, in het bijzonder het aanmoedigen van deeltijdwerk, de verruimde mogelijkheden tot het uitbesteden van huishoudelijk werk, tegelijkertijd ook jobcreatie voor vrouwen, en de toegenomen arbeidsflexibiliteit maken het toetreden tot de arbeidsmarkt voor vrouwen een beter haalbare kaart. Ook de overheden zien in dat de werkende vrouwen broodnodig zijn om een solide basis te bekomen voor de financiering van de sociale zekerheid. De economische ontwikkelingen komen vrouwen die de arbeidsmarkt wensen te betreden eveneens tegemoet: het zwaartepunt van de werkgelegenheid verschoof van landbouw en industrie naar de dienstensectoren, wat vrouwen meer kansen biedt op werk. Ondanks deze inhaalbeweging is de gender gap, het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie, in de meeste OESO-landen nog niet volledig weggevlakt. Vrouwen krijgen minder carrièremogelijkheden en het blijft vanzelfsprekend dat vrouwen het gros van de zorgtaken in het gezin op zich nemen. Daarenboven is de vooruitgang op het vlak van arbeidsmarktparticipatie niet gelijk voor alle vrouwen, zoals verder zal blijken. De gender gap De gender gap 1 is niet even groot in alle OESO-landen (tabel 1). De kleinste kloof tussen man en vrouw vinden we anno 2000 in de noordelijke landen. Aan het andere uiterste staan Griekenland (36 ppn), Spanje (35 ppn) en Italië (34 ppn). België doet het niet zo goed (20 ppn) naast buurlanden Groot-Brittannië (14 ppn), Frankrijk (18 ppn) en Duitsland (16 ppn). Nederland doet het iets slechter (21 ppn). Ook in alle Oost-Europese landen is de man-vrouw kloof kleiner dan in België. In alle OESO-landen werd de gender gap kleiner de voorbije drie à vier decennia, maar niet in dezelfde mate. In Ierland, Nederland en Portugal bijvoorbeeld boekten de vrouwen veel vooruitgang (>20 ppn) sinds 1980. In België was dat ongeveer OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002 61

15 procentpunten. In Denemarken en Finland was er weinig vooruitgang; vermits de gender gap in deze landen al relatief klein was, was er gewoon minder ruimte voor verbetering. In Italië, Griekenland, Japan en Spanje daarentegen was de toename in de vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie onvoldoende om tot een betekenisvolle verkleining van de kloof tussen mannen en vrouwen te leiden. Tabel 1. Werkzaamheidsgraad vrouwen (25-54 jaar), gender gap (25-54 jaar) en deeltijdwerk naar geslacht (OESO-landen; 2000). Werkzaamheidsgraad Gender gap Aandeel deeltijdwerk Vrouwen (ppn) Vrouwen Mannen Spanje 50,6 34,8 16,4 2,5 Italië 50,7 33,9 23,4 5,5 Griekenland 52,6 35,9 9,2 2,9 Ierland 53,1 29,0 32,9 7,5 Korea 56,3 31,8 9,1 4,5 Hongarije 61,7 16,0 5,1 1,6 Japan (1999) 62,7 31,6 39,4 11,8 Luxemburg 63,0 29,8 28,4 1,9 Slovakije 64,8 13,7 2,4 0,8 Australië 66,8 20,0 44,6 12,6 België 67,8 20,1 34,4 6,9 Frankrijk 69,6 17,7 24,8 5,3 Nieuw-Zeeland 70,6 17,0 35,4 10,6 Nederland 70,9 21,4 57,1 13,0 Duitsland 71,1 16,3 33,7 4,4 Polen 72,0 9,6 17,9 8,8 Verenigd Koninkrijk 73,1 14,4 40,2 7,6 Oostenrijk 73,5 16,2 24,3 2,3 Tsjechië 73,7 15,6 5,0 1,1 Portugal 73,9 16,4 12,6 3,0 Canada 74,0 11,8 27,0 9,8 Verenigde Staten van Amerika (1999) 74,1 14,8 19,4 7,3 Zwitserland (2001) 76,8 18,5 45,8 8,4 Finland (1997) 77,6 7,0 13,5 6,6 Denemarken (1998) 80,5 7,7 23,9 8,6 Noorwegen 81,5 7,1 42,5 9,7 Zweden 81,7 4,1 22,6 7,6 Ijsland 87,4 8,6 32,1 8,5 OESO ongewogen gemiddelde 69,0 18,6 25,8 6,5 Bron: OESO. 62 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002

Onderschatting gender gap door deeltijdwerk Bij een vergelijking tussen het aantal werkende vrouwen en het aantal werkende mannen wordt de omvang van de gender gap systematisch onderschat omwille van het groter aandeel vrouwen in deeltijdwerk, in vergelijking met de mannen. Gemiddeld werkt 26% van de OESO-vrouwen deeltijds, tegenover 6,5% van de mannen. Dit cijfer loopt sterk uiteen van land tot land. Zo loopt het aandeel deeltijds werkende Nederlandse vrouwen op tot meer dan 57%; in de Oost-Europese landen, Korea en Griekenland zakt dit percentage weg onder de 10%. De relatie tussen de werkzaamheidsgraad van de vrouwen en hun aandeel in deeltijdwerk is niet eenduidig. Een hoge vrouwelijke werkzaamheidsgraad kan evenzeer samengaan met een laag aandeel deeltijdwerk, zoals in Tsjechië, Finland en de VS, als omgekeerd. Zo zijn er in Japan en Ierland relatief weinig vrouwen werkzaam, maar hun aandeel in deeltijds werk ligt er behoorlijk hoog. In België benadert de werkzaamheidsgraad het OESO-gemiddelde, maar het aandeel deeltijdwerk is er een stuk hoger dan gemiddeld. Factoren die de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen beïnvloeden Leeftijd In Zweden, Denemarken en Noorwegen lijkt het leeftijd-werkzaamheidsprofiel van de vrouwen heel sterk op dat van de mannen. In de meeste andere OESO-landen is dat niet zo. Over het algemeen starten de vrouwen met werkzaamheidsgraden niet ver onder die van de mannen; de gender gap opent zich voor de leeftijdsgroep tussen de 25 en 54 jaar. In België en ook in Ierland, Luxemburg, Spanje en, zij het in mindere mate, in Nederland gebeurt dit als volgt. Eens getrouwd en/of er kinderen zijn, verlaten de vrouwen de arbeidsmarkt definitief of werken ze occasioneel, met tussenpozen. In landen zoals Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Korea vinden we een ander patroon. Vrouwen gaan werken, blijven vervolgens een aantal jaren thuis voor de kinderen om vervolgens het werk opnieuw te hervatten. De werkzaamheid naar leeftijd toont dus twee pieken. In Oostenrijk, Canada, Griekenland, Italië, Mexico, Portugal, Zwitserland, Turkije en de VS, maar ook in onze buurlanden Frankrijk en Duitsland nemen vrouwen tussen 25 en 50 jaar in dezelfde mate deel aan de arbeidsmarkt. Dit kan betekenen dat vrouwen de zorg voor de kinderen vlot combineren met een job maar ook dat er gewoon minder vrouwen participeren ongeacht hun familiale situatie. Tot slot is er een vierde patroon, vooral te vinden in de Oost-Europese landen en Finland, met een hogere participatie van vrouwen tussen 35 en 49 jaar. Dit is onder meer het gevolg van een arbeidsmarktbeleid dat erop gericht is de vroegere planeconomie te verlaten. Bepaalde sociale voorzieningen die voordien vrouwen stimuleerden tot arbeidsmarktdeelname vielen weg. Dit uit zich in een lagere participatiegraad op jonge leeftijd bij de jongere generaties. Onderwijsniveau In bijna alle OESO-landen ligt de werkzaamheidsgraad hoger en is de gender gap kleiner bij hooggeschoolde vrouwen. Een hogere scholing leidt tot interessantere en beter betaalde jobs. De kost van het laten van de job voor de opvoeding van de kinderen is bij deze groep veel hoger dan bij de laaggeschoolden. In België is het verschil in functie van opleidingsniveau erg groot: bij hoger geschoolden is de gender gap slechts 9%; bij wie geen diploma hoger secundair onderwijs heeft is dat 32%. Dit laatste is veel hoger dan het OESO gemiddelde van 22%. De werkzaamheidsgraden bij vrouwen met een lagere opleiding variëren sterker tussen landen dan bij hooggeschoolde vrouwen. Minder dan 40% van de Spaanse, Italiaanse en Ierse laaggeschoolde vrouwen heeft een job. Dit vertaalt zich in een verschil in tewerkstelling van meer dan 40 ppn vergeleken met zowel mannen met eenzelfde scholingsniveau als met vrouwen met een hogere scholing. De integratie van laaggeschoolde vrouwen is in deze landen dan ook geen vanzelfsprekendheid. Ouderschap De aanwezigheid van kinderen beïnvloedt in sterke mate de arbeidsmarktdeelname van zowel man OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002 63

als vrouw, zij het in tegengestelde zin. Mannen werken meer eens er kinderen zijn; vrouwen werken minder. De gender gap vergroot evenredig met het aantal kinderen. In de OESO-landen bedraagt de gender gap bij kinderloze personen 12 ppn, wat oploopt tot 32 ppn bij twee of meer kinderen. De algemene tendens in de OESO-landen is een lichte daling van de vrouwelijke werkzaamheidsgraad zodra er eén kind is (van 74% naar 71%) gevolgd door een sterke daling bij de vrouwen met meer dan één kind (62%). De impact van het moederschap speelt op twee niveaus: vrouwen met kinderen zijn minder vaak tewerkgesteld én zijn minder voltijds tewerkgesteld dan kinderloze vrouwen, ongeacht het onderwijsniveau. Bij hoog opgeleide vrouwen is het vervangen van een voltijdse door een deeltijdse job echter belangrijker dan het tewerkstellingseffect. In België, Denemarken en Portugal daarentegen stijgt de werkzaamheidsgraad bij vrouwen met één kind in plaats van te dalen. In deze landen is de werkzaamheidsgraad dus hoger bij vrouwen met één kind dan bij vrouwen zonder kinderen. In België en Zweden blijft ook de sterke daling van werkende vrouwen uit wanneer er meerdere kinderen zijn, zonder echter lager te zijn dan de werkzaamheid bij kinderloze vrouwen. In België krijgen we volgende werkzaamheidsgraden: 66% bij vrouwen zonder kind, 72% bij vrouwen met één kind en 69% bij vrouwen met meerdere kinderen. De auteurs nuanceren dit resultaat door toe te voegen dat door het beperken van de onderzoeksgroep tot vrouwen in de leeftijd van 25 tot 34 jaar, de leeftijd waarop de kans groter is dat men kleine kinderen in huis heeft, de werkzaamheidsgraad in deze landen wel degelijk daalt in functie van het aantal kinderen. Loon De internationale vergelijkbaarheid van loongegevens is beperkt omwille van de verschillende gehanteerde definities van wat als loon wordt beschouwd. Desalniettemin verwacht de OESO geen al te grote systematische vertekening tussen landen wanneer het aankomt op het meten van loondifferentiatie tussen mannen en vrouwen. Het uurloon van vrouwen ligt lager dan dat van mannen in alle beschouwde landen: de gender wage gap bedraagt gemiddeld 16 ppn. Dit betekent dat vrouwen 84% van het uurloon van mannen ontvangen en dit zowel wanneer men alle loontrekkenden in acht neemt als wanneer men enkel de voltijds tewerkgestelden beschouwt. De wage gap neemt lichtjes af bij een vergelijking op basis van de mediaanwaarde, omdat deze minder beïnvloed wordt door extreme waarden. Wanneer de wage gap aldus berekend wordt voor de voltijdsen, is het kleinste loonverschil van 6 ppn terug te vinden in België, gevolgd door Australië, Denemarken, Frankrijk, Italië, Spanje en Zweden. De grootste wage gap wordt teruggevonden in Zwitserland en de Verenigde Staten. Betrekt men de deeltijdsen in de berekening, dan vergroot het loonverschil in Ierland, Nieuw-Zeeland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, wat wijst op lagere uurlonen voor deeltijds werkenden. In andere landen zoals Nederland en Zwitserland, waar er veel vrouwen deeltijds werken, is er dan weer nauwelijks loondiscriminatie van deeltijds werkenden. Samengevat Ondanks de sterke toename van de arbeidsmarktdeelname van vrouwen in zowat alle OESO-landen is de gender gap nog steeds geen geschiedenis. België is lang niet bij de beste leerlingen van de klas en doet onder voor de meeste buurlanden. Het goede nieuws is dat er in België wel een duidelijke vooruitgang werd geboekt de voorbije decennia. De gender gap opent zich voor de leeftijdsgroep van 25-54 jaar. In België betekent trouwen en/of kinderen krijgen vaak een definitief verlaten van de arbeidsmarkt. Hooggeschoolde vrouwen gaan eerder deeltijds werken wanneer ze moeder worden. Andere landen tonen het bestaan van participatiepatronen waarbij de arbeidsmarkt door de vrouw slechts tijdelijk wordt verlaten of waarbij de arbeidsmarktparticipatie sterk aanleunt bij het mannelijk patroon. De gender gap is overal kleiner bij de hooggeschoolde vrouwen en dat is zeer zeker het geval in België. België wijkt af van het OESOgemiddelde door de grotere ongelijkheid in arbeidsmarktdeelname tussen laaggeschoolde man- 64 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002

nen en vrouwen en het grote verschil in participatie tussen laag en hooggeschoolde vrouwen. Er blijven grote loonverschillen tussen mannen en vrouwen in heel wat OESO-landen; België scoort op dit vlak echter wel zeer goed. Noot 1. Procentpunten verschil tussen de werkzaamheidsgraad bij mannen en vrouwen in de leeftijdsgroep 25 tot 54 jaar. Katrien Tratsaert Steunpunt WAV OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002 65