Over de productie van statistische tijdsreeksen met betrekking tot de bedrijvigheid binnen de strafrechtsbedeling

Vergelijkbare documenten
Wederopsluiting na vrijlating uit de gevangenis

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie

Hoe punitief is België?

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor

Langgestrafte veroordeelden in de SURB-wachtkamer voor VI

De Belgische gevangenispopulatie in cijfers

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

Recidive na een rechterlijke beslissing

Strafuitvoeringsrechtbanken

De strafuitvoeringsrechtbanken en de voorwaardelijke invrijheidstelling

HAALT VEEL UIT WEINIG 2018

Strafuitvoeringsrechtbanken

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2014 van de correctionele parketten voor

Criminografische ontwikkelingen II: van (victim)-survey tot penitentiaire statistiek. 2de proef maklu

Hof van Cassatie van België

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

Statistische analyses als grondslag beleid OM

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave. Woord vooraf 5. Opsporing en politie. Locomotieftekst De politie nu en morgen 7

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

HAALT VEEL UIT WEINIG 2017

Nederland in internationaal perspectief 1

Hof van Cassatie LIBERCAS

Inleiding. Inleiding 3

EVALUATIE VAN 1 JAAR SALDUZ- WET

VIJF JAAR JUSTITIEHUIZEN

VOORWOORD 3 INLEIDING 4

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

Gelet op de aanvraag van de FOD Justitie van 23 februari 2006; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 30 juni 2006;

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken ( )

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

Hof van Cassatie van België

De organisatie van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding als voorbereiding sociale re-integratie in Vlaamse gevangenissen

Toename van administratieve afhandeling

Statistisch Product. Jaarlijkse evolutie van de BTW-plichtige ondernemingen

Internering wet en regelgeving

Studie van de evolutie van de gedetineerdenpopulatie naar misdrijfcategorie ( )

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

ONDERZOEK BETREFFENDE DE

AANBEVELINGEN INZAKE HARMONISERING VAN DE GERECHTELIJKE STAGE

De uithandengeving en zijn gevolgen, NICC VUB, 2015, voorlopige resultaten. De uithandengeving en zijn gevolgen in het arrondissement van Brussel

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening

Een paar nachtjes in de cel

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Conclusies en aanbevelingen van de audit. Hoofdstuk

Bronnen inzake gerechtelijke en aanverwante statistieken

Gespecialiseerde opleiding voor toekomstige magistraten van de strafuitvoeringsrechtbanken

Stand van zaken gemeentelijk strafregister

Achter tralies in België

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Analyse van de actuele praktijk en voorstelling van enkele alternatieve denkpistes. Onderzoeksnota. 26 september 2006

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

OVERZICHT VAN DE HOVEN, DE RECHTBANKEN EN DE MAGISTRATUUR 28

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave. Voorwoord...5. Inhoudsopgave...7. Lijst Van Tabellen Inleiding Methodologie...19

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal

~ Possibilités d application de la surveillance électronique dans le cadre de la détention préventive. riminologie

Publicatie : Numac :

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Adviesorgaan van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'.

Inhoudstafel. Lijst figuren 13. Lijst tabellen 17. Rechtbank onder invloed 25

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat

Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13 juli 2007)

Onderzoeksrapport. Februari 2009 (Nederlandse versie)

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

De gevangenispopulatie en de situatie in gevangenschap: een penale en maatschappelijke contextualisering

Met de hulp van Spiderman

*** Een nieuwe regeling van de externe rechtspositie van veroordeelde gedetineerden en de. de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken.

DBK GENT. Concept & implementatie

Wetsontwerp houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (Parl. St. Kamer , nr. 1960/001)

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling)

1 Hoe geradicaliseerde personen lokaal (re)integreren? Theo Van Gasse 4 mei De vraag:

Aangenomen en overgenomen amendementen

Statistisch Product. Geboorten en vruchtbaarheid

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

Hof van Cassatie van België

Actieplan voor het verminderen van het aantal ambtshalve schrappingen

Decreasing rates of major lower-extremity amputation in people with diabetes but not in those without : a nationwide study in Belgium

Gelet op de bijkomende inlichtingen ontvangen op 08/09/2016;

Transcriptie:

Over de productie van statistische tijdsreeksen met betrekking tot de bedrijvigheid binnen de strafrechtsbedeling Eric Maes 1 In deze bijdrage is de focus gericht op een ander domein binnen het evidence based-denken dan de thematiek waarover Prof. Frans Leeuw van het Nederlandse Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) het eerder had (opzet en meting van de effectiviteit van justitiële interventies). Het gaat in deze bijdrage namelijk om een domein dat mij minstens even belangrijk lijkt te zijn voor de uitbouw van een op empirische kennis gebaseerd strafrechtelijk beleid, nl. de productie (en exploitatie) van statistische tijdsreeksen met betrekking tot de activiteit binnen de strafrechtsbedeling. We hebben het hier in feite dan enkel over hetgeen men de justitiële strafrechtelijke statistiek kan noemen. In concreto gaat het over statistische gegevens met betrekking tot verschillende niveaus van de strafrechtspiramide, met name over de fase van het gerechtelijk onderzoek en het opsporingsonderzoek en de vervolging door de parketten, de fase van de berechting en straftoemeting, en tot slot, de fase van de uitvoering van straffen en maatregelen. De officieel geregistreerde criminaliteit, op politieel niveau, en gegevens met betrekking tot de verborgen criminaliteit (het zgn. dark number ), waarover informatie kan worden ingewonnen via self report onderzoek of slachtofferenquêtes (cf. Van Kerckvoorde, 1995), blijven daarbij buiten beeld. Een korte blik op bijvoorbeeld de brochure Justitie in cijfers die jaarlijks door de Federale Overheidsdienst Justitie wordt uitgebracht, laat zien dat thans reeds op diverse niveaus van de strafrechtelijke keten statistische informatie wordt geproduceerd en voor het bredere publiek ter beschikking wordt gesteld, zowel met betrekking tot het gerechtelijk onderzoek en het vervolgingsbeleid door de parketten als de straftoemetingspraktijk en de uitvoering van straffen en maatregelen,... Vele van deze statistieken worden tegenwoordig gegenereerd aan de hand van gegevens uit allerhande justitiële databanken (JIOR, REA-TPI, SIDIS-GRIFFIE, SIPAR,...), instrumenten die veelal in eerste orde vanuit administratieve of managementdoeleinden werden uitgedacht, maar zich niettemin - theoretisch althans - ook (zouden kunnen) lenen tot een meer lange-termijn gerichte analyse van het strafrechtelijke gebeuren (zie figuur 1). 1 Eerstaanwezend assistent bij de Operationele Directie Criminologie van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, en plaatsvervangend assessor in strafuitvoeringszaken, gespecialiseerd in penitentiaire zaken bij de strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen. 1

Figuur 1: Piramide van de strafrechtsbedeling Niettemin, zowel de productie van de statistiek als de aanwending ervan voor doeleinden van het strafrechtelijk beleid blijven in de praktijk zeker niet van problemen gespaard. Het is de bedoeling om in deze korte bijdrage even van naderbij in te zoemen op een aantal knelpunten die in dat verband gedetecteerd kunnen worden. Hoewel de hier verder geformuleerde opmerkingen eveneens voor verschillende andere databanken en daaruit resulterende statistische gegevens (op diverse niveaus van de strafrechtelijke keten) gelden, zal hier de verdere uiteenzetting - ter illustratie - in primaire orde gebaseerd zijn op de penitentiaire statistiek, gelet op de grotere affiniteit van ondergetekende met deze statistiek. Indien we het plaatje in verband met de beschikbare statistiek in zijn globaliteit overschouwen, dan kunnen de probleemstellingen die daarbij aan de orde zijn, mijns inziens als volgt gerubriceerd worden: discontinue productie van statistische tijdsreeksen; onvoldoende aandacht voor (accurate) definiëring van telregels en explicitering van de gehanteerde methodologie; onderbenutting van beschikbare data (onvoldoende wetenschappelijke exploitatie); gebrek aan registratiemogelijkheden of effectieve registratie; afwezigheid van verticale integratie (operationeel/statistisch). Discontinue productie van statistische tijdsreeksen Het zal niet verwonderen indien we stellen dat het in België allesbehalve een sinecure is om met betrekking tot de verschillende aspecten van de strafrechtsbedeling adequate statistische gegevens terug te vinden en ze in relatie tot elkaar te analyseren in langetermijnperspectief. Er zijn dan wel al tal van statistische gegevens beschikbaar op diverse niveaus, maar het gaat vaak om nog relatief nieuwe cijferreeksen die slechts zeer recente periodes beschrijven. Bovendien is het materiaal dat nu voorhanden is, over langere termijn bezien niet zelden door verschillende producenten tot stand gebracht (met verschillen in teleenheden, 2

categoriseringen, en onduidelijkheden in verband met gehanteerde definities tot gevolg) en op vrij disparate wijze verspreid, waardoor voor de samenstelling van langere tijdsreeksen verschillende bronnen moeten worden aangesproken. Thans bestaat op parketniveau de nieuwe parketstatistiek die wordt opgesteld door de statistisch analisten van het College van Procureurs-generaal en betrekking heeft op de periode 2003-2008. 2 Hoewel deze statistiek zeker van groot nut is voor beleidsvoering door het openbaar ministerie, en kan doorgaan als een mooi voorbeeld van good practice op het niveau van de productie van kwaliteitsvolle ambtelijke statistiek, is echter meteen ook al duidelijk dat het kind nog maar zijn eerste levensjaren is ontgroeid. Wil men zicht krijgen op de situatie in vroegere tijdsperiodes, dan dient men zich te baseren op de eerdere Gerechtelijke Statistieken die destijds nog door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) werden gepubliceerd, en dit tot 1996. Eén en ander betekent dus dat voor een aantal jaren (nl. van 1997 tot 2002) helemaal geen gegevens beschikbaar zijn. Bovendien doemt hier ook de vraag op en dit komt verder in deze bijdrage ook nog aan bod naar de vergelijkbaarheid van de diverse cijfers ( oude vs. nieuwe parketstatistiek). Op een ander echelon, dit van de straftoemeting, wordt sedert een vijftiental jaar een veroordelingsstatistiek 3 opgemaakt door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid (1994/1995-2004) 4, eveneens na eerdere publicaties door het NIS (cf. Gerechtelijke Statistieken), en aanleiding gevend tot eenzelfde reeks vraagstellingen. Wie op zoek gaat naar penitentiaire statistische gegevens, moet trouwens nog meer gegevensbronnen aanboren. Tot 1985 werd regelmatig gerapporteerd in het eigen tijdschrift van de penitentiaire administratie (het Bulletin van het Bestuur der Strafinrichtingen). Nadien werden statistische gegevens opgenomen in interne verslagen van de Dienst Individuele Gevallen van het Bestuur Strafinrichtingen, in jaarverslagen van het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen & Maatregelen (DG US&M; vanaf 1997 tot 2000), en meer recent in activiteitenverslagen van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI; verslagen over de jaren 2007 en 2008). Voor statistische gegevens met betrekking tot de justitiehuizen die instaan voor enquête- en begeleidingsopdrachten inzake alternatieve maatregelen en straffen en strafuitvoeringsmodaliteiten (bijv. vrijheid onder voorwaarden, werkstraf, probatie, invrijheidstelling op proef in het kader van internering, voorwaardelijke invrijheidstelling,...) moet men zijn toevlucht nemen tot de jaarverslagen van de vroegere Dienst Maatschappelijk Werk Strafrechtstoepassing (DMWS) en de meer recente jaarverslagen van de Dienst Justitiehuizen (1999-2003/2004). 5 De vroegere commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) publiceerden zelf opgestelde statistieken met betrekking tot de werking van de VI-commissies in de jaarlijkse 2 Zie http://www.just.fgov.be/statistique_parquets/start/n/home.html 3 De term veroordelingsstatistiek dekt wel niet volledig de lading, aangezien ook statistische gegevens met betrekking tot de opschorting en de internering zijn opgenomen. Gegevens over het aantal vrijspraken ontbreken echter. 4 Zie http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=28&itemid=47. Op deze website kunnen gegevens worden teruggevonden voor de periode 1995-2004; voor de meer recente jaren zijn nog geen gegevens gepubliceerd. 5 Voor het jaar 2004 werd wel een jaarverslag opgesteld, doch dit verslag werd nooit officieel gepubliceerd en verspreid. Meer recente, doch vanuit informatief oogpunt beperktere gegevens zijn nog enkel opgenomen in de brochure Justitie in cijfers. Zie voor een (kritische) analyse van de jaarverslagen voor de periode 1999-2002: Maes (2004). 3

verslagen van het Overlegplatform voorwaardelijke invrijheidstelling (1999-2004). 6 De opvolgers ervan, aan wie trouwens ook uitgebreidere bevoegdheden werden toegekend en die operationeel zijn sedert februari 2007, nl. de strafuitvoeringsrechtbanken, zullen naar verwachting op termijn ook over eigen statistieken kunnen beschikken, opgemaakt op basis van data uit de gegevensbank SURTAP. Sedert enkele jaren (nl. vanaf 2003) wordt een aantal relevante statistieken jaarlijks hernomen in de brochure Justitie in cijfers die makkelijk kan worden teruggevonden op de website van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie. 7 De informatie die hierin wordt aangereikt, blijft echter vrij summier en de erin opgenomen cijfers zijn ook niet altijd vergelijkbaar met gegevens die (vroeger) elders werden gepubliceerd (cf. bijvoorbeeld de gegevens in verband met de penitentiaire statistiek 8 ). Niettemin worden hier op een aantal terreinen, daar waar geen uitgebreidere jaarverslagen meer opgesteld worden, de oorspronkelijke tijdsreeksen verder aangevuld (cf. bijvoorbeeld de sector van de justitiehuizen: globale cijfers voor de laatste jaren zijn enkel hier gepubliceerd). Onvoldoende aandacht voor (accurate) definiëring van telregels en explicitering van de gehanteerde methodologie De thans beschikbare en gepubliceerde tijdsreeksen bestrijken vaak min of meer korte tijdsperiodes en worden niet steeds systematisch op even rigoureuze wijze geactualiseerd. Eén van de belangrijkste knelpunten heeft ongetwijfeld ook te maken met de problematiek van de gehanteerde methodologie, t.t.z. de concrete definiëring van de statistische concepten, de gehanteerde teleenheden en categoriseringen (of wijze van hergroepering van detailcodes in ruimere statistisch relevante categorieën). Meten is weten wordt nogal eens gezegd. Maar weet men ook wel wat wordt gemeten? Een grondige explicitering van de diverse methodologische aspecten is geen overbodige luxe, en des te meer noodzakelijk wanneer het er om gaat oudere tijdsreeksen veelal ook door andere diensten geproduceerd (cf. supra) te relateren aan de recentere statistische gegevens. Vandaag wordt zo bijvoorbeeld, naar analogie met de parket- en veroordelingsstatistiek, ook binnen de penitentiaire sector meer en meer de nood aangevoeld om een aanzet te geven tot de opbouw van een valide en betrouwbare nieuwe penitentiaire statistiek (volledige herziening van de tijdsreeksen, teruggaand tot 1980). De aanleiding daartoe vormt inderdaad de gerede twijfel die rijst in verband met de vergelijkbaarheid van vroeger gepubliceerde data met recentere cijfers. Al wie vandaag de dag bijvoorbeeld iets wenst te vertellen over de evolutie van de penitentiaire bevolking gedurende de laatste dertig jaar, botst op verschillende problemen in het zoeken naar een gedegen antwoord hierop. De relevante gegevens dienen uit verschillende bronnen samengeraapt te worden (cf. supra), waarbij zich dan de vraag stelt in welke mate zij doorheen de tijd wel volledig vergelijkbaar zijn. Het concept penitentiaire 6 Voor de laatste twee jaar van hun functioneren (2005-2006) is geen publiek toegankelijk jaarverslag beschikbaar. Zie voor de jaarverslagen 1999-2004: http://www.just.fgov.be (rubriek Organisatie Administratieve rechtscolleges ). Gegevens over de jaren 2005-2006 zijn niet beschikbaar. 7 Zie http://www.just.fgov.be (rubriek Informatie Statistieken Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting ). 8 De meest recente brochure Justitie in cijfers 2008 (p. 47-52) geeft, voor wat de penitentiaire statistiek betreft, slechts een zeer basaal beeld en beperkt zich tot een weergave van: het aantal opsluitingen, naar categorie van wettelijke toestand (jaren 1997-2007), de dagpopulatie gedetineerden, eveneens naar wettelijke toestand toe (jaren 1997-2008) en het aantal invrijheidstellingen, uitgesplitst naar verschillende types toe (jaren 2006-2007). De cijfers met betrekking tot de (dag)populatie zijn bovendien niet volledig vergelijkbaar met elders gepubliceerde gegevens, aangezien hier als peildatum 1 maart wordt gehanteerd (p. 48-49) en dus geen beeld wordt opgehangen van de gemiddelde jaarlijkse dagbevolking. 4

bevolking kan immers op verschillende manieren worden ingevuld. Dit gegeven samen met het feit dat de cijfers thans worden geproduceerd op basis van gegevensbanken waarin foutieve registraties regelmatig worden gecorrigeerd 9 verklaart wellicht ook waarom soms discrepanties worden vastgesteld tussen de officieel gepubliceerde cijfers en resultaten die bijvoorbeeld worden gegenereerd in het kader van wetenschappelijk onderzoek op basis van (latere) gegevensextracties uit de respectievelijke databank. Het hoeft geen verder betoog dat afwijkende definities en/of een verschillende wijze waarop de detailcodes die in de informaticatoepassing worden gebruikt, in ruimere categorieën worden gehergroepeerd, ook belangrijke verschillen in het uiteindelijke resultaat zullen teweegbrengen. Het lijkt er sterk op dat ook in het kader van de totstandkoming van de officieel gepubliceerde (penitentiaire) cijfers doorheen de tijd verschillende werkwijzen gehanteerd werden; soms worden de cijfers naargelang de publicatiebron trouwens ook anders gepresenteerd. Het spreekt voor zich dat het voor de opbouw van een nieuwe (penitentiaire) statistiek - waarbij bij voorkeur ook zo ver mogelijk in de tijd wordt teruggekeerd - allereerst vereist is dat een éénduidige definiëring wordt gehanteerd van de concepten die men wil meten en die men over langere termijn in kaart wenst te brengen. Hoewel het definiëringsvraagstuk op het eerste gezicht vaak eenvoudig beantwoord lijkt te kunnen worden, is de realiteit niet zelden veel complexer. Het voorbeeld van de penitentiaire bevolking kan één en ander verduidelijken. Wanneer men tracht in beeld te brengen hoe de penitentiaire bevolking zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld, rijst niet alleen de vraag naar het ijkpunt in de tijd waarop deze bevolking wordt gemeten. Evenzeer dient voorafgaandelijk bepaald te worden welke categorieën van gedetineerden mee in deze statistiek worden opgenomen (of anders gezegd: tot de te meten penitentiaire bevolking worden gerekend). De penitentiaire bevolking wordt, hetzij omschreven als de dagpopulatie op één bepaalde dag van het jaar, hetzij uitgedrukt in termen van een gemiddelde dagbevolking op jaarbasis. De vraag welke gedetineerden in de bevolkingscijfers moeten worden meegerekend, wordt (of kan) op diverse wijzen (worden) beantwoord. Geïnterneerden die zijn opgesloten in de Instellingen van Sociaal Verweer te Bergen en Doornik, ressorterend onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest, worden thans niet meer in de bevolkingscijfers meegerekend. Zij lijken in vroegere cijfers echter wél inbegrepen te zijn, hoewel dit niet steeds uitdrukkelijk als zodanig werd verduidelijkt. Veroordeelden die effectief onder elektronisch toezicht zijn geplaatst (vanaf het einde van de jaren negentig), worden wel beschouwd als gedetineerden, maar niet in de totaalcijfers van de penitentiaire bevolking opgenomen: dit lijkt ook logisch te zijn aangezien deze veroordeelden hun straf niet in een strafinrichting, maar wel thuis ondergaan. Beschouwd vanuit het oogpunt van huisvestingscapaciteit binnen de strafinrichtingen, vormen zij geen relevante categorie (tenzij het elektronisch toezicht wordt ingetrokken en de detentie onder het gewone regime moet worden ondergaan). Ze zijn daarentegen wel geteld in de opsluitingscijfers, daar de beslissing over het regime daarna wordt genomen. Verder is het eveneens van belang te weten of gedetineerden die tijdelijk afwezig zijn uit de inrichting (bijvoorbeeld in penitentiair verlof), al dan niet worden meegeteld in het bevolkingscijfer. Op bepaalde dagen (of beter: nachten) van het jaar zijn zij weliswaar fysiek niet aanwezig in de penitentiaire inrichting, doch bij hun terugkeer nemen zij opnieuw hun plaats in binnen de inrichting (dus wel pertinent vanuit oogpunt van capaciteitsmanagement). Gezien de verschillende mogelijkheden waarop de penitentiaire populatie in beeld kan worden gebracht, 9 Het evoluerende karakter van de databank van waaruit de gegevens worden onttrokken, nl. de mogelijkheid dat tussentijds correcties in de databank worden doorgevoerd, maakt dat het ogenblik van gegevensextractie cruciaal kan zijn in het verklaren van (in principe kleine) verschillen in het bekomen resultaat. 5

is het alleszins van belang dat bij de opmaak van hernieuwde tijdreeksen (of het in verband brengen van oude met nieuwe gegevens) voldoende klaarheid bestaat over de gehanteerde telregels en uniformiteit wordt gegarandeerd over de ganse bestudeerde tijdsperiode heen. De voorbeelden die op het vlak van de penitentiaire statistiek kunnen worden aangehaald, zijn legio. Wanneer spreekt men bijvoorbeeld van een ontvluchting? Presenteert men cijfers over ontvluchtingen vanuit zowel gesloten als open inrichtingen, of zijn enkel deze met betrekking tot gesloten inrichtingen pertinent, ervan uitgaande dat het voorkomen van ontvluchtingen niet onmiddellijk tot de kerntaak van de penitentiaire overheid wordt gerekend wanneer het gaat om open detentieregimes? Wordt de niet- of laattijdige terugkeer bij uitgaansvergunning, penitentiair verlof, beperkte detentie eveneens als een ontvluchting gecatalogeerd, of niet? En ten slotte, gaat het enkel om uitbraken vanuit de inrichting, of daarentegen ook om ontvluchtingen tijdens een uithaling (bijv. door de politie met het oog op verhoor), zelfs indien de persoon in kwestie vrij snel (bijv. nog dezelfde dag) opnieuw wordt gevat? Een ander voorbeeld heeft betrekking op de (differentiële) wijze waarop detailcodes in ruimere analysecategorieën worden gegroepeerd. Zo voorziet de penitentiaire databank met betrekking tot de wettelijke toestand (hechtenistitel) van de gedetineerde in bijna veertig verschillende codes. In de meest recent gepubliceerde statistiek (DG EPI 2009; verslag over het jaar 2008) worden deze codes samengebracht in vier grote categorieën, nl.: beklaagden, veroordeelden, geïnterneerden, en andere 10. Voor wat een analyse over langere termijn betreft, rijst dan niet alleen de vraag of dezelfde categorieën werden aangehouden doorheen de tijd, maar ook in welke mate aan deze afzonderlijke deelpopulaties steeds dezelfde invulling werd gegeven. In het bijzonder ten aanzien van de groep beklaagden kan er sprake zijn van een verschillende definiëringswijze (doorheen de tijd), met name daar waar het bijvoorbeeld gaat om de al dan niet opname (binnen deze categorie) van beklaagden die in observatie worden geplaatst op grond van de bepalingen van de wet tot bescherming van de maatschappij. Een manifest verschillende indeling in categorieën is ook observeerbaar wanneer de veroordelingsstatistiek over langere termijn wordt bekeken, en de statistiek van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid wordt vergeleken met deze die in het verleden werd opgemaakt door het vroegere Nationaal Instituut voor de Statistiek. Zo worden momenteel bij de presentatie van de uitgesproken straffen (vrijheidsberovende straffen) naargelang hun duur andere categorieën van opgelegde strafduur gehanteerd in vergelijking met hetgeen in de vroegere NIS-statistieken gebruikelijk was. Onduidelijkheden in verband met de continuïteit van het gebruikte methodologische kader stellen zich trouwens ook ten aanzien van de oude en nieuwe parketstatistiek. Zeer opvallend is zo bijvoorbeeld de gevoelige daling van het aantal rechtstreekse dagvaardingen wanneer de oude NIS-statistiek (hier de periode 1980-1995) en de nieuwe statistiek van het College van Procureurs-generaal met elkaar worden vergeleken (zie figuur 2). Eén en ander zal bij menigeen wellicht de vraag doen rijzen of in beide statistieken wel hetzelfde wordt gemeten (zie hierover ook: Maes, 2010). 10 Cijfers over minderjarigen verblijvend in Everberg en over zuigelingen worden apart weergegeven, en niet meegerekend in het algemeen totaal van de gemiddelde dagbevolking, evenmin als gedetineerden onder elektronisch toezicht of geïnterneerden verblijvend in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij te Doornik en Bergen (zie DG EPI, 2009, p. 151-153). 6

Figuur 2: Aantal rechtstreekse dagvaardigingen (parketstatistiek, 1980-2007) 70.000 60.000 60.097 53.722 50.000 51.286 40.000 N 30.000 20.000 21.119 10.000 0 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 Jaar Onderbenutting van beschikbare data (onvoldoende wetenschappelijke exploitatie) Beperkt de actueel officieel gepubliceerde statistiek, zoals de penitentiaire statistiek, zich tot nog toe vooral tot de weergave van cijfers met betrekking tot een aantal klassieke indicatoren (bijv. opsluitingen, gemiddelde dagpopulatie, invrijheidstellingen, ontvluchtingen,...), er mag ook niet vergeten worden dat de exploitatiemogelijkheden van de beschikbare databank veel ruimer zijn. De penitentiaire databank is voortdurend aan verandering onderhevig, en de laatste jaren werden diverse nieuwe functionaliteiten in het systeem ingevoerd. Zo worden niet alleen gegevens bijgehouden over de persoon van de gedetineerde en zijn/haar afzonderlijke detentieperiodes. Sinds een paar jaar wordt, voor elke aparte detentieperiode apart, ook geregistreerd welke hechtenistitels binnen deze detentie in uitvoering zijn. Deze verbreding van het analyse-niveau maakt het bijvoorbeeld mogelijk het misdrijfprofiel van de gedetineerdenpopulatie meer in detail te bestuderen, tot op het niveau van de hechtenistitel. Eén en dezelfde gedetineerde kan tijdens zijn carrière meerdere malen in detentie hebben verbleven, en binnen één en dezelfde detentieperiode zijn vaak meerdere (hechtenis)titels in uitvoering, zoals definitieve veroordelingen tot gevangenisstraf, interneringsmaatregelen, opsluitingen onder aanhoudingsmandaat (voorlopige hechtenis),... (zie figuur 3). In vroeger onderzoek werd al nuttig van deze nieuwe mogelijkheden tot analyse gebruik gemaakt: zo werd onder meer onderzocht welk soort van misdrijven gekoppeld is aan de binnen een bepaalde periode in uitvoering gebrachte aanhoudingsmandaten (Daeninck e.a., 2005; De Man e.a., 2009), maar werd bijvoorbeeld ook de duur bestudeerd van de op een gegeven ogenblik in uitvoering zijnde definitieve veroordelingen (Maes, i.s.m. Deltenre en Van Den Bergh, 2006). 7

Figuur 3: Teleenheden penitentiaire databank SIDIS-GRIFFIE Binnen de penitentiaire databank SIDIS-GRIFFIE werden verder voor verschillende procedures - zoals de voorlopige hechtenis en strafuitvoeringsmodaliteiten - ook nog aparte modules in het leven geroepen, waardoor het eveneens mogelijk is het concrete procedureverloop binnen deze kaders gedetailleerder in kaart te brengen. Onder meer eerder onderzoek toont aan dat deze bijkomende registratiemogelijkheden, naast een onderliggende administratief-ondersteunende functie, ook voor onderzoeks- en beleidsmatige doeleinden een duidelijke meerwaarde (kunnen) bieden. Zo werd bijvoorbeeld de duur van de voorlopige hechtenis (of meer concreet, van de diverse individuele aanhoudingsmandaten) berekend, en van daaruit nader onderzocht welke impact een begrenzing van de duur van de voorlopige hechtenis zou hebben op de omvang van de beklaagdenpopulatie, en dit gevarieerd naar onder meer misdrijfcategorieën, inrichtingen, etc. (Deltenre & Maes, 2004; Daeninck e.a., 2005). Nog ander onderzoek focuste op de besluitvorming inzake voorwaardelijke invrijheidstelling en relateerde de beslissing tot toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling aan andere data, zoals de VI-toelaatbaarheidsdatum, de datum van strafeinde, van einde proeftijd (definitieve invrijheidstelling),... (Maes, 2009). Bij de ontwikkeling van toekomstige (penitentiaire) statistieken moet dus ook de nodige aandacht opgebracht worden voor een zo maximaal mogelijke exploitatie van het aanwezige potentieel. Gebrek aan registratiemogelijkheden of effectieve registratie Het bestaan van enige registratiemogelijkheid garandeert op zich nog geen effectieve exploitatie van de te registreren informatie. Analyses op extracties uit een aantal beschikbare gegevensbanken wijzen uit dat enerzijds de registratie van bepaalde gegevens soms niet verplicht is gesteld, maar anderzijds gegevens vaak ook gewoonweg niet geregistreerd worden. Voor wat de penitentiaire databank SIDIS-GRIFFIE betreft, constateerden we zo bijvoorbeeld dat in het kader van de module voorlopige hechtenis - waarin in principe alle beschikkingen van de onderzoeksrechter en gerechten worden geregistreerd tot aan de fase van de regeling van de rechtspleging - de laatst genomen beslissing (door de onderzoeksrechter, Raadkamer of Kamer van Inbeschuldigingstelling) soms niet wordt geregistreerd (Daeninck e.a., 2005; 8

De Man e.a., 2009). Eén en ander heeft als belangrijke implicatie dat de (berekende) duur van de voorlopige hechtenis enigszins wordt onderschat. Ook wanneer men bepaalde populatieprofielen wenst te schetsen, gebruik makend van diverse databanken, botst men soms op problemen van gebrekkige registratie. Onder meer in een onderzoek waarin het profiel werd bestudeerd van beklaagden in voorlopige hechtenis en verdachten vrij onder voorwaarden (als alternatief voor de voorlopige hechtenis; Jonckheere & Maes, 2010), stelden we vast dat de vergelijking tussen beide populaties naar bepaalde kenmerken toe erg werd bemoeilijkt door een zeer onvolledige registratie (bijv. de nationaliteit in de databank SIPAR van de justitiehuizen). Ook de geografische verdeling (van aanhoudingsmandaten resp. begeleidingsmandaten in het kader van de VOV) naar gerechtelijk arrondissement toe was quasi onmogelijk, aangezien de mandaterende overheid en/of het gerechtelijk arrondissement van de mandaterende overheid in vrij aanzienlijke mate niet werden opgegeven in de SIPAR-databank of niet correct werden geregistreerd. Dergelijke vergelijkingen worden bovendien met name voor wat het misdrijfprofiel betreft - ook nog eens verhinderd door het feit dat in elke databank aparte nomenclatuurlijsten worden gehanteerd, en er momenteel dus geen uniforme lijst bestaat die in elk van de databanken op dezelfde manier wordt gebruikt. In een aantal andere gevallen kan zelfs helemaal geen antwoord worden geboden op een reeks pertinente vragen. Een vaak voorkomende vraag is bijvoorbeeld deze naar het aantal personen dat in de gevangenis verblijft na een eerdere beslissing tot uithandengeving door de jeugdrechter. Op dergelijke vraag dient men momenteel het antwoord schuldig te blijven, omdat voor de registratie van daarvoor noodzakelijke informatie (nl. datum van de feiten) geen mogelijkheid is voorzien (in de penitentiaire databank) of de moeilijkheid bestaat om de databank waarin dergelijke info wel aanwezig zou (moeten) zijn - bijv. deze van het Centraal Strafregister -, te kunnen koppelen aan andere databanken (zoals de penitentiaire databank SIDIS-GRIFFIE), bij gebrek aan unieke identificatiesleutels op diverse niveaus (persoon, beslissing,...). Uiteraard zijn er grenzen aan de mogelijkheid om allerlei soorten data te registeren in de hoop ze dan nadien op een zinvolle manier te kunnen exploiteren met het oog op een adequate strafrechtelijke beleidsvoering. Dit neemt echter niet weg dat het anderzijds wel nuttig zou zijn in detail te inventariseren welke relevante vraagstellingen opduiken, welke data nu al geregistreerd worden, en waar, en welke informatie manifest ontbreekt. Aangezien het vanuit overwegingen van efficiëntie ook niet de bedoeling mag zijn dezelfde soort van informatie herhaaldelijk, op verschillende plaatsen, te registreren, verdient het ook alle aandacht ervoor te zorgen dat (de data uit) de diverse, momenteel volledig los van elkaar staande, gegevensbanken op één of andere wijze met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht. Daarmee zijn we aanbeland bij een ander, en laatste, belangrijk knelpunt. Afwezigheid van verticale integratie (operationeel/statistisch) Wanneer we kijken naar de penitentiaire statistiek, dan mag deze niet als een volledig losstaand gegeven beschouwd worden. De fase van de (penitentiaire) strafuitvoering situeert zich op het eind van de strafrechtsketen, en de input in deze fase is ook afhankelijk van processen die zich in verschillende, voorafgaande fasen voordoen. Voor een beter begrip van de wijze waarop de gevangenisbevolking gestalte krijgt, is het dan ook noodzakelijk dat eveneens de beschikbare gegevensbanken op eerdere echelons van de strafrechtsketen worden 9

geëxploreerd, en relevante gegevens in verbinding worden gebracht met penitentiaire data. Hierbij wordt aangesloten bij wat vanuit de idee van een geïntegreerde criminologische statistiek wordt geduid met de term verticale integratie. Niet alleen zou dergelijk opzet toelaten de strafrechtelijke filter het proces van de doorstroom (visualiseerbaar als een piramidale structuur) - meer in detail te bestuderen. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld ook, mits koppeling met gegevens uit het Centraal Strafregister, een (nieuwe) aanzet worden gegeven tot recidiveonderzoek thans in de Belgische criminografie quasi volledig naar het achterplan verwezen. De constructie van een zgn. datawarehouse justitie, aangekondigd in de Beleidsnota Justitie 2009 van de voormalige minister van Justitie Jo Vandeurzen (Parl. St., Kamer, 2008-2009, doc. 52-1529/016, p. 52-53), refereert trouwens aan deze oorspronkelijke idee van een geïntegreerde criminologische statistiek. De koppeling van en informatiedoorstroming tussen diverse databanken binnen het strafrechtelijk systeem heeft niet alleen een duidelijke criminografisch-statistische meerwaarde, maar kan ook op operationeel vlak tot een zekere rationalisering leiden, onder meer in die zin dat vermeden wordt reeds in vroegere stadia geregistreerde data tot in den treure opnieuw te moeten registreren op verder gesitueerde echelons. Referenties DAENINCK, PH., JONCKHEERE, A., DELTENRE, S., MAES, E., VANNESTE, CH. (promotor) (2005), Onderzoek inzake de voorlopige hechtenis, Analyse van de juridische mogelijkheden om de toepassing van de voorlopige hechtenis te verminderen (onderzoeksrapport, nr. 13). Brussel: Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. DELTENRE, S., MAES, E. (2004), Pre-trial Detention and the Overcrowding of Prisons in Belgium. Results from a Simulation Study into the Possible Effects of Limiting the Length of Pre-trial Detention, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice, nr. 4, 348-370. DE MAN, C., MAES, E. (promotor), MINE, B., VAN BRAKEL, R. (2009), Toepassingsmogelijkheden van het elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis, Eindrapport (onderzoeksrapport, nr. 23). Brussel: Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, Operationele Directie Criminologie. DG EPI (2009), Activiteitenverslag 2008, Brussel (april 2009), 171p. JONCKHEERE, A., MAES, E. (2010), Opgesloten of vrij onder voorwaarden in het kader van het vooronderzoek in strafzaken? Analyse van het profiel van verdachten onder aanhoudingsmandaat en vrij onder voorwaarden (VOV) op basis van justitiële databanken (jaar 2008) [verschijnt in Panopticon Libri, nr. 3. Antwerpen/Apeldoorn: Maklu] MAES, E. (i.s.m. DELTENRE, S., VAN DEN BERGH, W.) (2006), Strafbecijfering en uitvoering in België anno 2006. Analyse van de actuele praktijk en voorstelling van enkele alternatieve denkpistes (onderzoeksnota, nr. 18). Brussel: Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. MAES, E. (2009), Voorwaardelijk invrijheidgestelden onder de vleugels van de strafuitvoeringsrechtbanken. Onderzoek bij een populatie voorwaardelijk invrijheidgestelden na één jaar werking, Fatik, Tijdschrift voor Strafbeleid en Gevangeniswezen, nr. 124 (oktobernovember-december), 12-20. 10

MAES, E. (2010). Evoluties in punitiviteit: lessen uit de justitiële statistieken. In: AERTSEN, I., BEYENS, K., DAEMS T., MAES, E. (ed.), Hoe punitief is België? (verslagboek studiedag 28 november 2008, reeks Panopticon Libri, nr. 2), Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, p. 43-83. VAN KERCKVOORDE, J. (1995), Een maat voor het kwaad? Over de meting van criminaliteit met behulp van officiële statistieken en door middel van enquêtes. Leuven, Universitaire Pers Leuven. 11