PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Vergelijkbare documenten
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:1444, Bekrachtiging/bevestiging

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Bedrijventerreinen VAS TG E S TE LD

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Bestemmingsplan Meerstad-Midden, partiële herziening 2015 VASTGESTELD

Regels 5e herziening Dubbeldam, locatie Noordendijk 430

Bestemmingsplan. 1e herziening Velmolen Oost fase 3. Plan ROS Adviesbureau voor ruimtelijke plannen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2014:1722

Inhoudsopgave. Bijlage regels

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Van Spoorbrug tot Sluis Regels

Regels 1e herziening Nieuwe Dordtse Biesbosch, locatie Zanddijk

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Uitwerkingsplan Herziening Bedrijventerrein Bodegraven-Oost Ontwerp

1.3 gevel bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Zaandam Oost en West Regels

PLANREGELS BEHEERSVERORDENING WATERPARK BELTERWIEDE

Gemeente Wervershoof / Partiële herziening bestemmingsplan Onderdijk- Woningbouwlocatie

Regels bestemmingsplan '7e herziening Dubbeldam, gebied Haaswijkweg - Oudendijk'

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Bestemmingsplan. Buitengebied West, 1 e herziening. Ontwerp

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

O * 1e Partiële Herziening Hindeloopen - Jachthaven. Ontwerp

Regels 1e herziening 'Smitsweg', locaties Noord en Midden

Bestemmingsplan Buitengebied, geluidzone De Laarberg Planregels

EERSTE HERZIENING BESTEMMINGSPLAN STEDELIJKE BEDRIJVENTERREINEN VLISSINGEN

1.1. Bestemmingsplan: De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2014:2812

Bestemmingsplan Herziening Laagraven - Oudwulverbroek Gemeente Houten

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor de beheersverordening 1.2 Doel van de beheersverordening 1.3 Begrenzing van het plangebied

Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp, herziening Kaagjesland 10

Beheersverordening Krommeniedijk

2e partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Buiten

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

1.1. Bestemmingsplan: De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende

wijzigingsplan Buitengebied, Hasjesstraat 1 Hoek

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Regels bestemmingsplan '3e herziening Wielwijk, Crabbehof en Zuidhoven, locatie Tromptuinen

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

datum: 8 september 2017 NL.IMRO.0531.VolgerlOst2eWPB1-3001

REGELS behorend bij: Wijzigingsplan Buitengebied Lingewaard, Van der Mondeweg 82 Haalderen. Gemeente Lingewaard. 26 mei 2017

Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011, herziening (Stationsstraat 14)

Regels wijzigingsplan Zeedijk 5f

Bedrijventerrein Fase 5 Gemeente Urk vastgesteld Projectnr Revisie 01 Datum 29 januari 2018

Bestemmingsplan Buitengebied, tweede herziening

T oelichting. Hoofdstuk 1 Inleiding. Afstemming op SVBP2012

Beheersverordening Koudekerk aan den Rijn 2018

REGELS. DATUM 3 juli Mees Ruimte & Milieu Postbus AW Zoetermeer

Rho adviseurs voor leefruimte

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Partiële herziening bestemmingsplan Grensmaas: geluidzone L Ortye. Gemeente Stein

Toelichting 3. Regels 9

R e g e l s rgl

GEMEENTE HAREN BEHEERSVERORDENING BEDRIJVENPARK NESCIOLAAN REGELS

bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Parkeren Dinkelland

1e Partiële herziening Bestemmingsplan Dorp Renswoude

Bestemmingsplan. Partiële herziening Dedemsvaart-Zuid Gemeente Hardenberg. Planregels. projectnr revisie september 2009

Nieuwe VerbindingGrenscorridorN69-1e herziening

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Regels 31. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 33. Artikel 1 Begripsbepalingen 33. Hoofdstuk 2 Bouw- en gebruiksregels 35

1)estuursreclaqirA,IL

Parapluplan plattelandswoningen Venlo

Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

BESTEMMINGPSLAN. Geluidszone Nieuw Zevenbergen, Buitengebied Bernheze. Regels. Gemeente Bernheze De Misse BZ Heesch T:

ECLI:NL:RVS:2017:1481

Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid Regels

P l a n r e g e l s vrs

bestemmingsplan Parapluplan Parkeren Gemeente Oegstgeest regels

Beheersverordening. gelet op artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 149 van de Gemeentewet;

1e partiële herziening Recreatiepark Reeuwijkse Hout

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

planstatus ontwerp referentie 03511HZSWLMEERPAAL / pagina 2 van 10

GEMEENTE LINGEWAARD Wijzigingsplan Muntstraat 11 te Huissen

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

Zeist Paraplubestemmingsplan Parkeernormen Zeist BESTEMMINGSPLAN

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 21 maart 2018, /1/A1, ECLI:NL:RVS:2018:963

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

UITWERKINGSPLAN MORTIERE FASE 4C3. GEMEENTE MIDDELBURG onherroepelijk 17 december ruimte voor ideeën

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

Zeist Paraplubestemmingsplan Parkeernormen Zeist BESTEMMINGSPLAN

Transcriptie:

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/160999 Please be advised that this information was generated on 2017-09-25 and may be subject to change.

Ruimtelijke ordening 67 worden voldaan aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. In die uitspraak is voorts overwogen dat naar het oordeel van de Afdeling opname van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan echter inhoudt dat het eventuele gebruik daarvan in beginsel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. Dit betekent dat de raad reeds bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid inzicht zal moeten geven in de vraag of binnen de planperiode met een regionale behoefte aan de mogelijk te maken ontwikkeling rekening moet worden gehouden en of deze ontwikkeling in het licht van de overige in artikel 3.1.6, tweede lid, geformuleerde voorwaarden binnen het plangebied zal kunnen worden gerealiseerd. Ten aanzien van artikel 3.5 van de planregels wordt dit inzicht in de plantoelichting evenmin gegeven. Annotatie De verzamelnoot bij deze uitspraak is opgenomen onder uitspraak 16-46 (ECLI:NL:RVS:2016:24). 16-48 Tycho Lam ABRvS 3 februari 2016, nr. 201502570/1/A1 (Epe/handhaving) (ECLI:NL:RVS:2016:206) Een blokhut, een prieel, een kas, een afdak en een tuinhuis zijn gebouwd bij een recreatiewoning die wordt gebruikt voor permanente bewoning. Naar niet in geschil is, valt dit gebruik onder het gebruiksovergangsrecht. Naar het oordeel van de Afdeling betekent deze omstandigheid evenwel niet dat de gebouwen niet zijn gebouwd bij een bouwwerk ten behoeve van een recreatief nachtverblijf als bedoeld in artikel 2, aanhef en derde lid, aanhef en onderdeel f, aanhef en onder 3, van bijlage II bij het Bor. Daarbij is van belang dat de recreatiewoning op het perceel in het bestemmingsplan is bestemd als recreatiewoning. Het feitelijke gebruik van de recreatiewoning doet hieraan niet af. Een met succes gedaan beroep op het overgangsrecht verschaft geen omgevingsvergunning vervangende titel en evenmin wordt het bouwwerk daardoor anderszins gelegaliseerd. artikel 2.1 lid 1 onderdeel a of c Wabo artikel 2 aanhef en lid 3 aanhef en onderdeel f aanhef en onder 3 Bijlage II Bor artikel 5.18 lid 4 Bor Procesverloop Bij besluit van 12 februari 2014 heeft het college [appellant sub 1] onder het opleggen van dwangsommen gelast om een schuur, een houtopslag, een blokhut, een prieel, een kas, een afdak en een tuinhuis bij zijn recreatiewoning op het perceel [locatie] te Epe (hierna: het perceel) binnen acht weken na de verzenddatum van dit besluit te verwijderen en verwijderd te houden. Bij besluit van 25 juli 2014 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 25 juli 2014 vernietigd voor zover dit betrekking heeft op het in stand gelaten dwangsombesluit met betrekking tot de schuur en de houtopslag. (...) 3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Wissel en Schraveren" rust op het deel van het perceel waarop de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis staan de bestemming "Bos". Ingevolge artikel 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bos" aangewezen gronden bestemd voor de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting. Ingevolge artikel 6.2 mogen op de voor "Bos" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Ingevolge artikel 6.3.1 is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bepalingen uit dit bestemmingsplan.

68 Ruimtelijke ordening Ingevolge artikel 26.1 mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Ingevolge artikel 26.3 is het eerste lid niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Ingevolge artikel 26.4 mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet. Ingevolge artikel 26.5, onder a, is het verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Ingevolge artikel 26.5, onder b, is het verboden het gebruik, bedoeld in 26.4 te hervatten of te laten hervatten, indien dat gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Ingevolge artikel 2, aanhef en derde lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, (hierna: het Bor) is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: ( ) 3 een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden. 4. Niet in geschil is dat [appellant sub 1] de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis op het perceel heeft gebouwd en die gebouwen in strijd zijn met het bestemmingsplan. Verder is ook niet in geschil dat voor die gebouwen geen omgevingsvergunningen zijn verleend. 5. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis geen omgevingsvergunningen zijn vereist. Hij voert daartoe aan dat deze gebouwen op de grond staande bijbehorende bouwwerken zijn als bedoeld in artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II bij het Bor. Volgens [appellant sub 1] zijn deze gebouwen niet gebouwd bij een bouwwerk ten behoeve van een recreatief nachtverblijf omdat de recreatiewoning permanent wordt bewoond en dit gebruik onder het gebruiksovergangsrecht kan worden gebracht als bedoeld in artikel 26.4 van de planregels. De in artikel 2, aanhef en derde lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II bij het Bor bedoelde uitzonderingsituatie is daarom hier niet van toepassing, aldus [appellant sub 1]. Hij verwijst ter motivering van zijn betoog naar de Nota van Toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 145-146). 5.1. Uit de gedingstukken blijkt dat de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis gebouwd zijn bij een recreatiewoning die wordt gebruikt voor permanente bewoning. Naar niet in geschil is, valt dit gebruik onder het in artikel 26.4 van de planregels neergelegde gebruiksovergangsrecht. Naar het oordeel van de Afdeling betekent deze omstandigheid evenwel niet dat de gebouwen niet zijn gebouwd bij een bouwwerk ten behoeve van een recreatief nachtverblijf als bedoeld in artikel 2, aanhef en derde lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II bij het Bor. ( ) f. niet aan of bij: Daarbij is van belang dat de recreatiewoning op het perceel in het bestemmingsplan is bestemd als recreatiewo-

Ruimtelijke ordening 69 ning. Het feitelijke gebruik van de recreatiewoning doet hieraan niet af. 5.2. Steun voor dit oordeel vindt de Afdeling in de Nota van Toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 145-146). Hierin is onder meer het volgende vermeld. "De onder 3 opgenomen uitzondering ziet ( ) niet op een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden waarvoor een omgevingsvergunning met een onbeperkte gelding is verleend om het bouwwerk, in strijd met het bestemmingsplan of andere planologische regeling, voor bewoning te gebruiken. Hierdoor is het desbetreffende bouwwerk in feite een "gewone" woning geworden. Een dergelijke situatie zal in beginsel ook op termijn in de van toepassing zijnde planologische regeling worden verwerkt. Dit is anders bij een recreatiewoning ten aanzien waarvan met toepassing van artikel 4, onderdeel 10, van deze bijlage een omgevingsvergunning is verleend om die recreatiewoning, in strijd met het bestemmingsplan of andere planologische regeling voor bewoning te gebruiken. Op grond van artikel 5.18, vierde lid, van het Bor is een dergelijke omgevingsvergunning persoonsgebonden en dient daarin te worden bepaald dat zij slechts geldt voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de recreatiewoning onafgebroken bewoont. Na het beëindigen van die bewoning zal de desbetreffende recreatiewoning weer uitsluitend als recreatiewoning dienst doen. Een recreatiewoning waarvoor een persoonsgebonden omgevingsvergunning als hier bedoeld is verleend, valt daarom wel onder de onder 3 opgenomen uitzondering." Gezien het vorenstaande wordt een tijdelijke rechtmatige situatie, zoals die waarbij een persoonsgebonden omgevingsvergunning is verleend, niet van de onder 3 opgenomen uitzondering uitgezonderd. De Afdeling ziet geen aanleiding anders te oordelen over de zich hier voordoende situatie waarin een geslaagd beroep op het gebruiksovergangsrecht kan worden gedaan. Immers in die situatie zal de recreatiewoning na een onderbreking van de bewoning, zoals bedoeld in artikel 26.5, onder b, van de planregels, weer uitsluitend als recreatiewoning dienst doen. In geval een omgevingsvergunning is verleend om een recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan voor bewoning te gebruiken, gaat de onder 3 opgenomen uitzondering volgens de Nota van Toelichting niet op. Die situatie doet zich hier evenwel niet voor omdat zo n omgevingsvergunning niet is verleend. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis op het perceel geen bouwwerken zijn als bedoeld in artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II bij het Bor. Het betoog faalt. 6. [appellant sub 1] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de blokhut, het prieel, de kas, het afdak en het tuinhuis op het perceel onder het bouwovergangsrecht kunnen worden gebracht. Hij voert daartoe aan dat ingevolge artikel 26.3 van de planregels de overgangsbepalingen van de hiervoor geldende bestemmingsplannen "Wissel 1994, 1e partiële herziening" en "Wissel 1994" bepalend zijn voor de vraag of voormelde bouwwerken onder de beschermende werking van het overgangsrecht vallen. 6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 januari 2015 in zaak nr. 201401844/1/A1) verschaft een met succes gedaan beroep op het overgangsrecht geen omgevingsvergunning vervangende titel en wordt het bouwwerk daardoor evenmin anderszins gelegaliseerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat zelfs wanneer zou worden aangenomen dat een gerechtvaardigd beroep op het overgangsrecht kan worden gedaan, dit onverlet laat dat dit de bouwwerken niet legaliseert en dat een omgevingsvergunning vereist blijft. Onder verwijzing naar artikel 26.1 van de planregels, geeft het overgangsrecht slechts een titel voor gedeeltelijke vernieuwing of verandering. Het beroep op het overgangsrecht kan reeds daarom niet leiden tot het daarmee door [appellant sub 1] beoogde doel. Het betoog faalt. Annotatie 1. Het van toepassing zijn van gebruiksovergangsrecht doet uiteraard op geen enkele wijze af aan de bestemming die een perceel of bouwwerk volgens de geldende bestemmingsregeling heeft. De als zodanig bestemde recreatiewoning blijft dus hoe dan ook juridisch gezien een recreatiewoning (zie r.o. 5.1). De uitspraak is op dat punt niet opmerkelijk. Interessant is wel de relatie die wordt gelegd tussen het gebruiksovergangsrecht en de vraag of de bijbehorende bouwwerken waar het in deze

70 Ruimtelijke ordening zaak om draait (onder meer een blokhut en een prieel) zonder omgevingsvergunning mochten worden gebouwd. Regel is dat bij een recreatiewoning het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken per definitie is uitgesloten. De tekst van artikel 2 onderdeel 3 onder f sub 3 van bijlage II van het Bor, zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit, noemt op die regel geen enkele uitzondering. De nota van toelichting doet dat wél; genoemd wordt de situatie dat voor gebruik anders dan recreatiewoning een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onderdeel c van de Wabo én die vergunning geen persoonsgebonden karakter heeft. Door deze passage in de toelichting ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld of gebruik dat onder het gebruiksovergangsrecht valt (NB: in casu is geen sprake van persoonsgebonden overgangsrecht) op één lijn is te stellen met gebruik dat rechtens is toegestaan door een daartoe verleende omgevingsvergunning. Het antwoord luidt volgens de Afdeling ontkennend (zie het slot van r.o. 5.2). Dat vind ik ook. Maar op het argument dat het bij gebruiksovergangsrecht gaat om een tijdelijke van het bestemmingsplan afwijkende situatie en dat na afloop van het door het overgangsrecht beschermde gebruik alleen gebruik conform de geldende bestemmingsregeling is toegestaan, valt in die zin wat af te dingen dat ook in geval van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onderdeel c Wabo jo. artikel 2.12 lid 1 onderdeel a van de Wabo ongeacht of die vergunning een persoonsgebonden karakter heeft de geldende bestemmingsregeling onaangetast blijft. Ieder ander gebruik dat afwijkt van de bestemmingsregeling en dat niet wordt gedekt door de verleende omgevingsvergunning, blijft verboden. Tegelijkertijd geldt dat gebruik dat door het overgangsrecht wordt beschermd, vele jaren kan voortduren (ook rechtsopvolgers vallen onder de beschermende werking). Bezien vanuit het perspectief van de bestemmingsregeling die onaangetast blijft, is het onderscheid tussen gebruiksovergangsrecht en het verlenen van een omgevingsvergunning voor van het bestemmingsplan afwijkend gebruik, dus nihil. Onderscheidend is wel dat een verleende omgevingsvergunning impliceert dat door het bevoegd gezag de welbewuste keuze is gemaakt dat de geldende bestemmingsregeling niet wordt gehandhaafd en dat het in de verwachting ligt dat het afwijkende gebruik in een volgend bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd. Met name om die reden vind ik het oordeel van de Afdeling in dezen juist. 2. Deze zaak maakt bovenal weer helder dat het maken van uitzonderingen op rechtsregels niet thuishoort in toelichtende teksten maar in die rechtsregels zelf. En dan natuurlijk graag zo duidelijk mogelijk. De uitzondering die in casu uit de nota van toelichting wordt gedestilleerd, had door de besluitgever evengoed in de tekst van artikel 2 onderdeel 3 onder f sub 3 van bijlage II van het Bor kunnen worden verwoord. 16-49 Tonny Nijmeijer ABRvS 17 februari 2016, nr. 201503808/1/R6 (provincie Noord-Brabant/inpassings- en exploitatieplan 'Logistiek Park Moerdijk') (ECLI:NL:RVS:2016:399) Hoewel artikel 7k, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw ten tijde van de vaststelling van het inpassingsplan niet in werking was getreden, hebben provinciale staten gemeend hierop te kunnen vooruitlopen, omdat er al wel een ontwerp van deze bepaling was. In artikel 7k, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw is in strijd met artikel 2.4, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Chw niet de ten hoogste toegestane tijdsduur van de hier van belang zijnde afwijking bepaald. Dat ingevolge artikel 7k, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw de looptijd van het inpassingsplan is beperkt tot 20 jaar, maakt dit niet anders, nu dit een afwijking van artikel 3.26 in samenhang met artikel 3.1, tweede lid, van de Wro betreft maar niet de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijking. Gelet hierop zijn provinciale staten ook bij de toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en het door hen ten aanzien van inpassingsplannen als beleid gehanteerde artikel 3.1, eerste lid, van de Verordening Ruimte 2014, ten onrechte uitgegaan van een verlengde planperiode. artikel 2.4 lid 3 aanhef en onderdeel b Chw artikel 7k lid 2 Besluit uitvoering Chw artikel 3.1 lid 2 Wro