REGIONAAL TOEZICHT WMO ROTTERDAM-RIJNMOND WERKPLAN februari 2017 AB GGD Rotterdam-Rijnmond

Vergelijkbare documenten
Toezicht WMO RotterdamRijnmond

TOEZICHT WMO_JAARRAPPORTAGE AB GGD Rotterdam-Rijmond Datum: 16 februari 2017

REGIONAAL TOEZICHT WMO ROTTERDAM-RIJNMOND

Werkplan Toezicht Wmo 8KTD

Datum : Betreft : Halfjaarsrapportage toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond Periode : tot

Wmo toezicht- werkplan 2016 voor de regio van de GGD RR

NOTITIE MOGELIJKHEDEN VOOR EEN FRIESE GEMEENTELIJKE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN WMO TOEZICHT. Werkgroep Provinciaal Toezicht

REGIONAAL TOEZICHT WMO ROTTERDAM-RIJNMOND

Onderwerp: Beleggen toezichthoudende functie en vaststellen protocol calamiteitenonderzoek Wmo

Toezicht WMO RotterdamRijnmond

KWALITEITS TOEZICHT Wmo Noordoost-Oost Brabant

Heronderzoek naar de kwaliteit van Wmo-ondersteuning door zorgcentrum Sophora

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Bijlage: Toelichting Toezicht in de Wmo We voeren toezicht op basis van samenwerking en vertrouwen, met elkaar leren en verbeteren.

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening)

Procedure Calamiteitentoezicht

Toezicht op kwaliteit van de Wmo persoonsgebonden budget (Pgb)

DE KWALITEIT VAN WMO-ONDERSTEUNING DOOR MEMCARE. Rapportage naar aanleiding van preventief toezicht

Toezicht op de Wmo In de praktijk

Werkdocument model toetsingskader kwaliteitstoezicht Wmo

Calamiteiten- en incidentenregeling

Resultaten Wmo toezicht 2016/2017 regio Noord-en Oost-Gelderland Onderzoekers en toezichthouders GGD Noord- en Oost-Gelderland, april 2018

Verordeningen Jeugd en Wmo Wmo-raden

Lijst van vragen - totaal

Procedure signaalgestuurdtoezicht

Bijlage 5: Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers

Wmo 2015 op hoofdlijnen. Michiel Geschiere (VWS)

Toetsingskader WMO toezicht Gemeente Steenwijkerland. Januari 2018

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Toezicht Wmo

Registratie code : 14B *14B.02305* Verordening Wmo & Jeugdhulp Gemeente Veere

Calamiteitenprotocol instellingen Wmo, gemeenten in de regio Eemland

Utrecht, februari Follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Medical Zorg te Utrecht op 24 oktober 2016

JOJA B.V. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

Factsheet Rol van gemeenten en inspecties in het kader van toezicht

Aanwijzing toezichthouders Wmo 2015

In onderstaande artikelgewijze opsomming, vindt u vragen, opmerkingen en adviezen die door de Wmo-cliëntenraad zijn geformuleerd.

Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

Overzicht doelstellingen Wlz Doelen op wetsniveau (MvT):

Algemeen bestuur. Vergadering 15 december 2016 Agendapunt 7 Onderwerp Evaluatie en doorontwikkeling Wmo-toezicht. Korte samenvatting onderwerp:

Leidraad meldingen. GGD Gelderland-Zuid

De Brug jeugd GGZ. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

Leeswijzer kwaliteitskader 2017 en bijbehorend toetsingskader

Verordening Wmo & Jeugdhulp Gemeente Middelburg, Vlissingen & Veere

Raadsinformatiebrief GEMEENTEBESTUUR. 21 juli Zorg en Welzijn. Informatie voor de raad (voor kennisgeving)

Calamiteitenprotocol Wmo en Jeugdwet Rivierenland november 2014

Toetsingskader WMO toezicht Gemeente Kampen. April 2017

Startnotitie Ontwikkeltafel Kwaliteit 1

DE KWALITEIT VAN WMO-ONDERSTEUNING DOOR ZORGCENTRUM SOPHORA

ECSD/U Lbr. 16/074

Kwaliteit en Rechtmatigheid in de Wmo 2015 en Jeugdwet. De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Onaangekondigde inspecties vinden uitsluitend plaats in opdracht van de gemeente.

Actieplan wachttijden in de zorg 11 mei 2017

Utrecht, maart Rapport van het inspectiebezoek aan Thuizsorg B.V. in Den Haag op 18 februari 2019

HERONDERZOEK NAAR DE KWALITEIT VAN OVERBRUGGINGSZORG AAN GGZ-CLIENTEN DOOR PAMEIJER

Toetsingskader WMO toezicht Gemeente Staphorst. Mei 2017

B en W Adviesnota ADVIES. 1. Instemmen met de beantwoording van de vragen van ProVenray, conform artikel 38.

Follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Zorgbureau De Tulp te Rotterdam op 26 april Utrecht, augustus 2017

Afsprakenkader. Stelselwijziging Jeugd. Factsheet

Leidraad melding calamiteiten Wmo 2015

Utrecht, mei Follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Change Your life te Roermond op 15 december 2016

Gemeente Midden-Delfland

follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Zorg & Welzijn Nederland B.V. te Arnhem op 31 oktober 2016 Utrecht, maart 2017

Integrale Handhaving. Opzet Quick Scan. Inhoudsopgave. 1. Achtergrond en aanleiding

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HERONDERZOEK NAAR DE KWALITEIT VAN WMO-ONDERSTEUNING DOOR STICHTING MAASSTAD ZORG

Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Toetsingskader Toezicht Wmo Verwey-Jonker Instituut en GGD GHOR Nederland

ons kenmerk ECSD/U Lbr. 14/067

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis

Civiele terugvordering bij zorgaanbieders. Leren van succesvolle terugvorderingen door zorgverzekeraars en zorgkantoren bij zorgaanbieders

Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2019

Utrecht, juli Follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Bewust4Beter Care Services v.o.f. te Baarn op 9 maart 2017

Sociaal Calamiteitenprotocol versie voor aanbieders

Overeenkomst WMO dienstverlening. Dagbesteding

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2015

AAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE TEN BOER. Raadsvergadering: 16 december Registratienummer: TB Agendapunt: 13.

Toetsingskader WMO toezicht Gemeente Deventer. April 2017

Logeerhuis Villa Pim. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

MANDAAT BESCHERMD WONEN

Toetsingskader WMO toezicht Gemeente Dalfsen. Juni 2017

Regionale samenwerkingsovereenkomst Beschermd wonen en Maatschappelijke Opvang Noord-Veluwe

Monica de Visser Juridisch Adviesbureau Smaragd 1

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maassluis Copy: Gemeenteraad Maassluis

Activiteitenboerderij Rutgers. Aalten

DE KWALITEIT VAN WMO-ONDERSTEUNING DOOR STICHTING MAASSTAD ZORG

Versie 17 juni Nadere regeling waardering mantelzorgers 2015

Memo (071) (071) Marieke Ouwerkerk Saskia Lekkerkerker

LEIDRAAD CALAMITEITEN EN GEWELDSINCIDENTEN WMO

Hertoetsrapport naar aanleiding van het inspectiebezoek aan Relaunch, handelsnaam van Cok van den Heuvel Motoren in Tiel op 15 november 2018

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013

Inspraak regionale Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015

Cliëntenradenbijeenkomst 16 april 2013

Het ondersteuningsplan wordt in samenspraak met de zorgaanbieder en cliënt opgesteld, binnen de mogelijkheden van de afgegeven indicatie.

Hertoetsrapport naar aanleiding van het inspectiebezoek aan Thuiszorg Diamond in Den Haag op 27 september Utrecht, maart 2018

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE HEERENVEEN 2015

Transcriptie:

REGIONAAL TOEZICHT WMO ROTTERDAM-RIJNMOND WERKPLAN 2017 16 februari 2017 AB GGD Rotterdam-Rijnmond 1

SAMENVATTING In 2016 is de basis voor het toezicht Wmo in de regio Rotterdam-Rijnmond stevig gelegd. Met deze basis, een voortschrijdende samenwerking met andere toezichthouders en de landelijke inspectie en met -niet te vergeten- steeds meer ervaring, verwacht het toezicht Wmo in 2017 meters te kunnen gaan maken. De gemeenten in de regio kunnen hierbij bijdragen door de toezichthouders te faciliteren, waaronder in het verstrekken van informatie ten behoeve van de onderzoeken. De ambitie voor 2017 is om alle binnenkomende meldingen van calamiteiten en de meest urgente of terugkerende signalen te onderzoeken, zonder dat dit ten koste gaat van de geprogrammeerde onderzoeken. Geprogrammeerd voor 2017 zijn: A. structureel toezicht aan 50 ZIN-aanbieders; B. proactief toezicht naar 6 Pgb-aanbieders (in aanvulling op het toezicht naar Pgbaanbieders in 2016); C. proactief toezicht naar de extramurale Wmo-ondersteuning aan cliënten met een licht verstandelijke beperking of GGZ-problematiek (6 ZIN-aanbieders); D. Bij beide onderzoeken in het kader van proactief toezicht zal ook de toegang tot Wmo-ondersteuning aandacht krijgen. De activiteiten leiden tot een breder gedeeld zicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo door zorgaanbieders in de regio. Toezichtsonderzoeken zullen niet alleen tot oordeelsvorming leiden. De toezichthouders Wmo zullen waar nodig zorgaanbieders 1 eveneens van advies voorzien. Ook gemeenten in de rol van inkoper of verstrekker van Pgbbudgetten zullen waar nodig worden voorzien van advies; met deze advisering hoopt het toezicht Wmo een bijdrage te kunnen leveren aan de rol die de gemeenten zelf vervullen richting zorgaanbieders en Wmo-cliënten (communicatie met ontvangers van Wmoondersteuning, eventuele handhavende maatregelen richting zorgaanbieders, onderzoeken van eventuele onrechtmatigheid in de verstrekking van zorg, beleidsvorming, inkoop). Landelijk blijft er nog beweging met betrekking tot het Wmo-toezicht, hetgeen met aandacht gevolgd zal worden met oog op de eventuele gevolgen die dit kan hebben op de uitvoering van het Wmo-toezicht in Rotterdam-Rijnmond. 1 Onder zorgaanbieders worden ook de gemeenten zelf als aanbieder van zorg verstaan. 2

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 4 2. KORTE TERUGBLIK 2016... 4 3. INHOUD TOEZICHT 2017... 4 3.1 Doel en visie... 4 3.2 Criteria... 5 3.3 Vormen van toezicht... 5 4. ACTVITEITEN TOEZICHT 2017... 8 4.1 Structureel toezicht... 8 4.2 Proactief toezicht... 8 4.2.1 De kwaliteit van Wmo-ondersteuning op grond van Persoonsgebonden budgetten (Pgb)... 8 4.2.2 De extramurale Wmo-ondersteuning aan cliënten met een licht verstandelijke beperking of GGZ-problematiek.... 9 4.3 Preventief toezicht... 10 4.4 Reactief toezicht... 10 4.5 Resterende ontwikkeltaken... 11 4.6 Professionalisering... 11 5. VOORWAARDEN VOOR DE UITVOERING VAN TOEZICHT... 12 5.1 Communicatie over signalen en het melden calamiteiten... 12 5.2 Duidelijkheid over de rol van de toezichthouder ten opzichte van de gemeenten... 12 5.3 Facilitering van de uitvoering van het toezicht... 13 5.4 Samenwerking met landelijke inspecties en niet-wmo aanbieders... 14 3

1. INLEIDING In 14 gemeenten van de regio Rotterdam-Rijnmond wordt het toezicht Wmo uitgevoerd door drie toezichthouders die door het Algemeen Bestuur van de GGD Rotterdam-Rijnmond zijn aangesteld. Gedurende 2016 is het toezicht op Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang voor de 5 gemeenten in de Hoeksewaard toegevoegd aan de taken van de drie toezichthouders. Het toezicht in de regio richt zich op de kwaliteit van zorg. Onderwerp van toezicht zijn zorgaanbieders die op basis van een contract met één of meer gemeenten in de regio ondersteuning in het kader van de Wmo uitvoeren (aanbieders zorg in natura), de uitvoering van de Wmo door gemeenten zelf 2 en aanbieders die ondersteuning aan cliënten bieden op basis van een persoonsgebonden budget (Pgb). Onderliggend werkplan geeft weer hoe het Toezicht Wmo in Rotterdam-Rijnmond in 2017 vormgegeven zal zijn en welke (geprogrammeerde en ongeprogrammeerde) activiteiten daaraan zijn gekoppeld. 2. KORTE TERUGBLIK 2016 Uitgangspunt voor het toezicht in 2016 was het toetsingskader 3 en het werkplan 2016. Gedurende dat jaar is de visie en opzet van het toezicht Wmo doorontwikkeld. Resultaten waren een uitgewerkt toezichtsmodel en procesbeschrijvingen voor proactief, preventief en reactief toezicht. Er is een netwerk opgebouwd op zowel lokaal, regionaal als landelijk niveau. Uit het laatste is onder meer een samenwerking in een onderzoek met het Samenwerkend Toezicht Jeugd voortgekomen. In een database zijn de uitvoering van het toezicht en binnenkomende signalen geregistreerd. Met onder meer een factheet, een webpagina en kennismakingsbezoeken aan gemeenten en zorgaanbieders, heeft het toezicht Wmo zich kunnen introduceren in de regio. In de regio zijn diverse toezichtsbezoeken afgelegd en onderzoeken gedaan, waarmee de ontwikkelde werkwijzen en vragenlijsten zijn toegepast en doorontwikkeld. De toezichthouders kwamen in 2016 tijdens de opzet en uitvoering van hun taken ook knelpunten tegen; deze zijn met de gemeenten als opdrachtgever gesproken, waarmee een aanzet is gegeven tot het wegnemen van deze knelpunten. Kortom, in het jaar 2016 is de basis voor een gedegen uitvoering van het Wmo-toezicht gelegd. 3. INHOUD TOEZICHT 2017 3.1 Doel en visie Burgers hebben recht op goede zorg en ondersteuning. Met de decentralisatie van de uitvoering van de Wmo naar de gemeenten en daarbij de decentralisatie van het toezicht op de uitvoering heeft de wetgever beoogd om ondersteuning aan burgers, die dit nodig hebben, dichter naar de burger toe te brengen. Ook het toezicht op de kwaliteit van deze ondersteuning is dichter naar de burger zelf gebracht door ook deze verantwoordelijkheid bij de gemeenten neer te leggen. Ondanks dat de gemeenten in deze regio het toezicht gezamenlijk hebben georganiseerd, is het toezicht nog steeds dichtbij. De toezichthouders werken in opdracht van de regiogemeenten, leggen daaraan verantwoording af en adviseren waar nodig. Tegelijkertijd zorgen de toezichthouders ervoor dat zij nauw contact met de gemeenten onderhouden om 2 Wanneer in dit werkplan over de gemeente als uitvoerder van de Wmo wordt gesproken, wordt de gemeente eveneens als zorgaanbieder aangeduid of wordt gesproken over de gemeentelijke uitvoeringspartijen. 3 Wanneer in dit werkplan wordt gesproken over het toetsingskader, dan betreft dat het toetsingskader zoals dat door het Algemeen Bestuur van de GGD Rotterdam-Rijnmond in 2016 is vastgesteld. 4

goed zicht te blijven houden op de relevante beleidsontwikkelingen en gebeurtenissen in de zorg en ondersteuning. Tot slot is onafhankelijkheid van het toezicht op de uitvoering van de Wmo op deze wijze beter geborgd. De toezichthouder Wmo is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning zèlf, maar de toezichtsbezoeken-en onderzoeken kunnen een preventieve tot zelfs een proactieve werking hebben door de aandacht te vestigen op kwaliteit en waar nodig open eindjes of knelpunten bloot te leggen. Het motto hierbij is objectief meekijken, constructief meedenken en vooral zorgaanbieders zèlf in staat stellen hun verantwoordelijkheid te nemen in de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning. Alleen waar nodig zal het toezicht Wmo naar aanleiding van een toezichtsonderzoek maatregelen nemen of de gemeente adviseren hiertoe over te gaan (zie paragraaf 5.2). Samen met de zorgaanbieders én gemeenten kan het toezicht Wmo op deze manier bijdragen aan de kwaliteit van ondersteuning aan burgers borgen zoals dat in de Wmo (artikel 3.1) is opgenomen. 3.2 Criteria De Wmo geeft aan dat aanbieders maatschappelijke ondersteuning moeten leveren die van goede kwaliteit is met daarbij de volgende criteria: a)..die veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt; b)..is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt; c)..wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de professionele standaard; d)..wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt. 3.3 Vormen van toezicht In navolging van de verschillende vormen en naamgevingen voor de uitvoering van het toezicht in de onderliggende basisdocumenten, heeft het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond de volgende indeling gemaakt op basis waarvan zij het toezicht uitvoeren. 5

- Structureel toezicht - Uitermate programmeerbaar, licht urgent Doel van structureel toezicht is enerzijds dat aanbieders zich bewust zijn van het bestaan van het toezicht Wmo, bekend zijn met de wijze van toezicht en scherp hebben dat alle calamiteiten in het kader van de Wmo bij de toezichthouder gemeld moeten worden. Tevens zorgt deze vorm van toezicht ervoor dat de toezichthouders in hoofdlijnen kennis hebben van de ondersteuning die zorgaanbieders leveren, hun werkwijze en wat knelpunten zijn waar aanbieders in de uitvoering van zorg tegenaan lopen. Naar aanleiding van structureel toezicht wordt geen oordeel geveld, maar het geeft de toezichthouder wel inzicht in de organisatie en waar relevant kan dit leiden tot signalering ten behoeve van proactief of preventief toezicht. Het is van belang deze vorm van toezicht niet te verwarren worden met de overleggen die contractmanagers of inkopers van de gemeenten verrichten. - Proactief toezicht - programmeerbaar, matig urgent Doel van proactief toezicht is om vroegtijdig eventuele knelpunten of gebreken in de kwaliteit van zorg bloot te leggen waarbij maatschappelijk gezien cliënten het meeste risico kunnen lopen. Dit toezicht vindt daarom plaats op basis van vooraf vastgestelde risico s en jaarlijkse selectie van zorgaanbieders. Dit betekent dat er voorafgaand aan elk nieuw jaar een programmering gemaakt wordt van zorgaanbieders die bezocht worden om de kwaliteit van zorg te toetsen. Deze zorgaanbieders worden geselecteerd op basis van een risico-analyse waaraan verschillende (combinatie van) criteria ten grondslag liggen en of andere zaken die mogelijke risico s blootstellen en aanleiding geven tot toezicht. Deze criteria en andere factoren zijn vanuit het toetsingskader en het werkplan 2016 overgenomen in de procesbeschrijving proactief toezicht. Proactief toezicht op een aanbieder wordt gevolgd door een rapportage met daarin een oordeel van de toezichthouder over de kwaliteit van zorg en door een advies aan de zorgaanbieder dan wel de inkopende gemeente(n). Waar nodig en mogelijk zullen de betreffende onderzoeken en onderzoeksrapportages gevolgd worden met een integraal advies van de toezichthouder aan de gemeenten in de regio omtrent dit breder gedefinieerde risico. - Preventief toezicht - niet programmeerbaar, urgent Preventief toezicht vindt plaats bij zorgaanbieders, waarover signalen zijn ontvangen met betrekking tot de kwaliteit van ondersteuning. Doel van deze vorm van toezicht is om een eventuele ongewenst situatie (bijvoorbeeld onheuse bejegening van cliënten) ongedaan te maken, verergering van een structurele situatie te voorkomen en -in het ergste geval- een eventueel incident of calamiteit te voorkomen. Signalen zijn aanwijzingen waarbij sprake kan zijn van ondermaatse kwaliteit van ondersteuning door een aanbieder en kunnen divers van aard zijn en vanuit verschillende betrokkenen gemeld worden. Het kan hierbij gaan om: incidenten, professionele intuïtie en onderbuikgevoelens, structurele of ernstige klachten 4 en/of door de gemeenten of zorgverzekeraar vastgestelde fraude door de aanbieder. Ook uitkomsten van eerdere 4 Het toezicht Wmo bevindt zich achterin de keten: klachten over zorg zullen in eerste instantie door de aanbieder zelf, gemeenten of partijen als de gemeentelijke ombudsman behandeld worden. Wanneer deze partijen een ernstige klachten ontvangen of een trend met betrekking tot de kwaliteit van zorg constateren, die niet aansluiten op hun rol, kunnen zij hierover een signaal afgeven aan het toezicht Wmo. 6

toezichtsonderzoeken naar zorgaanbieders in de regio kunnen als signaal dienen ten behoeve van eventueel preventief toezicht. Op basis van het afwegingskader 5 wordt besloten tot een toezichtsonderzoek bij een aanbieder om een oordeel te vellen over de kwaliteit van ondersteuning door de betreffende zorgaanbieder. Dit preventieve toezicht wordt afgesloten met een rapportage en een eventueel advies aan de zorgaanbieder dan wel de inkopende gemeente(n) binnen de regio, ook wanneer het een Pgb-aanbieder betreft. Wanneer er sprake is van zorg op basis van een Pgb, dan is het aan de betreffende gemeente(n) om te besluiten of zij cliënten van deze aanbieder informeren over de uitkomst van het onderzoek. Daarnaast is het bij zowel ZiN als Pgb aan de gemeente(n) zelf om te besluiten of zij maatregelen nodig achten. De wijze waarop het proces van preventief toezicht wordt uitgevoerd is nader omschreven in de procesbeschrijving preventief toezicht. - Reactief toezicht - niet programmeerbaar, urgent Aanbieders van Wmo-ondersteuning zijn wettelijk verplicht om calamiteiten conform de definitie in de Wmo te melden bij de toezichthouder. De toezichthouder doet dan onderzoek. Uit vooronderzoek kan blijken dat de gemelde calamiteit toch geen calamiteit conform de Wmo is. Wanneer blijkt dat de gemelde calamiteit zorg betreft op basis van andere wetgeving (WLZ, ZVW, Jeugdwet), adviseert de toezichthouder de aanbieder dit te melden bij de landelijke inspectie. Wanneer de gebeurtenis niet volledig voldoet aan de definitie van een calamiteit, maar wèl Wmo-ondersteuning betreft, sluit de toezichthouder de melding als calamiteit af. Vervolgstap kan dan overigens wel zijn dat de gebeurtenis wordt opgenomen als signaal. Indien reactief toezicht wordt uitgevoerd, is het doel om herhaling van een calamiteit te voorkomen. De toezichthouder onderzoekt of er een (mogelijk) verband is tussen de calamiteit en de kwaliteit van zorg en zo ja, op welke aspecten de zorg niet (geheel) voldeed. De toezichthouder velt een oordeel naar aanleiding van dit onderzoek en of doet voorstellen ter verbetering aan de aanbieder of gemeente 6. Conform de werkwijze van de Inspectie Gezondheidszorg, kan reactief toezicht betekenen dat de toezichthouder de zorgaanbieder verzoekt zelfonderzoek te doen, omdat de aanbieder zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorg. De zorgaanbieder moet hierover rapporteren bij de toezichthouder. De toezichthouder toetst de wijze van onderzoek, de inhoud van de betreffende rapportages en daaruit volgend conclusies en maatregelen. Aan de hand daarvan besluit de toezichthouder of aanvullend onderzoek door de toezichthouder zelf plaats moet vinden. De zorgaanbieder en relevante inkopende gemeente(n) ontvangen in alle gevallen een eindoordeel en eventueel advies. 5 Zie Toetsingskader Toezicht Wmo 6 Conform het toetsingskader Wmo toezicht kan de gemeente desgewenst maatregelen opleggen aan een ZINaanbieder (bestuursdwang, last onder dwangsom). Daarnaast kan de gemeente besluiten cliënten te informeren of andere type maatregelen nemen (bij Zin m.b.t. inkoop, bij Pgb met betrekking tot de afgegeven beschikking). 7

4. ACTVITEITEN TOEZICHT 2017 Voor 2017 hebben de toezichthouders Wmo de volgende activiteiten in de regio gepland: 4.1 Structureel toezicht In 2016 lag conform het toenmalige werkplan de focus op nieuwe aanbieders Zorg in Natura (ZIN); het toezicht Wmo stelt zich vanaf de start van 2017 ten doel om alle ZIN-aanbieders in de regio eens in de drie jaar te bezoeken. Dit betekent dat in 2017 een gesprek gevoerd worden met eenderde van al deze aanbieders. De selectie zal dusdanig gemaakt worden dat het zorgaanbod aan alle doelgroepen en alle Wmo-activiteiten aan bod komen. Daarnaast zal erna gestreefd worden dat het structureel toezicht gelijkwaardig binnen de regio verdeeld is. Ook aantallen cliënten zijn onderdeel van de selectie, zodat zowel kleine als grote aanbieders aan bod komen. Structureel toezicht blijft toezicht zonder oordeelsvorming over de kwaliteit van zorg, zoals dat in het geval van de andere drie vormen van het toezicht wèl plaatsvindt. Ten behoeve van de programmering in 2017 is uitgegaan van het aantal ZIN-aanbieders in 2016: 150 aanbieders. Dit betekent dat 50 aanbieders bezocht zullen worden in het kader van structureel toezicht. Indien uit de nieuwe regionale lijst van ZIN-aanbieders naar voren komt dat er een toename is in het aantal ZIN-aanbieders in deze regio 7, dan zal daarmee in de programmering van 2018 en 2019 rekening mee worden gehouden. Inzet toezichthouders: 360 uur Activiteiten: planning, voorbereiding, gesprek en verslaglegging. 4.2 Proactief toezicht In 2017 is een aantal zaken voor het Wmo-toezicht leidend: de kwetsbaarheid van sommige doelgroepen, signalen over mogelijke knelpunten in de kwaliteit van zorg en de huidige maatschappelijke context die van invloed is op de zorg en ondersteuning die burgers krijgen. Dit heeft ertoe geleid dat het proactieve toezicht zich dit jaar op de volgende twee thema s zal richten: 4.2.1 De kwaliteit van Wmo-ondersteuning op grond van Persoonsgebonden budgetten (Pgb) Maatschappelijk gezien leven over deze wijze van zorgverstrekking nog steeds de meeste twijfels. Vaak is dit gerelateerd aan nieuwsberichten en signalen over eventuele (financiële) onrechtmatigheden, maar de kwaliteitscomponent valt daarbij niet uit te sluiten. Omdat in 2016 niet het geprogrammeerde aantal Pgb-bureau s (met meer dan 10 cliënten) in het kader van proactief toezicht is bezocht dan was voorgenomen, worden deze onderzoeken in P1 (januari t/m april) van 2017 voortgezet; daarbij wordt de focus verbreed van Pgb-aanbieders in Rotterdam naar Pgb-aanbieders in de regio. Aansluitend op de 3 uitgevoerde onderzoeken naar Pgb-aanbieders in 2016, zullen in 2017 6 Pgb-aanbieders (met meer dan 10 cliënten) onderzocht worden. Doel van deze serie onderzoeken is om zicht te krijgen op de kwaliteit van ondersteuning door Pgb-bureau s in het algemeen. Omdat de Pgb-zorg aan kwetsbare personen vaak niet los gezien kan worden van de toekenning van Pgb-budgetten door de gemeente, zal in dit onderzoek ook de rol van de gemeenten met betrekking tot de toegang tot zorg meegenomen 7 Bijvoorbeeld door nieuwe aanbestedingen of open overeenkomsten. 8

worden. Doel is te achterhalen of de gemeenten voldoende oog hadden voor de mate waarin een cliënt in staat was een PGB te beheren. De selectie van de aanbieders vindt op twee manieren plaats: de ene helft van de Pgbaanbieders zal willekeurig worden geselecteerd; de andere helft wordt geselecteerd, omdat daarover in 2016 signalen bij de toezichthouder zijn afgegeven. Het resultaat zal een rapportage per Pgb-aanbieder zijn én een overall-rapportage over de eerste bevindingen over de Pgb aanbieders in Rotterdam-Rijnmond en de gemeentelijke toegang tot Pgb-zorg. Inzet toezichthouders en eventuele ondersteuning: 1200 uur Activiteiten: plan van aanpak thema, programmering, planning, vooronderzoek, onderzoek ter plaatse (in tweetallen), dossieronderzoek, cliëntgesprekken (over het algemeen in tweetallen), verslaglegging, oordeelsvorming, rapportage, procedure hoor-en wederhoor en eindrapportage over de serie inclusief eventueel advies. 4.2.2 De extramurale Wmo-ondersteuning aan cliënten met een licht verstandelijke beperking of GGZ-problematiek. De Wmo geeft het aan dat:.burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning; dat de ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, erop gericht moet zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven; dat het in de rede ligt de overheidsverantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie zo dicht mogelijk bij de burger te beleggen De Wmo beoogt hier onder andere mee dat er geen beroep op de zwaardere/duurdere intramurale zorg wordt gedaan, wanneer cliënten met hun netwerk nog voldoende zelfredzaam zijn om thuis te kunnen verblijven; ook al dit betekent dat er Wmo-ondersteuning thuis geleverd moet worden. Het kan hierbij een kwetsbare groep burgers betreffen. Niet al deze cliënten zijn altijd even mondig of weten de weg naar de gemeente, de juiste zorg of de juiste personen te vinden. Deze burgers beschikken ook niet altijd over een goed werkend netwerk of hebben helemaal geen netwerk. Zo kunnen klachten of signalen over de kwaliteit van zorg niet op de juiste plaats terecht komen. Deze combinatie van factoren maakt het onderzoekswaardig om een oordeel te vellen over de zorg aan de groep Licht verstandelijk beperkten en cliënten met GGZ-problematiek thuis. Zij vormen voor het Wmo-toezicht een belangrijke risicogroep, die in dit thema nog meer risico kunnen lopen. De toezichthouders zullen daarom in P2 en P3 (mei t/m december) van 2017 onderzoeken of deze doelgroep met hun beperkingen de juiste zorg krijgen die zij nodig hebben, terwijl zij zelfstandig wonen. Het onderzoek zal worden uitgevoerd op 6 zorgaanbieders (zorg in natura) 8, die verspreid over de regio actief zijn. Voor de programmering wordt rekening gehouden met eventuele signalen over zorgaanbieders van deze vorm van zorg en de regionale spreiding van dit toezicht. Dit wordt uitgewerkt in een plan 8 Hierbij zullen mogelijk ook de aanbieders van wonen zonder dak meegenomen worden. 9

van aanpak. Indien de onderzoeken aanleiding geven tot een algemene conclusie met betrekking tot het thema zal hier eveneens een algemene rapportage over worden opgesteld. Inzet toezichthouders eventuele ondersteuning: 1200 uur Activiteiten: plan van aanpak serie, programmering, planning, vooronderzoek, onderzoek ter plaatse (in tweetallen), dossieronderzoek, eventueel cliëntgesprekken (over het algemeen in tweetallen), verslaglegging, rapportage en eindrapportage over de serie. 4.3 Preventief toezicht Het aantal signalen over zorgaanbieders die de toezichthouders Wmo ontvangen en het aantal onderzoeken dat daaruit voortkomt, is niet te programmeren. De ernst van een signaal, de mate van kans op herhaling en de hoeveelheid cliënten die een risico lopen, zullen opnieuw bepalend zijn. De kwaliteit en hoeveelheid informatie die hiervoor door de signalerende gemeente wordt geleverd, is hierbij een voorwaarde. Tevens zal in het kader van preventief toezicht toezicht uitgevoerd worden naar aanleiding van onderzoeken in het kader van preventief en reactief toezicht in 2016, waarbij maatregelen moeten worden gemonitord. Inzet toezichthouders en eventuele ondersteuning: 600 uur Activiteiten: noteren signalen, beoordelen signalen t.b.v. prioritering, vooronderzoek, onderzoek ter plaatse bestaande uit gesprekken met management, medewerkers en/of cliënten (over het algemeen in tweetallen), dossieronderzoek, verslaglegging, rapportage, procedure hoor-en wederhoor, eindrapportage inclusief eventueel advies, afsluiting onderzoek en communicatie richting aanbieder en gemeente(n). Wanneer in 2017 meer preventief toezicht benodigd blijkt, dan zal dit ten koste gaan van het geprogrammeerde structureel toezicht en proactief toezicht in de regio. 4.4 Reactief toezicht Calamiteiten en de omvang van calamiteiten zijn niet te voorspellen. Het aantal meldingen van calamiteiten bij het Wmo-toezicht en de hoeveel tijd die de onderzoeken in beslag zullen nemen, zijn daarom niet volledig te programmeren. Bepalende factoren voor reactief toezicht in 2017 zijn: het bewustzijn en de wil van zorg-in-natura-aanbieders om calamiteiten te melden, de mate waarin een gemelde calamiteit aansluit op de definitie in de Wmo, de snelheid van informatieverzameling en de kwaliteit van zelfonderzoeken door aanbieders. Daarnaast zal het toezicht Wmo in 2017 in het kader van triage bij de ontvangst van meldingen scherper gaan beoordelen of een melding voldoet aan de wettelijke definitie van een calamiteit, voordat een vooronderzoek gestart wordt. Indien dat niet het geval is of hier twijfel over bestaat, zal dit direct teruggelegd worden bij de melder. Op basis van 2016 en deze factoren is de inschatting dat een aantal meldingen van calamiteiten na deze eerste triage dan wel na vooronderzoek zullen worden afgesloten. De verwachting is dat 10 meldingen zullen leiden tot een volledig onderzoek in het kader van reactief toezicht. 10

Inzet toezichthouders en eventuele ondersteuning: 840 uur Activiteiten: vooronderzoeken van meldingen, correspondentie met aanbieder voor en tijdens het onderzoek, beoordeling zelfonderzoeken, in aantal gevallen onderzoek ter plaatse, bestaande uit gesprekken met management, medewerkers en/ of cliënten (over het algemeen in tweetallen), dossieronderzoek, verslaglegging, rapportage, procedure hoor-en wederhoor, eindrapportage inclusief eventueel advies, afsluiting onderzoek en communicatie richting aanbieder(s) en gemeente(n). Wanneer in 2017 meer reactief toezicht benodigd blijkt, dan zal dit ten koste gaan van het geprogrammeerde structureel toezicht en proactief toezicht. 4.5 Resterende ontwikkeltaken Weliswaar is de praktische basis voor de uitvoering van het Wmo toezicht in 2016 gelegd, maar in 2017 zal nader gewerkt moeten worden aan het dichtleggen van de open eindjes: Inzicht in de aanbieders (ZiN en Pgb) die in de regio actief zijn; duidelijkheid over juridische aspecten rond Wmo-onderzoeken (vooralsnog ten uitvoer gelegd bij de gemeente Rotterdam); blijvende aandacht voor communicatie van zowel toezichthouders als gemeenten over het Wmo-toezicht, zoals richting aanbieders (ZiN en Pgb) en gemeentelijke partijen; actief volgen van landelijke ontwikkelingen. Dit laatste toegelicht: op landelijk niveau worden door de landelijke inspecties en de VNG afspraken gemaakt over de samenwerking tussen het lokale en landelijke toezicht. Het toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond heeft vanuit de verantwoordelijkheid voor het toezicht in 14 gemeenten en gedeelde verantwoordelijkheid in 5 gemeenten (Hoekse Waard) richting de landelijke inspecties aangegeven graag aan de voorkant geïnformeerd te willen blijven over de voortgang en inhoud van deze afspraken. Wanneer nodig en mogelijk, zal één van de toezichthouders ook deelnemen aan het overleg tussen toezichthouders Wmo, VNG, GGD GHOR Nederland en de landelijke inspectie over het afsprakenkader. Daarnaast is het van belang dat collega s van de GGD Rotterdam-Rijnmond en de beleidsadviseurs van de regiogemeenten afstemmen met de toezichthouders wanneer zij iets over dit onderwerp vernemen. Het Toezicht Wmo zal zich niet actief bezighouden met de ontwikkeling van het Wmo-toezicht in andere regio s en gemeenten, maar deze ontwikkelingen wel blijven volgen en ervaringen delen met andere toezichthouders. 4.6 Professionalisering In 2017 zullen de toezichthouders Wmo zich verder bekwamen op inhoudelijk en procesmatig vlak. Daarnaast zullen ad hoc activiteiten plaatsvinden om op de hoogte te blijven en te leren van relevante landelijke, regionale of gemeentelijke ontwikkelingen en de ervaringen en inzichten van andere toezichthouders. 11

5. VOORWAARDEN VOOR DE UITVOERING VAN TOEZICHT 5.1 Communicatie over signalen en het melden calamiteiten Nauwe contacten met de gemeenten in de regio zijn voor de toezichthouder van belang. De uitvoering van het toezicht is gebaat bij het ontvangen van signalen over zorgaanbieders, die gemeenten kunnen afgeven op basis van trends die gemeenten constateren bij een bepaalde aanbieder. In het geval van calamiteiten schrijft de wet voor dat zorgaanbieders zelf dit melden bij de toezichthouder. Niet alle zorgaanbieders hebben dit momenteel al scherp op het netvlies. De gemeenten kunnen daarom een rol spelen door bij calamiteiten de zorgaanbieder erop te wijzen bij de toezichthouder te melden 9. Daarnaast moeten gemeenten calamiteiten in de eigen uitvoering van de Wmo zelf melden bij de toezichthouder. 5.2 Duidelijkheid over de rol van de toezichthouder ten opzichte van de gemeenten Gemeenten zelf en het Wmo-toezicht kunnen elkaar op verschillende vlakken tegenkomen in de uitvoering van hun werkzaamheden: a. Ten eerste komst niet elke klacht of signaal over de kwaliteit van Wmo-ondersteuning direct bij de toezichthouder terecht. In eerste instantie gemeenten vaak zelf klachten of signalen afhandelen, bijvoorbeeld bij individuele klachten door de Wmo-adviseur of een klachtenbureau. Ook kunnen medewerkers kwaliteitszorg, contractmanagers 10, beleidsadviseurs of partijen als de gemeentelijke ombudsman een rol spelen. Pas wanneer er sprake is van meerdere of terugkerende klachten of er brede signalen zijn over de kwaliteit van ondersteuning, komt het toezicht Wmo in beeld. De toezichthouder zit hiervoor als het ware achteraan in de keten. b. Hetzelfde geldt voor signalen over mogelijke onrechtmatigheid: hierop acteert de gemeente zelf, dat wil zeggen de gemeente kan onderzoeken of er sprake is van fraude. Er is echter wel een wisselwerking mogelijk tussen de gemeenten en de toezichthouder naar aanleiding van oordelen over rechtmatigheid respectievelijk de kwaliteit van ondersteuning, omdat er een verband kan zijn. Afstemming en waar nodig samenwerking tussen toezichthouders en gemeenten is daarom essentieel. c. Ook na afronding van onderzoek door de toezichthouder komt de gemeente in beeld. De gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om cliënten te informeren over het toezichtsrapport, zowel bij ZIN als bij Pgb-zorg. Het laatste is met name relevant indien de gemeente maatregelen neemt, die direct consequenties kunnen hebben voor de zorgrelatie tussen de Pgb-aanbieder en de cliënt. d. Het toetsingskader 11 benoemt handhavingsmaatregelen die naar aanleiding van een toezichtsonderzoek genomen kunnen worden. 9 In het geval van de gemeente Rotterdam melden zorgaanbieders via het incidentenloket. 10 Contractmanagers ontvangen bijvoorbeeld de uitkomsten van cliënttevredenheidsonderzoeken. 11 Zie toetsingskader, pag. 10 en 11; tevens is de handhaving nader opgenomen in de procesbeschrijvingen proactief, preventief en reactief toezicht. 12

Een deel van deze handhavingsmaatregelen ligt bij het toezicht Wmo zelf, het andere deel bij de betreffende gemeenten, die deze maatregelen separaat of in afstemming met elkaar (wanneer de zorg meerdere gemeenten betreft) kunnen nemen: de toezichthouder kan advies-en stimuleringsmaatregelen nemen richting de zorgaanbieder in de vorm van advies. Als corrigerende maatregel kan de toezichthouder bij de aanbieder erop aandringen kwaliteitsverbeteringen door te voeren met de waarschuwing dat anders een verzoek aan de gemeente wordt gedaan tot het nemen van maatregelen. In dat laatste geval zal de toezichthouder de gemeente adviseren of (indien de situatie dit vereist) een indringend verzoek aan het gemeentebestuur of de uitvoeringsorganisatie doen om maatregelen te nemen richting de aanbieder in het kader van contract- of subsidieafspraken. De gemeente is dan aan zet. Tot slot is de gemeente aan zet wanneer de toezichthouder het gemeentebestuur (College van B&W) adviseert over de noodzaak van het opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen. Het is aan de gemeentebestuur of zij hiertoe wil overgaan. Wanneer het onderzoek een aanbieder betreft die in meerdere gemeenten zorg verleend, is het wenselijk dat gemeenten onderling afstemmen over de te nemen maatregelen. 5.3 Facilitering van de uitvoering van het toezicht De gemeenten spelen eveneens een rol in de facilitering van de uitvoering van het toezicht. De toezichthouders moeten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen ten aanzien van de Wmo-ondersteuning binnen de gemeenten. In de eerste plaats gaat dit om informatie, zowel basisinformatie over de (werking van) de verschillende zorgstelsels in de diverse gemeenten, de zorgovereenkomsten die zijn gesloten, als de kwaliteitseisen die gemeenten aan zorgaanbieders stellen. Maar de toezichthouders kunnen ook cliëntinformatie van gemeenten verwachten. Wanneer een toezichthouder een onderzoek start, kunnen gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP), indicaties en ondersteuningsplannen een middel vormen om de kwaliteit van ondersteuning te toetsen. Daarnaast hebben de toezichthouders (nog) geen directe toegang tot informatie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), dus zullen zij voor informatie omtrent Pgb-budgetten (bijvoorbeeld zorgovereenkomsten tussen de SVB en Pgbcliënten) een beroep doen op de gemeenten in de regio. De toezichthouder is op basis van de Wmo en de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) bevoegd al deze informatie op te vragen, maar zal altijd rekening houden met de proportionaliteit van dergelijke verzoeken. De gemeente Rotterdam (cluster Maatschappelijke Ontwikkeling) levert waar nodig ambtelijke ondersteuning, zoals juridisch advisering-en begeleiding, beleidsmatig advies en ondersteuning bij communicatie. 13

5.4 Samenwerking met landelijke inspecties en niet-wmo aanbieders Cliënten kunnen zorg en ondersteuning ontvangen op basis van verschillende wetten. Dit betekent dat ook de landelijke inspectie geprogrammeerd toezicht op de zorgverlening door een zorgaanbieder kan uitoefenen of na een melding van een calamiteit in actie kan komen. Onderzoeksrapportages van de landelijke inspectie kunnen voor de toezichthouder Wmo aanleiding zijn om al dan niet prioriteit te geven aan het toezicht op een specifieke aanbieder. Calamiteiten kunnen ook leiden tot een samenwerking met de landelijke inspectie. Wanneer er sprake is van ketenzorg, namelijk verschillende vormen van zorg dan wel zorgaanbieders op basis van verschillende wetten, is het van belang om een integraal beeld te kunnen vormen van de kwaliteit van zorg voorafgaand aan de gebeurtenis. Wanneer de landelijke inspectie in zo n geval niet meewerkt en de betreffende zorgaanbieder (veelal GGZ) weigert informatie te geven, bestaat de kans dat de toezichthouder geen volledig oordeel kan vellen over de kwaliteit van de Wmo-ondersteuning. De gemeente Rotterdam voert hierover overleg met de GGZ. Tevens volgen de toezichthouders de ontwikkeling van een afsprakenkader tussen de landelijke inspectie met de gemeente in de rol van bestuurder / inkoper van jeugdhulp en Wmo-ondersteuning en als verantwoordelijke voor de uitvoering van het toezicht Wmo. 14