CO2-emissie analyse scope 3



Vergelijkbare documenten
CO2-emissie analyse scope 3

Reductie van scope 3 CO2-emissies

Energiegebruik van de Nederlandse spoorsector

Aanleg van nutsvoorzieningen

CO 2 Communicatieplan Jade Beheer B.V.

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Communicatieplan 2015

Ketenanalyse ophoogzand voor MNO Vervat

S.A.M. Schagen BV. 3.B.2_2 Energie meetplan Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 2.2

Energiebeoordelingsverslag 2016

Communicatieplan 2016

CO 2. -besparingsplan Publieksversie

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Ketenanalyse. Uitstoot ingehuurde onderaannemers. van. Datum opgesteld: 16 november 2015 (aanpassingen oktober 2018)

CO2-reductieplan Kuurman

Energie beoordelingsverslag 2016

Wanneer haalt de auto de trein in qua duurzaamheid? Rail-Tech 19 maart 2013 Diederik Verheul, Movares

Energie beoordelingsverslag januari 2016 (definitief)

Energie beoordelingsverslag januari 2016 (definitief)

2.A.1. 3.B.2. 4.B.2. 5.B.1. 3.C.1. 3.C.2. 5.C.3.

Wanneer haalt de auto de trein in qua duurzaamheid? Rail-Tech 19 maart 2013 Diederik Verheul, Movares

Alfen MVO nieuws. Voortgang acties m.b.t. onze CO2 ambities

Kwaliteitsmanagementsysteem CO 2 -Prestatieladder

Tekst in verdana of georgia CO 2 -voetafdruk Nederlandse spoorketen

Emissies aantal FTE 23,6

Jaarplan 2019 Peek Bouw & Infra B.V. Versie: 27 februari Jaarplan CO februari 2019

CO₂-nieuwsbrief. De directe emissie van CO₂ - vanuit scope 1 is gemeten en berekend als ton CO₂ -, 95% van de totale footprint.

Ketenanalyse. Uitstoot ingehuurde onderaannemers. van. Datum opgesteld: 16 november Auteur(s): S. Jonker (AMK Inventis)

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

Jade Beheer. Communicatieplan CO 2 Prestatieladder 3.C.1. 3.C.2 Invalshoek C: Transparantie Handboek CO2 Prestatieladder, versie 2.2 / 3.

Plan van aanpak CO2-reductie

CO 2 Prestatieladder. Plan van Aanpak. Verkrijgen van niveau 4 op de CO 2 Prestatieladder

2.A.1. 3.B.2. 4.B.2. 5.B.1. 3.C.1. 3.C.2. 5.C.3. i

Ketenanalyse Transport

Energie management actieplan 2015

Voortgangsrapportage 1 CO 2 -Prestatieladder

Energie meetplan Inrichting Buffer-Noord Zwartemeer

Snelheidsveranderingen Doorstroom Station Utrecht

Energie beoordelingsverslag februari 2017

CARBON FOOTPRINT 2014

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

14 april 2013 (JF) Energie Management Actieplan

Pagina: 1. CO2-projectplan H4A. BV

2.A.1. 3.B.2. 4.B.2. 5.B.1. 3.C.1. 3.C.2. 5.C.3. i

Ketenanalyse Asbestinventarisatie

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

CARBON FOOTPRINT 2015 Hogeschool Utrecht 3 MAART 2016

CO 2 Nieuwsbrief Eerste voortgangsrapportage scope 3 doelstellingen

Huiberts BV. Review CO 2 reductiesysteem 2.A.2_1. Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 2.2

W & M de Kuiper Holding

Communicatieplan CO 2 -PRESTATIELADDER. Goedkeuring en autorisatielijst. Datum Versie 1. Type Naam Functie Paraaf

Carbon footprint 2011

Energie meetplan

Voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Huiberts BV. Energie meetplan (3.B.2_2) Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 2.2

Energie beoordelingsverslag

Ketenanalyse Duo-label retail advies

Strategisch plan. Opdrachtgever. Auteur. NBB-groep D. Doornenbal. C. Everaars, Dé CO 2 Adviseurs

Voortgangsrapportage CO 2 - reductiedoelstellingen scope 1 & 2 -emissies

Energie meetplan EHS Westerlanden Besloten Venen

Projectportfolio Duiker Lagedijk te Schalkwijk

Kwaliteitsmanagementsysteem CO 2 -Prestatieladder

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

Ketenanalyse project Kluyverweg. Oranje BV. Conform de CO 2 -Prestatieladder 3.0. Versie : Versie 1.0 Datum :

Scope 3 emissie analyse Schindler Liften B.V. 5 december 2016

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Scope 3 analyse Movares 2010

Energiemanagementprogramma W. van den Heuvel & Zn.

CO2 Reductiedoelstellingen (3.B.1) & Kwaliteitsmanagementplan (4.A.2)

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

Energie managementprogramma 3B2. CO2 prestatieladder

Energie Audit verslag 2019 Energie Management Actieplan 2016 t/m 2021

Energiemanagement actieplan. 24 september 2015

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Voortgangsrapportage. Scope 1 en 2 CO2 emissies. Eerste halfjaar 2012

Duurzaam inkopen bij Rijkswaterstaat. Harald Versteeg Programmamanager RWS Duurzaam. Wat doen we zelf. Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Ketenanalyse Huisvestingsadvies aan bankfiliaal

CARBON FOOTPRINT RAPPORTAGE 2017 CO 2 -EMISSIE INVENTARIS 3.A A B.2.

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

referentiejaar Emissies aantal FTE 29,5125

Energie Management Actieplan 2014 tot Extern

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

Inzicht in de Carbon Footprint van GKB Groep B.V. CO2 Prestatieladder niveau 4 over het jaar 2012 en 2013

Van Baarsen Buisleidingen BV. CO2 reductiedoelstellingen Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 3.0

Energiemanagement actieplan 2017

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

Handboek CO 2 reductiesysteem. Conform niveau 5 op de CO2-prestatieladder 2.1

Ketenanalyse Papier. Rapportage: KAP 2015 Datum: 21 augustus 2015 Opgesteld door: Rick Arts Versie: 1.1

Factsheet CO2-Prestatieladder

CARBON FOOTPRINT HALFJAARLIJKSE RAPPORTAGE 2018-H1 CO 2 -EMISSIE INVENTARIS 3.A A B C.3.

Reductiebeleid en (kwantitatieve) doelstellingen (3.B.1)

Rapportage 2014 Swietelsky Rail Benelux B.V.

Samen naar een klimaatneutraal spoor. Frans Slats Thijs Cloosterman

CO2 Emissies & voortgang van doelstellingen Nieuwsbrief 2 van 2017

Voortgangsrapportage Carbon Footprint 1 e helft 2016

Beschrijving Energie Management Systeem

Ketenanalyse Woon- Werkverkeer

Rapportage 2015 S1 Swietelsky Rail Benelux B.V.

Inhoud. Pagina 2 van 7

Transcriptie:

CO2-emissie analyse scope 3 Document 3: ketenuitwerking terugvoeding remenergie Opdrachtgever Movares Nederland B.V. Ondertekenaar Movares Nederland B.V. ir. P.M. Boon Kenmerk K&I-PB-100029202 - Versie 1.1 Utrecht, 23 september 2010 Definitief 2010, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V.

Autorisatieblad CO2-emissie analyse scope 3 Document 3: ketenuitwerking terugvoeding remenergie Versie Naam Paraaf Datum 0.1-0.2 Interne PM Boon 23-9-2010 reviews 0.3 Final review Duurzaamheidsteam 9-12-2010 Movares 1.0 Vrijgave door D.J.P.L Verheul 14-12-2010 1.0 Goedkeuring Directie 1.1 Aanvulling inschatting life cycle par 1.1 1.2 Aangepast aan nieuwe CO2 norm per kwh JM vd Elzen D.J.P.L Verheul 30-12-2010 D.J. Verheul 06-11-2011 2010, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V.

Inhoudsopgave Inleiding 3 1 De keten van een trein 4 1.1 Ketenuitwerking remenergie 4 1.2 Remenergieverbruik 5 2 Identificatie van partners in de keten 8 3 CO 2 -emissie remenergie 9 3.1 CO 2 -footprint remenergie 9 3.1.1. Terugvoeden naar bovenleiding en elektriciteitsnet 9 3.1.2. Opslaan in de trein 9 3.1.3. Opslaan in een voedingspunt langs de baan 9 3.2 Analyse en conclusies 10 3.3 Ombouw gehele Nederlandse spoorwegnet 11 4 Reductiedoelstelling Movares 12 4.1 Reductiedoelstelling Movares 12 4.2 Plan van aanpak voor realisering reductiedoelstelling 14 Colofon 15 Bijlage I Cashflow Bijlage II Besprekingsverslag 15 maart 2010 Bijlage III Inschatting lifecycle CO 2 i ii iii 2/15

Inleiding Per 1 december 2009 is door ProRail de CO 2 -prestatieladder ingevoerd, een instrument om de CO 2 -uitstoot van opdrachtnemers terug te dringen en de uitstoot van de sector te verminderen. Deze ladder kenmerkt zich door treden, waarbij een hogere trede een hogere fictieve korting op de aanbiedingsprijs met zich mee brengt. Voor opdrachtnemers is de prestatieladder een extra impuls om duurzaam te ondernemen. Daarnaast biedt de ladder kansen om zich niet alleen kwalitatief te onderscheiden van concurrenten, maar ook op duurzaamheid. De prestatieladder heeft Movares gestimuleerd tot het versneld doorvoeren van maatregelen om CO 2 -emissies en reductieopties in kaart te brengen en om haar directe en indirecte emissies te verminderen. Een onderdeel van de eisen voor het bereiken van niveau 4 is het in kaart brengen van scope 3 emissies. Niet alle scope 3 emissies moeten in kaart gebracht worden, maar slechts 2 ketens moeten op CO 2 worden geanalyseerd. De selectie van deze ketens is beschreven in het document Scope 3 analyse Movares 2010. Eén van de te analyseren ketens is de keten van terugvoeding van remenergie. Dit document beschrijft deze analyse. De uitgevoerde stappen in de analyse zijn: In kaart brengen van de keten Identificeren partners in de keten Kwantificeren van de CO 2 -emissie van de keten In het huidige systeem wordt de remenergie van treinen grotendeels omgezet in warmte. Deze warmte wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de remweerstanden van oudere treinen, maar ook door de mogelijkheden tot recuperatie (terugvoeding) van nieuwere types treinen, waarbij de energie wordt teruggevoed aan de bovenleiding. Het grootste deel van deze teruggevoerde energie gaat verloren in warmte, de rest kan worden benut door optrekkende treinen. Dit systeem zorgt voor een hoge CO 2 -uitstoot omdat de remenergie, die potentieel goed gebruikt kan worden, nauwelijks wordt benut. Bovendien zorgt het niet benutten van de remenergie voor hogere energiekosten. Movares heeft in nauwe samenwerking met Lloyds en de Rabobank de verschillende alternatieven voor het benutten van remenergie nader onderzocht en geëvalueerd op CO 2 -reductie, betrouwbaarheid, kosten en onderhoud. Deze analysen zijn op eigen kosten uitgevoerd. De resultaten zijn gepresenteerd aan ProRail, waarbij tevens een investeringsvoorstel is gepresenteerd. 3/15

1 De keten van een trein Movares focust met dit voorstel niet op de volledige keten van een trein, maar vooral op quick-wins in deze keten met een significante CO 2 -reductie en een terugverdientijd van minder dan 10 jaar. Op basis van een eerste analyse bleek dat vooral het proces van remmende treinen erg inefficiënt is en potentie voor verbetering bevat. Dit hoofdstuk bevat een ketenanalyse van remenergie en gaat in op het daadwerkelijke energieverbruik van remmende treinen. 1.1 Ketenuitwerking remenergie De levenscyclus van een trein is weergegeven in Figuur 2. Als ingenieursbureau heeft Movares nauwelijks tot geen invloed op het ontwerp van treinen en het materiaalgebruik, dit wordt grotendeels door treinfabrikanten vastgesteld. Onderzoek van de carbon footprint van het treinproces door Railforum toont aan dat het energiegebruik meer dan 90% van de carbon footprint uitmaakt. Om die reden focust Movares in dit onderzoek vooral op de levensfase. Na een analyse van de verschillende emissies bleek het beter benutten van remenergie een maatregel die zowel een significante CO 2 -reductie kent als een terugverdientijd van minder dan 10 jaar. Daarom focust Movares in dit onderzoek op deze maatregel en beschrijft zij diverse mogelijkheden om deze remenergie beter te benutten. Om de aanname dat de CO 2 -emissies tijdens de bouw en sloop fase gering zijn ten opzichte van de reductie van de remenergie uitgedrukt in CO 2, zijn deze voor één terugvoedingsinstallatie aan het net ingeschat in bijlage 3. Daarbij wordt uitgegaan van een levensduur van 20 jaar Productie assemblage en plaatsen Sloop Onderhoud excl energie verbruik 142 kg CO 2 /jaar per installatie 71 kg CO 2 /jaar per installatie 67 kg CO 2 /jaar per installatie Ten opzichte van de CO 2 reductie door het terugvoeden van remenergie aan het net van 430.000 kg CO 2 /jaar per installatie kan daarom voor deze ketenanalyse worden volstaan met een beschouwing van de terug te voeden energie. De CO 2 -uitstoot van de overige elementen uit de levenscyclus bedragen bij elkaar minder dan 1% van de besparing in CO 2 die wordt gerealiseerd met één installatie. 4/15

1.2 Remenergieverbruik Het jaarlijkse gebruik van elektrische energie voor het laten rijden van de treinen van de Nederlandse Spoorwegen komt uit op zo n 1400 GWh per jaar, exclusief netverliezen. Tijdens het remmen van een trein kan de remenergie van de trein aan de bovenleiding worden teruggeleverd. Dit terugleveren van remenergie noemt men recuperatie. Voor de VIRM wordt het energieverbruik geregistreerd in AdRem. De resultaten met en zonder recuperatie zijn weergegeven in Figuur 1 1. Figuur 1 Energieverbruik VIRM, met (links) en zonder (rechts) recuperatie Bron: NSR In Figuur 1 is terug te leiden dat door recuperatie het aandeel tractie daalt van 55 naar 50 procent. Het aandeel recuperatie energie kan als volgt berekend worden, waarbij de bijdrage van de netverliezen wordt weggelaten, omdat deze niet in de trein plaatsvinden: T zonder recuperatie 1- T - T zonder recuperatie met recuperatie = 55 92 55 1 92 50 91 = 0,12 Hierbij is T het aandeel tractie op het totaal. Bij een recuperatie efficiëntie van 80 procent 2 is er jaarlijks dus 12 procent van de totale hoeveelheid tractie-energie, gelijk aan 168 GWh, beschikbaar. Iets lagere hoeveelheden worden gevonden als de wat oudere resultaten voor de VIRM uit POSS, zie Tabel 1, worden geanalyseerd. Het hier gegeven aandeel remenergie van 9 procent op de totale hoeveelheid tractie-energie leidt tot een jaarlijks beschikbare hoeveelheid van 126 GWh, als alle treinen op dezelfde manier zouden recupereren. Voor deze gegevens maakt het traject waarop de trein rijdt, het tijdstip (zomer of winter) en het aantal stops veel verschil. Gezien het feit dat de VIRM hoofdzakelijk wordt ingezet als intercity-materieel, en dus relatief weinig stops maakt, kan geconcludeerd worden dat het aandeel remenergie in het totale energieverbruik bij stoptreinen en sprinters aanzienlijk hoger ligt. 1 Bron: NSR, Ralph Luijt 2 Gegevens van Bombardier 5/15

Voor dit onderzoek wordt uitgegaan van een gemiddelde beschikbare recuperatieenergie van 10 procent van het totale energieverbruik, gelijk aan 140 GWh per jaar, mits alle treinen hiervoor geschikt zijn gemaakt. Tabel 1 Gegevens VIRM Bron: NSR, POSS 3 Item Eenheid Hoeveelheid Gemiddeld Bijdrage aan totaal DCM 4 kwh 7021733 2402,23 29,29% Tractie (op) kwh 15432845 5279,80 64,39% Tractie (terug) kwh -3255645-737,48-8,99% Verwarming kwh 3154475 1079,19 13,16% Remweerstand kwh 515699 176,43 2,15% Totaal kwh 23969106 8200,17 100% Afgelegde weg km 2795902 956,52 Verbruik kwh/km 8,57 Gezien het grote aandeel dat remenergie heeft in het totale energieverbruik, loont het de moeite om mogelijkheden te onderzoeken om deze remenergie beter te benutten. Movares is op eigen initiatief een onderzoek gestart naar alternatieven om deze remenergie beter te benutten. Op basis van dit onderzoek adviseert Movares om de bestaande voedingspunten (onderstations) in de buurt van locaties waar treinen vaak remmen zodanig in te richten dat de remenergie is terug te voeren aan het landelijk energienet. Zo worden NS en ProRail naast gebruiker van energie ook leverancier! 3 Gegevens afkomstig van NSR, Ralph Luijt 4 Hulpsystemen, zoals verlichting, airco en tractie-installatie 6/15

Figuur 2 Levenscyclus van een trein, focus op levensduur 7/15

2 Identificatie van partners in de keten Gebaseerd op de analyse van de levenscyclus, zoals uitgevoerd in hoofdstuk 1, zijn de directe partners van Movares bij het voorstel voor het beter benutten van remenergie geïdentificeerd, zie Tabel 2. Tabel 2 Ketenpartners Movares voor beter benutten van remenergie Categorie Opdrachtgever Leverancier Ombouw materieel Energievoorziening Ombouw onderstations Uitwerken financiering Partner ProRail en NS Reizigers Bombardier, Alstom, Siemens NedTrain, Bombardier, Alstom, Siemens Energiemaatschappijen Installatiebedrijven (Strukton, Volker Stevin, BAM Rail) Rabobank Movares heeft voor het in kaart brengen van het energieverbruik van treinen gebruik gemaakt van gegevens van NS Reizigers, het UIC en Railforum. Voor de mogelijkheden om remenergie te benutten is overleg geweest met Lloyds en is gebruik gemaakt van informatie van treinfabrikanten en onderzoeken die in andere landen lopen, hoofdzakelijk via het UIC en Railforum. Samen met de Rabobank is een financieringmodel opgesteld voor een van de varianten op basis van financiering uit het Rabo groenfonds. De informatie die via de diverse partners is verkregen, is gebruikt in hoofdstuk 3 om de CO 2 -footprint van het energieverbruik van de diverse alternatieven, zoals onderzocht door Movares, in kaart te brengen. 8/15

3 CO 2 -emissie remenergie In deze stap wordt de CO 2 -emissie van de in Figuur 2 in een geel kader aangegeven levensfase geanalyseerd om een beeld te schetsen van de CO 2 -footprint van het remmen van een trein en de diverse alternatieven die Movares aandraagt. Movares heeft de volgende alternatieven onderzocht: 1. Terugvoeden naar bovenleiding en elektriciteitsnet; 2. Opslaan in de trein; 3. Opslaan in een voedingspunt langs de baan. 3.1 CO 2 -footprint remenergie 3.1.1. Terugvoeden naar bovenleiding en elektriciteitsnet Als uitgangspunten voor de berekening zijn de volgende aannames gemaakt: 1. Alle treinen zijn of worden geschikt om energie terug te leveren aan het net. Hierover moet NS Reizigers een beslissing nemen, de ombouw kan vrij lang duren. In moderne treinen zit een recuperatiesysteem standaard ingebouwd, oudere treinen worden gemoderniseerd of uit dienst genomen. 2. In totaal worden 100 voedingspunten, in de nabijheid van plaatsen waar treinen remmen, omgebouwd. In de praktijk zal dit neerkomen op voedingspunten bij haltes of stations. 3. De CO 2 -uitstoot van een kwh elektriciteit is 0,455 kg CO 2 5 voor 2010 en later 4. De gehanteerde prijs van een kwh elektriciteit is 0,10, waarvan 0,07 levering. Deze aannames zijn conservatief, de verwachte prijsstijging van energie en de opbrengsten uit CO 2 -reductie zijn niet meegenomen. Uit een simulatieberekening voor 14 onderstations gedurende 1 uur volgt een besparing van 2,6 MWh, wat neerkomt op 0,186 MWh per uur per onderstation. In een jaar levert dat voor 100 onderstations (de helft van het totaal) 68 GWh per jaar op, bijna 40 procent van het totale remvermogen. Van het gerecupereerde vermogen, bij een recuperatie-efficiëntie van 80 procent, wordt dan bijna de helft opgenomen. 3.1.2. Opslaan in de trein Uitgangspunten zijn: 1. Cyclusefficiëntie van 70 procent 6. 2. Alle treinen zijn uitgerust met een energieopslagsysteem. Op basis van bovenstaande gegevens kan 70% van het totaal aan gerecupereerde remenergie worden opgeslagen en hergebruikt bij optrekken, dat is 98 GWh per jaar. 3.1.3. Opslaan in een voedingspunt langs de baan Uitgangspunten zijn: 1. Alle treinen zijn of worden geschikt om energie terug te leveren. 2. Langs de spoorbaan worden opslagpunten gecreëerd. 5 Bron: CO 2-prestatieladder, Uitgave SKAO 6 Bron: Bombardier, Mitrac system, afzonderlijke efficiënties: 90% elektrisch-mechanisch, 85% mechanischelektrisch, 95% opslaan in accu, 95% ontladen uit accu geeft ongeveer 70% 9/15

3. Cyclusefficiëntie van 50%. Deze is lager dan bij opslag in de trein omdat treinen niet altijd in de onmiddellijke nabijheid van een opslagpunt zijn, zodat grotere netverliezen resulteren. Bovenstaande uitgangspunten geven een energiereductie van 50% van de gerecupereerde remenergie, in totaal 70 GWh. 3.2 Analyse en conclusies Voor de drie besproken vormen zijn de resultaten opgenomen in Tabel 3. De CO 2 - reductie is van het totaal aan gerecupereerde energie. Tabel 3 Keuzetabel Bron: Movares Systeem Investering Proven technology Onderhoud CO 2-reductie (%) Geen Bestaand Bestaand Bestaand 0 Terugvoeding Laag Siemens Weinig 60 Opslag in trein Hoog Lightrail Veel 70 Opslag naast spoor Hoog Lightrail Veel 50 De investeringen bij beide energieopslag varianten zijn hoog omdat de kosten voor energieopslag hoog zijn. Het onderhoud bij een terugvoedingssysteem is laag, omdat enkel gebruik wordt gemaakt van een statische omzetter. Uit Tabel 3 blijkt dat een systeem met terugvoeding aan het net, gesteld dat hier mogelijkheden voor komen (momenteel is het niet toegestaan voor ProRail om energie terug te leveren aan het net) de beste oplossing is, gelet op CO 2 -reductie, investering, betrouwbaarheid en onderhoud. De kosten van een dergelijk systeem zijn weergegeven in Tabel 4. Tabel 4 Kosten terugvoedingssysteem (100 onderstations) Bron: Movares Kosten (mln ) Toelichting Infrastructuur (bouwkosten) Aanpassen bestaande installatie 5 100 x 50k Aanschaf nieuwe installatie 25 100 x 250 k Subtotaal 30 Overig Engineering 3 10% Onvoorzien 3 10% Subtotaal 6 Totale kosten 36 Voor een investeringsanalyse worden verder de volgende aannames gebruikt: 1. Gebruiksduur van 20 jaar 2. 4% vermogenskosten 3. Energieprijzen zoals eerder besproken Hieruit volgt een terugverdientijd van 6,5 jaar 7, een energiebesparing van 1400 GWh in 20 jaar en een bijbehorende CO 2 -reductie, uitgaande van 0,455 kg CO 2 per 7 Zie bijlage I voor de cashflow 10/15

kwh, van 637.000 ton. Op de totale CO 2 -uitstoot van de spoorwegen is dit zo n 5 procent. Uit bovenstaande blijkt dat met geringe investeringen en een terugverdientijd van 6,5 jaar een significante CO 2 -reductie van zo n 5 procent haalbaar is. Op basis van die overwegingen adviseert Movares dan ook het ombouwen van 100 onderstations en het in gesprek gaan over mogelijkheden tot terugvoeding van elektriciteit aan het net. 3.3 Ombouw gehele Nederlandse spoorwegnet Movares heeft ook onderzocht wat de gevolgen zijn bij het ombouwen van het gehele Nederlandse spoorwegnet voor elk van de drie genoemde varianten. Hiervoor is een model gemaakt in OpenTrack en SimspoG met de volgende elementen: 1. Dubbelspoor met 70 km lengte; 2. 4 IC-stations met daartussen steeds 3 haltes; 3. Om de 5 km een 1500 V onderstation; 4. 8 treinen per uur per richting (4 stoptreinen en 4 IC s); 5. Efficiënties zoals eerder besproken bij Opslaan in de trein. Op basis van deze gegevens volgen de volgende energieverbruiks en CO 2 - emissiereducties: 1. 8 procent reductie bij terugvoeding naar de bovenleiding. In de vorige berekening was dat 5 procent. Het verschil wordt verklaard door het relatief grote aantal stops in de simulatie. 2. 17 procent bij terugvoeding naar het net via de onderstations. Dat was slechts 5 procent. Het grote verschil kan worden verklaard door het feit dat nu alle onderstations zijn omgebouwd en het grote aantal stops in de simulatie. 3. 26 procent bij opslag in de treinen, dat was 7 procent. Het verschil wordt verklaard door het relatief grote aantal stops in de simulatie. 11/15

4 Reductiedoelstelling Movares In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke mogelijkheden er zijn voor CO 2 - emissiereductie door het beter benutten van de remenergie van treinen. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Movares, dat als advies- en ingenieursbureau geen directe invloed op de keuzes van ProRail kan uitoefenen, denkt de genoemde CO 2 - reducties te behalen. 4.1 Reductiedoelstelling Movares Movares streeft naar een spoorwegsysteem in Nederland waarbij alle treinen geschikt zijn voor recuperatie en alle onderstations voor terugvoeding aan het net. Door een aanzienlijke reductie van het energieverbruik zijn forse CO 2 - emissiereducties haalbaar. Hoe meer treinen in de onmiddellijke nabijheid van een onderstation remmen, hoe eerder ombouw naar terugvoeding rendabel is. De door Movares voorgestelde oplossing wordt op een aantal Metrolijnen in de wereld al toegepast. Grote leveranciers als Siemens en Alstom hebben al enige jaren producten beschikbaar waar terugvoeding aan het elektriciteitsnet mee mogelijk is. Om invoering door ProRail te bewerkstelligen moeten eerst twee belangrijke zaken worden bereikt. Ten eerste moet ProRail een leveringsvergunning krijgen voor het leveren van energie aan het net. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor iedereen die zonnecellen heeft en energie aan het net wil leveren. De schaal maakt de problematiek bij ProRail natuurlijk minder eenvoudig. Het tweede punt is dat ProRail de investering in het terugvoedingsysteem moet doen en dat NS reizigers, die de rekening voor de tractie-energie betaald daar de revenuen van krijgt. Dit maakt een convenant tussen NSR en ProRail nodig en dat kost ook tijd. Ombouw op enige schaal is dan ook pas na 2012 te verwachten. De reden dat Movares dit initiatief toch opvoert voor de CO 2 ladder is de grootte van het beparingspotentieel. ProRail heeft de ambitie om haar CO2 emissie met 2% per jaar te verminderen tot 2012. Haar CO 2 -emissie in 2008 bedraagt 45.000 ton CO 2. De reductiedoelstelling van ProRail bedraagt dus 900 ton per jaar. Bij ombouw van de 100 belangrijkste onderstations zijn energiereducties van zo n 70 GWh per jaar, of ruim 32.000 ton CO 2 haalbaar, een reductie van ongeveer 5 procent van de totale uitstoot van de spoorwegen (NS, ProRail, NS Poort). Bovendien is dit haalbaar in een terugverdientijd van slechts 6,5 jaar. Movares streeft ernaar dat ProRail in 2012 een of enkele prototypes realiseert en rond 2015 begint met de landelijke invoering. Figuur 3 geeft het aantal omgebouwde onderstations weer, Figuur 4 de bijbehorende cumulatieve CO 2 -reducties. Hierbij is uitgegaan van 3 scenario s: 1. Minimum prognose op basis van een inschatting van nauwelijks tot geen inspanningen van betrokkenen. Hierbij is uitgegaan van niet veranderende omstandigheden en nauwelijks tot geen focus op duurzame oplossingen. 12/15

Hierbij worden maximaal 2 onderstations per jaar omgebouwd, te beginnen in 2015 met enkele prototypes. 2. Referentie prognose op basis van meer inspanningen van betrokkenen. Deze prognose lijkt het meest haalbaar gezien de huidige ontwikkelingen en de heersende trend richting duurzamer oplossingen. Hierbij is ook de korte terugverdientijd van dit voorstel meegenomen. Bij dit scenario worden maximaal 7 tot 8 onderstations omgebouwd, te beginnen in 2012 met 1 prototype. 3. Maximum prognose gebaseerd op sterke inspanningen van betrokkenen om onderstations om te bouwen. Hierbij worden maximaal 15 onderstations per jaar omgebouwd, te beginnen in 2012 met enkele prototypes Figuur 3 Aantal omgebouwde onderstations Figuur 4 Cumulatieve CO 2 -reductie in kton 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2010201120122013201420152016201720182019202020212022 Cumulatieve CO2 reductie [kton] (maximum prognose) Cumulatieve CO2 reductie [kton] (referentie prognose) Cumulatieve CO2 reductie [kton] (minimum prognose) Door combinatie van het ombouwen van onderstations met de invoering van een 3 kv-netwerk, een ander speerpunt van Movares, kan de besparing door het ombouwen van onderstations aanzienlijk verder oplopen. Bovendien zorgt een 3 kvnetwerk voor lagere netverliezen (en dus CO 2 -besparing) en is het uitstekend inpasbaar in het programma Hoog Frequent Spoor doordat treinen sneller kunnen optrekken. 13/15

4.2 Plan van aanpak voor realisering reductiedoelstelling Als advies- en ingenieursbureau is Movares voor het behalen van de reductiedoelstelling afhankelijk van ProRail. Het voorstel om de 100 belangrijkste onderstations om te bouwen is besproken met ProRail op 21 januari 2010 en op 15 maart 2010, zie bijlage II. Het voorstel wordt momenteel door NS en ProRail nader onderzocht. In 2011 gaat Movares opnieuw met ProRail en NS in gesprek over realisatie van onderstations die in staat zijn om remenergie terug te voeden aan het net. 14/15

Colofon Opdrachtgever Movares Nederland B.V. Uitgave Movares Nederland B.V. Daalse Kwint R 4.10 Postbus 2855 3500 GW Utrecht Telefoon 030-265 5322 Telefax 030-265 5051 Ondertekenaar ir. P.M. Boon Adviseur Innovatie Projectnummer CD 900019 15/15

Bijlage I Cashflow Figuur 5 Cashflow uitgezet tegen jaren: terugverdientijd van 6,5 jaar K&I-PB-100029202 / ConceptDefinitief / Versie 0.1.1 / i

Bijlage II Besprekingsverslag 15 maart 2010 K&I-PB-100029202 / ConceptDefinitief / Versie 0.1.1 / ii

Bijlage III Inschatting lifecycle CO 2 K&I-PB-100029202 / ConceptDefinitief / Versie 0.1.1 / iii