4.3.1.4. Misdaad...22 4.3.1.5. Wanbedrijf...23 4.3.2. Verschillen in strafmaatregelen in Nederland en België...23 4.3.2.1. Nederland.23 4.3.2.2.



Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 3.0 Wat is een democratische rechtsstaat?

DE RECHTERS ZIJN GESCHEIDEN

ProDemos Huis voor democratie en rechtsstaat

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

Inleiding tot Recht. Uit Praktisch Burgerlijk Recht

De belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek,

in de school Adv ocaat

Nederland is een rechtsstaat. Een belangrijk onderdeel van een rechtsstaat is onafhankelijke rechtspraak. Iedereen heeft wel eens ruzie met een

DE HEDENDAAGSE BELGISCHE STAATSSTRUCTUUR

Opdrachten & docentenhandleiding

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

Organisatie van de rechtspraak - België

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

Inleiding tot het recht

Werkstuk Geschiedenis Vlaams Waals conflict

Inleiding. 1 Strafrecht

Deel 1 - Burgerlijk recht BUSINESS class

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN I. INLEIDING... 13

Twee eeuwen. Openbaar Ministerie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel

7,2. Samenvatting door een scholier 1410 woorden 9 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 1

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

in de school Adv ocaat

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

Programma van Inhoud en Toetsing

Publicatie : Numac :

DE PROCEDUREGIDS. Stappenplan voor civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke geschillen. Frederic Eggermont Saskia Kerkhofs

Programma van Inhoud en Toetsing

Latijn: iets voor jou?

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Vlamingen en Walen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BASISBEGRIPPEN Julie Kerckaert Inleiding tot het Belgisch publiekrecht Academiejaar

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie

PLAATSINGSSYSTEEM COLLECTIE RECHTSGESCHIEDENIS A. Werken van algemene aard A10 Woordenboeken A20 Naslagwerken A30 Bibliografieën, catalogi van

Transparantie en Politiek

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Kan ik het wel of kan ik het niet?

40 jaar Vlaams parlement

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

Als uw kind in aanraking komt met de politie

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

U moet terechtstaan. Inhoud

Persconferentie 15 april 2008 Hasselt

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Introductie in het recht

Aan Zijne Majesteit Koning Albert, Koning der Belgen.

2.5 Seminar Literatur- und Sprachwissenschaft (3. und 4. Semester) 2.5 a Werkcollege met werkstuk (en presentatie) datum:

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Advies van 10 maart 2014 met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990

Proeftoets E2 vwo4 2016

In Nederland veroordeeld, in eigen land de straf of maatregel ondergaan Informatie voor buitenlandse gedetineerden in Nederland over de mogelijkheid

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk Criminaliteit en Rechtsstaat

Arbeidsrecht Juridische wegwijzer

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Basisbegrippen in het burgerlijk recht

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

omslag terechtstaan :07 Pagina 2. U moet terechtstaan

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Inhoud. Introductie tot de cursus

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

De hiërarchie der normen

WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht

Studiedag Domiciliefraude

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Criminaliteit. en rechtsspraak

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Rolnummer : 26 Arrest nr. 20 van 25 juni 1986

GESCHIEDENIS SO3 TV

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

waarmee de dichter naar zijn eigen activiteit verwijst.

Transcriptie:

Inhoud 1. Inleiding...4 1.1. Doelstelling...4 1.2. Bronnen...5 1.3. Methodologie...6 1.4. Structuur...6 2. Achtergrond...8 2.1. Lexicologie...8 2.2. Syntaxis...8 2.3. Stilistiek...9 2.4. Vertalen...10 3. De taal van België en Nederland...11 3.1. Geschiedenis...11 3.2. Verschillen tussen het Nederlands in Nederland en in Vlaanderen...13 3.2.1. Lexicale verschillen...14 3.2.1.1. Gallicismen...14 3.2.1.2. Purismen...14 3.2.1.3. Dialectismen...14 3.2.1.4. Archaïsmen...14 3.2.1.5. Formele taal informele taal neutrale taal...15 3.2.1.6. Woordparen...15 3.2.1.7. Officieel Belgisch-Nederlands...15 3.2.2. Syntactische verschillen...16 3.2.3. Stilistische verschillen...16 4. Het recht...17 4.1. Indeling van het recht...17 4.1.1. Nationaal en internationaal recht...17 4.1.2. Het privaatrecht en het publiekrecht...18 4.1.3. Het materieel en het formeel recht...18 4.2. Recht in Nederland en België...19 4.3. Strafrecht in Nederland en België...21 4.3.1. Verschillen in benamingen en bevoegdheden.21 4.3.1.1. Officier van justitie (NL) x Procureur des Konings (B)...21 4.3.1.2. Onderzoeksrechter...22 4.3.1.3. Rechter-commissaris...22 1

4.3.1.4. Misdaad...22 4.3.1.5. Wanbedrijf...23 4.3.2. Verschillen in strafmaatregelen in Nederland en België...23 4.3.2.1. Nederland.23 4.3.2.2. België...24 5. Vaktaal...25 5.1. Lexicale karakteristiek...25 5.2. Syntaxis...26 5.3. Stijl...26 6. Rechtstaal/juridische taal...28 6.1. Lexicale karakteristiek...29 6.2. Syntaxis...30 6.3. Stijl...31 6.4. Verschillen in de Belgische en Nederlandse rechtstaal...32 7. Primaire teksten onder de loep...33 7.1. Lexicaal niveau...33 7.1.1. Realia...33 7.1.2. Begrippen...33 7.1.3. Afzonderlijke woorden...34 7.1.3.1. Zelfstandige naamwoorden...34 7.1.3.2. Bijvoeglijke naamwoorden...35 7.1.3.3. Voornaamwoorden...35 7.1.3.4. Werkwoorden...37 7.1.3.5. Bijwoorden...38 7.1.3.6. Voorzetsels...39 7.2. Syntactisch niveau...41 7.3. Stilistisch niveau...44 7.3.1. Gebruik van archaïsche uitdrukkingen...44 7.3.2. Latijnse woorden...45 7.3.3. Invloed van het Frans...46 7.3.4. Passief...46 7.3.5. Deelwoord...47 8. Vertaalproblemen...48 8.1. Lexicale problemen...48 8.2. Syntactische problemen...49 8.3. Stilistische problemen...49 9. Eigen vertaling...51 2

9.1. Nederlands...52 9.2. Belgisch...55 10. Samenvatting...65 Bibliografie...67 Bijlagen 3

1. Inleiding De twee West-Europese landen Nederland en België hebben veel gemeenschappelijk. In verschillende periodes van hun geschiedenis waren ze tot één staat verenigd, en ook tegenwoordig worden ze, samen met Luxemburg, vaak als BeNeLux-landen aangeduid. Het is dan ook geen wonder, dat beide landen ook veel gemeenschappelijks hebben op het gebied van de taal. België is qua taal in drie gebieden verdeeld Franstalig (Wallonië, het zuidelijke deel, grenzend aan Frankrijk), Nederlandstalig (Vlaanderen, het noordelijke deel dat met Nederland grenst) en Duitstalig (klein gebied in het oosten dat aan Duitsland grenst). Nederland is geheel Nederlandstalig. De officiële taal van Vlaanderen is het Nederlands, net zoals in Nederland zelf. Toch zijn deze twee talen niet volledig identiek. Er bestaan verschillen wat betreft uitspraak, maar ook woorden en uitdrukkingen. Sommige ervan staan in Nederland of helemaal niet bekend, of worden in een andere betekenis gebruikt; soms hebben ze ook een archaïsche connotatie. Ook de zinsbouw en de stijl laat vaak duidelijk zien, waar de tekst/spreker vandaan komt. Deze verschillen zal ik later preciezer beschrijven. De verschillen tussen het Nederlands in het Koninkrijk der Nederlanden en het Nederlands in Vlaanderen staan bekend en zijn menigmaal onderzocht en beschreven. Deze verschillen vinden we op alle talige niveaus. Zij zijn het resultaat van een verschillende historische en politieke, sociale en culturele ontwikkeling, die in verdere hoofdstukken kort zal worden beschreven. Mijn belangstelling voor dit thema is gebaseerd op eigen ervaring met het vertalen van rechtsteksten. Tijdens mijn studie heb ik contact opgenomen met een vertaalbureau en sindsdien krijg ik onregelmatig Belgische rechtsteksten te vertalen. Aanvankelijk was het voor mij extreem moeilijk. Vaak was ik niet in staat om op te maken wat door de lange ingewikkelde zinnen wordt bedoeld. Ik begon me dus langzamerhand af te vragen, of de oorzaak ervan in de specifieke afwijkingen van het Belgisch Nederlands ligt, of in mijn eigen gebrek aan kennis van het rechtssysteem en de rechtstaal. 1.1. Doelstelling Deze vraag is dus de kern van mijn probleemstelling. Zoals gezegd, wordt er over de verschillen tussen Nederlands en Belgisch Nederlands veel gesproken. Mijn scriptie zet zich tot doel om op basis van een corpus rechtsteksten te onderzoeken, of deze verschillen te vinden zijn in de rechtsteksten, en zo ja, in welke mate dan, en of ze inderdaad zoveel moeilijkheden kunnen veroorzaken. Het gaat om verschillen op lexicaal, syntactisch en stilistisch niveau. 4

Ik zal eerst theoretisch de verschillen tussen de taal, resp. rechtstaal in Nederland en België bespreken. Verder zal ik de verschillen op juridisch gebied vermelden, verschillen tussen de rechtssystemen dus. Daarna zal ik op mijn primaire bronnen kijken, of de theorie in het geval van deze bronnen geldt. Het laatste onderdeel van mijn scriptie bestaat dan uit mijn eigen vertalingen van Nederlandstalige rechtsteksten naar het Tsjechisch en een bespreking van de problemen die de vertaler tijdens het proces van het vertalen kan ondervinden. Het gaat dan weer om problemen op lexicaal, syntactisch en stilistisch niveau. 1.2. Bronnen Mijn primaire bronnen voor het praktische onderzoek en voor het vertaal-gedeelte zijn rechtsteksten van authentieke strafprocessen, die ik meestal op het internet in juridische databanken heb gevonden. Het gaat om strafrechtelijke processen. Voor het Nederlands in Nederland zijn het processen, die openbaar staan op http://jure.nl/, en waarvan ik er twee heb vertaald voor de doeleinden van deze scriptie. De ene tekst gaat over het gebeuren omtrent de beroemde schip Probo Koala, de andere tekst gaat over openbaar maken van persoonlijke gegevens. Voor het Nederlands in Vlaanderen zijn het materialen van een proces, die ik in het Tsjechisch heb vertaald in opdracht van een vertaalbureau. Het gaat om een proces over fraude en verduistering, een beschrijving van wat de afzonderlijke personen hebben gedaan, tot het uiteindelijke oordeel. Alle deze bronnen zijn als bijlagen toegevoegd. Secundaire bronnen zijn dan vooral het boek Nederlands: Het verhaal van een taal, dat uitgebreid de geschiedenis van het Nederlands beschrijft, en de omvangrijke boeken Inleiding in het Nederlandse Recht en Nederlands recht inkort bestek, waar het Nederlandse rechtssysteem overzichtelijk staat beschreven. Verder heb ik verschillende websites over de gerechtelijke organisaties in Nederland en België gebruikt, online bronnen zoals http://interaxis.sesuadra.org/interaxis2/html5/hend.html, http://www.itidutchnetwork.org/documents/antwerp/lezing%20antwerpen%20lessius%2012-06- 2005.pdf, verder sites die toegespitst zijn op rechtsteksten, zoals http://www.rechtspraak.nl/gerechten/rechterlijke+organisatie/ of http://www.juridat.be/pyramide_nl2.php. 5

1.3. Methodologie Er bestaan de volgende drie manieren, waarop de rechtstaal kan worden gerealiseerd 1 : Prescriptieve/normatieve manier, waarvan het doel is, de deelnemers van een communicatie te beïnvloeden of hun de weg te wijzen. Er worden uitdrukkingen voor verplichting, mogelijkheid of verbod gebruikt. Evaluatieve manier, waarmee men de situatie beoordeelt. Descriptieve manier, wanneer men de situatie beschrijft. Voor deze scriptie heb ik teksten gekozen, die tot de tweede en derde manier behoren, evaluatieve en descriptieve teksten dus. Het gaat om teksten, die een proces-verbaal beschrijven, met alle oorzaken, verwikkelingen en deelnemers, tot bij het uiteindelijke oordeel. De bovengenoemde teksten zullen vooral op lexicaal niveau worden bestudeerd. Ik zal kijken, of de verschillen, die ik in hoofdstuk 3.2 beschrijf, zich ook inderdaad in de rechtsteksten weerspiegelen. Verder zal ook naar de syntactische structuur van de rechtsteksten worden gekeken en naar enkele stilistische kenmerken. Woorden en syntactische structuren zal ik op basis van de teksten met behulp van het woordenboek analyseren, maar (vooral in het geval van het lexicale niveau) ook met behulp van het internet (Google.nl en Google.be). Aangezien ik geen moedertaalspreker ben, kan ik in veel gevallen niet goed beoordelen, of een woord of een uitdrukking typisch is voor het taalgebruik in België of Nederland. Daarvoor gebruik ik het internet: als een begrip of een constructie, die ik in mijn primaire teksten heb gevonden, op Nederlandse websites helemaal niet te vinden zijn of in een aanzienlijk lager aantal hits dan op de Belgische websites, lijkt het waarschijnlijk, dat dit een woord/constructie is, die voor het Belgisch Nederlands typisch is. In het onderdeel over vertalen zal ik weer de drie categorieën bespreken lexicologie, syntaxis en stilistiek. Op basis van mijn eigen vertaling zal ik de problemen vermelden die ik tijdens het proces ben tegengekomen. Tevens zal ik vergelijken, of er meer problemen voorkomen tijdens het vertalen van Nederlandse of van Belgische teksten. 1.4. Structuur Mijn scriptie bestaat uit de volgende tien onderdelen: Hoofdstuk 1 bestaat uit de algemene inleiding, de doelstelling, beschrijving van de gekozen strategie en de gebruikte bronnen. 1 Rakšányiová, Jana & Štefková, Marketa: Rozvoj prekladateľskej kompetencie v oblasti odborných textov. Nakladateľstvo STU, Bratislava, 2009, p. 50. 6

In hoofdstuk 2 geef ik een korte karakteristiek van de linguïstische disciplines, die in deze scriptie voor mijn onderzoek gebruik. In hoofdstuk 3 beschrijf ik de geschiedenis van Nederland en Vlaanderen en de meest kenmerkende verschillen van de taal van deze twee landen, die zich op de geschiedenis baseren. Hoofdstuk 4 beschrijft het gebied van het recht de algemene indeling, verschillen tussen de rechtssystemen in Nederland en België en de invloed ervan op de taal in beide landen. In hoofdstuk 5 worden de typerende kenmerken van de vaktaal besproken, omdat de rechtstaal een onderdeel van de vaktaal is. Deze kenmerken worden op lexicaal, syntactisch en stilistisch niveau besproken. In hoofdstuk 6 komt de rechtstaal zelf en haar specifieke kenmerken aan bod, ook op lexicaal, syntactisch en stilistisch niveau. Verder zal ik de belangrijkste verschillen tussen de rechtstaal van Vlaanderen en Nederland vermelden. Hoofdstuk 7 is dan het praktische onderdeel van deze scriptie. In de gekozen primaire teksten zal ik nagaan, of de teoretische bevindingen echt in de teksten voorkomen, en dat op lexicaal, syntactisch en stilistisch niveau. Hoofdstuk 8 beschrijft de problemen die een vertaler tegenkomt als hij Nederlandstalige teksten in het Tsjechisch vertaalt. Er komt ook de vraag aan bod, of er meer problemen bij de Belgische of de Nederlandse teksten ontstaan. Hoofdstuk 9 bevat de samenvatting en conclusie, en mijn eigen indruk en profijt van deze scriptie. Tot slot komt de Bibliografie, die onderverdeeld is in primaire bronnen en secundaire bronnen (secundaire bronnen zijn verder verdeeld in gedrukte en online bronnen) De Bijlagen bestaan uit mijn primaire teksten (Nederlandse en Belgische rechtsteksten) en mijn eigen vertalingen van een aantal van deze teksten. 7

2. Achtergrond In dit hoofdstuk zal ik ik een kort overzicht geven van de linguïstische disciplines, die relevant zijn voor mijn thema. Het gaat om de lexicologie, de syntaxis en de stilistiek. Verder beschrijf ik ook kort de vertaaltheorie zoals die tegenwoordig geaccepteerd wordt. Deze theorie is niet volledig van toepassing op het vertalen van rechtsteksten, maar gedeeltelijk wel en vooral wel voor een vertalerbeginner die weinig ervaring en kennis op dit gebied heeft. 2.1. Lexicologie Lexicologie 2 is een linguïstische discipline, die zich met de aard, betekenis en structuur van de bestanddelen van een taal bezighoudt, d.w.z. met de woordenschat van een taal, diens systeem, woordvorming, betekenis en vorm van een woord en hun onderlinge relaties, veranderingen in de woordenschat en zijn ontwikkeling. Elk subsysteem van de taal (wetenschappelijke taal, straattaal, enz.) heeft zijn eigen kenmerkende woordenschat. Ook de woordenschat van de rechtstaal is zeer specifiek. Er worden woorden en uitdrukkingen gebruikt, die niet bij het alledaagse taalgebruik horen, of die op een andere manier worden gebruikt. Dat is de zgn. (rechts)terminologie. Terminologie 3 is een systeem van termen, die worden gebruikt binnen de afzonderlijke wetenschappelijke gebieden (vaktermen). De terminologie van een vak wordt gestabiliseerd en gecoördineerd, waardoor de terminologie collectief wordt vastgelegd. Dit gebeurt op nationaal en internationaal (ISO) niveau. In de rechtstaal is deze terminologie van cruciaal belang. Termen zijn namelijk uiterst vast, systematisch en precies en in de juridische communicatie mag geen twijfel ontstaan over de betekenis of bedoeling van een mededeling. Voor veel mensen is deze terminologie volledig onverstaanbaar, vooral in de moeilijke syntactische constructies van de rechtsteksten. Op een goede en uitgebreide beheersing van het woordenschat van een vreemde taal wordt ook een grote nadruk gelegd bij het vertalen. 2.2. Syntaxis Syntaxis 4 is een linguïstische discipline, die zich met de relaties van constituenten binnen de zinnen (woorden en woordverbindingen, zinsdelen), woordvolgorde en het vormen van zinsconstructies bezighoudt. 2 Uhrová, Eva: Grundlagen der deutschen Lexikologie. Vydavatelství MU, Brno, 2002, p. 3. 3 Kol. autorů: Encyklopedický slovnìk češtiny. Nakladatelství Lidové noviny, Praha, 2002. 4 http://nl.wikipedia.org/wiki/syntaxis_(taalkunde) 8

Voor sommige talen is de zinsbouw cruciaal om de betekenis duidelijk uit te kunnen drukken. Andere talen bouwen op morphologische elementen en de zinsbouw heeft weinig invloed op de betekenis. Het Nederlands hoort bij het eerste type wij vinden weinig verbuiging, maar de woordvolgorde beïnvloedt de betekenis sterk. In de rechtsteksten moet de betekenis natuurlijk heel duidelijk naar voren komen. Het werkterrein van de rechtstaal is een gevlecht van oorzaken en gevolgen, redenen en beredeneringen, voorwaarden en concessies. Het is essentieel dat alles precies en onbetwistbaar wordt beschreven, zodat de tegenpartij niet zijn verdediging kan baseren op taalfouten in de rechtsvordering. Daar reageert de taal op en daarom is de syntactische structuur zo moeilijk. Het is soms noodzakelijk, bepaalde delen van een rechtstekst meerdere keer te lezen, om de betekenis te begrijpen. Het Tsjechisch hoort echter bij het tweede type. Vanwege een ingewikkeld systeem van verbuigingen en vervoegingen kan de zinsbouw niet veel invloed hebben op de betekenis van een zin. Er bestaan natuurlijk wel regels op dit gebied. Deze verschillen echter van die van het Nederlands en dat is één van de moeilijkheden bij het vertalen. 2.3. Stilistiek Stilistiek 5 is de bestudering van de stijl, die gebruikt wordt in geschreven of gesproken taal en het effect dat de schrijver of de spreker wil hebben op de lezer of de toehoorder. De stilistiek probeert de regels te beschrijven, aan de hand waarvan individuen en sociale groepen keuzes maken bij het gebruik van de taal en op het effect dat deze keuzes hebben. Een literair genre kan worden gezien als een verzameling karakteristieken die algemeen herkend worden, en waar algemene overeenstemming over bestaat. Stijl wordt in twee categorieën ingedeeld: subjectief en objectief 6. De subjectieve stijl wordt beïnvloed door het geslacht, leeftijd, opleiding, beroep, hobby s, ideologie enz. Onder de objectieve stijl valt (o.a.) de functionele stijl, die verder wordt ingedeeld in 7 : stijl van de schone literatuur stijl van de vaktaal juridisch-administratieve stijl stijl van de publicistiek rhetorische stijl mededelende stijl 5 http://nl.wikipedia.org/wiki/stilistiek http://interaxis.sesuadra.org/interaxis2/html5/hend.html 6 Grepl, Miroslav, Prof. Dr. CSc. a kol.: Přìručnì mluvnice češtiny. Nakladatelství Lidové noviny, Praha, 2003, p. 699-726. 7 Čechová, Marie, Prof. PhDr. DrSc. a kol.: Současná stylistika. Nakladatelství Lidové noviny, Praha, 2008. 9

De rechtstaal hoort bij de juridisch-administratieve stijl, die echter nauw verbonden is met de stijl van de vaktaal. Het gebied van de jurisdictie is beroemd om bepaalde stilistische middelen. Deze stilistische middelen, zoals Latijnse of verouderde uitdrukkingen, samen met de syntactische structuur, maken de teksten zo moeilijk om te verstaan. Dit komt echter door de lange geschiedenis van het recht. Ook het nieuwe recht verwijst nog steeds naar oud Romijns recht. Nieuwe wetten en verordeningen zijn gebaseerd op oude voorschriften en regels en moeten daarom vaak dezelfde formuleringen hanteren, anders zouden ze ongeldig zijn. 8 Ook bij het vertalen moet hetzelfde stijlregister worden aangehouden, wat meestal echter minder moeilijk is dan bij de vorige twee talige niveaus. De rechtstaal is namelijk vol van specifieke termen en woordcombinaties, die zelf al een geraamte voor deze stricte en onpersoonlijke stijl zijn. De precieze kenmerken van deze stijl zullen in 6.3 gedetailleerd worden beschreven. 2.4. Vertalen Vertalen wordt in het algemeen door leken beschouwd als een overdracht van een tekst vanuit de brontaal naar de doeltaal. Zo waren ook de eerste vertaaltheorieën, zij concentreerden zich op de linguïstische kant van een vertaling. Volgens deze theorieën ging het bij het vertalen om de zo mogelijk getrouwe weergave van een tekst in de doeltaal. Een belangrijk begrip in deze theorie was equivalentie. Er bestaan vier mogelijke graden van equivalentie tussen de brontekst en de doeltekst: 9 - volledige equivalentie (1:1, de structurele elementen van de bron- en de doeltaal komen overeen) - facultatieve equivalentie (X:X, de structurele elementen komen gedeeltelijk overeen) - approximatieve equivalentie (X:1, 1:X, de structurele elementen zijn anders gediferentieerd) - geen equivalentie (1:0, 0:1, er is geen overeenkomst) Men ging ervan uit dat tussen de talen een bepaalde symetrie bestaat, waarop vertalingen zich kunnen baseren. Tegenwoordig worden echter andere vertaaltheorieën gehanteerd. Een vertaling wordt nu eerder beschouwd als een overdracht van een gedachte vanuit één cultuur naar de andere. Daardoor kreeg de geadresseerde, de ontvanger van de nieuwe tekst, een belangrijke rol. Het is belangrijk dat de ontvanger de doeltekst goed kan begrijpen. De vertaler moet zulke stilistische middelen gebruiken, die hij eerst met het oog op de ontvanger en op de functie van de vertaling moet kiezen. 8 http://interaxis.sesuadra.org/interaxis2/html5/hend.html 9 Rakšányiová, Jana & Štefková, Marketa: Rozvoj prekladateľskej kompetencie v oblasti odborných textov. Nakladateľstvo STU, Bratislava, 2009, p. 23. 10

Het vertaalproces is dus niet meer een puur linguïstische aangelegenheid, maar het doel van de tekst en van de vertaling speelt een belangrijke rol. De doeltekst moet in de doeltaal begrijpelijk zijn, aan de actuele maatschappelijke omstandigheden aangepast, niet alleen een precieze omzetting van woorden. Hij moet in de context passen. Deze vertaaltheorie hangt dus samen met pragmatiek. 10 Juist wat deze theorie betreft, is het interessant om de verschillen tussen de Belgische en de Nederlandse teksten te bekijken. Hier gaat het namelijk niet alleen om de taal, maar om de hele historische en maatschappelijke context. Het is niet mogelijk om rechtsteksten van een taalgebied als een geheel te bestuderen (België en Nederland dus). Elk afzonderlijk gebied heeft zijn eigen structuur, die van de geschiedenis en de maatschappelijke ontwikkeling uitgaat. Dat heeft vooral zijn weerslag gevonden in de terminologie, maar ook in de gehele stilistische vorm van de teksten. Vandaar, dat belangrijker dan de linguïstische kant van een vertaling, de communicatieve situatie is, het doel ervan en de ontvanger. Vooral omdat de ontvanger vaak geen expert op het gebied van recht is het gaat meestal om leken, die in een juridisch proces verwikkeld zijn en met het verloop en resultaat ervan bekend gemaakt moeten worden. Vaak is het dus beter om een functioneel equivalent te vinden dan een letterlijke vertaling d.w.z. liever uitleg die verstandelijk is dan een equivalent dat men in een vreemdwoordenboek zal moeten opzoeken. 3. De taal van België en Nederland 11 In dit hoofdstuk wil ik de geschiedenis van België en Nederland samenvatten om de wortels en oorzaken van de verschillen in de taal te laten zien, en de belangrijkste van deze verschillen schetsen, die als gevolg van de historische ontwikkelingen zijn ontstaan. 3.1. Geschiedenis Vanaf de 13de eeuw speelden in de Nederlandse gewesten vooral de Vlaamse steden een belangrijke rol; de eerste waren Brugge, Ieper en Gent. Na de verzanding van de rivier Zwin en als gevolg van internationale politieke verwikkelingen gedurende de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk ging Brugge echter als zeehaven en handelsstad achteruit en in de loop van de 14de en 15de eeuw ging de hegemonie van Vlaanderen op de Brabantse gewesten over (Antwerpen, Brussel). In de 15de en 16de eeuw begon men veel aandacht aan de taal te besteden. Dichters begonnen de taal te cultiveren en te verheerlijken. Er werden de eerste grammatica s en woordenboeken 10 Rakšányiová, Jana & Štefková, Marketa: Rozvoj prekladateľskej kompetencie v oblasti odborných textov. Nakladateľstvo STU, Bratislava, 2009, p. 48. 11 Vandeputte, Omer: Nederlands: het verhaal van een taal. Rekken: Stichting Ons Erfdeel, 1997. http://www.itidutchnetwork.org/documents/antwerp/lezing%20antwerpen%20lessius%2012-06-2005.pdf 11

geschreven en er werd naar een zo zuiver mogelijke taal gestreefd. In de 16de eeuw ontstonden de eerste deskundige werken over spelling en grammatica. Zo kwam het in de loop van de 16de en 17de eeuw tot codificatie van de taal en tot functie-uitbreiding, doordat de taal in steeds meer situaties en bij steeds meer onderwerpen kon worden gebruikt. Door dynastische huwelijken kwamen de Nederlanden in de loop van de 14de 16de eeuw over in de handen van het Bourgondische rijk en later van Spanje. In 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit, toen de Nederlanden in opstand kwamen tegen de economische en religieuze politiek en ook de taalpolitiek van Spanje. Spanjaarden wilden de opstand onderdrukken en namen in 1585 de stad Antwerpen in, waarna de Schelde gesloten werd. De noordelijke provincies zijn erin geslaagd om zich tegen de Spanjaarden te verdedigen en niet bezet te raken. Dat betekende een scheiding tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de Nederlanden. Een groot deel van de sociaal-economische elite uit de zuidelijke Nederlanden is naar het Noorden gevlucht. In de 17de eeuw beleefden de noordelijke Nederlanden een grote bloeitijd. In die tijd begon ook het Algemeen Nederlands zich te vormen (mensen begonnen langzamerhand minder dialect te spreken, zodat er een taal ontstond, die voor de meerderheid in zowel het Noorden als het Zuiden verstaanbaar was). Een grote bijdrage daartoe leverde de zgn. Statenbijbel, een vertaling van de Bijbel uit het jaar 1637. Het was een vertaling direct uit de Griekse en Hebreeuwse grondtekst, die het resultaat was van jarenlang werk van experten uit verschillende gebieden van Nederland (uit zowel het Noorden als het Zuiden). Daardoor is deze vertaling sterk beïnvloed door de taal van de immigranten vanuit het Zuiden, en daardoor nam het noordelijke Nederlands ook veel over van de zuidelijke taal. De Bijbel was in die tijd het belangrijkste boek dat door alle lagen van de bevolking werd gelezen. Deze bevolking, die tot die tijd eigen dialecten gebruikte, kwam hierdoor in aanraking met andere woorden en syntactische structuren, waardoor het onderlinge verstaan gemakkelijker werd. In het jaar 1804 is een officiële spelling, de zog. Siegenbeek-spelling ingevoerd en een jaar daarop is de Nederduitsche spraakkunst, een officiële grammatica, verschenen. In de 19de eeuw kwam het ook tot een toenadering van de gesproken en geschreven taal doordat de geschreven taal is aangepast. In het Zuiden daarentegen ontwikkelde de taal zich minder goed. Het Zuiden bleef namelijk in Spaanse handen, ging in de 18de eeuw over in Oostenrijkse handen en is in 1795 door de Franse Republiek geannexeerd. De taal vervreemdde steeds meer van die in het Noorden en het Nederlands bleef in het Zuiden alleen in de vorm van dialecten bestaan. Als gevolg van de Verlichting en de inlijving bij Frankrijk werd het Frans officieel de taal van de overheid in het Zuiden. Na de nederlaag van Napoleon werd Noord en Zuid tot het Koninkrijk der Nederlanden samengevoegd. Koning Willem I. heeft Nederlands als de enige officiële taal in de provincies Westen Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg ingevoerd. Franstalige ambtenaren voelden zich echter verongelijkt en er ontstond een verzet. In het jaar 1830 barstte een revolutie uit, opnieuw om religieuze, talige en economische redenen. Het resultaat ervan was het ontstaan van de staat België. 12

In deze nieuwe staat nam de Franstalige elite het bestuur in handen. De taalpolitiek van de Franse Republiek werd voortgezet en het Frans werd de enige officiële taal. Geleidelijk werden hogere en ook lagere burgerij verfranst. Het Nederlands leefde op dat ogenblik in België nog steeds bijna uitsluitend in de vorm van Vlaamse, Brabantse en Limburgse dialecten. Heel langzaam is tegen de verfransing van Vlaanderen verzet ontstaan, met een heel geleidelijke vernederlandsing van Vlaanderen als gevolg. De Vlamingen verschilden eerst van mening over hun toekomstige officiële taal. De zgn. integrationisten wilden de Nederlandse standaardtaal als officiële taal, maar de zgn. particularisten verzetten zich ertegen, zij wilden een taal die gebaseerd is op eigen dialecten. Later ontstond de Vlaamse Beweging, die naar een eigen identiteit voor het Vlaamse volk streefde, als oppositie tegen de Fransen en het Frans. Aanvankelijk ging hun aandacht hoofdzakelijk uit naar taal- en letterkunde, maar vanaf het einde van de 19de eeuw kreeg de beweging ook een sociaal-economische strekking. In de loop van de volgende 100 jaar kwam een wetgeving tot stand die in het Vlaamse land de rechtspraak, het algemeen bestuur, het onderwijs en het leger trapsgewijs vernederlandste. In het jaar 1898 is het Nederlands gelijkgesteld met het Frans als nationale taal van België. In 1932 is het onderwijs in Vlaanderen eentalig Nederlands geworden. In de jaren 1962 en 1963 ontstonden wetten, die een taalgrens tussen het Nederlands en het Frans legden en in 1993 werd België een federale staat met drie economische gewesten (Vlaanderen, Brussel en Wallonië) en drie culturele gemeenschappen (de Nederlandstalige, de Franstalige en de Duitstalige). In de 20ste eeuw onderging het Nederlands zowel in het Zuiden als in het Noorden een snelle ontwikkeling. Er werden nieuwe woorden gecreëerd en vanuit andere talen (vooral vanuit het Engels) overgenomen. 3.2. Verschillen tussen het Nederlands in Nederland en in Vlaanderen In Vlaanderen is het Nederlands vanaf het jaar 1898 erkend als officiële taal naast het Frans. Vlaanderen en Nederland houden contact met elkaar en werken samen aan de regels en de ontwikkeling van hun gezamenlijke taal. Door de lange periode van scheiding en de verschillende ontwikkeling zijn er echter duidelijke verschillen te merken tussen de taal van Vlamingen en Nederlanders. Deze verschillen 12 vinden we vooral in de uitspraak, het woordenschat of de zinsbouw. Bij de morfologische en grammaticale verschillen hoort bijvoorbeeld het feit dat het Belgisch Nederlands in de spreektaal ook verbuigingen naar woordgeslacht kent, onder meer bij lidwoorden, bezittelijke voornaamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die in het Algemeen Nederlands zoals 12 Willemys, Roland: Het verhaal van het Vlaams: de geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden. Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2003. http://nl.wikipedia.org/wiki/belgisch_nederlands 13

het in Nederland wordt gebruikt, geheel verdwenen zijn. Hoewel het niet tot de standaardtaal behoort, gebruikt men vaak het persoonlijke voornaamwoord gij. 3.2.1. Lexicale verschillen Het meest opvallend zijn echter de lexicale verschillen. Peter Debrabandere 13 deelt ze in de volgende groepen in: 3.2.1.1. Gallicismen Gallicismen zijn letterlijke vertalingen uit het Frans. Voorbeelden zijn het Vlaamse woord aanhoudingsmandaat ipv. aanhoudingsbevel uit het Franse mandat d'arrête, of de uitdrukking in beschuldiging stellen ipv. in staat van beschuldiging stellen uit het Franse mettre en accusation. 14 3.2.1.2. Purismen De alomtegenwoordigheid van het Frans heeft ook een omgekeerde reactie veroorzaakt. Omdat Vlamingen weten dat hun Nederlands door het Frans bedreigd wordt, doen ze soms hun uiterste best om geen Franse woorden te gebruiken. Voorbeelden zijn uurwerk ipv. horloge of geldbeutel ipv. portemonnaie. 3.2.1.3. Dialectismen Het gaat om streekgebonden uitdrukkingen. Voorbeelden zijn hof ipv. tuin of hesp ipv. ham. Deze zijn echter niet relevant voor deze scriptie omdat ze in de rechtsteksten niet voorkomen. Ik vermeld ze op deze plaats enkel voor de volledigheid van informatie. 3.2.1.4. Archaïsmen Doordat het Nederlands zich in Vlaanderen eeuwenlang niet als een volwaardige standaardtaal heeft kunnen ontwikkelen, zijn Vlamingen woorden blijven gebruiken die in Nederland niet meer gebruikt worden, behalve soms in bepaalde idiomatische uitdrukkingen, samenstellingen, afleidingen, betekenisverengingen. Voorbeelden zijn ajuin ipv. ui of huwen ipv. trouwen. 13 http://www.itidutchnetwork.org/documents/antwerp/lezing%20antwerpen%20lessius%2012-06-2005.pdf 14 http://www.schrijf.be/copywriting_tips_barbarismen2.htm 14

3.2.1.5. Formele taal informele taal neutrale taal In de loop van de geschiedenis zijn in de Nederlandse standaardtaal registers ontstaan. Bepaalde woorden worden alleen gebruikt in de formele taal andere alleen in de neutrale of informele taal. Doordat Vlamingen een andere ontwikkeling hebben meegemaakt, gebruiken ze soms formele woorden in neutrale (niet-formele) taal en zelfs in informele taal. Enkele voorbeelden zijn tevens voor ook, pogen, trachten voor proberen. 3.2.1.6. Woordparen Er zijn woorden die in België gebruikt worden, maar niet in Nederland, of op een andere manier. Voorbeelden ervan zijn noemen/heten of lukken/slagen (in België foutief gebruikt in bv. Deze regionale preventiecel noemt PREKO 15 of Denkt u dat de Franstaligen het Leterme zullen gunnen te lukken? 16 ). 3.2.1.7. Officieel Belgisch-Nederlands Er zijn typisch Belgische woorden, woordbetekenissen en uitdrukkingen waarvoor geen woorden bestaan die voor het hele Nederlandse taalgebied gelden. Het gaat hier om instellingen, functies, structuren, reglementen en dergelijke die in België en Nederland door de verschillende staatsstructuur, organisatie van het onderwijs, het gerecht enzovoort andere benamingen hebben. Die woorden, uitdrukkingen en betekenissen kunnen uiteraard niet afgekeurd worden. Ze worden in veel woordenboeken dan ook in die zin (als officieel Belgisch-Nederlands) gemarkeerd, zoals bv. schepen i.p.v. wethouder. Er zijn ook heel wat typisch Belgische woorden, woordbetekenissen en uitdrukkingen die weliswaar geen officieel karakter hebben, maar die toch als bruikbaar Belgisch-Nederlands gehonoreerd moeten worden, omdat ze voortvloeien uit een cultureel verschil tussen Nederland en België, bijvoorbeeld in verband met eetgewoonten, karakter, folklore en religie. Enkele voorbeelden: met een baksteen in de maag geboren worden, vijgen na Pasen ipv. mosterd na de maaltijd. Bovendien zijn er nogal wat Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen die in het verleden door taaladviesboeken vaak afgekeurd werden, maar waartegen vandaag steeds minder bezwaar wordt gemaakt. Het gaat om woorden en uitdrukkingen met een idiomatisch karakter, die niet dialectisch, puristisch, archaïsch of gallicistisch zijn, maar die eigenlijk zonder problemen naast het Nederlandse equivalent kunnen worden gebruikt. Enkele voorbeelden: op een boogscheut (afstand) van ipv. op (een) steenworp afstand van, stokken in de wielen steken ipv. een spaak in het wiel steken. 15 http://taaltelefoon.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=864 16 http://taal.vrt.be/taaldatabanken_master/taalmail/taalmail364.shtml 15

3.2.2. Syntactische verschillen De woordvolgorde in het Vlaams is soms afwijkend (bv. de werkwoordelijke eindgroepen of de positie van niet). In Aspekten van het Nederlands in Vlaanderen 17 worden voor het Nederlands in België onder andere de volgende kenmerkende verschillen vermeld: - het splitsen van twee infinitieven (ik heb er niets willen over zeggen, ze had toch kunnen haar reis betalen) - onnederlandse constructies (hij is gegaan naar het buitenland, dat hij vandaag nog vertrekt naar huis) - omgekeerde volgorde bij een werkwoordelijke eindgroep in een bijzin (dat hij vandaag niet komen kan i.p.v. kan komen) - intensiever gebruik van doen waar men in Nederland meer laten gebruikt (iets doen betalen i.p.v. iets laten betalen) - ander gebruik van modale werkwoorden, zoals moet i.p.v. hoeft of de constructie moest ik doen i.p.v. als ik zou doen 3.2.3. Stilistische verschillen Voor de stijl van het Belgisch Nederlands zijn vooral de archaïsche uitdrukkingen kenmerkend en de invloed van het Frans op de woordvolgorde in de zinnen (ik dring niet aan ipv. ik dring er niet op aan van het Franse je n insiste pas, zinnen als Het was te Brugge dat ik hem het eerst ontmoet heb). 17 Geerts, G., Prof. Dr. (ed.): Aspekten van het Nederlands in Vlaanderen. Uitgeverij Acco, Leuven, 1974. 16

4. Het recht Het recht is een geheel van geldige rechtsnormen, dwz. verordeningen, verboden en permissies (in het algemeen regels), waarmee de maatschappij het gedrag en de onderlinge relaties van haar leden ordent. Het recht in de engere zin is elk geheel van regels, dus ook bv. onuitgesproken regels tussen mensen die zich toevallig op een plaats met een bepaald doel bevinden. Voor deze scriptie hanteer ik echter het recht in de bredere zin, regels dus, die door de staat worden vastgesteld en afdwingt. Dat doet de staat door middel van zijn instellingen, die daarvoor bestemd zijn. De regels worden door een overheid geformuleerd en zijn voor de mensen of organisaties bindend. Het recht ligt steeds vervat in een rechtsbron. Het recht heeft een ingewikkelde historische ontwikkeling doorlopen. Zijn moderne vorm is tamelijk jong en niet op de hele wereld geldig (in de Islamitische landen geldt bv. het religieuze recht sharia, in Afrikaanse landen dan het tribale recht enz.) In dit hoofdstuk zal ik het recht volgens bepaalde criteria indelen, dan zal ik enkele verschillen in het recht van Nederland en België vermelden. Vervolgens doe ik hetzelfde met het strafrecht in Nederland en België, omdat mijn primaire bronnen van dit gebied stammen. 4.1. Indeling van het recht Om een algemeen overzicht te krijgen over het gecompliceerde gebied van het recht, volgt hier een algemene indeling van het recht, zoals het in de meeste landen ter wereld bestaat. Er zijn 3 algemene criteria hoe het recht in het algemeen kan worden ingedeeld. Het eerste criterium is de soevereniteit van het subject (nationaal x internationaal recht), het tweede criterium betreft het verschil tussen individuele fysieke personen en georganiseerde groepen (privaat x publiek recht) en het derde criterium tenslotte betreft concrete normen en de manieren om ze te bereiken (materieel x formeel recht) 18 : 4.1.1. Nationaal en internationaal recht Het nationale recht betreft de mogelijkheid van ieder land om zelf de omvang van zijn rechtsmacht te bepalen. Zulke landen worden daarom soeverein genoemd. De soevereiniteit geldt zowel naar buiten als naar binnen. De soevereine staten dulden van buitenaf geen macht boven zich, tenzij ze dat zelf vrijwillig verkiezen (bv. door lid te worden van de Europese unie enz.). 18 Knottenbelt, B. & Torringa R.A.: Inleiding in het Nederlandse Recht. Gouda Quint BV, Arnhem, 1986, p. 35. 17

Rechtsregels die betrekking hebben op rechtsverhoudingen met internationale elementen behoren tot het internationale recht. Ook een soeverein land kan het zich niet permitteren in conflict te komen met de zgn. internationale openbare orde, als het als een volwaardige partner deel wil blijven nemen aan de steeds intensiever en complexer wordende internationale communicatie. Rechtsrelaties tussen landen onderling worden beheerst door een stelsel van normen dat zich in de loop van de eeuwen via gewoonte heeft ontwikkeld of door het sluiten van verdragen onderling is vastgesteld. Het deel van het internationale recht waarin de relatie tussen staten het hoofdbestanddeel vormt, wordt het volkenrecht genoemd. Daarnaast houdt het internationaal recht zich bezig met de rechtsbetrekkingen van personen met een verschillende nationaliteit en/of met een woonplaats in verschillende landen. 4.1.2. Het privaatrecht en het publiekrecht Het privaatrecht is een onderdeel van het recht dat verhoudingen tussen particulieren (fysieke personen en rechtspersonen) regelt. Hier geldt het principe wat niet verboden is, is toegestaan. Bij het privaatrecht horen vooral het burgerlijk recht (familie en vermogen), het procesrecht (in België gerechtelijk recht), het handelsrecht, het arbeidsrecht en het internationaal privaatrecht. Het publiekrecht 19 regelt verhoudingen tussen subjecten, die niet gelijkgesteld zijn en waarvan er één meestal de staat is. Het heeft betrekkingen op de regels van de staat en de zorg van de overheid voor de openbare belangen. Hier geldt het principe wat niet uitdrukkelijk toegestaan is, is verboden. Hieronder vallen het bestuursrecht, het grondwettelijk recht (staatsrecht), het internationaal publiekrecht, het strafrecht en het Europees (communautair) recht. 4.1.3. Het materieel en het formeel recht Het positieve recht is enerzijds opgebouwd uit regels die rechten verlenen en plichten opleggen en anderzijds uit regels, die aangeven op welke wijze deze regels gehandhaafd kunnen worden. 20 Regels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten worden regels van materieel recht genoemd. Het materieel recht zijn dus de normen van het gedrag, hoe het moet in een ideaal geval. De tweede groep regels, de handhavingsregels, worden gewoonlijk regels van formeel recht of procesrecht genoemd. Het zijn dan de normen die gelden als het niet is, zoals het moet. Het formeel recht wordt dus gebruikt als een subject zijn rechten wil afdwingen. 19 Knottenbelt, B. & Torringa R.A.: Inleiding in het Nederlandse Recht. Gouda Quint BV, Arnhem, 1986, p. 36. 20 Knottenbelt, B. & Torringa R.A.: Inleiding in het Nederlandse Recht. Gouda Quint BV, Arnhem, 1986, p. 38. 18

4.2. Recht in Nederland en België De boven aangegeven algemene indeling geldt ook voor Nederland en België. De afzonderlijke instanties, die toezicht houden over de uitvoering van het recht, kunnen echter in deze landen verschillend zijn. Er volgt nu een overzicht van de belangrijkste Nederlandse en Belgische rechterlijke instanties, eerst territoriaal, dan hiërarchisch, om de gelijkenissen en verschillen te laten zien: De rechtspraak 21 in Nederland bestaat uit diverse instanties, die verspreid zijn over allerlei locaties. Het gaat om 22 : kantongerechten tegenwoordig 62 arrondissementsrechtbanken tegenwoordig 19 gerechtshoven tegenwoordig 5 (ze zetelen in Nederland in s Hertogenbosch, Arnhem, s Gravenhage, Amsterdam en Leeuwarden) de Hoge Raad 23 Hiërarchisch bestaat de Nederlandse rechterlijke macht uit: de rechters rechters (rechtbanken) raadsheren (gerechtshoven en Hoge Raad der Nederlanden). officieren van justitie, die het Openbaar Ministerie 24 vormen De Belgische rechtspraak 25 wordt territoriaal ingedeeld in: gerechtelijke kantons (225) gerechtelijke arrondissementen (27) gerechtelijke gebieden (5) Hierarchisch worden ze op volgende wijze ingedeeld: Eerste niveau Vredesgerechten 26 voor kleine burgerlijke zaken Politierechtbanken voor kleine strafzaken Tweede niveau 21 http://www.rechtspraak.nl/gerechten/rechterlijke+organisatie/ 22 Knottenbelt, B. & Torringa R.A.: Inleiding in het Nederlandse Recht. Gouda Quint BV, Arnhem, 1986, p. 80. 23 De hoogste rechtsprekende instantie in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba op civielrechtelijk, strafrechtelijk en belastingrechtelijk gebied. De Hoge Raad zetelt in Den Haag en is belast met het toezicht op de rechtseenheid en rechtsontwikkeling van het Nederlandse recht. 24 Knottenbelt, B. & Torringa R.A.: Inleiding in het Nederlandse Recht. Gouda Quint BV, Arnhem, 1986, p. 82. Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving der wetten, de vervolging van alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. 25 http://www.juridat.be/pyramide_nl2.php 26 Deze bestaan niet meer in Nederland, hier komen ze het meest met kantongerechten overeen. 19

Rechtbanken van eerste aanleg 27 Arbeidsrechtbanken voor sociale geschillen Rechtbanken van koophandel voor handels- en economische zaken Arrondissementsrechtbank samengesteld door de voorzitters van de drie voorgaande rechtbanken om over bevoegdheidsconflicten te beslissen Derde niveau Hoven van Beroep 28 (5, in Antwerpen, Brussel, Gent, Luik en Bergen) Arbeidshoven 29 (5) Buiten categorie Hoven van Assisen 30 (1 per provincie + het extraprovinciale gebied Brussel- Hoofdstad, 11) Hof van Cassatie 31 (1 voor het hele land) Ook in België worden de magistraten in de rechtbanken rechters genoemd, die in de hoven raadsheren. Naast de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad zijn er in Nederland nog enkele andere rechterlijke instanties 32. Dat zijn de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep in ambtenarenzaken en sociale zekerheidszaken, het College van Beroep behandelt zaken op het terrein van het sociaal-economisch bestuursrecht. Ook de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt beroepszaken. Het gaat dan om bestuurszaken (zaken tegen de overheid). De Raad van State maakt echter geen deel uit van de rechterlijke organisatie. De Raad voor Rechtspraak vormt de schakel tussen de minister van Justitie en de gerechten. Hij behartigt het gemeenschappelijk belang van de gerechten naar buiten, draagt zorg voor gerechtsoverstijgende voorzieningen, houdt toezicht op bedrijfsvoering en financieel beheer en geeft voor zover nodig algemene aanwijzingen op het gebied van de bedrijfsvoering. Ook in België heeft de rechterlijke macht niet het monopolie op rechtspraak. Ook de Raad van State, verscheidene administratieve rechtbanken en het Grondwettelijk Hof (vroeger Arbitragehof genaamd) hebben rechtsprekende bevoegdheid in bepaalde materies. 27 Een rechtbank die uit verschillende kamers bestaat. Elk van de 27 gerechtelijke arrondissementen heeft een rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank van eerste aanleg is ingericht voor alle burgerlijke geschillen en strafzaken, die niet tot de bevoegdheid van een andere rechtbank behoren. 28 Het hof van beroep behandelt het hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel. 29 Behandelt het hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank. 30 Voor bijzondere strafzaken met een volksjury waartegen geen beroep mogelijk is. 31 Voor vormgebreken in de rechtspraak van hoven en rechtbanken waartegen geen beroep mogelijk is. 32 http://www.rechtspraak.nl/gerechten/rechterlijke+organisatie/ 20