Leraar primair onderwijs; meer mannen naar opleiding en beroep



Vergelijkbare documenten
Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

Diversiteit in het po, vo en mbo

Paboys gezocht! Wat maakt de pabo en het werken op de basisschool aantrekkelijker voor mannen

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Evenredige verdeling man / vrouw bij het Veenplaspersoneel

Paboys gezocht! Wat maakt de pabo en het werken op de basisschool aantrekkelijker voor mannen

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Optimale inrichting van lerarenopleidingen

Bijlage 4: Pabo-specifieke Kenmerken van studiesucces en studie-uitval in beeld

1. Arbeidsmarktvraagstukken 2. Professionele werkomgeving 3. Kenniscentrum

Richtlijn inschaling zij-instromers

PABOYS GEVONDEN? Een evaluatie van de pilot paboys ; aanpak, werkwijze en opbrengsten

Genderscan mbo Techniek

Contextschets Techniek

Diversiteit Loont?! Factsheet Middelbaar Beroepsonderwijs

WAARDERING VOOR HET LERAARSCHAP. 31 augustus 2006

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo het beeld van het hbo als werkgever onder hoogopgeleide professionals Samenvatting imago-onderzoek

Adviezen voor studiekiezers op basis van de Startmonitor

Vertrekredenen jonge docenten in het vo

forum beroepsonderwijs. DEC 6 dilemma s pittige discussies constructieve uitkomsten én hilarische momenten 1 oktober

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo)

Onderwijs. Hoofdstuk Inleiding

Kwantitatieve tekorten in het primair onderwijs: Hoe lossen we ze op?

Concept: Een beroep doen op de werknemers om twee keer per jaar een mannelijke middelbare scholier mee te nemen voor een meeloopdag.

Direct (betaald) voor de klas terwijl je de verkorte deeltijd Pabo opleiding doet? De Pabo in deeltijd.. Wat zijn de mogelijkheden.

Aantrekkelijkheid van het leraarschap Rapportage

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Regionaal verslag. Landelijk debat Ons Onderwijs Den Haag, 28 mei 2015

Partnerschap. en scholen werken op basis van een gezamenlijke verantwoordelijkheid samen met studenten aan hun ontwikkeling tot professional.

Tevredenheid over start en ontwikkeling op de arbeidsmarkt

De EHBO-Z koffer. Eerste Hulp Bij Oriëntatie op Zorgberoepen

5. Onderwijs en schoolkleur

Het imago van ict. Onderzoek naar keuzemotieven van scholieren. HBO-I Stichting

Factsheet Toelatingstoets PABO

OPLEIDER IN DE SCHOOL, COACH en OPLEIDINGSCOÖRDINATOR Post-HBO opleidingen

Rotterdam: er werken is OK, er wonen NEE!

Primair Onderwijs Onze referentie

Tevredenheid over docenten

Baan op niveau en in richting

Durf te zorgen! In opdracht van:

Protocol PDG en educatieve minor

Veranderen van opleiding

Omgaan met het lerarentekort Aanpak BMS Friesland

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Onderzoek studie uitval HBO studenten Het belang van een goede studiekeuze. oktober 2011

Quickscan Bouw 2012 samenvatting

Techniek voor jongens én meisjes

Uw brief van. 2 en 5 april 2004

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case

Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Paboys gevonden? Een evaluatie van de pilot paboys ; aanpak, werkwijze en opbrengsten van Eck, E.; Heemskerk, I.M.C.C.

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

in het mbo Werken aan uitstroom - instroom

Intentieverklaring Versie:

Over leiderschap van leraren

Onderwijsassistent (niveau 4 BOL, 3 jaar) Wat zijn mijn taken als onderwijsassistent?

* 1. Wat is uw geslacht? Beste oud-studenten,

Figuur: Procentuele uitval studenten hbo lerarenopleidingen na het eerste studiejaar (instroomjaren 2004 tot en met 2008)

Instroom en inschrijvingen

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Paboys in de praktijk

Na(ar) de lerarenopleiding

S A M E N V A T T I N G

Mannen, zorg ervoor!

Naar een verdergaande differentiatie op de pabo?

Werving van leraren. Onderzoek in opdracht van SBO. Sil Vrielink Lette Hogeling Danny Brukx. ResearchNed bv Nijmegen, oktober 08

Gezoc gezocht: ht Ler l ar eraren en

Arbeidsmarktagenda 21

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Woerdens Techniek Talent

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Feedback conceptvisie KUNST & CULTUUR

Beroepsbevolking 2005

Kerels voor de klas. Onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes (en ook voor juffen en meesters)

Visie op ouderbetrokkenheid

Functiedifferentiatie binnen het primaire proces: Kiezen uit kansen

Tekortvakken in het voortgezet onderwijs Deborah van den Berg januari 2012

Morele vorming in het voortgezet onderwijs Een peiling onder leidinggevenden en ouders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo tips voor werving van docenten uit de beroepspraktijk

14 april 2008 PO/B&B/2008/9198

schoolleiders, besturen, decanen, leerlingen, universiteiten en hogescholen. Er is gewezen op andere manieren om de kunstvakken de positie te laten

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenwerking over lerarenopleidingen heen:

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Opzet voor een plan van aanpak. Tweedegraads PLUS. doorscholing van tweedegraads bevoegde docenten

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Amsterdam heeft t: de Universitaire Pabo PA²!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A. Persoonlijke gegevens

Factsheet. Samenvatting

HOOFDSTUK 3 FEITEN EN CIJFERS

Transcriptie:

ARTIKEL 8 Leraar primair onderwijs; meer mannen naar opleiding en beroep In dit artikel staan de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van de lerarenopleiding basisonderwijs (pabo) en het primair onderwijs (po) voor mannen centraal. We baseren ons daarbij op een onderzoek dat we in 2004 hebben verricht in opdracht van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) ter onderbouwing van het project 'Meer mannen naar de pabo' dat deel uitmaakte van het SBO-Beleidsprogramma 2004 1. Na een korte analyse van het probleem gaan we in op de gesignaleerde knelpunten aan de hand van een loopbaanmodel en vier onderzoeksvragen. Vervolgens bespreken we aanbevelingen voor de aanpak ervan, geordend naar de verschillende actoren in het veld. AUTEUR(S) Edith van Eck Irma Heemskerk Ard Vermeulen SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam Inleiding In Nederland is, net als in de ons omringende landen, sprake van een toenemende ondervertegenwoordiging van mannelijke leraren in het primair onderwijs. Sinds begin jaren negentig gaan er ongeveer vijf keer zoveel vrouwen als mannen naar de lerarenopleiding basisonderwijs. Mannen zijn niet alleen ondervertegenwoordigd in de instroom, ze vallen ook vaker voortijdig uit dan vrouwen (Geerdink, Bergen en Dekkers, 2004). In het primair onderwijs is het aandeel mannelijke leraren gedaald tot 21.9% in fte en 17.8 % in personen (SBO, 2006) en de feminisering van het basisonderwijs zal zich de komende jaren voortzetten. Onder jonge leraren is de oververtegenwoordiging van vrouwen veel sterker dan in de hogere leeftijdscategorieën en de komende jaren gaan relatief veel mannen met pensioen. Bovendien is de uitval onder startende mannelijke leraren hoger dan onder vrouwelijke. Het teruglopend aantal mannelijke leraren in het primair onderwijs wordt zowel vanuit arbeidsmarktoverwegingen als vanuit pedagogische overwegingen onwenselijk geacht. Door meer mannen te interesseren voor de lerarenopleiding basisonderwijs en een baan in het primair onderwijs kan het potentiële aanbod onderwijsgevenden worden vergroot. Daarmee kan de voor de komende jaren voorziene krapte op de onderwijsarbeidsmarkt worden teruggedrongen. Een pedagogische overweging betreft de positie van jongens in het onderwijs. Er zijn auteurs die suggereren dat er een verband bestaat tussen de toenemende achterstand van jongens op meisjes in het onderwijs en de toenemende feminisering van het onderwijs. Verondersteld wordt dat jongens een meisjesnorm opgelegd zouden krijgen die hen niet past, die hun welbevinden aantast en hun attituden en prestaties negatief zou beïnvloeden (Veendrick, Tavecchio en Doornenbal, 2004). Driessen en Doesborgh (2004) laten op basis van secundaire analyses op data van het Prima-cohort zien dat er in de Nederlandse situatie geen negatief effect van de feminisering van het primair onderwijs op de prestaties en houdingen en het gedrag van jongens kan worden aangetoond. Los van een mogelijk effect op leerprestaties en schools gedrag van jongens wordt de feminisering van het primair onderwijs vanuit andere perspectieven onwenselijk geacht, bijvoorbeeld omdat daarmee mannelijke rolmodellen in het onderwijs voor jongens in een cruciale fase van hun identiteitsontwikkeling verdwijnen. Ook de teamsamenstelling zoals die op veel basisscholen voorkomt, vrouwelijke leraren en een mannelijke schoolleider, biedt noch voor meisjes, noch voor jongens een wenselijk voorbeeld (zie bijvoorbeeld themanummers van Vernieuwing 2001 en Pedagogiek, 2004, Wisman, 2003, en Het Onderwijsblad, 2004, Driessen & Doesborgh, 2004; Volman, 2004). Ten slotte wijst Vermeulen (2003) er in dit verband op dat feminisering van een beroep een negatief effect heeft op het maatschappelijk aanzien ervan. Onderzoeksopzet In het onderzoek stonden de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid van de lerarenopleiding basisonderwijs en het primair onderwijs (po) voor mannen centraal. Waarom gaan weinig mannen studeren aan de leraren-

opleiding basisonderwijs en werken in het primair onderwijs en waarom verlaten ze de opleiding en de sector? Om deze vragen te beantwoorden is als eerste een documentanalyse uitgevoerd, toegespitst op de seksespecifieke instroom en voortijdige uitstroom op de lerarenopleidingen basisonderwijs en in het primair onderwijs. In de tweede plaats zijn statistische gegevens van de lerarenopleidingen basisonderwijs geanalyseerd. Er is gekeken naar ontwikkelingen in de instroom en in de studentenpopulaties naar sekse. Van de twee opleidingen met het hoogste, respectievelijk het laagste aantal mannelijke studenten is het onderwijsaanbod geanalyseerd en vergeleken. Basis daarvoor vormde het visitatierapport 'Moed tot Meesterschap; Eindrapport van de Visitatiecommissie Opleiding tot leraar Basisonderwijs (HBO-raad, 2003)'. Vervolgens zijn gegevens verzameld bij studenten aan de lerarenopleiding en uitvallers, respectievelijk leraren in het primair onderwijs en leraren die het primair onderwijs na enkele jaren weer hebben verlaten. We hebben gesproken met studenten die direct vanuit mbo, havo en vwo in de lerarenopleiding zijn ingestroomd en met studenten die pas op latere leeftijd naar de lerarenopleiding zijn gegaan nadat ze al andere opleidingen hadden gevolgd of afgerond. Sommigen zaten in het begin van de opleiding, anderen in een hoger leerjaar, sommigen volgden de deeltijdopleiding, anderen de voltijdvariant. Ook bij de leraren onderscheidden we onderinstromers, die rechtstreeks vanuit het voortgezet onderwijs en de lerarenopleiding zijn ingestroomd en switchers, die vanuit andere beroepen zijn overgestapt naar een baan in het onderwijs. Voor de groepsinterviews met studenten hebben we chat-sessies georganiseerd. Dit bleek een goede manier om op korte termijn een groep op eenzelfde tijdstip bij elkaar te krijgen. De deelnemers kregen vooraf de hoofdvragen toegestuurd en een lijstje van regels die tijdens de chatsessie werden gehanteerd. Op een afgesproken tijd waren alle deelnemers in de chatruimte aanwezig en konden reageren op onze vragen en ook op elkaars meningen en standpunten. Een aantal studenten is telefonisch geïnterviewd, omdat ze niet in de gelegenheid waren aan een chat-sessie deel te nemen. In totaal hebben we 'gesproken' met veertien studenten van de lerarenopleiding basisonderwijs, drie die de opleiding voortijdig hadden verlaten en elf die met de opleiding bezig waren. Jongens hebben weinig mannelijke collega-studenten die tot steun kunnen zijn op hun weg naar het leraarschap. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met zes leraren die in het primair onderwijs werkten, dan wel gewerkt hadden. Omdat het accent in dit onderzoek lag op de lerarenopleiding basisonderwijs en de overgang van de lerarenopleiding naar het primair onderwijs hebben we daarvoor leraren gezocht die korter dan vijf jaar geleden van de opleiding waren gekomen. Ook hier waren er weer zowel jongere leraren die direct na het voortgezet onderwijs naar de lerarenopleiding basisonderwijs waren gegaan, als oudere die al andere opleidingen of banen achter de rug hadden. Ten slotte hebben we een aantal deskundigen uit de lerarenopleidingen gevraagd naar hun visie op deze problematiek en naar mogelijke oplossingen. In de groepsinterviews (chat-sessies) en de individuele interviews zijn de loopbanen van de studenten en leraren en de overwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld, globaal gereconstrueerd aan de hand van het model van figuur 1. In dit artikel ligt het accent op de resultaten van de (groeps)interviews met studenten, leraren en experts van de lerarenopleiding. Bij de bespreking volgen we het loopbaanmodel, omdat daarmee een samenhangend beeld van het probleemveld kan worden geschetst. Deze bespreking vormt ook de basis voor de geformuleerde aanbevelingen. Daarnaast presenteren Verwachtingen en ervaringen vooraf aan keuze - voorbeelden in omgeving - imago - voorlichting - ervaringen in school en vrije tijd Verwachtingen ten aanzien van het beroep - inhoud - werkomgeving - arbeidsvoorwaarden - loopbaanperspectieven en arbeidsmarkt Verwachtingen ten aanzien van de opleiding - inhoud, niveau zwaarte - studieomstandigheden - theorie-praktijk Keuze voor de pabo Ervaringen met het beroep stage- resp. werkervaringen - inhoud - werkomgeving - arbeidsvoorwaarden - loopbaanperspectieven en arbeidsmarkt Ervaringen met de opleiding - inhoud, niveau zwaarte - studieomstandigheden - theorie-praktijk Doorgaan of stoppen met de pabo Figuur 1: Determinanten van loopbaanbeslissingen t.a.v het volgen van de lerarenopleiding basisonderwijs (pabo) en het werken in het primair onderwijs (PO). Kiezen voor PO Doorgaan of stoppen als leraar PO VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 27(4) 2006 9

Leraar primair onderwijs; meer mannen naar opleiding en beroep 10 we de resultaten puntsgewijs aan de hand van vier centrale onderzoeksvragen in het kader dat als illustratie in dit artikel is opgenomen (zie p. 11). Voor een integraal verslag van de opzet van de verschillende onderzoeksactiviteiten en de resultaten verwijzen we naar Van Eck, Heemskerk en Vermeulen (2004). Resultaten Verwachtingen en ervaringen voorafgaand aan de lerarenopleiding basisonderwijs Beelden en verwachtingen van jongeren in het voortgezet onderwijs ten aanzien van een baan in het primair onderwijs worden beïnvloed door ervaringen met eerder werk met kinderen/jongeren (zoals babysitten, of begeleiden van jongere kinderen in clubs) en door hun eigen ervaringen met leraren in het onderwijs. Het beroepsbeeld over het beroep van leraar wordt dus al vroeg gevormd. Ook wordt de keuze voor werken in het onderwijs nogal eens ingegeven door voorbeelden van familie of bekenden. Bij de feitelijke keuze hebben de jongeren te maken met de mening van relevante personen in hun omgeving; met name de rol van de peer-group is van belang. Reacties vanuit de omgeving zijn vaak minder positief; kiezen voor de lerarenopleiding basisonderwijs is niet iets waar je als man mee 'scoort' bij leeftijdgenoten. Het feit dat de beeldvorming sterk wordt bepaald door eerdere ervaringen in het eigen onderwijs en familie (vaak ouders) en kennissen die het beroep uitoefenen, maakt het moeilijker dat beeld te beïnvloeden. Ook zou dat een verklaring kunnen zijn voor het feit dat veel mannen in ons onderzoek een tamelijk traditioneel beeld hebben van het leraarschap. Ze kiezen voor het basisonderwijs, omdat ze een eigen groep willen hebben (en een fulltime dienstverband) en in meerdere vakken les willen geven. Mannelijke studenten komen vaak niet naar de voorlichtingsdagen omdat ze denken al een goed beeld te hebben van het beroep en de opleiding, maar dit beeld blijkt vaak eenzijdig. Verwachtingen ten aanzien van het beroep In de media ligt momenteel het accent op de negatieve aspecten van werken in het onderwijs, zoals: jongeren zijn lastig voor leraren, het beroep heeft weinig status en heeft een 'softe uitstraling'. Verder zou het onderwijs slecht betalen, een opvatting die erg hardnekkig is, ook al laten feitelijke vergelijkingen zien dat afgestudeerden van de lerarenopleidingen aanvankelijk zelfs meer verdienen dan afgestudeerden uit andere sectoren van het hbo. Bovendien is een aantal mogelijk interessante aspecten van het beroep minder zichtbaar, zoals meewerken aan beleid, organisatorische aspecten van het vak en doorgroeimogelijkheden. De meeste mannen die naar de lerarenopleiding basisonderwijs gaan, hebben een baan als leraar in de bovenbouw voor ogen. Doorstroom- en specialisatiemogelijkheden spelen dan meestal nog geen belangrijke rol. De maatschappelijke relevantie van het beroep blijkt een belangrijke afweging voor de mannen in ons onderzoek. Goed onderwijs vinden zij belangrijk voor kinderen, en voor de maatschappij. Het gaat hierbij niet alleen om het overbrengen van cognitieve vaardigheden, maar ook om het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Het werken in een achterstandswijk wordt bijvoorbeeld als een bijzondere uitdaging gezien. Een gunstige dan wel ongunstige situatie op de onderwijsarbeidsmarkt lijkt, tenminste voor de jongere mannen, niet expliciet een afweging te zijn in het keuzeproces. Door hun kroonprinsenpositie hoeven ze zich wellicht ook minder dan vrouwen druk te maken over hun kansen op de onderwijsarbeidsmarkt. Veel scholen hebben bij vacatures een voorkeur voor een man, vanuit de overweging dat dit de diversiteit in het team vergroot. Bij de mannen die op latere leeftijd alsnog voor een baan in het primair onderwijs kiezen, de zogenoemde switchers, spelen de kansen op de arbeidsmarkt en de arbeidsomstandigheden een belangrijker rol. Verwachtingen van de opleiding Jongens gaan naar de lerarenopleiding basisonderwijs omdat ze kinderen iets willen leren; ze verwachten van de opleiding dat ze veel leren over de inhoud van de vakken en de manier waarop je die kennis overdraagt. Ze verwachten dat de opleiding niet zwaar is en ze gaan ervan uit dat de opleiding ze goed voorbereidt op het werk voor de klas en dan met name voor lesgeven in de bovenbouw. Ze zien de opleiding, meer dan de meisjes in hun klas, als een noodzakelijke stap naar het leraarschap, ze kiezen niet voor de opleiding, maar voor het beroep. Meisjes kiezen in de meeste gevallen ook voor de lerarenopleiding omdat de opleiding hen aanspreekt. Ervaringen met de opleiding Veel jongens vinden het eerste jaar van de lerarenopleiding zwaar; ze hebben, zeker als de opleiding niet hun eerste keus was, moeite om de benodigde discipline voor hun studie op te brengen. Verder komen er in het eerste studiejaar twijfels naar boven over de keuze. In de eerste stages worden ze geconfronteerd met wat hun toekomstige beroep in de praktijk inhoudt. Wanneer de studieresultaten dan ook nog eens tegenvallen, raken ze minder gemotiveerd en lopen ze het risico uit te vallen. Nog een belangrijke risicofactor is het tegenvallen van de inhoud van de studie; een van de kritiekpunten van de studenten is dat zij veel tijdrovende opdrachten moeten maken maar zich intellectueel weinig uitgedaagd voelen. Het niveau wordt door de respondenten in het algemeen niet als te hoog ervaren. Meestal is de hoeveelheid het grootste struikelblok. Een uitzondering vormen instromers vanuit het mbo; voor een deel van hen is het niveau wel een probleem. Een deel van de mannelijke studenten klaagt over de werkdruk. Soms is sprake van een hoge werkdruk omdat de studie moeilijk is te combineren met verplichtingen in de privé-sfeer. Dit speelt sterker voor de (oudere) mannen die naast de opleiding meestal een baan hebben.

De vier centrale onderzoeksvragen met (puntsgewijs samengevat) de resultaten 1 Waarom gaan relatief weinig jongens naar de lerarenopleiding basisonderwijs? De lerarenopleiding basisonderwijs en werk in het primair onderwijs hebben weinig status en een negatief imago, en worden gezien als iets voor vrouwen ; Jongens ervaren weinig steun bij hun leeftijdgenoten voor een keuze voor de lerarenopleiding basisonderwijs; Jongens kiezen vooral voor de lerarenopleiding basisonderwijs, als ze iemand kennen die in het primair onderwijs werkt; Eigen ervaringen met leraren zijn belangrijk; dit maakt de beeldvorming van de opleiding en het beroep moeilijk te beïnvloeden; De beeldvorming over het beroep en de keuze voor het beroep vinden al op jeugdige leeftijd plaats, open dagen van de lerarenopleidingen komen te laat om daarin een rol te spelen; Ervaring met het werken met kinderen/jongeren maakt de keuze voor de lerarenopleiding basisonderwijs voor de hand liggender; jongens hebben die minder dan meisjes. De lerarenopleiding basisonderwijs komt bij jongens vaak pas in beeld als andere mogelijkheden afvallen; Jongens bezoeken open dagen van lerarenopleidingen voornamelijk als ze al gekozen hebben voor de opleiding, niet in de oriëntatiefase. 2 Waarom vertrekken meer jongens voortijdig van de lerarenopleiding basisonderwijs? De lerarenopleiding basisonderwijs was voor jongens vaak niet de eerste keuze; Jongens hebben zich minder grondig georiënteerd op de opleiding; Jongens kiezen vaak meer voor het beroep dan voor de opleiding; de opleiding wordt gezien als noodzakelijk middel om leraar te kunnen worden; Jongens ontmoeten weinig enthousiasme voor de lerarenopleiding basisonderwijs bij leeftijdgenoten; Jongens hebben weinig mannelijke collegastudenten die tot steun kunnen zijn op hun weg naar het leraarschap; De opleiding sluit niet altijd goed aan bij de wensen en behoeften van jongens, genoemd worden: - onvoldoende structuur en begeleiding - onzakelijke, vage cultuur - weinig uitdagend niveau - tijdrovende opdrachten - weinig ruimte voor eigen inbreng - weinig aandacht voor inhoud van de vakken en voor kennisoverdracht, veel voor het omgaan met kinderen - wijze van reflectie op beroepshouding en gedrag voor de klas spreekt niet aan - weinig aandacht voor andere aspecten van het werk op school, beleidsontwikkeling, omgang met ouders, werken in teamverband - de praktijk valt tegen, met name een eerste stage in de onderbouw - de onderbouw als (verplicht) onderdeel van de opleiding - jongens willen meer leren door doen, bijvoorbeeld in duale trajecten. 3 Waarom gaan relatief weinig mannen werken in het primair onderwijs? Er gaan weinig jongens naar de lerarenopleiding basisonderwijs, en er is veel voortijdige uitval, dus er komen relatief weinig mannen beschikbaar voor de arbeidsmarkt; Imago van het werk is negatief, het heeft een lage status en wordt gezien als een vrouwen beroep; Weinig professionele werkomstandigheden; Weinig professionele cultuur; Loopbaanmogelijkheden beperkt. 4 Waarom verlaat een relatief grote groep mannen het primair onderwijs binnen enkele jaren? Onvrede met het werk zelf, ordeproblemen, onvrede met het pedagogisch-didactisch regime; Problemen met de werkomstandigheden, zoals werkdruk, onvoldoende begeleiding voor beginnende leraren, weinig professionele voorzieningen; De arbeidsvoorwaarden; Weinig aantrekkelijke carrièreperspectieven en loopbaanmogelijkheden; Mannen zijn erg gewild; wellicht wordt bij selectie minder op kwaliteit gelet. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 27(4) 2006 11

Leraar primair onderwijs; meer mannen naar opleiding en beroep 12 In de opleiding wordt veel aandacht besteed aan zaken als reflectie op beroepshouding en gedrag voor de klas. De manier waarop dat gebeurt, lijkt beter aan te sluiten bij de werkwijze van de vrouwen op de opleiding dan bij die van de mannen. De geïnterviewde studenten melden ook problemen met de aansluiting van theorie en praktijk. Ze vinden de geleerde theorie soms lastig te plaatsen in de praktijk. Verder wordt aangegeven dat op de lerarenopleiding basisonderwijs wel veel geleerd wordt over het lesgeven maar niet over andere zaken die in de dagelijkse praktijk wel van belang zijn, zoals het werken in een team en het omgaan met ouders. Het feit dat de jongens als eenling of in kleine groepjes tussen veel meisjes zitten, zou demotiverend voor jongens kunnen zijn. Dat er weinig mannen zijn, blijkt echter ook positief uit te werken. Vriendschap met mannelijke medestudenten houdt sommige mannen binnenboord. Verder zijn mannelijke studenten door hun uitzonderingspositie niet anoniem; daardoor worden ze soms juist gestimuleerd om te blijven. Ervaringen met het beroep (tijdens de stage) De eerste stages hebben vooral een oriënterend karakter; de opleidingen vinden het belangrijk dat studenten vroeg in de opleiding kunnen nagaan of ze op de juiste plek zitten en/of werken in het primair onderwijs is wat ze willen. Een deel van de uitval in het eerste jaar moet dus niet als onwenselijk worden beschouwd. Voorwaarde is wel dat de stages een goed beeld geven van het toekomstige beroep. Tijdens de stage krijgen studenten soms te maken met de eerder genoemde knelpunten; wat op de opleiding is geleerd, blijkt soms moeilijk toepasbaar in de praktijk. Het vereist improvisatietalent om de meegekregen stage-opdrachten uit te voeren. Ervaringen als leraar in het primair onderwijs Veel beginnende mannelijke leraren missen de begeleiding en feedback, die ze tijdens de opleiding kregen; ze voelen zich in het diepe gegooid en hebben er moeite mee om de theorie en de idealen van de opleiding in de praktijk te brengen. In de praktijk van het primair onderwijs blijkt veel gebaseerd op intuïtie en ervaring. Beginnende leraren zijn gewend veel planmatiger te werken en ervaren dat als natte-vingerwerk. De geïnterviewde mannen spreken de behoefte uit aan een meer bedrijfsmatige, professionele cultuur. Een onderdeel daarvan vormen de werkomstandigheden. Er wordt veel beknibbeld op materialen, sommige leraren nemen bijvoorbeeld een eigen scanner mee om er in de klas mee te kunnen werken. Ook mist men een goede reiskostenvoorziening, goede werkruimtes, een lunchvoorziening en dergelijke. Verder maken de slechte staat van onderhoud van de gebouwen en de gebrekkige hygiëne het werken in het onderwijs minder aantrekkelijk. Voor de meeste geïnterviewde studenten heeft het perspectief van onderwijs geven aan een eigen groep, liefst fulltime, een grote aantrekkingskracht; ze willen die expertise verder ontwikkelen en uitbouwen. Anderen zien het werken als groepsleraar als iets voor de eerste tijd, waarna ze zich willen specialiseren of doorstromen naar bijvoorbeeld een functie in het management of naar een andere onderwijssector, bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs of de volwasseneneducatie. Het beginsalaris vinden de geïnterviewden die in het primair onderwijs werken of gewerkt hebben veelal wel acceptabel. Kritiek is er wel op de salarisopbouw en het gegeven dat specifieke kennis in het onderwijs onvoldoende wordt beloond, dat vindt men weinig motiverend. Aanbevelingen In het onderzoek hebben we niet alleen problemen geïnventariseerd maar ook met de respondenten, studenten, leraren en deskundigen uit de opleidingen en het onderwijsveld, nagedacht over mogelijke aanpakken en maatregelen: Wat kan de lerarenopleiding basisonderwijs als opleiding voor mannen aantrekkelijker maken? Wat kan het primair onderwijs als werkterrein voor mannen aantrekkelijker maken? In de publiciteit worden de lerarenopleidingen vaak als zondebok aangewezen voor het mannentekort in het primair onderwijs. Dit doet geen recht aan de inspanningen die in dat veld al worden gedaan om meer mannen voor de lerarenopleiding basisonderwijs en het primair onderwijs te interesseren en de opleiding beter af te stemmen op mannelijke studenten. Bovendien kunnen opleidingen de problemen niet alleen oplossen. Wij pleiten voor een geïntegreerde aanpak waarbij vanuit verschillende actoren gezamenlijk maatregelen worden genomen: het voortgezet onderwijs, de lerarenopleidingen basisonderwijs, de schoolbesturen en onderwijsinstellingen in de rol van werkgever, en de overheid, in de rol van kwaliteitscontroleur en wetgever. Een afzonderlijk cluster van aanbevelingen betreft de imagoverbetering. We bespreken deze apart, en als eerste, omdat ze de genoemde actoren overstijgen. Imagoverbetering Vanuit verschillende kanten wordt gewezen op de noodzaak het imago van het beroep te verbeteren. Door het werk in het primair onderwijs meer reliëf te geven, wordt het ook aantrekkelijker voor diegenen die het nu niet kiezen, mannen bijvoorbeeld. Zo zou onder de aandacht gebracht kunnen worden dat het werk in de klas in het primair onderwijs niet routinematig is, maar creativiteit, probleemoplossend vermogen en vitaliteit vraagt. De uitdaging zit niet alleen in doorstroom naar andere functies en sectoren, maar in de eerste plaats in het beter worden als leraar, in het vormgeven van vernieuwing, in het omgaan met een diversiteit aan leerlingen, in het leren leren en in het kunnen inzetten van nieuwe technologieën in het onderwijs. Ook andere elementen van het werk waarmee elke leraar te maken krijgt, bieden ontwikkelingsmogelijkheden, zoals samenwerken in een team en bijdragen aan beleid en organisatie. Het onderwijs biedt verder, naast verticale doorstroommogelijkheden naar een managementfunctie, ook 'horizontale',

naar specialisaties zoals intern begeleider, remedial teacher, rekenspecialist, taalspecialist, ict-coach. Recente onderwijsvernieuwingen gaan bovendien gepaard met nieuwe vormen van taak- en functiedifferentiatie; daarbij ontstaan andere onderwijsberoepen die wellicht andere groepen (mannen) aanspreken. Ten slotte is het van belang dat een reëel beeld ontstaat van de salariëring van het beroep en de ontwikkelingen daarin gedurende de loopbaan in vergelijking met andere sectoren. Het is zinvol om vernieuwingen die gericht zijn op een betere afstemming van de opleiding op de diversiteit van de studenten zorgvuldig te monitoren op de seksespecifieke effecten. Het voortgezet onderwijs Omdat de beeldvorming over het beroep en de opleiding zich sterk in de privé-sfeer afspeelt, is het wenselijk een reliëfrijker beeld te schetsen van het beroep, in een leeftijdsfase waarin de jongens het leraarschap nog niet als een mogelijk toekomstperspectief voor zichzelf hebben afgeschreven. Gepleit wordt voor goede voorlichting over werken in het onderwijs vroeg in het voortgezet onderwijs en eventueel al in het basisonderwijs. Voorlichting waarbij mannen vanuit de lerarenopleiding basisonderwijs en het primair onderwijs als aantrekkelijke rolmodellen fungeren. De lerarenopleidingen basisonderwijs; voorlichting en werving Een eerste invalshoek voor de lerarenopleidingen basisonderwijs vormt de manier waarop voorlichting over de opleiding wordt gegeven. Liefst in samenwerking met aanleverende scholen voor voortgezet onderwijs, gericht op een jongere leeftijdsgroep, en door aansprekende rolmodellen. Bij de voorlichting moeten verschillende aspecten van het beroep belicht worden, zoals maatschappelijke relevantie, vereiste creativiteit, en de diversiteit in taken. Voorlichting voor mbo-ers die opgeleid worden tot klassenassistent of onderwijsassistent, zou zich met name moeten richten op verschillen in zwaarte en aanpak tussen mbo-spw en de lerarenopleiding basisonderwijs. Om meer mannen te werven zou ook gerichter geworven kunnen worden onder 'nieuwe' doelgroepen, allochtone mannen, en mannen die al een andere beroepsopleiding en beroepsloopbaan achter zich hebben. Zo kan de diversiteit in de lerarenteams verder worden vergroot. De lerarenopleidingen basisonderwijs; begeleiding en onderwijs op maat Onderwijs op maat staat op veel lerarenopleidingen basisonderwijs hoog op de agenda. Routes en inhoud van het programma worden meer afgestemd op al aanwezige competenties, maar ook op voorkeuren. Dit leidt tot meer routes, verkorte trajecten, duale trajecten, meer ruimte voor opleiden in de school (veel mannen in ons onderzoek willen liever 'leren door doen') en binnen de routes de mogelijkheid voor meer keuzemogelijkheden bij opdrachten, inhouden, werkvormen, voor specialisatie in bepaalde vakgebieden, of een leeftijdsgroep. Ook zijn er lerarenopleidingen basisonderwijs die een oriëntatie op management aanbieden. De major-minorstructuur in het hoger onderwijs biedt goede mogelijkheden voor een meer vraaggestuurde invulling van delen van de opleiding. Zo ontstaan meer mogelijkheden om de opleiding beter af te stemmen op de wensen van de mannelijke studenten zoals die bijvoorbeeld uit ons onderzoek naar voren komen. Het is zinvol om vernieuwingen die gericht zijn op een betere afstemming van de opleiding op de diversiteit van de studenten (duale trajecten, intensiever studiebegeleiding, nieuwe specialisatiemogelijkheden) zorgvuldig te monitoren op de seksespecifieke effecten. Ditzelfde geldt voor modellen om de overgang van school naar werk beter te begeleiden. De lerarenopleidingen basisonderwijs; alert zijn op seksespecifieke risicofactoren Belangrijke indicatoren voor dreigende uitval bij mannen zijn achterstand, slechte resultaten en onvrede over de stage; het is van belang alert te zijn op deze signalen en ze tijdig en gericht aan te pakken. Verder verdient het aanbeveling om onvermijdbare uitval te onderscheiden van onnodige uitval en de onnodige uitval gericht aan te pakken. Exitgesprekken met mannelijke uitvallers, waarin systematisch elementen van de opleiding en de studieomstandigheden worden langsgelopen, zijn een belangrijke bron van informatie om te komen tot een betere afstemming van de opleiding op de behoeften van mannelijke studenten. Mannen op de lerarenopleiding basisonderwijs lijken behoefte te hebben aan structuur, duidelijke afspraken, een strakkere opzet, waarin de interne samenhang van het programma zichtbaar is en de opleiders als een team fungeren. Ten slotte zouden mannen op de lerarenopleiding basisonderwijs andere mannen moeten treffen die in het onderwijs werken of willen gaan werken. Dit kan door jongens in de lerarenopleiding basisonderwijs bij elkaar in de klas te zetten, door jongens bij voorkeur stage te laten lopen bij mannelijke leraren in het primair onderwijs, maar ook door vanuit de opleiding buitenschoolse ontmoetingsmogelijkheden te bieden, bijvoorbeeld in de vrijetijdssfeer. De schoolbesturen en onderwijsinstellingen in de rol van werkgever Aanknopingspunten voor de schoolbesturen en onderwijsinstellingen liggen in het personeelsbeleid in brede zin: begeleiding, professionalisering, loopbaanbeleid. Mannen in het onderwijs zijn sterker loopbaangeorienteerd; daarom is aandacht voor professionaliseringsmogelijkheden tijdens de loopbaan essentieel. Verder kunnen doorgroeimogelijkheden worden gecreëerd door remedial teachers en interne begelei- VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 27(4) 2006 13

Leraar primair onderwijs; meer mannen naar opleiding en beroep ders, maar ook vakspecialisten (taal, rekenen, zaakvakken) in de school een voortrekkersrol te geven bij onderwijsvernieuwing. Door deze specialisten ook materieel te belonen, is groei in salarisperspectief te creëren en wordt het beroep zowel inhoudelijk als salarieel interessanter. Professionaliserings- en mobiliteitsbeleid moeten zich niet beperken tot doorgroei binnen het primair onderwijs maar ook werken in bijvoorbeeld het vmbo of het volwassenenonderwijs mogelijk maken. Verder blijken mannen te hechten aan prettige en professionele werkomstandigheden; scholen voor primair onderwijs moeten daarin meer investeren. De overheid; in de rol van kwaliteitscontroleur, wetgever Het is wenselijk dat er een samenhangend stelsel van opleidingen ontstaat, dat is gericht op werken in het primair onderwijs en dat de samenwerking tussen opleidingen versterkt. We denken daarbij aan routes voor mbo-ers die na een opleiding tot klassenassistent of onderwijsassistent in het mbo willen doorstromen naar de lerarenopleiding basisonderwijs en daarvoor de capaciteiten hebben (al dan niet na een aantal ervaringsjaren in het onderwijs). Daarnaast zouden jongeren die willen werken in het primair onderwijs maar die uitvallen uit de lerarenopleiding basisonderwijs omdat het niveau dan wel het tempo voor hen niet haalbaar zijn, door de lerarenopleiding kunnen worden doorgesluisd naar de verwante opleidingen in het mbo. Toekomstige en lopende ontwikkelingen rond het herontwerpen van opleiding en beroep bieden mogelijkheden om rekening te houden met de aantrekkelijkheid van het beroep voor mannen. Wanneer bij herontwerpkwesties de beroepspraktijk als uitgangspunt genomen wordt, moet men bedacht zijn op een mogelijke seksebias in de resultaten. Vrouwen zijn in het primair onderwijs in de meerderheid en dus sterk bepalend voor de beroepspraktijk. Ook de bekwaamheidseisen die in het kader van de wet BIO voor de verschillende onderwijsberoepen zijn en worden geformuleerd, zouden op 'sekseneutraliteit' gecontroleerd moeten worden. Daarnaast zouden maatregelen die een opleidingsinstituut onderneemt om de instroom en doorstroom van mannen te bevorderen als kwaliteitsaspect opgenomen kunnen worden. Dit veronderstelt onder andere dat instellingen instroom- en rendementscijfers uitsplitsen naar mannen en vrouwen. In het Beleidsplan Onderwijspersoneel (Ministerie van OCenW, 2004) wordt hiervoor een aanzet gegeven. De opleidingen worden verantwoordelijk gemaakt voor een toename van de in- en doorstroom van niet-traditionele doelgroepen op basis van streefcijfers; mannen op de lerarenopleiding basisonderwijs worden daar expliciet genoemd, naast allochtone studenten. Ten slotte In dit onderzoek is nagegaan onder welke voorwaarden meer mannen naar de lerarenopleiding basisonderwijs gaan en meer mannen in het primair onderwijs gaan werken. De aanbevelingen en voorgestelde maatregelen zijn er dus primair op gericht de afstemming van de opleiding en het werk in het primair onderwijs voor mannen te verbeteren. Zonder het streven naar meer mannen voor de klas ter discussie te willen stellen, pleiten we ook voor aandacht van de wensen van vrouwen ten aanzien van opleiding en werk. Vooralsnog hebben de lerarenopleidingen basisonderwijs en het primair onderwijs te maken met een hoog percentage vrouwen die gemotiveerd zijn voor het werk in het onderwijs; het is belangrijk dat de opleiding en de werkomstandigheden ook aansluiten bij hun wensen en behoeften. Goede kwalificaties en welbevinden van leraren zijn belangrijker voor de meisjes èn de jongens op school dan de sekse van de leraar. LITERATUUR Driessen, G. & Doesborgh, J. (2004). De feminisering van het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. Eck, E. van, Heemskerk, I., & Vermeulen, A.C.A.M. (2004). Paboys gezocht. Wat maakt de pabo en het werken op de basisschool aantrekkelijker voor mannen. Den Haag/ Amsterdam: SBO/SCO-Kohnstamm Instituut. Geerdink, G, Bergen, Th., & Dekkers, H. (2004). Seksespecifieke studieresultaten van Pabo-studenten. Paper gepresenteerd op de ORD 2004, 9-11 juni 2004, Utrecht. HBO-raad (2003). Moed tot meesterschap. Eindrapport van de visitatiecommissie Opleiding tot Leraar Basisonderwijs 2003. Den Haag, HBO-raad. Ministerie van OCenW (2004). Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt. Beleidsplan Onderwijspersoneel. Den Haag: Ministerie van OCenW. Onderwijsblad, Het (2004). Themanummer over de feminisering van het basisonderwijs, 7. Pedagogiek (2004). Jongens als probleem (Themanummer). 24(1). Veendrick, L., Tavecchio, L. & Doornenbal, J. (2004). Jongens als probleem; Inleiding bij het themadeel. Pedagogiek. Wetenschappelijk Forum voor Opvoeding, Pedagogiek en Vorming, 24(1), 12-22. Vermeulen, M. (2003). Een meer dan toevallige casus. De tekorten aan leraren bezien als aansluitingsvraagstuk tussen opleiding en arbeidsmarkt in het hoger onderwijs. Inaugurele rede (27-6-2003). Heerlen: Open Universiteit. Vernieuwing (2001). Tijdschrift voor onderwijs en opvoeding. Afscheid van de meester? De feminisering van het onderwijs (Themanummer). jaargang 60, nr.2, februari. Volman, M. (2004). Jongens en juffen: wat is het probleem. Pedagogiek, 24(2), 107-111. Wisman, R. (2003). Is de Pabo een manonvriendelijke knutselacademie? Straks voor de klas, 4, 12-15. 14