COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Vergelijkbare documenten
10889/10 VP/mg DG G I

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

RESTREINT UE. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Tarieven Europa: staffel 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 mei 2008 (22.05) (OR. en) 9192/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0096 (CNB) UEM 110 ECOFIN 166

14072/14 roe/lep/hh DG C 1

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

TRACTATENBLAD VAN HET

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 oktober 2014 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 157/ 106. RICHTLIJN 2004/76/EG VAN DE RAAD van

TRACTATENBLAD VAN HET

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Tarieven Europa: staffel 1

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 november 2017 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 in verband met de invoering van de euro in Litouwen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 mei 2007 (05.06) (OR. en) 9689/07 UEM 100 ECOFIN 206

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

6986/01 CS/vj DG H I NL

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Publicatieblad van de Europese Unie L 331/13

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT 2004/0045 (COD) PE-CONS 3601/05 ENV 16 CODEC 22 OC 5

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

11562/08 CS/lg DG H 1 A

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 november 2000 (OR. en) 13191/00 Interinstitutioneel dossier: 2000/0137 (C S) LIMITE UEM 120 ECOFI 330

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 oktober 2009 (05.11) (OR. en) 13381/1/09 REV 1 SIRIS 117 SCHENGEN 27 COMIX 674

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

9079/17 JVS/bb 1 DGC 2A

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

13381/3/09 REV 3 dau/ngs/jg 1 DG H 3B

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

BIJLAGE. bij het voorstel voor een. Besluit van de Raad

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

De tekst van dit document is identiek aan die van de voorgaande versie.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/309 VAN DE COMMISSIE. van 23 februari 2017

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de Europese Unie; (met Protocollen) Maastricht, 7 februari 1992

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

14899/09 HD/mm DG H 2 A

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

5. Protocol tot vaststelling van het statuut van de. Europese Investeringsbank

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RANG RANG

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

(6) De Commissie heeft de andere lidstaten uiterlijk op 15 maart 2017 in kennis gesteld van de ontvangen mededelingen.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 mei 2007 (06.06) (OR. en) 9696/07 UEM 103 ECOFIN 209

TRACTATENBLAD VAN HET

Transcriptie:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Cyprus op 1 januari 2008 (door de Commissie ingediend) NL NL

TOELICHTING Op 3 mei 1998 heeft de Raad besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 1999. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben gebruik gemaakt van hun recht om niet deel te nemen en werden derhalve niet beoordeeld door de Raad. Griekenland en Zweden werden door de Raad beschouwd als lidstaten met een derogatie. Op 19 juni 2000 heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2001. De landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), werden overeenkomstig artikel 4 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt. Op 11 juli 2006 heeft de Raad besloten dat Slovenië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2007. Bulgarije en Roemenië, die op 1 januari 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden, werden overeenkomstig artikel 5 van het desbetreffende Toetredingsverdrag als lidstaten met een derogatie aangemerkt. In Artikel 122, lid 2, zijn de procedures voor de intrekking van derogaties neergelegd. Deze procedures moeten ten minste om de twee jaar, dan wel op verzoek van een lidstaat met een derogatie worden ingeleid. Volgens deze procedures moeten de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) aan de Raad verslag uitbrengen op grond van artikel 121, lid 1, over de vooruitgang die door de lidstaten met een derogatie is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie. Op basis van haar eigen verslag en dat van de ECB kan de Commissie bij de Raad een voorstel indienen voor een beschikking van de Raad tot intrekking van de derogatie van de lidstaten die aan de nodige voorwaarden voldoen. In 2006 zijn alle landen met een derogatie door de Commissie en de ECB beoordeeld. Op 13 februari 2007 heeft Cyprus een verzoek om een nieuwe beoordeling van de convergentie ingediend met de bedoeling op 1 januari 2008 de euro in te voeren ingeval de derogatie zou worden ingetrokken. In reactie op dit verzoek hebben de Commissie en de ECB convergentieverslagen voor Cyprus opgesteld. Op 16 mei 2007 heeft het College zijn goedkeuring gehecht aan het convergentieverslag 2007 van de Commissie over Cyprus. Op dezelfde dag heeft de ECB haar verslag goedgekeurd. Deze verslagen bevatten een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van Cyprus, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met artikel 108 en artikel 109 van het Verdrag en met de statuten van het ESCB en de ECB. In de verslagen wordt ook nagegaan of er een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt aan de hand van de mate waarin aan de convergentiecriteria is voldaan. Tevens wordt in de verslagen rekening gehouden met verschillende andere factoren die in de laatste alinea van artikel 121, lid 1, worden genoemd. In haar convergentieverslag concludeert de Commissie dat er in Cyprus een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt. Op grond van haar verslag en dat van de ECB heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het bijgaande voorstel voor een beschikking van de Raad tot intrekking van de derogatie van Cyprus met ingang van 1 januari 2008. NL 2 NL

Voorstel voor een 2007/0090 (CNS) BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Cyprus op 1 januari 2008 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 122, lid 2, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het verslag van de Commissie 1, Gezien het verslag van de Europese Centrale Bank 2, Gezien het advies van het Europees Parlement, Gezien de bespreking in de Raad, bijeen in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, Overwegende hetgeen volgt: (1) De derde fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU) begon op 1 januari 1999. De Raad, bijeen te Brussel op 3 mei 1998 in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, heeft besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 1999 3. (2) Op 19 juni 2000 heeft de Raad besloten dat Griekenland aan de nodige voorwaarden voldeed voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 2001 4. Op 11 juli 2006 heeft de Raad besloten dat Slovenië aan de nodige voorwaarden voldeed voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 2007 5. 1 2 3 4 5 Verslag van 16 mei 2007 - [COM(2007) 255]. Verslag van 16 mei 2007. Beschikking 1998/317/EG van de Raad van 3 mei 1998 (PB L 139 van 11.5.1998, blz. 30). Beschikking 2000/427/EG van de Raad van 19 juni 2000 (PB L 167 van 7.7.2000, blz. 19). Beschikking 2006/495/EG van de Raad van 11 juli 2006 (PB L 195 van 15.7.2006, blz. 25). NL 3 NL

(3) Overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet voornemens was op 1 januari 1999 naar de derde fase van de EMU over te gaan. Deze kennisgeving is niet gewijzigd. Overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken en het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, bijeen te Edinburgh in december 1992, heeft Denemarken de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet aan de derde fase van de EMU zal deelnemen. Denemarken heeft niet om de inleiding van de procedure van artikel 122, lid 2, van het Verdrag verzocht. (4) Overeenkomstig Beschikking 1998/317/EG heeft Zweden een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag 6 hebben Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. Overeenkomstig artikel 5 van het desbetreffende Toetredingsverdrag 7 hebben Bulgarije en Roemenië een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. (5) De Europese Centrale Bank (ECB) werd op 1 juli 1998 opgericht. Het Europees monetair stelsel werd vervangen door een wisselkoersmechanisme waarvan de invoering werd overeengekomen bij een resolutie van de Europese Raad van 16 juni 1997 inzake de instelling van een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie 8. De procedures voor een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (WKM II) werden neergelegd in de overeenkomst van 1 september 1998 tussen de ECB en de nationale centrale banken van de lidstaten buiten de eurozone waarin de operationele procedures voor een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie zijn neergelegd 9. (6) In artikel 122, lid 2, van het Verdrag is de procedure voor de intrekking van de derogatie van de betrokken lidstaten neergelegd. Overeenkomstig dat artikel brengen de Commissie en de ECB ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een derogatie aan de Raad verslag uit volgens de procedure van artikel 121, lid 1, van het Verdrag. Op 13 februari 2007 heeft Cyprus een officieel verzoek om een beoordeling van de convergentie ingediend. (7) De nationale wetgeving van de lidstaten, met inbegrip van de statuten van de nationale centrale banken, dient zo nodig te worden aangepast om deze verenigbaar te maken met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB. De verslagen van de Commissie en de ECB bevatten een gedetailleerde beoordeling van de verenigbaarheid van de wetgeving van Cyprus met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB. 6 7 8 9 PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33. PB L 157 van 21.6.2005, blz. 203. PB C 236 van 2.8.1997, blz. 5. PB C 345 van 13.11.1998, blz. 6. Overeenkomst gewijzigd bij de Overeenkomst van 14 september 2000 (PB C 362 van 16.12.2000, blz. 11). NL 4 NL

(8) Overeenkomstig artikel 1 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het betekent het in artikel 121, lid 1, eerste streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake prijsstabiliteit dat een lidstaat een houdbare prijsontwikkeling heeft en een gemiddeld inflatiepercentage dat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, niet meer dan 1,5 procentpunt hoger ligt dan dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. Voor de toepassing van het criterium inzake prijsstabiliteit, wordt de inflatie gemeten aan de hand van de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (HICP's), als omschreven in Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad 10. Voor de toetsing van het criterium inzake prijsstabiliteit is de inflatie van een lidstaat gemeten aan de hand van de procentuele verandering van het rekenkundige gemiddelde van twaalf maandelijkse indexcijfers ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van twaalf maandelijkse indexcijfers van de voorgaande periode. Over de in maart 2007 eindigende periode van één jaar waren de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteerden Finland, Polen en Zweden, met een inflatie van respectievelijk 1,3%, 1,5% en 1,6%. Een referentiewaarde, berekend als het gewone rekenkundige gemiddelde van de inflatiepercentages van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren, plus 1,5 procentpunt, is in aanmerking genomen in de verslagen van de Commissie en de ECB. De aldus verkregen referentiewaarde over de in maart 2007 eindigende periode van één jaar was 3,0%. (9) Overeenkomstig artikel 2 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het houdt het in artikel 121, lid 1, tweede streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid in, dat ten aanzien van de lidstaat op het tijdstip van het onderzoek geen beschikking van de Raad krachtens artikel 104, lid 6, van het Verdrag geldt waarin wordt vastgesteld dat er in de betrokken lidstaat een buitensporig tekort bestaat. (10) Overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het betekent het in artikel 121, lid 1, derde streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake deelneming aan het wisselkoersmechanisme (WKM) van het Europees monetair stelsel dat een lidstaat ten minste gedurende de laatste twee jaar vóór het onderzoek, zonder grote spanningen de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees monetair stelsel heeft kunnen aanhouden. De betrokken lidstaat mag met name tijdens die periode de bilaterale spilkoers van zijn valuta tegenover die van een andere lidstaat niet op eigen initiatief hebben gedevalueerd. WKM II verschaft sinds 1 januari 1999 het kader waarin de naleving van het wisselkoerscriterium wordt beoordeeld. De Commissie en de ECB hebben, toen zij in hun verslagen nagingen of aan dit criterium werd voldaan, de op 26 april 2007 eindigende periode van twee jaar onderzocht. 10 Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). NL 5 NL

(11) Overeenkomstig artikel 4 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het betekent het in artikel 121, lid 1, vierde streepje, van het Verdrag genoemde criterium inzake de convergentie van het niveau van de rentevoet dat een lidstaat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, een gemiddelde nominale langetermijnrente heeft gehad die niet meer dan twee procentpunten hoger ligt dan die van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. Voor de toepassing van het criterium betreffende de convergentie van de rentetarieven werden vergelijkbare rentetarieven op benchmarkobligaties van de overheid met een looptijd van tien jaar gebruikt. Om te beoordelen of aan het criterium inzake het niveau van de rentevoet wordt voldaan, is een referentiewaarde, berekend als het gewone rekenkundige gemiddelde van de nominale langetermijnrente van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren, plus twee procentpunten, in aanmerking genomen in de verslagen van de Commissie en de ECB. De aldus verkregen referentiewaarde over de in maart 2007 eindigende periode van één jaar was 6,4%. (12) Overeenkomstig artikel 5 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het zullen de statistische gegevens die nodig zijn om te beoordelen of aan de convergentiecriteria wordt voldaan, door de Commissie worden verstrekt. De Commissie heeft de voor de voorbereiding van dit voorstel vereiste gegevens verstrekt. De begrotingsgegevens zijn door de Commissie verstrekt op basis van de verslagen die de lidstaten vóór 1 april 2007 hadden overgelegd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten 11. (13) Op grond van de door de Commissie en de ECB uitgebrachte verslagen over de vooruitgang die door Cyprus is geboekt bij de nakoming van zijn verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie, komt de Commissie tot de volgende conclusie: In Cyprus is de nationale wetgeving, met inbegrip van de statuten van de nationale centrale bank, verenigbaar met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB. Met betrekking tot het voldoen aan de in de vier streepjes van artikel 121, lid 1, van het Verdrag genoemde convergentiecriteria geldt voor Cyprus hetgeen volgt: de gemiddelde inflatie in Cyprus over het in maart 2007 eindigende jaar bedroeg 2,0%, hetgeen lager is dan de referentiewaarde, en er mag worden aangenomen dat zij wellicht ook in de komende maanden onder de referentiewaarde zal blijven; ten aanzien van Cyprus geldt geen beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig overheidstekort; 11 PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2103/2005 van de Raad (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1). NL 6 NL

Cyprus is sinds 2 mei 2005 lid van WKM II; tijdens de periode van twee jaar eindigend op 26 april 2007 is het Cyprisch pond (CYP) niet aan grote spanningen onderhevig geweest en heeft Cyprus de bilaterale spilkoers van de CYP tegenover de euro niet op eigen initiatief gedevalueerd; over het in maart 2007 eindigende jaar bedroeg de langetermijnrente in Cyprus gemiddeld 4,2%, hetgeen lager is dan de referentiewaarde. Cyprus heeft een hoge mate van duurzame convergentie bereikt met betrekking tot al deze criteria en voldoet aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro. (14) De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie welke lidstaten met een derogatie aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt voldoen en trekt de derogaties van de betrokken lidstaten in, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: Artikel 1 Cyprus voldoet aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt. De in artikel 4 van het Toetredingsverdrag bedoelde derogatie van Cyprus wordt met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Artikel 2 Artikel 3 Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Voor de Raad De Voorzitter NL 7 NL