Archeologisch Onderzoek op het terrein van de voormalige Van Haeften Kazerne aan de Zwolseweg



Vergelijkbare documenten
OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

MIDDELEEUWS UTTILOCH ONDER WIJK AARDHUUS?

De Limfa zat er niet voor niets

Verantwoording van de reconstructie van de ijzertijd nederzetting aan het riviertje de Tongelreep te Eindhoven.

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

VERSLAGEN VAN WERKZAAMHEDEN

Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan.

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

hij qua positie onderdeel van

Begraven en cremeren in de prehistorie

Meta uit Meteren. Archeologen graven het skelet van Meta op. Foto: ADC Archeoprojecten / Hazenberg Archeologie. Restaurator Floris Reijnen aan het

Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Veldheem Wezep en archeologie

een zee Rendierjagers De rendierjagers leefden in de prehistorie in ons land. Dat is de tijd voordat de van tijd een zee van tijd

Een verborgen verleden. Archeologie in Heerde.

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Activiteitenschema Archeologie

Heesch - Beellandstraat

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

De Kasteelseloop. Geachte Heer/Mevrouw,

verslag van archeologisch onderzoek vanaf de jaren zeventig in de wijk padbroek werkgroep archeologie cuijk museum ceuclum

BAAC do 17/09/ :37Update: do 17/09/ :12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo

1. Plangebied archeologisch onderzoek Op Dreef in Princenhage.

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

Zuidnederlandse Archeologische Notities

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

Adres: Derringmoerweg 7 Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg eventueel (centrum)coördinaat (en):

Al in de Bronstijd leefden er mensen in het gebied

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Leembouw en vakwerkbouw

Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen)

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

BIJLAGE 1 BEELD met toelichting BOEREN IN DE IJZERTIJD

Stedenbouw en landschap

Werkgroep Archeologie Rhenen

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Oude ijzerindustrie in Apeldoorn

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Bijlage 3. Vrijstellingen

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Archeologisch onderzoek in de Louis D'Haeseleerstraat te Aalst (0.-VI.). Een test voor het ontwikkelingsmodel van de stad.

WANDELROUTE KENNEMERSTRAATWEG POLLEPEL HAMERBIJL ZEVENHUIZERLAAN SIKKELS SPANJAARDSLAAN HOUTWAL WATERPUT PALENCIRCEL WONINGBOUW START HOOGEWEG

Graven op het tracé van de rondweg

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Archeologische onderzoek in "Het Bosje" Een opgraving en aanvullend proefsleuvenonderzoek in het plangebied Elst - Het Bosje (Gemeente Rhenen)

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart :33. De Steentijd

Archeologische Quickscan

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

memo Locatiegegevens: Inleiding

6Plekjes met voelbare historie

UTRECHT - VLEUTEN/DE MEERN.:. Groot Zandve1d H.L. WYNIA

ADDENDUM 10. Werkput 5

Nieuwsbrief mei Onderzoek naar resten Kasteel Rietwijk

Boerderij Binnenwijzend 102

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

Tuurkesweg (familie Koppen) Gemeente Weert, sectie AF, nr 218. Tuurke, Tungelroy

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010

Nieuwsbrief 1 maart 2012

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

2. ACTIVITEITEN VAN DE WERKGROEP LOCHEM (AWL) Door Jan Kleinen.

De inheems-romeinse huisplattegronden van De Horden te Wijk bij Duurstede. W.K. Vos

De IJzertijd (van 800 tot 12 voor Christus).

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Transcriptie:

2 e Cultuur n e e t historisch Apeldoorn e m g Archeologisch Onderzoek op het terrein van de voormalige Van Haeften Kazerne aan de Zwolseweg In de herfst van 2000 en de winter van 2001 heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden op het terrein van de voormalige Van Haeftenkazerne aan de Zwolseweg 238 te Apeldoorn. Het onderzoek is uitgevoerd door het Archeologisch Diensten Centrum uit Bunschoten in opdracht van de gemeente. De aanleiding voor dit onderzoek vormden de plannen voor het ontwikkelen van een nieuwbouwwijk op dit terrein, waardoor vermoedelijk aanwezige archeologische resten verloren zouden gaan. Bij de bouw van de kazerne in 1912 waren al vondsten gedaan die wezen op de aanwezigheid van een Middeleeuwse nederzetting op dit terrein. De kans dat zich nog resten van deze nederzetting in de ongestoorde delen van het terrein zouden bevinden was dan ook groot. In 1999 is in opdracht van de gemeentelijk archeoloog een booronderzoek uitgevoerd door de Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Dit onderzoek toonde aan dat het bodemprofiel met name op het zuidelijk deel van het terrein voor een groot deel intact was. Het was ook op dit deel waar zich een concentratie Vroeg en Laat Middeleeuwse aardewerkscherven bevond. Reden genoeg om het terrein verder archeologisch te onderzoeken. Allereerst vond een proefonderzoek plaats waarbij verspreid over het gehele terrein sleuven van ca 4 meter breed en enkele tientallen meters lang zijn gegraven. Tijdens dit onderzoek kwamen in het zuidelijk gedeelte van het terrein grondsporen te voorschijn die aanleiding gaven tot vervolgonderzoek. Het vervolgonderzoek heeft zich hoofdzakelijk gericht op het zuidoostelijk deel van het terrein en heeft verrassende en voor Apeldoorn unieke vondsten opgeleverd.

De vondsten uit 1912 Al in 1912 zijn tijdens de bouw van de kazerne vondsten gedaan op het betreffende terrein. Bij deze werkzaamheden zijn toen door den 1en luitn ingenieur Stuitje een aantal Saksische en enkele De waterput die is aangetroffen in 1912 bij de bouw van de kazerne Karolingische scherven gevonden. Na melding bij het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden heeft de archeoloog Holwerda een kleine opgraving verricht waarbij enkele paalgaten van hutten, doch geen regelmatig grondplan, voor den dag kwamen. Later is door luitenant Stuitje nog een vierkante waterput met daarin aardewerkscherven aangetroffen. De op de foto getoonde waterput stond destijds in het Rijksmuseum te Leiden opgesteld, maar kon ten behoeve van het huidige onderzoek niet meer worden getraceerd. Aardewerkscherven, die zijn gevonden in de buurt van de waterput, zijn wel bewaard gebleven. Het blijkt om zowel Prehistorisch (IJzertijd) als Middeleeuws aardewerk te gaan. Helaas zijn geen veldtekeningen of andere aantekeningen (afgezien van de korte mededeling in de Oudheidkundige Mededelingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden uit 1912) gemaakt of overgeleverd. De exacte locatie van de vondsten en de nederzettingsporen is dan ook niet bekend. Aan de hand van het schervenmateriaal dat in 1912 is gevonden, kan de Middeleeuwse nederzetting worden gedateerd in de periode 8e tot 11e/12e eeuw. Landschap en bewoning Het terrein ligt ten oosten van de stuwwal van de Oost-Veluwe binnen de 1 tot 2 kilometer brede gordel van smeltwaterafzettingen die aan het eind van de Saale-ijstijd, 150.000 tot 100.000 voor Chr., tijdens het smelten van de gletsjers zijn gevormd. Na de ijstijden ontstonden op de hogere delen van de Veluwe geleidelijk aan gemengde eiken-beuken en eiken-berken bossen. Richting het oosten, het IJsseldal, lag het gebied lager waardoor de omstandigheden natter waren. Hier ontstonden de broekbossen. Van oudsher was de hoger gelegen stuwwal uitermate geschikt voor bewoning. Nog steeds getuigen de vele grafheuvels uit het Neolithicum en/of de Bronstijd van de aanwezigheid van de mens in die vroege periode. Al vanaf het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.) werd de natuurlijke omgeving door de mens beïnvloed. Om akker- en weideland te creëren en hout te verkrijgen om te stoken en te bouwen, werden bomen gekapt. Op de armere gronden was de mogelijkheid tot regeneratie van het bos klein. Op deze plaatsen ontstonden met name heidevelden, hetgeen de verarming van de grond versnelde. Door een bevolkingstoename vanaf de Vroege Middeleeuwen nam de druk op het land toe. Een activiteit die in de Vroege Middeleeuwen (tot ca 1000 na Chr.) mede oorzaak is geweest van de ontbossing op de Veluwe is de ijzerindustrie. Met name ten westen van Apeldoorn werd uit klapperstenen, die zich in bepaalde lagen van de stuwwal bevonden, ijzererts gewonnen waaruit ijzer werd geproduceerd. De enorme hoeveelheid ijzerslakvondsten wijzen er op dat ijzer niet alleen voor lokaal gebruik moet zijn geproduceerd, maar ook voor de export. In de 10e eeuw is er sprake van een periode van extreme droogte. Dit is tevens de periode waarin door de droogte in combinatie met de ontbossing zandverstuivingen toenemen. Het is nog niet duidelijk hoe lang die periode duurde, maar er zijn aanwijzingen dat de droogte aanhield tot in het begin van de 11e eeuw. Op de hoger gelegen delen van de Veluwe bevinden zich vanaf die tijd alleen nog verspreid liggende boerderijen. Grotere nederzettingen lijken zich met name aan de rand van de Veluwe te ontwikkelen waar de omstandigheden voor bijvoorbeeld akkerbouw gunstiger waren. De hoger gelegen delen van de Veluwe ontwikkelden zich geleidelijk tot een wildernis met stuifzandgebieden, heidevelden en hier en daar bos,

kortom tot het marginale land zoals we dat nog kennen van 18e en 19e-eeuwse kaarten. Zoals hierboven gezegd, ligt het opgravingterrein net buiten de eigenlijke stuwwal, binnen de gordel van smeltwaterafzettingen. Op het terrein blijkt een smeltwatergeul te hebben gelegen, die nog steeds open lag ten tijde van de bewoning in de Volle Middeleeuwen tot aan ca 1550. Hoewel er aanwijzingen zijn dat het terrein een relatief vochtige lig- ging moet hebben gehad (te vochtig voor bijvoorbeeld akkerbouw), was de aanwezigheid van de geul mogelijk de reden voor de middeleeuwse bewoners om zich hier te vestigen. Deze smeltwatergeul zorgde wellicht lokaal voor een redelijk tot goede ontwatering, zodat men tenminste op het erf droge voeten hield. De akkers bevonden zich vermoedelijk op de iets hoger gelegen delen richting het westen of noorden. De vondsten uit 2000 en 2001 Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het terrein diverse opgravingputten aangelegd. De archeologische sporen bleken zich hoofdzakelijk op het zuidelijk deel van het terrein te bevinden. Deze sporen, bestaande uit onder andere paalkuilen, greppels, muurwerk en een beek, zijn aan de hand van aardewerkscherven te dateren in verschillende perioden. terrein woonde, maar er wel af en toe gebruik van maakte. Mogelijk was het in gebruik als akker. Uit de Vroege Middeleeuwen dateren enkele scherven, maar duidelijke sporen van activiteiten zijn niet op het terrein aangetroffen. Een cluster van sporen en gebouwstructuren op het zuidwestelijk deel van het terrein dateert uit de Volle Middeleeuwen (ca 1000-1150). Omdat het een bijzondere vondst voor Apeldoorn betreft wordt hierna dieper op deze periode ingegaan. Pispot (tweede helft 18e eeuw) Een doorsnede door een 18e eeuwse waterput Puttenoverzicht (proefonderzoek en vervolgonderzoek). Uit de vroegste periode dateren mogelijk twee sporen, één uit de Late Bronstijd (1000-800 voor Chr.) of IJzertijd (800-12 voor Chr.) en één uit de Late IJzertijd (250-12 voor Chr.) of Romeinse tijd (12 voor Chr.-450 na Chr.). Verder is er aardewerk uit deze periode gevonden in sporen die later, in de Middeleeuwen, te dateren zijn. Door omspitten van de grond of door aanvoer van grond van elders zijn deze vroege scherven in de Middeleeuwse sporen terechtgekomen. Omdat zo weinig sporen in de Prehistorie te dateren zijn, kan worden geconcludeerd dat men waarschijnlijk niet permanent op het De trapezium-vormige bakstenen van de put

De gebouwplattegronden en structuren uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. De bakstenen bekleding van de put was op een houten ring geplaatst Sporen of vondsten uit de periode 1150 tot 1300 zijn niet op het terrein aangetroffen. Mogelijk is het terrein toen alleen als akker in gebruik geweest. De schaarse vondsten en sporen uit de periode 1300 tot 1650 wijzen wel op de aanwezigheid van mensen in de zuidwest hoek van het terrein, maar sporen van gebouwen dateren pas weer vanaf de late 17e en 18e eeuw. De sporen uit deze periode bestaan uit muurwerk van vermoedelijk stallen en een waterput die was ingegraven in de oude beekbedding. In 1912 moest de boerderij plaatsmaken voor de Van Haeftenkazerne. Een erf uit de Volle Middeleeuwen In de zuidwest hoek zijn twee bootvormige huisplattegronden en twee plattegronden van spiekers of hooibergen opgegraven. Wat van de gebouwen nog rest is het regelmatige patroon van paalkuilen waarin ooit de palen van de dakdragende constructie hebben gestaan. Ze worden gedateerd in de periode 1000 tot 1150. De lengte van de hoofdconstructie van gebouw 1 is 22 meter en de grootste breedte bedraagt 8 meter. Buiten de hoofdconstructie had het gebouw vermoedelijk zijbeuken met een breedte van 1,5 meter (ook wel kubbingen genoemd). De totale grootste breedte van het gebouw komt daarmee op 11 meter. Gebouw 2 is maar voor een deel opgegraven. De rest van het gebouw bevindt zich nog in de tuin van het aangrenzende perceel. De opgegraven lengte van deze plattegrond bedraagt 13 meter. Vermoedelijk is dit gebouw oorspronkelijk 18 meter lang geweest. De grootste breedte van gebouw 2 is 6 meter. De gebouwen waren geheel opgetrokken uit hout. De wanden van het gebouw bestonden uit vlechtwerk dat was aangesmeerd met leem. In de paalkuilen zijn resten van deze (verbrande) leem aangetroffen, ook wel huttenleem genoemd. Het dak was vermoedelijk bedekt met riet of stro. De ingangen bevonden zich aan de korte oostzijde en in het midden van de lange zijden tegenover elkaar. Op de vier of zes palen van de twee spiekers of hooibergen rustte waarschijnlijk een vloertje met daarboven een dak. Op deze manier lag de oogst of het hooi droog en min of meer vrij van ongedierte. De gebouwen zijn waarschijnlijk twee woonstalhuizen, met een woon- en een stalgedeelte onder één dak, die in twee verschillende fasen hebben gefunctioneerd. Er kan echter niet helemaal worden uitgesloten dat het kleinere gebouw 2 een functie als schuur heeft gehad en dus tegelijkertijd met het woonstalhuis gebouw 1 op één erf heeft gestaan. In dit laatste geval zou er sprake zijn van één bewoningsfase. De plattegronden van de twee spiekers of hooibergen liggen over elkaar heen en hebben op verschillende momenten op het erf gestaan. Welke van de twee het oudst is, is niet te zeggen. De vorm van de gebouwen en de aanwezigheid van hooibergen of spiekers wijzen er op dat we te maken hebben met een boerennederzetting. De gebouwen behoren tot een type boerderij dat in de Volle Middeleeuwen voorkomt in een groot deel van Noordwest Europa. De bootvormige boerderijen van Apeldoorn behoren tot het zogenaamde type Gasselte B, genoemd naar de plaats waar dit type voor het eerst in Nederland is opgegraven.

Het erf lag op een relatief vochtige plaats en opvallend dicht bij een oude smeltwatergeul, waarvan op dat moment nog een smalle beek over was. Het is mogelijk dat deze beek lokaal voor een redelijk tot goede ontwatering van het terrein zorgde, zodat men droge voeten hield. Aan de hand van botanisch onderzoek (onderzoek naar verschillende zaden die aangetroffen zijn in zeggen. Of we te maken hebben met vrijen of horigen is niet bekend. In later tijd blijkt het terrein deel uit te maken van de bezittingen van het Kapittel van Sint Marie te Utrecht. Op een kaart uit 1708 staan de bezittingen, de tiendblokken weergegeven. Het is denkbaar dat de landerijen die op deze kaarten staan al eeuwenlang in het bezit waren van het Kapittel, dus ook al in de 11e of 12e eeuw. De oudst bewaard gebleven bron waarin wordt gesproken over bezittingen in Apeldoorn van het Kapittel van Sint Marie te Utrecht dateert uit 1228. Indien het erf met de boerderij eigendom was van het Kapittel of van een andere grootgrondbezitter maakte deze vermoedelijk deel uit van een zogenaamde domeinstructuur. De horigen die de boerderijen van een domein bewoonden, waren cijns in natura verschuldigd aan de grondeigenaar en moesten daarnaast vermoedelijk herendiensten verrichten ten tijde van oorlog. Een reconstructie van een bootvormige boerderij uit Gasselte. De beek Kaart van het tiendblok Rapenblok uit: Kaartboek van de Veluwe, Ampt Apeldoorn door Justus van Broeckhuijsen (1708). Hierin staan de bezittingen van het Kapittel van Sint-Marie te Utrecht. enkele paalkuilen) kon enig inzicht worden verkregen in de voedingseconomie van de nederzetting uit de Volle Middeleeuwen. De bewoners van de boerderij of boerderijen blijken gerst, haver en rogge in de nederzetting te hebben verwerkt. Het is niet zeker of deze granen ook in de nabijheid werden verbouwd omdat dorsafval ontbreekt. Maar gezien de rurale context waarin het materiaal is gevonden, mag wel aangenomen worden dat één en ander in de omgeving is verbouwd. Geschikte landbouwgronden waren aanwezig aan de noordzijde van het erf, op iets hoger gelegen terrein. Hoe de bewoners van de nederzetting waren georganiseerd of welke positie zij hadden, is moeilijk te De tijdens de opgraving aangetroffen waterloop of beek blijkt oorspronkelijk een smeltwatergeul te zijn geweest. Aan de hand van aardewerkvondsten in de vulling van de beek kon worden bepaald dat deze rond 1550 voorgoed is gedempt. In de doorsnede van de beek was te zien dat deze in een periode vóór 1550 een keer opnieuw is uitgegraven om de doorstroming richting het oosten te verbeteren. Het is opvallend dat op een kaart uit 1850 aan de overkant van de Zwolseweg ter hoogte van de opgegraven waterloop een kronkelende perceelscheiding is weergegeven. Logischerwijs zou een perceelscheiding recht zijn aangelegd en omdat dit niet het geval is, bestaan delen van deze scheiding vermoedelijk uit een oude beekloop. Verder zijn zowel de uitgraving als de demping van de beek mogelijk te koppelen aan historische bronvermeldingen. De aangetroffen waterloop zou dan de oorspronkelijke loop van de Loose beek geweest kunnen zijn. Het bestaan van een beek op Het Loo blijkt uit de volgende vermelding uit 1517 in het tinsboek (boek waarin de jaarlijkse pacht werd genoteerd) van de Hertog van Gelre: Item Johan Bentinck van die beeck omtrent sijnen huyss idt Loe (Het Oude Loo) gelegen dat hij off sijn erven dair eyn koirn oly offte volmoelen off alle drye gelyck setten mach op syns selffs erve. Met andere woorden: Johan Bentinck, jagermeester van de Veluwe voor Hertog

Kaart uit 1850, opgedragen aan zijne Majesteit de Koning. Hierop zijn onder andere het opgravingterrein en de mogelijke oude beekloop aangegeven. Karel van Gelre, kreeg het recht drie watermolens te bouwen aan de genoemde beek. Waarschijnlijk is het gehucht Het Loo aan deze beek ontstaan en zorgde de beek voor de vulling en de doorstroming van de kasteelgracht. Bentinck en zijn opvolgers op het Oude Loo hebben van hun rechten om molens te bouwen gebruik gemaakt, want in 1547 bleken er een korenmolen, een oliemolen en een eek- of runmolen (een molen waarin eikenschors werd gemalen ten behoeve van de leerlooierij) te staan. Ten behoeve van het functioneren van deze molens zal de beek waarschijnlijk opnieuw zijn uitgegraven. Dit zal kort na 1517 zijn gebeurd. Om onbekende redenen heeft men niet lang gebruik gemaakt van de afwatering die over het opgravingterrein loopt, omdat deze al rond 1550 is gedempt. Mogelijk houdt de demping verband met het verplaatsen van molens richting het noorden, maar het kan ook te maken hebben met het opnieuw inrichten van het terrein. Hoewel grondsporen nauwelijks aanwezig zijn, verraden diverse vondsten de menselijke aanwezigheid in de zuidwest hoek van het opgravingterrein. Colofon Uitgave: Gemeente Apeldoorn Dienst Middelen afdeling Communicatie i.o.v. Dienst Ruimtelijke Ordening & Wonen, afdeling Bouwtoezicht en Monumenten, team Beleid, Archeologie & Monumenten. Tekst: J. Dijkstra Fotografie: Archeologisch Diensten Centrum, Bunschoten K. Veenenbos, gemeente Apeldoorn (pispot en waterput) De foto van de waterput met scherven is afkomstig uit: Oudheidkundige Mededeelingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 1912, nr VI, p. 73. De reconstructie van de Gasselte-boerderij is afkomstig uit: C.S.T.J. Huijts, 1992: De voor-historische boerderijbouw in Drenthe. Reconstructiemodellen van 1300 vóór tot 1300 na Chr., Arnhem, p. 180. De plattegrond van gebouw 1 was in het veld al goed te zien(de piketten geven de plaats van de dakdragende palen aan). De donkere baan op de achtergrond is een deel van de beek. Opmaak: Update Design, Apeldoorn Druk: Felua-Groep, Apeldoorn Oplage: 2000 / oktober 2001