Herziening van juni 2004 WATERWERKBLAD LEIDINGMATERIALEN Koperen buizen, hulpstukken en verbiningen WB 2.2 A DATUM: JAN. 2017 Auteursrechten voorbehouen 1. Titels van e vermele normen, wetgeving en overige publicaties NEN 1006 Algemene voorschriften voor leiingwaterinstallaties (2015) NEN-EN 1057 Koper en koperlegeringen - Naaloze koperen buizen voor gasen waterleiingen in sanitaire en verwarmingstoepassingen. Regeling materialen en chemicaliën rink- en warm tapwatervoorziening. 1.1 Eisen ie gestel woren aan e koperen buizen en bijbehorene hulpmielen ie kunnen woren gebruikt voor het aanleggen van leiingwaterinstallaties. BRL-K623 Hulpstukken voor soleer- en/of schroefverbiningen aan koperen buizen. BRL-K624 Vloeimielen en vertinningspasta's voor zachtsoleren van capillaire verbiningen van koper en koperlegeringen. BRL-K639 Knelfittingen voor gebruik in combinatie met koperen buizen. BRL-K760 Koperen buizen. BRL-K761 Copper tubes provie with an external covering. BRL-K774 Klemfittingen icht te klemmen met bijbehoren klemapparaat. BRL-K10018 Leiingsystemen van unwanige koperen buis met een uitwenige massieve vaste kunststof bekleing. BRL-K19005 Internally tinne copper tubes for rinking water installations. 2. Leiingmateriaal 2.1 Algemeen 2.1.1 De koperen buizen voloen aan BRL-K760, BRL-K10018 of BRL-K19005. 2.1.2 De uiteinen van e koperen buizen ienen stees binnen en buiten ontbraam te woren: binnen: om hygiënische reenen en ook om turbulenties tegen te gaan; buiten: om in e fitting te passen en om geen beschaigingen toe te brengen aan eventuele afichtingringen. 2.2 Gegevens buizen w = nominale buiteniameter w = wanikte Figuur 1: oorsnee koperen buis Uitgave Samenwerkene Drinkwaterberijven Voor bestellingen zie Werkbla 0
Pagina 2 van 5 WATERWERKBLAD WB 2.2 A Tabel 1: Gegevens koperen buizen Nominale buiteniameter x wanikte [mm] * Betreft unwanige buizen - Bron: Kiwa Beoorelingsrichtlijn BRL-K760 2.3 Eigenschappen Lineaire uitzetting 0,0168 mm/m/ C, smeltpunt 1083 C. 2.4 Toepassing 2.4.1 Koper is geschikt voor oner- en bovengronse rink-, warmtap- en huishouwaterleiingen. 2.4.2 Onergronse leiingen vervolg [mm] 10 x 1,0 35 x 1,2 12 x 0,8 * 35 x 1,5 12 x 1,0 42 x 1,2 15 x 0,8* 42 x 1,5 15 x 1,0 54 x 1,5 18 x 1,0 64 x 2,0 22 x 0,9* 76,1 x 2,0 22 x 1,1 88,9 x 2,0 28 x 1,0* 108 x 2,5 28 x 1,2 Tabel 2: Toepassing koper bij onergronse leiingen Toepasbaar zoner bescherming in zan-, leem-, krijten kleigronen Toepasbaar met bescherming, (bijvoorbeel kunststof bekleing), in moeras-, veen-, humus en slecht rainerene gronen en in gronen met een hoog sulfaat-, ammoniumnitraat- of chloriegehalte niet toepassen in koolstofhouene gronen (sintels, koolas) en nabij open riolen, mestputten en ergelijke 2.4.3 Bovengronse leiingen Tabel 3: Toepassing koper bij bovengronse leiingen Toepasbaar zoner bescherming in woningbouw en utiliteitbouw Toepasbaar met beschermene verflaag of kunststof bekleing voor buitenleiingen en in berijven met luchtverontreiniging oor zuren, ammonia, zwavel-waterstof niet toepassen inien grote uitwenige krachten op e leiing kunnen woren uitgeoefen. 3. Hulpstukken, koppelingen en verbiningen 3.1 Soleerverbiningen (capillair en schroefraa) De hulpstukken met capillair en schroefraa moeten voloen aan e eisen gestel in e Kiwa BRL-K623 en zijn beoel om te woren toegepast in combinatie met koperen buizen volgens e BRL-K760 Bij schroefraaverbiningen kan gebruik woren gemaakt van afichtingsmielen. Deze afichtingsmielen ienen te beschikken over een erkene kwaliteitsverklaring volgens e Regeling. Opmerking: Hennep is een natuurprouct en kan aarom geen erkene kwaliteitsverklaring krijgen volgens e Regeling. Hennep is us niet (meer) toegestaan.. 3.1.1 Zachtsoleer 3.1.1.1 Zachtsoleren is het soleren met soleersoorten met een smeltpunt tot circa 300 C.
Pagina 3 van 5 WATERWERKBLAD WB 2.2 A 3.1.1.2 Het toepassen van loohouene soleersoorten in rinkwaterinstallaties is niet toegestaan. 3.1.1.3 Zachtsoleer is niet toegestaan inien: a. e uitwenige miellijn van e leiingen groter is an 54 mm; b. e temperatuur in e leiingen hoger wort an 110 C; c. e verbiningen in leiingen met een uitwenige miellijn groter an 28 mm oor optromping zijn verkregen;. e leiingen met wisselene krachten woren belast (bijvoorbeel trillingen). 3.1.1.4 Vloeimielsoorten moeten voloen aan e eisen gestel in e BRL-K624. 3.1.2 Harsoleer 3.1.2.1 Harsoleren is soleren met soleersoorten met een smeltpunt hoger an 450 C. 3.1.2.2 Het toepassen van camiumhouene soleersoorten is in leiingwaterinstallaties niet toegestaan 3.1.2.3 Bij toepassing van niet-fosforhouene soleersoorten, waarbij vloeimielen woren gebruikt, mogen alleen vloeimielen woren toegepast, ie beschikken over een erkene kwaliteitsverklaring volgens e Regeling. 3.1.2.4 Verbiningen moeten woren hargesoleer inien: a. e verbining wort afgemaakt zoner toepassing van hulpstukken; b. e uitwenige miellijn van e leiingen groter is an 54 mm; c. e temperatuur in e leiingen hoger wort an 110 C. 3.2 Soleren zoner hulpstukken 3.2.1 Algemeen 3.2.1.1 Voor het optrompen moet e uitvoeringsinstructie van e fabrikant woren opgevolg. 3.2.1.2 De verbiningen moeten, behouens e in 3.2.3.4 genoeme uitzonering, woren hargesoleer. 3.2.2 Optrompingen, uithalingen e.. De inwenige miellijnen voor optrompingen, uithalingen en ergelijke zijn in e hierna volgene tabel aangegeven. Tabel 4: Inwenige miellijnen voor optrompen e.. Bij toepassing van uitwenige miellijn in mm Inwenige miellijn optrompingen e.. bij zachtsoleren Inwenige miellijn optrompingen e.. bij harsoleren 10; 12; 15; 18 + 0,155 + 0,065 22; 28 + 0,185 + 0,075 + 0,4 + 0,2 35; 42; 54 niet toegestaan 64; 76,1; 88,9; 108 niet toegestaan + 0,5 + 0,3 133 niet toegestaan + 0,7 + 0,5 3.2.2.1 De minimale wanikte, gemeten op 5 mm vanaf e voorkant van e sok, mag na vervorming (optrompen, uithalen aftakkingen, e..) niet miner zijn an e in e volgene tabel aangegeven waaren.
Pagina 4 van 5 WATERWERKBLAD WB 2.2 A Tabel 5: Minimale wanikte Uitwenige miellijn in mm Minimale wanikte in mm 10 12 15 18 22 28 35 42 54 64 76,1 88,9 108 133 0,6 0,6 0,7 0,8 0,9 0,9 1,0 1,1 1,2 1,5 1,7 1,9 2,1 2,3 3.2.2.2 De lengte van het soleervlak moet voor capillaire soleerverbiningen (spleetwijte maximaal 0,25 mm) ten minste 3 x e wanikte van e buis en voor harsoleerverbiningen ten minste 5 mm beragen. 3.2.3 Het maken van verbiningen in een oorgaane leiing. 3.2.3.1 De optromping moet centrisch en ron zijn. 3.2.3.2 Bij het maken van een optromping met een uitzettang moeten e buizen in e kwaliteit "har" ter plaatse van e te maken mof woren uitgegloei. Dit uitgloeien mag niet woren geaan bij het maken van een optromping met een optrompoorn. 3.2.3.3 Het optrompen mag alléén woren toegepast voor het verbinen van buizen van gelijke miellijn. 3.2.3.4 Optrompverbiningen in leiingen met een uitwenige miellijn t/m 28 mm mogen woren zachtgesoleer. De soleerlengte moet aarbij voloen aan e in e hierna volgene tabel aangegeven waaren. Tabel: Minimale soleerlengte Uitwenige miellijn buis in mm 10 12 15 18 22 28 Minimale soleerlengte in mm uitwenig 11 12 14 16 19 22 3.2.4 Het maken van aftakkingen in een oorgaane leiing. 3.2.4.1 Het gat ten behoeve van e aftakkene leiing moet e inwenige miellijn hebben van e te maken aftakking (het vormen van het gat mag uitsluiten plaatsvinen met aarvoor bestem gereeschap). 3.2.4.2. Het hart van e aftakkene leiing moet samenvallen met het hart van e aangeboore buis. 3.2.4.3. De aftakkene leiing mag e oorlaat van e oorgaane buis niet vernauwen. 3.2.4.4. De aftakkingen, ie oor het uithalen van een sok op e oorgaane buis woren gevorm, zijn alleen toegestaan met een kleinere miellijn an e oorgaane buis. 3.3 Knelverbiningen 3.3.1 De knelverbining moeten voloen aan e eisen gestel in e Kiwa BRL-K639. 3.3.2 Voor het maken van knelverbiningen moet bij voorkeur koperen buis volgens NEN EN 1057 in e kwaliteit "half har" (R250) woren gebruikt. Bij zachte (R220) buiskwaliteit zijn koppelingen met versterkingshuls noig. 3.3.3 De koperen buis en e hulpstukken moeten spanningsvrij woren gemonteer. 3.4 Persverbiningen 3.4.1 De persverbining moeten voloen aan e eisen gestel in e Kiwa BRL-K774. 3.4.2 Voor het maken van persverbiningen moet bij voorkeur koperen buis volgens NEN EN 1057 woren gebruikt. Deze komen voor in e kwaliteit har (R290), halfhar (R250) of zacht (R220). 3.4.3 In tegenstelling tot knelverbiningen ienen bij zacht koperen buizen geen versterkingshuls gebruikt te woren tenzij aners gevraag oor e fabrikant. 3.4.4 De richtlijnen van e persfittingfabrikant ienen opgevolg te woren op gebie van e te gebruikte persgereeschappen.
Pagina 5 van 5 WATERWERKBLAD WB 2.2 A 3.5 Steekkoppelingen (Pushkoppelingen) 3.5.1 De richtlijnen van e fabrikant ienen opgevolg te woren. 3.5.2 Voor het maken van steekverbiningen moet bij voorkeur koperen buis volgens NEN EN 1057 woren gebruikt. Deze komen voor in e kwaliteit har (R290), halfhar (R250) of zacht (R220). 3.5.3 Bij zachte (R220) buiskwaliteit moet e buis woren gekalibreer en zijn versterkingshulzen noig om e stijfhei van e buis te garaneren. 4. Opslag en transport 4.1 Koperen leiingen en koperen hulpstukken ienen roog te woren opgeslagen, it om corrosie tegen te gaan. Afoppen of afekken van e einen is aan te bevelen om vervuiling te vermijen 4.2 Hulpstukken, ie rubberringen bevatten, moeten binnen woren opgeslagen 4.3 Leiingmaterialen moeten vrij liggen van e gron woren opgeslagen. 4.4 Het transport van koperen leiingmaterialen en hulpstukken ient hygiënisch te gebeuren. 4.5 De leiingen en hulpstukken moeten zoanig woren opgeslagen of vervoer, at beschaigingen aan materiaal of verpakking oor mens en/of ier (vb. muizen of ratten) te allen tije wort voorkomen. 4.6 Leiingen over laaranen trekken moet vermeen woren.