ARBEIDSONGEVALLEN GPI 36 SPORT OP HET WERK GPI 37



Vergelijkbare documenten
Versie van DEEL V Titel II Hoofdstuk II Uurtoelage voor bijkomende dienstprestaties Inhoudsopgave

DEEL V Titel II Hoofdstuk I Toelage voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling III Functietoelage Detachement belast met de onmiddellijke beveiliging van de koninklijke familie

Versie DEEL VII Titel II Toelage voor de secretaris Inhoudstafel

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

Omschrijving. Omschrijving

Aangepast loon bij ziekte of ongeval. Basisloon. Beroepsziekten - publieke sector. Code DMFA. Categorie Code DMFA Code. Omschrijving DMFA.

Versie 2007/3 Bijlage 32 : Codificatie van bezoldigingen PPO 1/12

Versie van DEEL V Titel II Hoofdstuk VI Toelage voor de mentor Inhoudsopgave

Rolnummer Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Handleiding Financiële Personeelsadministratie

Versie DEEL VI Titel I Hoofdstuk III Vergoeding voor het onderhoud van het uniform Inhoudstafel

Versie van DEEL V Titel I Hoofdstuk IV Verbintenistoelage Inhoudsopgave

1. Samenvattende tabel

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

INFO. Nieuws. De nieuwe ziekteverlofregeling. Politiehervorming. Federale Politie STATUUT: Nummer april Principe

Federale Politie STATUTAIRE NOTA PUBLIEK Onderwerp Toelage Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het nieuwe CALog-statuut - Richtlijnen

Versie van DEEL V Titel III Hoofdstuk I Vakantiegeld Inhoudsopgave

1 Wettelijke grondslagen

Versie van DEEL III De wedde Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2. Algemeen 2.1 Definitie van de wedde 2.1.

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk III De tegemoetkoming in de begrafeniskosten Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2.

Versie van DEEL V Titel III Hoofdstuk I Vakantiegeld Inhoudsopgave

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk VII Vergoeding voor de personeelsleden die het slachtoffer zijn van een opzettelijke gewelddaad

koninklijk besluit van 20 september 1998, wordt vervangen als volgt : «Artikel 1. De regeling ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling XII Functietoelage Toelage houder van een brevet van testpiloot en/of monitor Inhoudstafel

Versie van DEEL V Titel II Hoofdstuk III Toelage voor bereikbaar en terugroepbaar personeel Inhoudsopgave

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling IV Functietoelage Detachement belast met de politie van de militairen Inhoudstafel

Versie van DEEL V Titel II Hoofdstuk IV Toelage voor een ononderbroken dienst van meer dan vierentwintig uur Inhoudsopgave

1 Wettelijke grondslagen

Versie van DEEL V Titel III Hoofdstuk II Eindejaarstoelage Inhoudsopgave

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term «gemeente» ook een «brandweerintercommunale» verstaan.

Versie van DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling VIII Functietoelage Operationeel misdrijfanalist Inhoudsopgave

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk I Haard- en standplaatstoelage Inhoudstafel

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk III De tegemoetkoming in de begrafeniskosten Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2.

Versie DEEL VI Titel I Hoofdstuk V Vergoeding voor vaste dienst bij de SHAPE Inhoudstafel

ZIEKTEVERLOF. Gemeenteraadsbesluit van 27 juni 1966.

Versie DEEL VI Titel I Hoofdstuk IV Vergoeding voor het onderhoud of het herbergen van een politiehond Inhoudstafel

Wat betreft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd de gewijzigde regeling inzake politiek verlof reeds principieel goedgekeurd op 27 oktober

Deel IV Titel II Hoofdstuk VIII Terugbetaling van sommige kosten als gevolg van een erkend arbeidsongeval of van een erkende beroepsziekte

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk IX Bijzondere vergoeding in geval van luchtvaartongeval Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk VIII Bijkomende toelage gerechtelijke zuil Inhoudstafel

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk VII Compenserende toelage gerechtelijke zuil Inhoudstafel

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Arbeidsongevallen. Steven Van den Broeck Directie TWW Antwerpen FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

1.2 tussen te komen bij ongevallen overkomen aan de COV-leden volgens de voorwaarden bepaald in deze statuten (Speciale Kas).

Versie DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling I Functietoelage Luchtsteundetachement Inhoudstafel

KONINKLIJK BESLUIT 26 MAART 2005 :

Verslag aan de Provincieraad

Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector Centra voor geestelijke gezondheidszorg, erkend door de Vlaamse Gemeenschap

Versie van DEEL VI Titel I Hoofdstuk I Vergoeding voor werkelijke onderzoekskosten Inhoudsopgave

Versie DEEL VIII Maaltijdcheques (oud statuut) Inhoudstafel

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

De programmawet (I) van 27 december 2006, art. 113 tot en met 133

Minister van Binnenlandse Zaken. Secretariaat van de Geïntegreerde Politie (SSGPI)

Versie DEEL IV Weddebijslagen TITEL III Competentieontwikkelingstoelage Inhoudstafel

Versie DEEL VII Titel I Toelage voor de bijzondere rekenplichtige Inhoudstafel

Hof van Cassatie van België

Versie DEEL IV Weddebijslagen Titel I Weddebijslag voor het uitoefenen van een mandaat Inhoudstafel

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

INTERPRETATIE VAN HET BEGRIP EFFECTIEF ACTIEF

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk IV Vergoeding voor het gebruik van de fiets op weg naar en van het werk Inhoudstafel

Handleiding Financiële Personeelsadministratie Einde. Boek 2 Hoofdstuk 5.10 : Vakantiegeld. Inhoudstafel

Versie van DEEL V Titel II Hoofdstuk VIII Toelage voor onderwijsopdrachten Inhoudsopgave

Minister van Binnenlandse Zaken. Secretariaat van de Geïntegreerde Politie (SSGPI)

WET VAN 5 MEI 2014 BETREFFENDE DIVERSE AANGELEGENHEDEN INZAKE DE PENSIOENEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR. (B.S ) Uittreksels

INTERPRETATIE VAN HET BEGRIP EFFECTIEF ACTIEF

Versie van DEEL V Titel I Hoofdstuk V Afdeling VII Functietoelage nabijheidspolitie Inhoudsopgave

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Begindatum Einddatum Vervaldag Duur 01/01 1 jaar

Versie DEEL V Titel II Hoofdstuk V De forfaitaire toelage voor bepaalde personeelsleden die belast zijn met de uitvoering van bepaalde

TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN 1. SALARISSCHALEN 2. VASTSTELLING VAN HET SALARIS BIJ BEVORDERING OF BIJ AANWERVING IN EEN HOGERE SUBGROEP

II. Het stelsel voor werknemers C. Statistieken 5. Arbeidsongevallen (FAO)

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID. Directie-generaal Sociaal Beleid. Domein Regelgeving Kinderbijslag. Ministeriële Omzendbrief nr.

Privé-ziekenhuizen, Psychiatrische verzorgingstehuizen

Versie DEEL IV WEDDEBIJSLAGEN TITEL II Weddebijslag voor het uitoefenen van een hoger ambt Inhoudstafel

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk IV Vergoeding voor het gebruik van de fiets op weg naar en van het werk Inhoudstafel

1. Samenvattende tabel

Procedure lokale politie: Toelagen en vergoedingen: De vereiste stavingstukken

Geldigheidsdatum: 01/01/2011 Laatste aanpassing: 02/05/2016. Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Nationaal

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR.77 TER

Titel V. De overzeese sociale zekerheid

Thuisverpleging

Geldigheidsdatum: 01/02/2016 Laatste aanpassing: 24/01/2017. Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Nationaal

Aangifte van arbeidsongeval

Nationale gemengde mijncommissie

Versie DEEL X Titel II De inhouding voor bijdrage aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid

VCLP AIG DGP/DPG DGP/DPI DGP/DPI (Call center) DGM/DMFS DPCR

De perequatie Wijziging van de artikelen 11 en 12 van de wet van 9 juli 1969

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Versie DEEL VI Titel I Hoofdstuk II Telefoonvergoeding Inhoudstafel

Hof van Cassatie van België

UITTREKSEL VAN DE WET VAN 10 APRIL 1971 OP DE ARBEIDSONGEVALLEN

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE

Transcriptie:

5 juni 2003 ARBEIDSONGEVALLEN GPI 36 SPORT OP HET WERK GPI 37 Nico Roegiers en Luc Janssens Centrum voor Kadervorming van het V.S.O.A. Lang Levenstraat 27-29, 1050 BRUSSEL Telefoon: 02/549.52.09 Telefax: 02/514.16.95 1

Uittreksel uit de WET van 3 JULI 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. Hoofdstuk 1 - Doel en werkingssfeer van de wet. Artikel 1. De bij deze wet vastgestelde regeling voor het herstel van schade ten gevolge van arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en ten gevolge van beroepsziekten wordt door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden en binnen de perken die Hij bepaalt, toepasselijk verklaard op de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk, hulppersoneel of het personeel dat wordt in dienst genomen door een arbeidsovereenkomst, die behoren tot:... 10 de federale politie, de korpsen van de lokale politie en de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie inclusief de in artikel 4, 2, van de wet van 27 december 2000 met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bedoelde militairen, zolang zij tot het administratief en logistiek korps behoren. In afwijking van het eerste lid, blijven voor de militairen en daarmee gelijkgestelden de op 5 oktober 1948 gecoördineerde wetten op de vergoedingspensioenen, gelden. De in het vorige lid bepaalde afwijking is niet van toepassing op de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht die gedetacheerd zijn bij de diensten enquêtes van de vaste comités van toezicht van de politie- en inlichtingendiensten. Echter, voor de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de beroepsziekten waarvan zij het slachtoffer zijn tijdens de periode van hun beziging, worden de bij artikel 5, 6, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht, bedoelde militairen voor de toepassing van deze wet, evenwel gelijkgesteld met de leden van het vast benoemd personeel van het bestuur, de dienst of de instelling waarbij zij gebezigd worden. Voor de toepassing van het eerste lid, dienen onder " tijdelijk personeel " eveneens te worden verstaan de personeelsleden die onder statuut geplaatst maar die niet vastbenoemd zijn.... Artikel 2: Onder arbeidsongeval wordt verstaan het ongeval dat zich tijdens en door de uitoefening van het ambt heeft voorgedaan en dat een letsel veroorzaakt. Het ongeval overkomen tijdens de uitoefening van het ambt wordt, behoudens tegenbewijs, geacht door de uitoefening van het ambt te zijn overkomen. Worden eveneens beschouwd als arbeidsongevallen : 1 het ongeval overkomen op de weg naar en van het werk dat aan de vereisten voldoet om dit karakter te hebben in de zin van artikel 8 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971; 2 het ongeval dat een personeelslid als bedoeld in artikel 1 buiten de uitoefening van zijn dienst is overkomen maar dat veroorzaakt is door een derde naar aanleiding van een vroegere handeling door dat personeelslid tijdens de uitoefening van zijn dienst verricht. Wanneer de getroffene of zijn rechthebbenden, benevens het bestaan van een letsel, het bestaan van een plotselinge gebeurtenis aanwijzen, wordt het letsel, behoudens tegenbewijs, vermoed door een ongeval te zijn veroorzaakt. Het personeelslid bedoeld in artikel 1 wordt geacht zich te bevinden op de plaats waar hij zijn dienst uitoefent wanneer hij : 1 een verlof of een vrijstelling van dienst bekomt om deel te nemen aan de werkzaamheden van de commissies en comités opgericht in de vakorganisatie waarvan hij lid is; 2 een syndicale opdracht vervult als erkend syndicaal afgevaardigde of als vertegenwoordiger van het personeel als zodanig door de overheid erkend; 3 uitdrukkelijk vergunning krijgt om deel te nemen aan beroepsvormingsactiviteiten). Onder beroepsziekten worden verstaan de ziekten die als zodanig zijn aangemerkt ter uitvoering van de wetgeving op het herstel van de schade veroorzaakt door beroepsziekten. 2

Belgisch Staatsblad van 22 april 2003 - p. 21 322 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN 26 MAART 2003. - Omzendbrief GPI 36 betreffende de schadeloosstelling van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid, de blijvende arbeidsongeschiktheid en de herplaatsing ingevolge arbeidsongevallen, evenals de rente verschuldigd aan de rechthebbenden in geval van een dodelijk ongeval Aan Mevrouw en de Heren, 1. Inleiding Deze omzendbrief strekt ertoe inzake arbeidsongevallen bij de politiediensten, nauwgezet de berekeningswijzen te bepalen van de schadeloosstelling in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, blijvende arbeidsongeschiktheid en herplaatsing, evenals de rente verschuldigd aan de rechthebbenden in geval van een dodelijk ongeval. Ze preciseert op basis van welk referteloon elk van deze schadeloosstellingen wordt berekend. 2. Toepassingsgebied De arbeidsongevallen overkomen aan de personeelsleden van de politiediensten sinds 1 april 2001, zijn onderworpen aan de regelgeving vervat in de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. Deze regelgeving is van toepassing op de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk, hulppersoneel of het personeel dat in dienst wordt genomen bij een arbeidsovereenkomst en die behoren tot de federale politie, de korpsen van de lokale politie en de algemene inspectie van de federale politie en lokale politie, met inbegrip van de in artikel 4 2, van de wet van 27 december 2000 met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bedoelde militairen, zolang zij tot het administratief en logistiek kader behoren, hierna «personeelslid» genoemd. De arbeidsongevallen overkomen vóór 1 april 2001 blijven evenwel onderworpen : - wat de militairen en de vroegere leden van het operationeel korps van de rijkswacht betreft, aan de gecoördineerde wetten op de vergoedingspensioenen; - wat de andere personeelsleden van de geïntegreerde politie betreft, aan de voorheen op hen toepasselijke regelgeving, op 31 maart 2001 lopende verzekeringsovereenkomsten, administratieve reglementen of welke andere maatregelen ten gunste van de getroffenen of hun rechthebbenden die voor 1 april 2001 zijn beginnen te lopen. 3. Schadeloosstellingen De personeelsleden van de politiediensten die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval, hebben recht op : - de schadeloosstelling van de kosten voor dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie, teweeggebracht door dit ongeval; - de schadeloosstelling van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid, de blijvende arbeidsongeschiktheid en de herplaatsing voortvloeiend uit dit ongeval. In geval van een dodelijk ongeval, kunnen de rechthebbenden aanspraak maken op : - een vergoeding wegens begrafeniskosten; - een rente voor de overlevende echtgenoot of echtgenote, wees of rechthebbende in een andere hoedanigheid. Wanneer een personeelslid van de federale politie slachtoffer is geworden van een arbeidsongeval en nadien via mobiliteit overgaat naar de lokale politie of vice versa, dan blijft de overheid waaronder het op het ogenblik van het ongeval ressorteert, instaan voor de daaraan gebonden schadeloosstelling. 4. Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Krachtens artikel 3 bis van de voormelde wet van 3 juli 1967, geniet het personeelslid, onder voorbehoud van de toepassing van een meer gunstige wets- of verordeningsbepaling, gedurende de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot de datum van volledige hervatting van het werk, het voordeel van de bepalingen die voor een tijdelijke volledige ongeschiktheid door de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen zijn vastgesteld. 3

Terzake vergelijkt men de schadeloosstelling bedoeld in voormelde wet van 10 april 1971 in geval van tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid met die vervat in het statuut waarvoor zij geopteerd hebben, om vervolgens de meest voordelige schadeloosstelling toe te kennen. 4.1. Schadeloosstelling voorzien bij de wet van 10 april 1971 4.1.1. Beginselen Overeenkomstig de artikelen 22 en 34 tot 40 van voormelde wet van 10 april 1971, heeft het personeelslid recht op een dagelijkse vergoeding gelijk aan 90 % van het gemiddelde dagloon. Het gemiddelde dagloon is gelijk aan het basisloon gedeeld door 365. Het basisloon komt overeen met het loon waarop het personeelslid, in de functie waarin het is tewerkgesteld op het tijdstip van het ongeval, recht heeft tijdens het jaar dat het ongeval voorafgaat. 4.1.2. Referteloon Het referteloon is bijgevolg het basisloon. Het bestaat uit het totaal van de voordelen die men verkregen heeft tijdens de referteperiode en bedraagt, vanaf 1 januari 2003, maximaal 25.893, 45 EUR. Dit maximumbedrag wordt elk jaar op 1 januari aangepast aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen. Het basisloon omvat ieder bedrag of ieder in geld waardeerbaar voordeel dat rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever aan het personeelslid wordt toegekend ingevolge de tussen hen bestaande arbeidsverhouding, evenals het vakantiegeld. De toekenning van dit bedrag of voordeel kan in het bijzonder voortvloeien uit een geschreven of mondelinge individuele overeenkomst, een reglement, een gebruik, een statuut, een wet of een door de werkgever eenzijdig aangegane verplichting, behalve wegens overwegingen vreemd aan de beroepsactiviteit van het personeelslid. Voorbeelden : de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de uurtoelage voor bijkomende dienstprestaties, de toelage voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht, de tweetaligheidstoelage, de weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat of van een hoger ambt, diplomatoelage, wachttoelage, toelage voor bijzondere functies, toelage post (verbindingsofficier),... De volgende bedragen, vergoedingen en voordelen maken evenwel geen deel uit van dit basisloon : - de bedragen die worden uitgekeerd als terugbetaling van de verplaatsingskosten die het personeelslid werkelijk heeft gemaakt, ten laste van de werkgever; - de voordelen toegekend in de vorm van arbeidsgereedschap of werkkleding, alsmede de bedragen die de werkgever aan het personeelslid betaalt ten einde zich te kwijten van zijn verplichting om arbeidsgereedschap of werkkleding te bezorgen; - de vergoedingen aan het personeelslid verschuldigd wanneer de werkgever zijn wettelijke, contractuele of statutaire verbintenissen niet nakomt; - de voordelen toegekend ter aanvulling van de sociale zekerheidsregeling, met uitzondering van het aanvullend vakantiegeld. Voorbeelden : de vergoedingen voor werkelijke onderzoekskosten, voor onderhoud van het uniform, voor maaltijd-, verblijf-, traject- en verhuiskosten, maaltijdcheques,... Wanneer het personeelslid is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid, wordt het basisloon vastgesteld uitsluitend met inachtneming van het loon dat verschuldigd is overeenkomstig die arbeidsovereenkomst. 4.1.3. Referteperiode De referteperiode gedurende dewelke het basisloon in aanmerking moet worden genomen, stemt overeen met het jaar dat het ongeval voorafgaat. Wanneer een personeelslid bijvoorbeeld een arbeidsongeval heeft op 4 september 2002, zal de in acht te nemen referteperiode voor de berekening van het basisloon deze zijn tussen 4 september 2001 en 3 september 2002. Deze referteperiode is volledig en geheel wanneer het personeelslid op het ogenblik van het arbeidsongeval, in de uitgeoefende functie, voltijds gewerkt heeft gedurende het gehele jaar dat aan het arbeidsongeval voorafgaat. 4

Wanneer dit niet het geval is, wordt het loon waarop het personeelslid werkelijk recht heeft, aangevuld met een hypothetisch loon, overeenkomstig de bepalingen van artikel 36 van voormelde wet van 10 april 1971. 4.2. Schadeloosstelling voorzien in het statuut 4.2.1. Referteloon Wanneer het personeelslid tijdelijk arbeidsongeschikt is, blijft het zijn loon ontvangen. Naast dit loon heeft het eveneens recht op de volgende weddebijslagen, toelagen en vergoedingen : - weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat en weddebijslag voor de uitoefening van een hoger ambt tot zijn vervanging; - de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de weddebijslag en de premie verschuldigd in het raam van het stelsel van de vierdagenweek of het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding; - toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht, de functietoelage, de toelage voor de opleider, de toelage Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de tweetaligheidstoelage, de selectietoelage (voor de periode van toekenning), het zeegeld, de bijkomende toelage (baremische vrijwaringsclausule), de overgangstoelage (commandant - brigadecommandant), de bijkomende toelage (gerechtelijke zuil), de compenserende toelage (onkosten) en de bijkomende toelage 2D; - in het 'oud statuut' in de zin van artikel 4 van de voormelde wet van 27 december 2000 : de diplomatoelage, de wachttoelage, toelage voor de onmiddellijke bescherming van de vorsten, toelage voor bijzondere functies, toelage opleider, huisvestingstoelage, toelage piloot, luchtvaarttoelage, toelage motorrijder, posttoelage (verbindingsofficier); - een postvergoeding, de vergoeding voor telefoon, voor onderhoud van politiehond, voor onderhoud van het uniform, voor werkelijke onderzoekskosten en voor vaste dienst bij SHAPE, behalve, voor de twee laatste vergoedingen, wanneer de afwezigheid ten gevolge van het arbeidsongeval langer duurt dan dertig dagen; - in het 'oud statuut' in de zin van artikel 4 van voormelde wet van 27 december 2000 : functievergoeding SIE, vergoeding Belnato-SHAPE, vergoeding BOB, behalve, voor de twee laatste vergoedingen, wanneer de afwezigheid ten gevolge van het arbeidsongeval langer duurt dan dertig dagen. Elke andere toelage of vergoeding is derhalve uitgesloten van de berekening. 4.2.2. Referteperiode De toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens de nacht, het weekend of op een feestdag worden toegekend naar gelang van de daadwerkelijk uitgevoerde prestaties door het personeelslid. Aangezien het personeelslid, wanneer het tijdelijk arbeidsongeschikt is, niet meer in staat is om dergelijke prestaties te verrichten, dient men zich te beroepen op deze die het uitgevoerd heeft vóór het ongeval en dient men een referteperiode te bepalen op basis waarvan de desbetreffende toelagen zullen kunnen worden berekend. Deze referteperiode stemt overeen met het jaar dat het ongeval voorafgaat. Om het dagelijks of maandelijks bedrag van deze toelagen te bepalen, past het bijgevolg, het dagelijks of maandelijks gemiddelde te berekenen van de toelagen die zijn toegekend aan het personeelslid voor de dienstprestaties die het werkelijk heeft uitgevoerd tijdens de nacht, het weekend of op een feestdag tijdens het jaar dat het ongeval voorafgaat. Wanneer deze referteperiode geen twaalf maanden bedraagt, wordt het dagelijks of maandelijks gemiddelde berekend op basis van het aantal maanden gedurende dewelke het personeelslid werkelijk de functies die hem waren toegekend op het tijdstip van het ongeval, heeft uitgeoefend. 5. Blijvende arbeidsongeschiktheid Ingeval van blijvende arbeidsongeschiktheid heeft het personeelslid, op grond van de artikelen 3 en 4 van voormelde wet van 3 juli 1967, bovendien recht op een rente die evenredig is met het aan hem toegekend blijvend percentage arbeidsongeschiktheid. Deze rente wordt vastgesteld op basis van de jaarlijkse bezoldiging waarop het personeelslid recht heeft op het tijdstip van het ongeval. Wanneer het personeelslid zijn ambt blijft uitoefenen, mag deze rente niet meer bedragen dan 25 %van die jaarlijkse bezoldiging. Wanneer het personeelslid zijn ambt neerlegt en een rustpensioen ontvangt, kan het deze rente slechts cumuleren met zijn pensioen tot 100 % van zijn laatste bezoldiging, in voorkomend geval aangepast volgens de voor de rust- en overlevingspensioenen geldende regelen. Wanneer het personeelslid zijn ambt neerlegt zonder recht op een rustpensioen te hebben, geniet het de totale rente. 5

5.1. Referteloon Het referteloon wordt vastgesteld op grond van de jaarlijkse bezoldiging waarop het personeelslid recht heeft toen het ongeval zich voordeed. Deze jaarlijkse bezoldiging bedraagt momenteel maximaal 21.047,40 EUR. Dit maximumbedrag kan bij gelegenheid door de Koning en bij maatregel van algemene waardestijging van de lonen in de publieke sector worden gewijzigd. Op grond van artikel X.III.31 RPPol, moet onder jaarlijkse bezoldiging worden verstaan : de enige wedde, het enig loon of de enige als wedde of loon geldende vergoeding, door de getroffene op het tijdstip van het ongeval verkregen, vermeerderd met de toelagen of vergoedingen die geen werkelijke lasten dekken en op grond van de arbeidsovereenkomst of het wettelijk of reglementair statuut zijn verschuldigd. Deze toelagen en vergoedingen zijn de volgende : - de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de uurtoelage voor bijkomende dienstprestaties, de toelage voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht, de weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat of van een hoger ambt, de toelage voor bereikbaar en terugroepbaar personeel, de toelage voor een ononderbroken dienst van meer dan vierentwintig uur, de functietoelage, de toelage voor opleider, de forfaitaire toelage voor bepaalde personeelsleden die belast zijn met de uitvoering van bepaalde opdrachten in het raam van de uitvoering van het federale immigratiebeleid, de toelage voor de mentor, de toelage Brussels Hoofdstedelijk Gewest', de tweetaligheidstoelage, de toelage voor gelegenheidsluchtvaartprestaties, de toelage voor onderwijsopdrachten, de selectietoelage, het zeegeld, de bijkomende toelage (vrijwaringsclausule), de overgangstoelage (commandant - brigadecommandant), de bijkomende toelage (gerechtelijke zuil), de compenserende toelage (onkosten), de bijkomende toelage 2D en de duiktoelage; - in het 'oud statuut' in de zin van artikel 4 van de voormelde wet van 27 december 2000 : diplomatoelage, wachttoelage, toelage voor de onmiddellijke bescherming van de vorsten, toelage voor bijzondere functies, toelage leeropdracht, toelage deeltijdse leeropdracht, toelage opleider, toelage duiker, toelage escorte (immigratie), dagelijkse toelage gelegenheidsluchtvaartprestaties, huisvestingstoelage, toelage intoxicatie of bestraling, toelage piloot, luchtvaarttoelage, mentortoelage, toelage monitor, toelage motorrijder, toelage neutralisatie ontploffingstuig, toelage ongezond of hinderlijk werk, toelage testpiloot, toelage werken in de hoogte, posttoelage (verbindingsofficier); - de vergoeding voor verplaatsing in het raam van de binnenvaart en de postvergoeding ; - in het 'oud statuut' in de zin van artikel 4 van de voormelde wet van 27 december 2000 : functievergoeding SIE, vergoeding Belnato-SHAPE, vergoeding BOB. Elke andere toelage of vergoeding is derhalve uitgesloten van de berekening. Wanneer het personeelslid een rente cumuleert met een overlevingspensioen, dient het begrip «laatste bezoldiging» begrepen te worden in overeenstemming met het begrip jaarlijkse bezoldiging. Naast het eigenlijke loon, omvat ze ook dezelfde toelagen en vergoedingen. 5.2. Referteperiode Aangezien bepaalde toelagen en vergoedingen toegekend worden op een andere basis (bijvoorbeeld : op basis van de prestatie of per dag) dan de jaarlijkse basis, dient men eveneens een referteperiode te bepalen op basis waarvan zij in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de jaarlijkse bezoldiging. Deze referteperiode stemt overeen met het jaar dat het ongeval voorafgaat. 6. Herplaatsing Het personeelslid dat ongeschikt is bevonden om zijn ambt uit te oefenen, maar die andere met zijn gezondheidstoestand verenigbare ambten kan vervullen, kan overeenkomstig de statutaire bepalingen die op hem van toepassing zijn, worden herplaatst. Wanneer het personeelslid is herplaatst, behoudt het het voordeel van de bezoldigingsregeling (baremische loopbaan) die het genoot op het ogenblik van het ongeval. Het mag dit cumuleren met een rente net zoals een personeelslid dat zijn ambt kan voortzetten (zie hoger punt 5). 6

7. Dodelijke arbeidsongevallen De overlevende echtgenoot of echtgenote heeft recht op een rente gelijk aan 30 % van de jaarlijkse bezoldiging waarop de overledene recht had op het tijdstip van het ongeval. Zolang ze gerechtigd zijn op kinderbijslag en alleszins tot hun 18 jaar, hebben de kinderen die wees zijn van vader of moeder, recht op een rente gelijk aan 15 % van de jaarlijkse bezoldiging waarop de overledene recht had op het tijdstip van het ongeval, zonder dat het totaal 45 % van die bezoldiging mag overschrijden. Deze percentages zijn respectievelijk vervangen door 20 % en 60 % voor kinderen : - die wees zijn van moeder en vader; - die niet zijn erkend door hun ingevolge een arbeidsongeval overleden moeder; - die werden geadopteerd door één persoon vóór het overlijden; - die werden geadopteerd door twee personen waarvan één van de adoptanten is vóóroverleden. De andere rechthebbenden, zoals de bloedverwanten in opgaande lijn, de kleinkinderen en de broers en zussen van de overledene, kunnen, onder de voorwaarden voorzien in de voormelde wet van 10 april 1971, genieten van een lijfrente of een tijdelijke rente. 8.1. Referteloon Het referentieloon is de jaarlijkse bezoldiging waarop de overledene recht had op het tijdstip van het ongeval. Ze stemt overeen met de jaarlijkse bezoldiging waarop het personeelslid recht heeft op het tijdstip van het ongeval in geval van een niet-dodelijk ongeval. Ze dient dus te worden berekend overeenkomstig de punten 5.1. en 5.2. De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE 7

Staatsblad van 30 april 2003 - p. 23 394 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN 9 APRIL 2003. - Ministeriële omzendbrief GPI 37 betreffende de sportactiviteiten in de politiediensten Aan Mevrouw en Deze omzendbrief heeft tot doel : aan de verantwoordelijken richtlijnen te verstrekken om hen in staat te stellen de aanvragen van hun medewerkers inzake sportactiviteiten tijdens de diensturen adequaat af te handelen. 1. Wettelijke en reglementaire basis Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, art. 119 en 120. Koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) deel III - titel II en deel VI. Ministerieel besluit van 28 december 2001 tot de uitvoering van bepaalde bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol), art. VI.9, 15. 2. Algemeen In deze omzendbrief dient men onder «verantwoordelijke overheid» te verstaan, de chef die bevoegd is om de dienst te bepalen die door de personeelsleden dient te worden uitgevoerd. De sportactiviteiten werden in twee categorieën onderverdeeld naar gelang het feit of ze al dan niet recht geven op een aanrekening als dienstprestatie. 3. Sportactiviteiten door de overheid voorgeschreven en aangerekend als een dienstprestatie 3.1 De opleidingsactiviteiten Het betreft hier sportactiviteiten die opgenomen worden in de programma's van de basis-, voortgezette-, functioneel gespecialiseerde of promotieopleidingen, zoals ze door de directie van de opleiding van de federale politie (DGP/DPF) werden vastgelegd. 3.2 De functionele trainingen Vallen onder deze categorie, de sporten, oefeningen en trainingen (bijvoorbeeld : paardrijden, schietoefeningen, oefeningen geweldbeheersing, training van de honden,...) die door de verantwoordelijke overheid worden opgelegd in het raam van de organisatie van de dienst en de voorbereiding van de eenheden en/of diensten op de uitoefening van hun operationele opdrachten. De verantwoordelijke overheid wijst ofwel bepaalde ofwel alle leden van zijn dienst of een welbepaalde cel aan om een bepaalde sporttraining, in overeenstemming met de specificiteit van de bediening te volgen, om in staat te zijn de functie behoorlijk uit te oefenen. Deze aanwijzing dient vooraf te gebeuren. De sportactiviteit kan in de interne infrastructuur of in externe installaties plaatsvinden maar moet onder leiding van een daartoe erkende monitor gebeuren. 4. Sportactiviteiten niet voorgeschreven door de overheid en die geen aanleiding geven tot aanrekening maar die het recht zouden kunnen openen op een erkenning als arbeidsongeval 4.1 Algemene principes De sportactiviteiten, niet vermeld in punt 3, die individueel of in groep worden beoefend op initiatief van de personeelsleden, worden niet beschouwd als dienstactiviteiten en geven dus geen aanleiding tot een aanrekening als dienstprestatie (evenmin toelage voor overuren, weekend- en nachturen). 8

Deze sportactiviteiten kunnen evenwel onder bepaalde voorwaarden het recht openen op een erkenning van een arbeidsongeval (zie punt 4.3). Deze sportactiviteiten kunnen beoefend worden in de installaties van de politie of in externe sportcomplexen. 4.2 Beperking van de sportactiviteiten Om eventueel erkend te kunnen worden als arbeidsongeval, moet het een sportactiviteit betreffen die bijdraagt tot het onderhoud of de bevordering van de fysieke conditie en/of de specifieke politionele geschiktheden. Volgende sporten zullen bijvoorbeeld niet in aanmerking worden genomen : biljart, vissen, schaken,... Een aantal gevaarlijke sporten worden verder enkel onder de persoonlijke verantwoordelijkheid van het personeelslid beoefend omwille van hun gevaarsgraad en de arbeidsongeschiktheid die ze kunnen teweegbrengen. De beoefening van die sporten zal dus geen aanleiding kunnen geven tot de erkenning van een arbeidsongeval. Deze sporten vereisen trouwens meestal een bijzondere verzekering bij een private verzekeringsmaatschappij. Het betreft hier meer in het bijzonder de volgende sportactiviteiten : * te land : balsporten zoals rugby, Amerikaans voetbal, hockey, polo,...; paardrijden; snelheidswedstrijden met motorvoertuigen; gevechtssporten zoals boksen, worstelen, gewelddadige en agressieve oosterse gevechtssporten of gevechtssporten waarbij speciale tuigen worden gebruikt met uitzondering van die disciplines die de filosofie van geweldsbeheersing respecteren (niet-exhaustieve lijst : geval per geval te beoordelen); andere sporten zoals wedstrijden op de openbare weg, bobslee, skischansspringen, alpijnse ski, snow-board, skeleton, speleologie, alpinisme, benji, muurklimmen...; * te water : gemotoriseerde snelheidswedstrijden, kajak in wild water, diepzeeduiken, vrij duiken, rafting...; * in de lucht : parachutespringen, parapente, deltavliegen, zweefvliegen, ULM en alle andere luchtvaartsporten. De sportactiviteit mag voorts niet ingaan tegen de filosofie van de geweldsbeheersing. Sporten zoals paintball, boksen,... worden daarom niet in aanmerking genomen. 4.3 Erkenning van een ongeval als arbeidsongeval De ongevallen die voldoen aan de wettelijke voorwaarden van het arbeidsongeval en die zich in het raam van een individuele of collectieve sportactiviteit hebben voorgedaan, kunnen als «arbeidsongeval» in aanmerking worden genomen voor zover de personeelsleden die aan deze sportactiviteit deelnamen onder het virtuele gezag van de hiërarchische overheid bleven overeenkomstig de volgende regels : 4.3.1 Toelating De aanvraag tot het beoefenen van de sport heeft het voorwerp uitgemaakt van een voorafgaandelijke toestemming van de verantwoordelijke overheid; 4.3.2 Aard van de activiteit de beoefende sport komt niet voor op de lijst van de gevaarlijke sporten; de beoefende sport gaat niet in tegen de principes van de geweldsbeheersing; de beoefende sport draagt bij tot het onderhoud of de bevordering van de fysieke conditie en/of specifieke politionele vaardigheden; 4.3.3 Modaliteiten de sport wordt beoefend op het ogenblik dat het personeelslid in dienstactiviteit is en niet met rust of met verlof is; 9

de sport wordt beoefend tussen het tijdstip van aankomst op de plaats van het werk en het vertrek vanuit de plaats van het werk; de sportactiviteit (of de verplaatsing naar de plaats van deze activiteit) gebeurt vanuit de plaats van het werk; na afloop van de activiteit, is het personeelslid verplicht terug te keren naar zijn/haar plaats van het werk. Deze regels dienen strikt geïnterpreteerd te worden. 4.4 Materiele ondersteuning Indien zij het opportuun acht en verenigbaar met de noden van de dienst, kan de verantwoordelijke overheid het gebruik van een dienstvoertuig toestaan. 5. Bijzondere gevallen 5.1 Deelname aan tornooien, inter-politie competities of aanverwanten 5.1.1 Dit type van activiteit valt doorgaans onder de categorie van sportactiviteiten beschreven in punt 4. Zij geeft dus geen recht op enige aanrekening van de prestaties. De bepalingen van punt 4 zijn van toepassing. 5.1.2 In het bijzondere geval van nationale en internationale wedstrijden die openstaan voor alle personeelsleden van de geïntegreerde politie, kan de verantwoordelijke overheid officieel één of meerdere personeelsleden aanwijzen het geheel van het politiekorps te vertegenwoordigen. In dit geval kunnen de leden van de delegatie de volgende regelingen genieten : de verantwoordelijke overheid kan uitzonderlijk, indien de bovenvermelde wedstrijd plaats heeft terwijl het personeelslid onder het virtuele gezag blijft van de hiërarchische overheid, overeenkomstig de modaliteiten van punt 4.3, en enkel voor de sporten zoals cross, zwemmen en schieten, de aanrekening toelaten voor een forfaitaire duur van 7,36 Hr per wedstrijddag. De overige bepalingen van punt 4 blijven overigens van toepassing; voor andere sporttornooien of indien de wedstrijd plaats heeft buiten de bepalingen voorzien in punt 4.3.3, zal er geen aanrekening gebeuren van de prestaties. Niettemin zal de erkenning van een ongeval als arbeidsongeval overwogen worden rekening houdend met de aanwijzing door de verantwoordelijke overheid. De verantwoordelijke overheid zal er rekening mee houden dat de deelname aan dergelijke activiteiten niet alleen de gezondheid van éénieder ten goede komt, maar ook de goede relaties tussen de verschillende politiediensten bevordert. 5.2 Schietoefening door een personeelslid van het operationeel kader Ter herinnering : het gebruik van een privé- vuurwapen in een schietstand van de politie wordt niet toegestaan. Het gebruik van een privé- vuurwapen in een privé-schietstand kan onder de tweede categorie van sportactiviteiten (punt 4.1 en volgende) vallen voor zover de verschillende voorwaarden worden gerespecteerd. Ten slotte kan, zelfs buiten de omstandigheden vermeld in 4.3.3., het gebruik van het dienstwapen in een privéschietstand worden beschouwd als een sportactiviteit op aanvraag van het personeelslid, voor zover het personeelslid hiertoe de toelating krijgt van de korpschef (commissaris-generaal voor de federale politie) of de door hem hiertoe aangewezen overheid. De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE 10