Handleiding voor de determinatie van vleermuizen in winterslaap

Vergelijkbare documenten
DETERMINEREN VAN VLEERMUIZEN IN WINTERSLAAP

Vleermuizen in winterslaap determineren

Opbouw. Vleermuisherkenning in de hand. Woord vooraf. Leren determineren. Waarom? Competentie 4: Goede determinatie

Vleermuizen en de ruimte binnen de Flora- en faunawet

VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel , fax ,

Vleermuizen op kerkzolders op basis van DNAonderzoek

Cursus Vleermuizen. Zoogdieren : Evolutie. Bewerking: Joeri Cortens

Vleermuizen in Nederland

Determinatie van vleermuizen ten behoeve van het meetnet Zoldertellingen Vleermuizen. R. Janssen, J.R. Regelink & J. Buys

Welke vleermuis is dat?

Vliegen met je handen

De vleermuis. Colin ziet ze vliegen, jij ook? 2016 Colin Beekman Gebaseerd op presentatie 2013 van Harrie Pelgrim

Parasieten en haren. Thierry Cambier & Daan Dekeukeleire

Bat-detector handleiding voor beginners

Een netwerk voor vleermuizen

Vleermuizen: ecologie, functie van laanbomen, wettelijke bescherming. Natuurbescherming is toch tijdloos?

Centraal Bureau voor de Statistiek. Handleiding voor het monitoren van vleermuizen in de winter

ONDERZOEK NAAR DE WATERVLEERMUIS IN DE OPSTALLEN VAN HET: SIEGERPARK. Projectnummer : Datum : 07 juni 2010

Zoetermeer. Vleermuizen in Zoetermeer Een jonge stad als leefgebied. Inventarisaties Waarom stadsbreed vleermuisonderzoek?

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4)

Het monitoren van (meer)vleermuizen in de winter

Vademecum voor het tellen van uitvliegers

Onderbouwing beoordeling zorgvuldigheidsbeginsel Flora- en Faunawet Aaltenseweg 92a,92b en Bargerdijk 1 te Dinxperlo, gemeente Aalten

Prioriteiten voor vleermuisonderzoek. Anne-Jifke Haarsma

Vleermuizen in de Diestse versterkingen.

Vleermuiswinterobjecten: ingang, microklimaat en vleermuizen. Anne-Jifke Haarsma

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

A bat friendly colour spectrum? Effecten van klimaatverandering op vleermuizen

Opvolgen van de winterpopulaties van vleermuizen in België

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern

Verzorging van de Newfoundlander

Vleermuizen en natuurontwikkeling

Cursus Zoogdieren. Bewerking : Joeri Cortens

Informatieles Vleermuizen

Serama. Raskenmerken haan:

Mistnetvangst van vleermuizen

Vleermuizen DEN HAAG EN OMGEVING KAARTBIJLAGE. Kees Mostert, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland

HET RIJKE KERKZOLDERLEVEN IN LIMBURG

Tekst gekleurd in roze = opmerkingen/bedenkingen van de vertaler (niet uit het originele patroon)

Communication DNE-Cellule Nature. Brussel, 18 november 2017

Veldbiologische Werken

Themanummer: Vleermuizen in Vlaanderen

Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland

Korte geschiedenis van het ras

AANVULLEND ONDERZOEK WINTERVERBLIJFPLAATSEN VLEERMUIZEN LOCATIE OORDT, VRIEZENVEEN

Een thuis voor de vleermuis Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant

Beheer van bomen en bos i.r.t. vleermuizen

Gewervelden zijn dieren met een inwendig skelet en een wervelkolom. Dit skelet is meestal van botten gemaakt.

Katholieke Hogeschool Limburg

T2 - monitoring van het ecoduct Kempengrens over de E34 in Mol

Enige maatgegevens van vleermuisschedels

WERKDOCUMENT KLEINE GRASPARKIET

Overwinterende vleermuizen op Lunetten 2. Voortgangsrapport 2014

Het belang van onverlichte tunnels voor vleermuizen Brussel, 24 maart 2012

Wandeling n 23 : La porte Aïve : Hotton Bewegwijzering :

Introductie. Introductie. Introductie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Ecologie. Vleermuizen Herkenning en inventarisatie

De Wespendief. (Veldherkenning)

Advies over de leefgebiedenkaarten van Natura 2000-soorten

Vleermuisonderzoek Kildijk

Het verloop van het aantal vleermuizen in een winterverblijf

Jaarboek. Inventarisatie van vleermuizen op Vlaams-Brabantse zolders. Brakona jaarboek

Gevlederde Vrienden. Vleermuizen in en om het huis

Vleermuizen waarnemen met Batloggers

Langpootmuggen en verwanten


Onderzoek boomholtes bij Gramsbergen

Happy Bunny. Veel plezier met haken. Dit patroon niet verkopen a.u.b. Wat hebben we nodig:

Symposium Ecologie in de Praktijk 2016 Marcel Schillemans, Eric Jansen, Hans Hollander en Herman Limpens

standaardeisen DIAMANTDUIVEN

Rasstandaard. FCI-Standaard N 14 / / GB VÄSTGÖTASPETS (Zweedse Vallhund) Vertaling : Jos Dekker.

Vleermuis. Kids for Animals Vleermuizen spreekbeurt. Vleermuizen Kennis. Verboden weg te jagen. Etenstijd!

Zoogdieren die voorkomen op De Pan.

Zwermactiviteit van vleermuizen in het najaar voor kalksteengroeven in Limburg

Langpootmuggen en aanverwante families van Nederland, België en Luxemburg

Vleermuisonderzoek Rolduc

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 5)

Een mooie Mops is een gezonde Mops ook in de showring. Birgit Sluiter & Gerda Brouwer, 28 maart 2015 opleidingstraject keurmeestersexamen

Resultaten van het vleermuis-onderzoek in Nederland in icjói

Vleermuizen in Ermelo

7742, Hobokense Polder, Antwerpen Multisoortenlijst voor Hobokense Polder, Antwerpen - heel gebied (2010)

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN

inhoud blz. Inleiding 1. Twee hoofdsoorten 2. Echo 3. Huid en vleugels 4. Jonge vleermuizen 5. Vleermuizen in Nederland

Resultaten van het vleermuis-onderzoek in Nederland in 1^60

Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Met vleermuizen overweg

Handleiding Nestkastcontroles Eikelmuis

Natuurpunt Educatie vzw Graatakker Turnhout- 014/

Determinatieperikelen bij rietganzen

7-stippelig lieveheersbeestje

BRUSSELS GRIFFONNETJE (Griffon Bruxellois) BELGISCH GRIFFONNETJE (Griffon Belge)

RAPPORT Natuur.studie nummer

Mopsvleermuizen in de provincie Luxemburg: een stand van zaken

Herman Limpens, Hans Huitema & Jasja Dekker. Juli 2007 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van SenterNovem

Rapport Lelystad, oktober 2010 J.C. Nagel

Vale vleermuis (Myotis myotis) H Status. 2. Kenschets. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Bomen in drie seizoenen

Spelend leren. Kleuters spelen toch alleen maar?

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER JUNI 2014 JAARGANG 13 NUMMER 2 VERSCHIJNT IN MAART, JUNI, SEPTEMBER EN DECEMBER

Bijlage. Soortenbeschermingsprogramma voor vleermuizen (Chiroptera)

Afdoend onderzoek ecologie Kanaaldijk 63 te Watergang

Hand-out Portrettekenen verhoudingen

Transcriptie:

Handleiding voor de determinatie van vleermuizen in winterslaap Pierrette Nyssen Plecotus / Natagora Chauves-souris Novembre 2015 (Vlaamse versie David Galens december 2016) Ple co tus, groupe de travail «cha u ves -sour is» de l asbl Na tag ora R u e N a n o n 9 8 B - 5 0 0 0 N a m u r t é l. : + 3 2 ( 0 ) 8 1 3 9 0 7 2 5 f a x : + 3 2 ( 0 ) 8 1 3 9 0 7 2 1 p l e c o t u s @ n a t a g o r a. b e

Handleiding voor de determinatie van winterslapende vleermuizen december 2016 Plecotus, groupe de travail chauves-souris de Natagora asbl Rue Nanon 98 5000 Namur Belgique plecotus@natagora.be - www.chauves-souris.be info@natagora.be - www.natagora.be Redactie en lay-out : Pierrette Nyssen Met de medewerking van : Ruddy Cors, Quentin Smits,, Gilles San Martin, Nicolas Titeux. Ook een bedanking aan de vele fotografen en tekenaars die vernoemd worden in het document. De foto s met vermelding werden gebruikt met akkoord van de auteur, de Dietz, C. & von Helversen, O. 2004. Clé d identification illustrée des chauves-souris d Europe, 72 pp., version 1.0 - electronical publication is te downloaden via de website van de auteur : http://www.fledermausdietz.de/publications/publications.html De tekeningen met vermelding Punt et al. zijn afkomstig uit het boek Punt, A., Van Bree, P. J. H., De Vlas, J. & Wiersema, G.J., 1974. De Nederlandse vleermuizen, Wetenschappelijke mededelingen KNNV 104: 48 pg. Vertaling : David Galens Omslagfoto : Jérémie Guyon (links - Rhinolophus hipposideros - en midden - Myotis daubentoni) en Gilles San Martin (rechts - Myotis bechsteini) Het is de bedoeling dat deze handleiding evolueert : mocht u opmerkingen hebben over de voorgestelde determinatiekenmerken of andere (betrouwbare) methoden kennen mag u dat gerust doorgeven via vleermuizenwg.ovl@gmail.com. Deze handleiding wordt continu bijgewerkt aan de hand van opmerkingen en suggesties en is hier te downloaden via : bij Publicaties. Elke vertaling, aanpassing aan een andere geografische regio, gebruik of reproductie in de context van studies rond vleermuizen wordt van harte aangemoedigd. Aarzel niet om ons te contacteren ivm het opvragen van de bronbestanden (plecotus@natagora.be) Aanbevolen bronvermelding : Nyssen, P., 2015, Mémo pour la détermination des chauves-souris en hiver, Plecotus-Natagora

Introductie We kunnen allemaal akkoord gaan dat het determineren van vleermuizen in winterslaap niet altijd van een leien dakje loopt. Vaak draait het erom te gaan bepalen tot welke soort vleermuis dat stukje oor of snuit in die diepe scheur toebehoort. Of van wie dat vage silhouet is, gehuld in condensatiedruppels en hangend op 5 meter hoogte En dit onder omstandigheden waarbij we onze aanwezigheid in het winterobject zo kort mogelijk willen houden om verstoring zoveel mogelijk te vermijden, toch een niet te onderschatten stressfactor. Zelfs wanneer een winterslaper van dichtbij zichtbaar is en men het dier volledig kan zien, zijn de determinatiekenmerken om de soort met zekerheid te bepalen lang niet altijd even voor de hand liggend. Het doel van dit document is het samenvatten van alle determinatiecriteria om vleermuissoorten die men in België in winterslaap kan waarnemen op naam te brengen. Het is niet de bedoeling om deze handleiding te gaan gebruiken voor determinaties buiten de winterslaapperiode noch andere geografische regio s. Bepaalde soorten die hier tot op heden nog nooit werden waargenomen in winterobjecten zijn dan ook niet in dit document opgenomen (dit is het geval voor de Nyctalus-soorten, evenals Eptesicus nilssoni en Vespertilio Murinus). Het is eveneens belangijk te vermelden dat, zelfs als met de determinatiekenmerken zoals beschreven in deze handleiding een soort bepaald wordt, er in werkelijkheid geen enkel <<absoluut>> determinatiekenmerk bestaat. In de winterobjecten kan men wel degelijk ook uitzonderingen tegenkomen en waar de determinatiecriteria hier afgebeeld worden door duidelijke foto s kunnen die in werkelijkheid vaak minder evident zijn! Het valt aan te raden om nooit te vertrouwen op één enkel kenmerk. Een goede determinatie is in het algemeen gebaseerd op een hoeveelheid aan verschillende convergerende kenmerken en een kritische geest. Indien u niet zeker bent (omdat de vleermuis op een moeilijke plaats zit of zich te ver bevindt, niet alle kenmerken zichtbaar zijn, of eenvoudigweg door gebrek aan ervaring) noteert u best enkel hetgene waarvan u zeker bent. Beter een <<Myotis sp.>>, of zelfs <<Chiroptera sp.>> dan een foutieve determinatie. Het beperken van verstoring De winterslaap is een kritieke periode voor vleermuizen. Enkele richtlijnen om verstoring te beperken: - In géén enkel geval slapende dieren aannraken - Verlichting tot het hoogstnodige beperken en de lichtsterkte aanpassen aan de afstand van de individuen - Het nemen van foto s zoveel mogelijk vermijden (vooral de flits is verstorend : fel licht en geluid van opladen condensator = ultrasoon). Onder bepaalde omstandigheden zoals determinatie of eerste waarneming van een bepaalde soort in het object kan een foto overwogen worden waarbij «point n shoot» de boodschap is en flits enkel strikt noodzakelijk wordt gebruikt. - Het maken van geluid zoveel mogelijk beperken (fluisteren, passages beperken, ) - Zo kort mogelijk in de nabijheid van vleermuizen blijven en in het winterverblijf in het algemeen - Niet uitademen onder of in de richting van vleermuizen die zich vlakbij bevinden - Het aantal tellers beperken in functie van de oppervlakte van het winterverblijf Morfologie, gebruikte kenmerken en kleurcode Op het schema hiernaast staan de verschillende lichaamsdelen van een vleermuis afgebeeld die gebruikt voor determinatie van winterslapers. Het kleur van de pijl komt overeen met een kleurcode die herhaaldelijk wordt gebruikt in de soortenfiches. Daardoor kunnen criteria die verband houden makkelijk worden teruggevonden. Iedere soortenfiche onderaan de pagina vermeldt belangrijke informatie : de lengte (top van de schedel tot de basis van de staart), de verspreiding van deze soort in België (op globaal niveau dus niet enkel beperkt tot de winterwaarnemingen), het soort gebruikte winterverblijven, de gewoonlijk gekozen locatie in het winterverblijf en de voorkeuren qua temperatuur. rug (rugvacht) tragus oor grootte houding ander kenmerk snuit pols voet scheenbeen voorarm buik (buikvacht)

Rhinolophus hipposideros Kleine hoefijzerneus (Rh) Het verschil in grootte is het hoofdkenmerk tussen de twee soorten Hoefijzerneuzen. De Kleine hoefijzerneus is echt klein, z n lijfje is niet groter dan een duim of luciferdoosje. Hoefijzerneuzen hangen altijd vrij en zitten daarbij gewikkeld in hun vleugels (in tegenstelling tot andere soorten). Hoefijzerneuzen zijn uitermate gevoelig voor verstoring : wees dus heel voorzichtig! De Kleine hoefijzerneus is heel dikwijls volledig in z n vleugels gewikkeld (in tegenstelling tot R. ferrumequinum bij wie de omwikkeling niet volledig gesloten is). Het lancet (bovenste deel van het neusblad) lijkt in verhouding veel groter dan bij R. ferrumequinum. Hoefijzerneuzen hebben een neusblad in de typische vorm van een hoefijzerneus. De rugvacht (zelden zichtbaar in winterslaap) is grijs-bruin tot plaatselijk rossig bij bepaalde adulten. De buikvacht is lichter maar contrasteert weinig met de rug. lengte(kop + romp) : 37-45 mm - klein zeldzaamheid : Uiterst zeldzaam hibernaculum: onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : vrijhangend temperatuur : warmteminnend - 7 à 11 C

Rhinolophus ferrumequinum Grote hoefijzerneus (Rf) Het verschil in grootte is het hoofdkenmerk tussen de twee soorten Hoefijzerneuzen. De Grote hoefijzerneus heeft de grootte van een peer. Hoefijzerneuzen hangen altijd vrij en zitten daarbij gewikkeld in hun vleugels (in tegenstelling tot andere soorten). Enkel bij Hoefijzerneuzen is de staart opgeplooid aan de rug. Hoefijzerneuzen zijn uitermate gevoelig voor verstoring : wees dus heel voorzichtig! De Grote hoefijzerneus zit over het algemeen niet volledig gewikkeld in z n vleugels, de snuit blijft altijd zichtbaar (in tegenstelling tot R. hipposideros die volledig omwikkeld is). Bernard Urbain!!! Opgelet voor verwarring met bepaalde Plecotus of Myotis die zich eveneens in hun vleugels kunnen wikkelen!!! Ze verzamelen vaak in open clusters. Het lancet (bovenste deel van het neusblad) lijkt in verhouding veel kleiner dan R. Hipposideros. Hoefijzerneuzen hebben een neusblad in de typische vorm van een hoefijzerneus. De rugvacht is rossig, de buikvacht is veel lichter en contrasteert weinig met de rug (zelden zichtbaar in winterslaap) Jérémie Guyon De oren van beide Hoefijzerneuzen zijn puntig waarvan de uiteinden naar buiten gebogen zijn. Ze hebben geen tragus. lengte (kop + romp) : 57-71 mm - groot zeldzaamheid : uiterst zeldzaam Serge Motquin hibernaculum : onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : vrijhangend temperatuur : warmteminnend 7 à 11 C

Punt et al. 0 Plecotus auritus Het onderscheid dus de twee Grootoren in winterslaap is niet altijd mogelijk. Bij twijfel wordt het taxon Plecotus spec (PaA) gebruikt. Op enkele zeldzame uitzonderingen na worden de enorme oren tijdens de winterslaap naar achteren gevouwen onder de vleugels. Gewone grootoor (Pa) Gilles San Martin Enkel de tragi steken uit, waardoor de indruk kan ontstaan dat het om de oren gaat.!!! Opletten voor verwarring!!! Aanwezigheid van twee duidelijke, dikke <<wratten>> tussen de ogen waarvan de diameter gelijk is aan die van het oog. De snuit is karakteristiek: licht van kleur (roze tot lichtbruin) met een opgezwollen uiterlijk en uitsteeksels die lijken op twee aardappelen naast elkaar. Korte en afgeronde snuit. Eerder compacte lichaamsbouw in de vorm van een ovaal. Jean-Louis Gathoye Bruin-rossige rugvacht met losse haren Aanwezigheid van zeer lange haren op de tenen samen met korte haartjes (in tegenstelling tot P. austriacus). Lange en spitse tragus met gelijkmatig uiteinde, even licht getint als het oor (vaak rozig). lengte (kop + romp) : 41-58 mm - gemiddeld verspreiding : algemeen hibernaculum : gebouwen, onderaardse ruimten, bomen locatie in het winterverblijf : hangend aan de wand of zoldering, vaak weggekropen in een spleet bij de ingang. temperatuur : verdraagt lage temperaturen maar vertoeft ook op warmere plaatsen

Plecotus austriacus Grijze grootoorvleermuis (PA) Het onderscheid dus de twee Grootoren in winterslaap is soms moeilijk. Bij twijfel wordt het taxon Plecotus spec (PaA) gebruikt. De oren, die bijna even lang zijn als het lichaam zelf, zijn zelden zichtbaar tijdens de winterslaap. Ze worden naar achter opgevouwen onder de vleugels. Marc Paquay Tony Rock Karakteristieke snuit : donker met minder uitgesproken uitsteeksels dan P. auritus, minder opgezwollen,vvorm in bovenaanzicht. Langgerekte, spitse snuit. Vaker en ook meer uitgesproken donker masker dan P. auritus. Aanwezigheid van twee kleine en minder uitgesproken <<wratten>> waarvan de diameter kleiner is dan die van het oog. Bij opgevouwen oren steken alleen de tragi uit, die daardoor op kleine oren kunnen lijken (opgelet voor verwarring!) Eric Walravens Ruddy Cors Lange en spitse tragus, met gelijkmatig uiteinde, doorgaans veel donkerder (aan de tip) dan bij P. auritus. Eerder compacte lichaamsbouw in de vorm van een ovaal (zie P. auritus). Quentin Smits Lange en losse rugvacht, neigend naar grijs Aanwezigheid van uitsluitend korte en gelijkmatige haren op de tenen (in tegenstelling tot P. auritus). lengte (kop + romp) : 41-58 mm - gemiddeld verspreiding : vrij algemeen hibernaculum : gebouwen, onderaardse ruimten, bomen locatie in het winterverblijf : hangend aan de wand of zoldering, vaak weggekropen in een spleet bij de ingang. temperatuur : verdraagt lage temperaturen maar vertoeft ook op warmere plaatsen

Myotis mystacinus/brandtii/alcathoe Punt et al. Baardvleermuis/ Brandts vleermuis/nimfvleermuis (Mm, Mb, Ma) Het onderscheid tussen deze drie soorten is vaak moeilijk in winterslaap, wordt meestal genoteerd als Baardvleermuis spec (Mmb) In tegenstelling tot M. daubentonii, zijn de voeten Hoek tussen de oren = ± 90 klein (minder dan de helft van het scheenbeen). De buikvacht is lichter dan de rugvacht, niet wit maar eerder beige. Minder proper dan de andere Myotissen, idem contrast met de rugvacht. In vooraanzicht is het zwarte masker of zwarte V zeer karakteristiek.!!! Opgelet : is niet altijd even duidelijk!!! In winterslaap contrasteert de huidskleur (oren, snuit vleugels, ) zeer sterk met zowel rug- als buikvacht («tricolor»). (in tegenstelling tot M. daubentonii) De snuit is klein, weinig uitspringend en donker (donker roze tot zwart). Oudere dieren hebben vaak een blekere snuit. Frédéric Forget De tragus is puntig, lang en slank en de inkeping is vrij vlak. (goed kenmerk voor onderscheid met M. daubentonii) Voorarm en pols zijn doorgaans veel fijner en kleiner dan bij M. daubentonii. Het is één van de kleinste soorten die in de winterverblijven wordt waargenomen maar ook de meest voorkomende. lengte (kop + romp) : 35-51 mm - klein verspreiding : algemeen hibernaculum : onderaardse ruimten, gebouwen locatie in het winterverblijf : hangt vaak aan de wand maar ook in spleten. Iets minder vrijhangend. temperatuur : vaak in de koudere zones (5 C en minder)

Myotis daubentonii Watervleermuis (Md) Punt et al. Hoek tussen de oren = ± 120 De snuit is rozig (veel lichter dan bij M. mystacinus/brandts). De roze rechthoek valt in vooraanzicht goed te onderscheiden.!!! Opgelet, dit is niet altijd even duidelijk, vooral bij juvenielen die een meer grijsachtige tot donkere snuit hebben!!! Bleke buikvacht, maar geen zuiver wit, eerder grijsachtig. Jérémie Guyon De snuit is korter en meer gedrongen dan bij M. nattereri. De grote voeten, zijn karakteristiek (groter dan de helft van het scheenbeen). Dit is een uitstekend kenmerk voor onderscheid met M. mystacinus s.l...!!! Opgelet, ook M. dasycneme heeft grote voeten!!! De kleine en weinig vooruitstekende oren reiken (quasi) niet voorbij de snuit. De tragus is eerder kort en afgerond. (goed kenmerk om te onderscheiden van M. mystacinus s.l.) In winterslaap lijken Watervleermuizen vaak te steunen op hun polsen. De voorarm en pols zijn dikker en forser dan bij M. mystacinus s.l.. De zone tussen het oor en de snuit is weinig behaard. De huidskleur (oren, vleugels) contrasteert weinig met de bruingrijze kleur van de rugvacht. (In tegenstelling tot M. mystacinus s.l. die driekleurig is, lijkt de Watervleermuis tweekleurig : bleke buikvacht bruingrijze vleugels rug en oren) Samen met M. nattereri de enige soort die in z n winterverblijf paart. Gilles San Martin Op de tenen staan grote haren. Gilles San Martin Luc Malchair lengte (kop + romp) : 40-60 mm klein/gemiddeld verspreiding : algemeen hibernaculum : onderaardse ruimten, scheuren in bruggen locatie in het winterverblijf : meestal hangend aan de wand of in scheuren of, meer zelden, vrijhangend temperatuur : variabel

Punt et al. Myotis dasycneme De rugvacht is vaak cacao-kleurig De witte buik contrasteert duidelijk met de rug. Ruddy Cors Bernard Urbain Meervleermuis (MD) De grote voeten zijn een typisch kenmerk : daarmee kunnen ze insecten grijpen op het wateroppervlak (trawling) (opgelet, ook M. daubentonii heeft grote voeten!). De ellebogen bevinden zich vaak ver van het lichaam tijdens de winterslaap. De tragus is kort en afgerond. De oren zijn relatief klein en reiken tot weinig voorbij de snuit. De voorarmen zijn dik, fors en bruinroodachtig. Jeremie Guyon Het aangezicht is sterk behaard. Enkel de opvallend onbehaarde en blinkende neus steekt uit de pels, de ogen zijn moeilijk te ontwaren tussen de donkere pels. Het lichaam heeft in het algemeen een langgerekte en rechthoekige vorm.!!! Onder bepaalde gezichtshoeken is verwarring met M. myotis mogelijk!!! Gilles San Martin De snuit lijkt uit twee gescheiden lobben te bestaan en geeft daardoor de indruk van twee naast elkaar liggende knobbeltjes. lengte (kop + romp) : 57-68 mm - groot verspreiding : zeldzaam M. dasycneme lijkt onder bepaalde omstandigheden op M. daubentonii of M. mystacinus s.l., in groter formaat. Ter vergelijking, links M. mystacinus s.l. en rechts M. dasycneme. hibernaculum : kelders, groeven, gebouwen locatie in het winterverblijf : vrijhangend maar vaak ook in spleten of gaten temperatuur : variabel

Punt et al. Myotis emarginatus Ingekorven vleermuis (ME) De pels is wollig en dik. Bij individuen die een tijdlang in winterslaap zijn krijgt de pels een karakteristieke <<vuile>> aanblik («natte hond»). De rug heeft een typisch rossige kleur. De buik, die weinig contrasteert met de rug, heeft een, eveneens karakteristieke, lichtbuine tot beige kleur. De relatief lange oren lijken fijn en puntig en zijn in het verlengde van het lichaam naar beneden gericht. Opgelet : 5% van de individuen zijn melanistisch waarbij de pels en huid homogeen donker gekleurd zijn (donkergrijs zwart).!!! niet te verwarren met de Mopsvleermuis!!!! Jacques van Hauwaert Frédéric Forget De «inkeping» van het oor is in feite een oorlob die eveneens voorkomt bij de meeste andere Myotis-soorten. Bij M. emarginatus zit deze echter opvallend hoger. Indien zichtbaar is de positie van deze oorlob een uitstekend determinatiekenmerk. De tragus komt niet voorbij de inkeping. Het lichaam heeft vaak een ruitvorm omdat de ellebogen ver verwijderd zijn van het lichaam. Daardoor gebeurt het vaak dat in vooraanzicht de polsen de oren verbergen. Hoek = ± 0 Violaine Fichefet Ze hangen meestal vrij in de warmere zones van het winterverblijf. Deze soort heeft de neiging om in dichte clusters te hangen, gaande van twee tot vele tientallen individuen. In vooraanzicht liggen de oren min of meer parallel of in een beperkte hoek. lengte (kop + romp) : 41-53 mm - gemiddeld verspreiding : zeldzaam hibernaculum : onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : vaak vrijhangend en troept graag samen met andere dieren temperatuur : redelijk warmteminnend, tot 9 C

Punt et al. Myotis nattereri Franjestaart (Mn) De oren hebben een afgerond uiteinde en krullen omhoog zoals de tippen van een ski.!!! Deze eigenschap kan men soms ook terugvinden bij andere Myoten, maar de oren hebben dan niet dezelfde kleur, hoek, textuur, vorm, etc.!!! De zuiver witte buik (het is de meest <<propere>> van de Myoten) contrasteert sterk met de grijsbruine rug. Gilles San Martin Rozige snuit zoals M. daubentonii maar fijner en langgerekter. Ze kruipen graag diep weg in scheuren en gaten of hangen met hun buik tegen de wand. Quentin Smits De eerder lange oren zijn typerend (maar bvb minder lang als bij M. bechsteinii), ze komen een stuk voorbij de snuit mocht men ze virtueel naar voren kunnen plooien (in tegenstelling tot M. daubentonii en M. mystacinus/brandts). De oren zijn vaak licht van kleur (rozig), wasachtig en doorzichtig waardoor de bloedvaten zichtbaar zijn. De tragus is zeer lang en fijn. (bruikbaar kenmerk voor onderscheid met M. bechsteinii) De lichaamsbouw is gedrongen en heeft de vorm van een ovaal. Hoek = ± 180 Angle = ± 180 Quentin Smits In vooraanzicht liggen de oren min of meer in elkaars verlengde, in een hoek van Quentin Smits 180. halve manen in een lichtere haarkleur Gilles San Martin (crème) zichtbaar achter de oren. Zelfs vanop afstand/onder slechte omstandigheden zijn de lange, opstaande oren, geaccentueerd door lichtere beharing, die de polsen lijken te bedekken een goed herkenningsmiddel. Gilles San Martin Samen met M. daubentonii de enige soort die in z n winterverblijf paart. lengte (kop + romp) : 41-55 mm - gemiddeld verspreiding : vrij algemeen hibernaculum : onderaardse ruimten - locatie in het winterverblijf : meestal diep in scheuren, soms hangend tegen de wand temperatuur : variabel. Verdraagt vaak zeer frisse omstandigheden

Myotis bechsteinii De lange wit-bleekgrijze buikvacht contrasteert goed met de rug. De lange haren kunnen samenklitten tot parallele strepen waardoor de donkergrijze onderpels zichtbaar wordt.!!! niet te verwarren met M. emarginatus!!! Bechsteins vleermuis (MB) De zeer lange en brede oren zijn typerend, evenals de U-vorm, en meten ong. 1/3 van de lichaamslengte. Ze komen ruimschoots tot voorbij de snuit. In tegenstelling tot Plecotus zijn de oren niet verbonden aan de basis en worden ze nooit opgeplooid onder vleugels. Deze soort overwintert in het algemeen zeer diep in scheuren en andere krochten waardoor ze minder vaak worden waargenomen. De snuit is roze tot donkerroze (neigend naar karmijnrood).(gelijkaardige snuit als M. myotis) De tragus is veel kleiner dan de helft van het oor. (goed kenmerk voor onderscheid met M. nattereri) lengte (kop + romp) : 45-55 mm - gemiddeld voorkomen : zeer zeldzaam hibernaculum : bomen, onderaardse ruimten en gebouwen locatie in het winterverblijf : wordt zelden waargenomen in overwinteringsplaatsen want vaak zeer diep in scheuren, soms vrijhangend tegen de wand temperatuur : variabel

Myotis myotis Vale vleermuis (MM) Frédéric Forget Het lichaam heeft in het algemeen een knokige vorm die doet denken aan een patattenzak. De vet- en spiermassa s, die zich vooral ter hoogte van de schouders bevinden, geven het dier een potige indruk met brede schouders en slanke taille. Frédéric Forget De duidelijk witte buikvacht contrasteert sterk met de rug. Dikke vooruitstekende en weinig behaarde snuit («hondensnuit»). Grote, vaak glimmende, oren die tot voorbij de snuit komen en maar 1/4 tot 1/5 van de lichaamslengte bedragen. (in tegenstelling tot M. bechsteinii die verhoudingsgewijs grotere oren heeft). Dietz & von Helversen De inplanting van de haren ter hoogte van het voorhoofd is zeer karakteristiek (te vergelijken met beginnende kaalheid bij mannen!). Forse bruinrode voorpoten. Luc Malchair De «Goliath» onder onze vleermuizen: het zeer groot formaat is een goed kenmerk.. Thierry Petit lengte (kop + romp) : 67-80 mm groot! verspreiding : zeer zeldzaam hibernaculum : onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : vaak vrijhangend, soms hangend aan de wand temperatuur : warmteminnend

Barbastella barbastellus!!! De kans om een Mopsvleermuis waar te nemen in een winterverblijf is uiterst klein. In de noordelijke regio van Oost-Vlaanderen is het evenwel mogelijk!!! Mopsvleermuis (Bb) De zwarte, brede en driehoekige oren raken elkaar aan de basis. Zwart en zeer herkenbaar aangezicht. De snuit is afgeplat ( mops ) waarbij de neusopeningen naar boven gericht zitten. De pels is zijdeachtig ( mollenpels ), met een kolenzwarte rugvacht (vaak met grijsachtige haarpuntjes) en een donkergrijze buik. Deze soort zoekt voor de winterslaap vaak habitats op die doen denken aan de losse schors waar ze tijdens de zomer verblijft zoals : scheuren, loszittend gesteente, schilfers langs de wanden van het winterverblijf. De Mopsvleermuis overwintert vrijhangend of steunend op de polsen of met de buik tegen de wand. lengte (kop + romp) : 45-58 mm - gemiddeld verspreiding : zeer zeldzaam hibernaculum : hoofdzakelijk bomen, zelden onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : vaak hangend aan de wand of in scheuren temperatuur : verdraagt lage temperaturen (vlakbij ingangen, tochtige plaatsen)

Pipistrellus sp. Dwergvleermuis 3 soorten (Pp, Pn, PP) Tony Rock De oren zijn zeer karakteristiek : klein, zwart en vaak afgerond met een stompe en eerder korte tragus. (in tegenstelling tot M. mystacinus s.l.) De huid (vleugels, snuit, oren, ) is zeer donker. De pels is in t algemeen donker, dicht en kortharig, met weinig contrast tussen buik en rug. De Gewone en Kleine dwergvleermuis hebben een zeer karakteristieke bruine/bruinrode pels (acajou). De Ruige dwergvleermuis heeft een eerdere bruine pels, evenals de huidskleur (minder contrast). Gilles San Martin Karakteristiek zwart masker (grote kans op verwarring met Myotis mystacinus s.l.). Dan blijven nog het contrast tussen buik en rug (minder uitgesproken bij Dwergvleermuizen) en de oren en tragus (meer afgerond bij Dwergvleermuizen als determinatiekenmerk. Zeer kleine gestalte : niet groter dan een luciferdoosje. M. Daniel Quentin Smits Quentin Smits Zelden waargenomen in onderaardse winterverblijven. Zeer vaak gaat het om vrij compacte groepen. De winterslaap lijkt minder diep, de dieren reageren gevoelig op lichtschijnsel. Dominique Testaert Dominique Testaert lengte (kop + romp) : 32-55 mm - klein locatie : zeer vaak in groep in nauwe en verspreiding : zeer algemeen diepe scheuren vlakbij de ingang hibernaculum : hoofdzakelijk gebouwen, temperatuur : verdraagt lage temperaturen, zelden onderaardse ruimten vaak in zeer droge locaties

Eptesicus serotinus Laatvlieger (Es) De huid is geheel donkerkleurig, het aangezicht is zeer donker (typisch zwart masker). Vincent Cohez Vincent Cohez De voorarmen en polsen zijn zeer fors en donker. Vaak hebben vaak ze een grijsachtig uiterlijk, alsof ze onder het stof zitten. De pels is geheel donkerkleurig : bruine rugvacht, de buikvacht is iets lichter, met een bruin-/crèmeachtige toets die weinig contrasteert met de rug (echter meer dan bij Dwergvleermuizen). De oren zijn zeer karakteristiek : breed en afgerond, zeer donker, met een brede en korte, afgeronde tragus. Tijdens de winter worden ze maar weinig waargenomen in onderaardse ruimten. Vaak zitter ze er weggedoken in rotsspleten of kloven in weinig gebufferde en vaak tochtige zones. Vincent Cohez Quentin Smits Jean-François Julien De snuit is vrij langgerekt en vooruitstekend, zoals een vossensnuit. De «dikke neus» is een opvallend kenmerk. lengte (kop + romp) : 62-80 mm - groot verspreiding : algemeen hibernaculum : vooral gebouwen, zelden onderaardse ruimten locatie in het winterverblijf : in diepe scheuren of rotsspleten in de nabijheid van ingangen temperatuur : verdraagt vrij lage temperaturen